ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ6869

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460237-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van der Hooft
  • mrs. Feraaune
  • mr. Verheul
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling voor ontucht met minderjarigen

Op 1 juni 2011 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een man die eerder was veroordeeld voor ontucht met minderjarigen. De officier van justitie had op 25 februari 2011 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar. De rechtbank heeft de zaak behandeld op openbare zittingen op 30 maart en 18 mei 2011. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van 6 april 2009 en was ingegaan op 21 april 2009.

De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de voortgang van de behandeling van de betrokkene, die zich niet wilde aansluiten bij de groepsbehandeling die door de kliniek werd aangeboden. De betrokkene heeft aangegeven dat hij liever een individuele behandeling zou willen, maar tot nu toe niet actief heeft meegewerkt aan het behandelprogramma. De deskundige, mw. F.D. Boekholt, heeft tijdens de zitting verklaard dat de betrokkene een beperkt empathisch vermogen heeft en moeite heeft met het aangaan van vertrouwensrelaties, wat zijn behandeling bemoeilijkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het recidiverisico op korte termijn als matig en op lange termijn als hoog wordt ingeschat. De betrokkene heeft weliswaar een individuele therapie afgerond, maar weigert deelname aan groepsbehandeling. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar wordt verlengd, omdat het herhalingsgevaar nog steeds aanwezig is. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman om de termijn met één jaar te verlengen af, omdat er geen sprake is van een patstelling in de behandeling, maar dat de betrokkene zelf deze situatie creëert door niet deel te nemen aan de aangeboden therapieën.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Parketnummer: 06/460237-07
Ter griffie van deze rechtbank is ingediend een vordering d.d. 25 februari 2011 van de officier van justitie in dit arrondissement, strekkende tot verlenging van de terberschikkingstelling van:
[veroordeelde],
geboren te [plaats, 1952],
thans verblijvend te FPC 2Landen te Utrecht,
met een termijn van twee jaar.
De maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 6 april 2009, ingegaan op 21 april 2009.
De vordering is op de openbare terechtzitting behandeld door de rechtbank op 30 maart 2011 en 18 mei 2011. Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
De rechtbank heeft de stukken bezien, waaronder:
- het verlengingsadvies van FBC 2landen, gedateerd 18 februari 2011 en ondertekend door dr. J. Lucieer, directeur behandeling en plaatsvervangend hoofd van de inrichting en mw. A. Fouwels, hoofd behandeling;
- een afschrift van de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene;
- het proces-verbaal van verhoor betrokkene d.d. 18 april 2011.
Motivering
De vordering is binnen de in artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering vermelde termijn ingediend.
Door en namens betrokkene is aangevoerd dat er sprake is van een patstelling in de behandeling. De door de kliniek ingezette behandeling is een groepsbehandeling. Betrokkene wil niet meewerken aan een dergelijke behandeling. Gekeken zou moeten worden naar een individuele behandeling. Om een goede behandeling te bevorderen dient de TBS met een periode van één jaar verlengd te worden zodat over een jaar gekeken kan worden naar de vorderingen van de behandeling.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering.
Op grond van het verlengingsadvies – in samenhang met de wettelijke aantekeningen – en de daarop gegeven toelichting ter terechtzitting door de deskundige, mw. F.D. Boekholt, hoofd behandeling/klininsich psycholoog bij de FPC 2landen, komt onder meer het volgende naar voren.
Betrokkene heeft een gering vermogen tot empathie en een grote mate van egocentriciteit. Hij heeft een streng geweten dat nauwelijks is geïntegreerd in zijn handelen en doen. Hij is sterk gericht op het onder controle houden van aan de ene kant zijn eigen emoties en aan de andere kant zijn omgeving. Verlies van autonomiteit en alles wat riekt naar kwetsbaarheid en zwakte krenken hem en doen afbreuk aan zijn gevoel van eigenwaarde. Betrokkene lijkt grote moeite te hebben met het geven en ontvangen van vertrouwen en verschanst zich achter oppositie, cynisme en principiële stellingnames. Hij heeft een beperkte behoefte aan omgang met mensen en aan saamhorigheid. Zijn seksuele deviantie, pedofilie van het niet exclusieve type, lijkt verband te houden met zijn onvermogen met volwassenen een intieme vertrouwensrelatie aan te gaan, waar hij zich bij kinderen wel veilig heeft durven voelen.
Betrokkene vindt het moeilijk om het nut en de noodzaak van behandeling in te zien. Hij beschouwt zijn delicten als gedane zaken die reeds lang achter hem en zijn slachtoffers liggen. Een deel van de aanklachten wordt door hem als vals bestempeld en roepen veel boosheid op, evenals de financiële problemen en het verminderde toekomstperspectief dat hij ervaart ten gevolge van zijn aanhouding. Vertrouwen, of juist het gebrek daaraan, speelt hier ook een belangrijke rol. Betrokkene zegt hoogstens enige individuele behandeling te kunnen aanvaarden en wijst groepsgerichte behandeling gericht op zedenproblematiek af.
Betrokkene kan zich nauwelijks tot niet een voorstelling maken van de beleving van een ander. Daarbij induceert de situatie van een ander geen emoties bij betrokkene zelf en beschikt hij over zeer beperkt tot geen invoelend vermogen. Er is sprake van de afwezigheid van een extern netwerk en ernstige tekortkomingen op het gebied van sociale en relationele vaardigheden. Het recidiverisico wordt op korte termijn als matig ingeschat. Op de lange termijn wordt het recidiverisico als hoog ingeschat.
Betrokkene heeft een individuele therapie over seksuele anamnese afgerond. De behandelaar heeft recent de afspraak gemaakt dat er een therapieblok gereserveerd blijft staan en dat dit wordt ingevuld op betrokkenes initiatief. Betrokkene heeft te kennen gegeven de gesprekken te waarderen, maar geen therapie te willen omdat het toch nergens toe leidt; hij ziet geen perspectief. Door betrokkene wordt geen groepstherapie gevolgd. Door de deskundige is ter terechtzitting aangegeven dat er geen reden is dat betrokkene niet deel zou kunnen nemen aan een groepsbehandeling.
Betrokkene werkt tot nu toe niet mee aan het hem aangeboden behandelprogramma. Hij weigert iedere vorm van groepsbehandeling en neemt niet deel aan behandelingsgebonden activiteiten. Betrokkene heeft zich tot nu toe slechts beperkt opengesteld voor behandelinhoudelijke contacten. Daarom kan er nog niet worden gesproken van een lopende behandeling. Het onderzoeken van aan zijn persoon en aan de context gebonden factoren die hebben bijgedragen aan de indexdelicten, heeft dan ook nog niet kunnen plaatsvinden. Ontwikkeling van probleembesef en probleeminzicht en het actief werken aan vaardigheden die kans op recidive in de toekomst aanvaardbaar klein maken moet nog op gang komen.
Over de duur van het risico management kan alleen worden gezegd dat het langdurig zal zijn zonder een verdere schatting te kunnen geven. Zolang betrokkene niet actief kan en wil participeren in behandeling is de prognose ten aanzien van het optreden van recidief delicten ongunstig te noemen. Geadviseerd wordt de TBS maatregel met twee jaar te verlengen.
De rechtbank is op basis van de informatie over betrokkene van oordeel dat het herhalingsgevaar nog zodanig is dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling – welke maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen – moet worden verlengd met twee jaar.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een patstelling in de behandeling van betrokkene, zoals gesteld door de raadsman. Voorzover er al sprake zou zijn van een patstelling wordt deze veroorzaakt door betrokkene zelf. Betrokkene weigert deel te nemen aan groepstherapieën. Met betrekking tot de geboden mogelijkheid om individuele gesprekken te voeren is blijkens het verlengingsadvies door betrokkene te kennen gegeven de gesprekken te waarderen, maar geen therapie te willen, omdat dit volgens hem nergens toe zou leiden. Uit het rapport noch uit de gegeven toelichting ter terechtzitting door de deskundige blijkt dat betrokkene niet in staat zou zijn deel te nemen aan groepstherapieën. De mogelijkheid om individuele therapie te volgen blijft bestaan. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman om de termijn met één jaar te verlengen dan ook af.
Beslissing
Verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [veroordeelde], voornoemd, met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. Van der Hooft, voorzitter, mrs. Feraaune en Verheul, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juni 2011.