Sector Straf
Parketnummer: 06/080390-01
Ter griffie van deze rechtbank is ingediend een vordering d.d. 13 april 2011 van de officier van justitie in dit arrondissement, strekkende tot verlenging van de terberschikkingstelling van:
[veroordeelde],
geboren te [plaats, 1969],
thans verblijvend te FPC De Rooyse Wissel te Oostrum,
met een termijn van twee jaar.
De maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 17 januari 2003, ingegaan op 2 juni 2009.
De vordering is op de openbare terechtzitting behandeld door de rechtbank op 18 mei 2011. Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
De rechtbank heeft de stukken bezien, waaronder:
- het verlengingsadvies van FBC De Rooyse Wissel, gedateerd 1 april 2011 en ondertekend door dhr. drs. M.W.J. de Haas, hoofd behandeling, dhr. drs. M. Badr, psychiater en dhr. H.B. Uiterwijk MHA, plaatsvervangend hoofd van de inrichting;
- een afschrift van de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene.
De vordering is binnen de in artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering vermelde termijn ingediend.
Door en namens betrokkene is verzocht om een deskundige te benoemen, teneinde een nadere rapportage te doen opmaken alvorens een beslissing te nemen op de verlengingsvordering. Hiertoe is aangevoerd dat betrokkene zich thans niet kan vinden in de diagnose. Mogelijk volgt uit de nadere rapportage een diagnose waar betrokkene zich beter in kan vinden, waardoor hij zich mogelijk coöperatiever opstelt bij de behandeling. Voor het overige heeft de raadsman zich niet tegen de verlengingsvordering verzet.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering.
Op grond van het verlengingsadvies – in samenhang met de wettelijke aantekeningen – en de daarop gegeven toelichting ter terechtzitting door de deskundige, dhr. drs. M.W.J. de Haas, komt onder meer het volgende naar voren.
Betrokkene is een krenkbare, vlot pratende man, bij wie er al op jonge leeftijd gedrags- en autoriteitsproblemen waren. In gesprek vertelt betrokkene soms tegenstrijdigheden en de scheidslijn tussen fantasie en werkelijkheid is dun. Betrokkene heeft de neiging tot externalisatie en lijkt nog behoorlijk wat achter te houden. De gewetensfunctie is marginaal ontwikkeld. Bij oplopende spanning c.q. krenking heeft betrokkene de neiging te desintegreren en mogelijk ook zijn emoties (agressie) af te splitsen; hetgeen kan leiden tot gevaarlijke incidenten/delicten.
Er kan bij betrokkene worden gesproken van een narcistische en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Onderliggend is er sprake van een broze, zogenaamde borderline persoonlijkheidsorganisatie die gekenmerkt wordt door een grote innerlijke kwetsbaarheid van de ego-functies. Het magere zelfgevoel is uitermate gevoelig voor krenking en betrokkene voelt zich snel in zijn autonomie bedreigd. Omdat de gebrekkige ego-functies onvoldoende in staat zijn om vooral overspoelende onlustgevoelens te beteugelen, bestaat er een hang naar gevoelsregulerend middelengebruik en/of dissociatieve en narcistische afweerpatronen leidend tot agressieve ontladingen.
De kwetsbare zelf- en schuldgevoelens worden tevens narcistisch beschermd, doordat de oorzaken van falen in de ander (geprojecteerd) ervaren worden c.q. worden geëxternaliseerd. Betrokkene heeft zodoende de neiging zich als slachtoffer te gedragen, zich egocentrisch en manipulatief op te stellen.
Er is nog geen vooruitgang geboekt in de openheid die betrokkene aan de dag legt ten aanzien van de delicten en de aanloop daarvan, alsook in de verbanden die betrokkene legt in zijn gedrag. Hij werkt mee aan uitgezette behandelmodules, maar de kans zal, bij het wegvallen van het TBS-kader, groot zijn dat hij de dan ontstane destabiliserende factoren niet kan hanteren. Betrokkene is namelijk nog nauwelijks in staat tot zelfinzicht. Hij ziet zichzelf niet als gevaarlijk en herkent zich nauwelijks in de persoonlijkheidsproblematiek. Gedrag van anderen wordt vaak op een wantrouwende manier geïnterpreteerd. Hij wil graag behandeling en weten wat er aan de hand is, maar wijst behandelvoorstellen en diagnostische conclusies van de hand. Betrokkene is al met al nog niet in staat de aard van zijn stoornis en het effect ervan op anderen in te zien en te begrijpen.
Het recidivegevaar ten opzichte van het indexdelict is hoog. Betrokkene onderkent zijn probleemgebieden nauwelijks en is toenemend, maar nog steeds onvoldoende, in staat hier zelfstandig, zonder begeleiding aan te werken. In de maatschappij zal betrokkene opnieuw worden blootgesteld aan problemen omwille van het niet hebben van werk, een beperkt netwerk, zijn TBS-status, zijn persoonlijkheidsproblematiek en zijn gebrekkige coping.
Gezien de noodzakelijke verdere bewerking van de problematiek van betrokkene rond het omgaan met zijn zeer ernstige narcistische en antisociale persoonlijkheidsproblematiek en delictbewerking, lijkt het van belang een geleidelijk en langerdurend behandeltraject te hanteren. Geadviseerd wordt de TBS-maatregel met twee jaar te verlengen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het verlengingsadvies en de ter terechtzitting gegeven toelichting van de deskundige blijkt dat het aan de houding van betrokkene is te wijten dat er slechts beperkte vooruitgang is in de behandeling van betrokkene. De houding van betrokkene ten opzichte van de behandeling is een onderdeel van zijn stoornis. Betrokkene kan moeilijk omgaan met spanningen en de houding van betrokkene is een beschermingsmechanisme om zijn onderliggende kwetsbaarheden te beschermen. De rechtbank is van oordeel dat een mogelijk andere diagnose geen wezenlijke verandering in de houding van betrokkene ten opzichte van de behandeling zal veroorzaken.
Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank het verzoek tot het benoemen van een deskundige voor het laten opmaken van een nadere rapportage dan ook afwijzen. Dit klemt temeer, nu een andere diagnose het door de rechtbank te beoordelen gevaarscriterium niet anders maakt.
De rechtbank is op basis van de informatie over betrokkene van oordeel dat het herhalingsgevaar nog zodanig is, dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling – welke maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen – moet worden verlengd met twee jaar.
Verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [veroordeelde], voornoemd, met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. Feraaune, voorzitter, mrs. Van der Hooft en Verheul, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juni 2011.