ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ6672

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
121443 - KG ZA 11-115
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op uitlatingen en verwijdering van negatieve berichten op internet

In deze zaak heeft eiser, wonende te [plaats], een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder [gedaagde onder 1] en de besloten vennootschap [Naam B.V.]. Eiser vordert een verbod voor gedaagden om uitlatingen over hem te doen en de verwijdering van negatieve berichten over hem van verschillende internetplatforms. De voorzieningenrechter heeft op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser heeft gesteld dat gedaagden zich niet hebben gehouden aan een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst, waarin was afgesproken dat beide partijen zouden stoppen met het verspreiden van negatieve berichtgeving over elkaar. Eiser heeft onomstotelijk aangetoond dat gedaagden na het sluiten van deze overeenkomst toch negatieve uitlatingen over hem hebben gedaan op diverse websites en sociale media.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiser toewijsbaar zijn. Gedaagden hebben geen vordering tot wijziging of ontbinding van de vaststellingsovereenkomst ingesteld, en hun beroep op nieuwe omstandigheden werd verworpen. De rechter heeft bepaald dat gedaagden binnen veertien dagen na betekening van het vonnis alle aan hen toe te rekenen uitlatingen over eiser van internet moeten verwijderen. Tevens is er een dwangsom van EUR 500,00 per overtreding opgelegd, met een maximum van EUR 40.000,00. De proceskosten zijn aan de zijde van eiser begroot op EUR 984,81.

De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van afspraken in een vaststellingsovereenkomst en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van eiser tegen onrechtmatige uitlatingen. De rechter heeft de vorderingen van eiser in hun geheel toegewezen, wat een duidelijke boodschap afgeeft over de gevolgen van het niet naleven van dergelijke overeenkomsten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 121443 / KG ZA 11-115
Vonnis in kort geding van 1 juni 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. E. Hunneman te Utrecht,
tegen
1. [gedaagde onder 1] tevens handelend onder de naam [naam] Advies,
zonder bekende woonplaats in Nederland, verblijvende te [plaats],
verschenen in persoon,
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam B.V.],
gevestigd te [plaats, gemeente],
gedaagden,
vertegenwoordigd door de heer G.J. van Broekhoven.
Eiser zal hierna [eiser] genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk [gedaagde onder 1] (gedaagde onder 1) en [Naam B.V.] (gedaagde onder 2.) genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van [eiser].
2. De feiten
2.1. [gedaagde onder 1] is enig bestuurder van [Naam B.V.]
2.2. [eiser] heeft in het verleden opdrachten verstrekt aan gedaagden. De samenwerking tussen partijen is na een geschil over de uitvoering van de opdracht geëindigd.
2.3. Eind 2009 heeft [eiser] gedaagden in kort geding gedagvaard en onder meer gevorderd om gedaagden te veroordelen om lasterlijke en smadelijke berichtgeving over [eiser] op internet te verwijderen en hun te verbieden zich negatief uit te laten over [eiser].
2.4. Tijdens de mondelinge behandeling in voormelde procedure op 4 december 2009 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, die in een proces-verbaal is opgenomen. Dat proces-verbaal houdt onder meer het volgende in:
“(…) Partijen komen ter beëindiging van de onderhavige procedure als volgt overeen:
1. Partijen zullen over en weer iedere uitlating over elkaar en over hun activiteiten in welke vorm dan ook van internet afhalen en met onmiddellijke ingang stoppen met het verspreiden van negatieve berichtgeving in welk medium dan ook en tegen welke personen en rechtspersonen dan ook. Uiterlijk maandag 7 december 2009 zal [gedaagde onder 1] de site [site A] alsmede de weblog bij de Volkskrant verwijderen.
2. Het verwijderen van dit soort uitlatingen van verdere internetsites en uit het geheugen van Google en of andere zoekmachines zal plaatsvinden binnen 14 dagen na heden.
(…)”
2.5. In april 2010 heeft [gedaagde onder 1] op de website [site B] een bericht geplaatst aangaande [eiser], waarin [gedaagde onder 1] onder meer meldt dat de AFM op 16 maart 2010 aan [eiser] een last onder dwangsom heeft opgelegd, dat dit het bewijs is dat [eiser] zich wederrechtelijk heeft gedragen en dat het hem wegens gewijzigde omstandigheden is toegestaan om het publiek wederom voor de praktijken van [eiser] te waarschuwen. Verder meldt [gedaagde onder 1] in het bericht dat [eiser] bovenmatig veel liegt en bedriegt, een pathologische leugenaar is en valse bankgaranties heeft verstrekt.
2.6. Ook op een vijftal andere websites heeft [gedaagde onder 1] na december 2009 berichten geplaatst over [eiser] en daarin onder andere medegedeeld het publiek te willen waarschuwen voor de kwalijke praktijken van [eiser] en te adviseren geen zaken meer met hem te doen. Ook meldt [gedaagde onder 1] in één van de berichten dat [eiser] overduidelijk een oplichter, bedrieger, fraudeur en leugenaar is.
2.7. Bij brief van 25 maart 2011 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde onder 1] in persoon en in zijn hoedanigheid van bestuurder van [Naam B.V.] gesommeerd om uiterlijk 8 april 2011 alle in het proces-verbaal van 4 december 2009 overeengekomen verbintenissen na te komen.
2.8. Bij e-mailbericht van 8 april 2011 heeft [gedaagde onder 1] de advocaat van [eiser] medegedeeld aan zijn sommatie geen gevolg te zullen geven.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. gedaagden zal verbieden om uitlatingen over [eiser] en diens activiteiten, in welke vorm dan ook, te doen;
2. gedaagden zal veroordelen om alle aan hen toe te rekenen uitlatingen over [eiser] en zijn activiteiten in welke vorm dan ook binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis van internet, onder andere van de navolgende, maar niet limitatieve lijst van websites en/of twitteraccounts:
- [site C];
- [site D];
- [site E];
- [site F]
- [site B];
- [twitteraccount A];
te (doen) verwijderen en verwijderd te houden, aldus dat die uitingen via Google niet meer zijn terug te vinden;
3. gedaagden zal veroordelen om het verspreiden van negatieve berichtgeving over [eiser] en de aan hem gelieerde personen en/of rechtspersonen in welk medium dan ook met onmiddellijke ingang na het te wijzen vonnis te staken en gestaakt te houden;
4. gedaagden zal veroordelen tot betaling van een dwangsom van EUR 1.000,00 per dag dat zij na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijven te voldoen aan het gevorderde onder 1., 2. en 3.;
5. gedaagden zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. [eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat gedaagden zich door het plaatsen van de berichten niet hebben gehouden aan de afspraken zoals opgenomen in de vaststellingsovereenkomst en dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming. [eiser] heeft verder aangevoerd dat de berichten die [gedaagde onder 1] op de diverse websites heeft geplaatst onrechtmatig zijn, aangezien die onjuist en niet onderbouwd zijn en smadelijke en lasterlijke uitlatingen jegens [eiser] bevatten.
3.3. Gedaagden voeren verweer. Zij hebben aangevoerd dat de vaststellingsovereenkomst wegens nieuwe omstandigheden is geëindigd. Die nieuwe omstandigheden betreffen volgens gedaagden de oplegging van een last onder dwangsom aan [eiser] door de AFM en het voortzetten door [eiser] van zijn kwalijke handelwijze.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het beroep van gedaagden op het geëindigd zijn van de overeenkomst wegens nieuwe omstandigheden slaagt niet. Weliswaar kan een overeenkomst op verlangen van een van partijen wegens onvoorziene omstandigheden door de rechter worden gewijzigd of geheel of gedeeltelijk worden ontbonden, maar gedaagden hebben niet gesteld dat zij een vordering dienaangaande hebben ingesteld. Overigens bestaat voor een eenzijdige buitengerechtelijke wijziging of ontbinding van de overeenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden rechtens geen grond. De vaststellingsovereenkomst is derhalve onverkort geldig tussen partijen.
4.2. Onweersproken is dat [gedaagde onder 1] na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst (voormelde) berichten aangaande [eiser] op het internet heeft geplaatst. Gelet op de inhoud van die berichten staat vast dat [gedaagde onder 1] de afspraken die in de vaststellingsovereenkomst zijn opgenomen, niet is nagekomen. Nu [Naam B.V.] tevens partij is bij de vaststellingsovereenkomst en [gedaagde onder 1] enig bestuurder is van die vennootschap zijn de vorderingen toewijsbaar jegens (beide) gedaagden, met dien verstande dat de termijn waarbinnen gedaagden aan de veroordeling tot verwijdering van de berichten van het internet dient te voldoen, wordt bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.3. De te verbeuren dwangsommen zullen worden beperkt en hieraan zal een maximum worden gesteld. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde prikkelende werking van de dwangsomoplegging.
4.4. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 97,81
- betaald griffierecht 71,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 984,81
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt gedaagden om uitlatingen over [eiser] en diens activiteiten in, welke vorm dan ook, te doen;
5.2. veroordeelt gedaagden om alle aan hen toe te rekenen uitlatingen over [eiser] en zijn activiteiten, in welke vorm dan ook, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis van internet, onder andere van de navolgende, niet limitatieve lijst van websites en/of twitteraccounts:
- [site C];
- [site D];
- [site E];
- [site F]
- [site B];
- [twitteraccount A];
te (doen) verwijderen en verwijderd te houden, aldus dat die uitingen via Google niet meer zijn terug te vinden;
5.3. veroordeelt gedaagden om het verspreiden van negatieve berichtgeving over [eiser] en de aan hem gelieerde personen en/of rechtspersonen in welk medium dan ook met onmiddellijke ingang na betekening van het te wijzen vonnis te staken en gestaakt te houden;
5.4. bepaalt dat gedaagden voor iedere keer dat zij in strijd handelen met het onder 5.1., 5.2. en 5.3. bepaalde, aan [eiser] een dwangsom verbeuren van EUR 500,00;
5.5. bepaalt het maximum van de uit hoofde van dit vonnis te verbeuren dwangsommen op een totaalbedrag van EUR 40.000,00;
5.6. veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 984,81;
5.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2011.