ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ8068

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460081-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van der Hooft
  • Kleinrensink
  • Verheul
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van een veroordeelde met Asperger en OCD

Op 15 juni 2011 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 06/460081-06, waarbij de rechtbank de termijn van de terbeschikkingstelling (TBS) van een veroordeelde met de diagnose Asperger en een obsessief-compulsieve stoornis (OCD) heeft verlengd met twee jaar. De rechtbank heeft de stukken bestudeerd, waaronder een verlengingsadvies van de Pompestichting, en heeft de deskundigen gehoord. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vereisen dat de TBS wordt verlengd, gezien het aanhoudende delictgevaar bij het wegvallen van de maatregel. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de houding van de betrokkene, die aangaf niet langer te willen meewerken aan behandeling, en de noodzaak van verdere stappen in het kader van resocialisatie. De rechtbank benadrukt dat de maatregel terbeschikkingstelling gericht is op resocialisatie en dat de problematiek van de betrokkene, inclusief zijn stoornissen, een blijvende zorg en controle vereisen. De deskundigen hebben het verlengingsadvies onderstreept, waarbij de nadruk ligt op het terugbrengen van delictgedrag en het ontwikkelen van een begeleidingskader voor een eventuele overgang naar een GGZ-instelling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de TBS met twee jaar toegewezen, gezien het hoge recidivegevaar en de noodzaak van intensieve forensische psychiatrische begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460081-06
Raadsman: mr. M.W. Stoet te ‘s-Gravenhage
Op 22 april 2011 is ter griffie van deze rechtbank ingediend een vordering gedateerd 21 april 2011 van de officier van justitie in dit arrondissement, strekkende tot verlenging van de terbe¬schik¬king¬stel¬ling van:
[veroordeelde] geboren te Curaçao op [1948],
thans verblijvend in Pompestichting te Nijmegen,
met een termijn van twee jaar.
De maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 15 augustus 2006, ingegaan op 6 juni 2007 en ver¬lengd bij beslissing van deze rechtbank van 3 juli 2009.
De vordering is op de openbare terechtzitting behandeld door de rechtbank op 1 juni 2011. Van deze behandeling is proces-ver¬baal opgemaakt.
De rechtbank heeft de stukken bezien, waaronder:
• een verlengingsadvies van de Pompestichting gedateerd 5 april 2011, opgemaakt door de heer T. Kuipers, psychiater, tevens directeur patiëntenzorg;
• een afschrift van de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene.
Motivering
De vordering is binnen de in artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering vermelde termijn ingediend.
De raadsman en betrokkene hebben zich bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de maatregel ter beschikkingstelling met twee jaar verlengd dient te worden. Betrokkene heeft tevens naar voren gebracht dat hij eraan denkt om zijn verblijf in de tbs-kliniek op de longstay afdeling voort te zetten en in dat kader niet meer mee te werken aan enige vorm van behandeling. Een verblijf op de longstay afdeling geeft zekerheid en rust voor betrokkene.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met de duur van twee jaar dient te worden toegewezen nu de problematiek van betrokkene deels chronisch is gebleken en er sprake is van een hoog recidivegevaar als de terbeschikkingstelling wegvalt. Daarnaast heeft betrokkene onvoldoende geleerd hoe te handelen, indien het kader van de terbeschikkingstelling wegvalt. Gelet op de stappen die in dat kader nog ondernomen dienen te worden en gelet op de houding van betrokkene dat hij niet verder mee wil werken aan behandeling, maakt, mede gelet op de daarvoor genoemde omstandigheden, dat verlenging met twee jaar geïndiceerd is, aldus de officier van justitie.
Uit het verlengingsadvies - in samenhang met de wettelijke aantekeningen - en de daarop
ter zitting gegeven toelichting door de deskundige (M.A.M. Moons, psycholoog en behandelcoördinator), komt onder meer het volgende naar voren.
Bij betrokkene is sprake van de stoornis van Asperger. Dit wordt bij hem gekenmerkt door rigide denkpatronen, snel overprikkeld raken door externe stimuli die hij niet kan controleren en afwijkingen in het affectief functioneren (gebrekkig contact met eigen emoties, zeer beperkt empathisch vermogen en verstarring en verkokering van het denken bij oplopende spanning). Betrokkene heeft moeite non-verbale signalen op een juiste wijze te interpreteren. Daarnaast is er bij betrokkene sprake van een Obsessief Compulsieve Stoornis (OCD) die het dagelijks functioneren van betrokkene ondanks medicamenteuze interventie nog sterk bepaalt. Er is sprake van diverse obsessies en dwangsymptomen. Het dwangcomplex zorgt ervoor dat betrokkene chronisch aan een hoog spanningsniveau wordt blootgesteld: zowel door de stringente verplichtingen die hij zichzelf oplegt, als door de conflicterende eisen van de buitenwereld. Anderzijds verschaffen de obsessieve verplichtingen betrokkene ook houvast en satisfactie. De agressieregulatie van betrokkene kan vanuit zijn stoornis ernstig onder druk komen te staan door een teveel aan externe prikkels of een doorkruising van zijn dwangmatige patronen. Ten gevolge van zowel de stoornis in het autistisch spectrum als de ernstige obsessieve- compulsieve stoornis is betrokkene ernstig beperkt in zijn sociale functioneren.
In september 2010 heeft betrokkene delictaanzettende uitspraken gedaan. Op sterk rationele wijze schetste betrokkene een beeld van een mogelijk delict naar een stagiaire. Betrokkene geeft aan zich op dat moment sterk onder druk te voelen staan door het behandelteam, voelt grote boosheid hierover en wil het team als het ware een lesje leren door de zwakste schakel, de stagiaire te pakken. Betrokkene krijgt voor korte tijd een vrijheidsbeperkende maatregel en wordt verzocht gesprekken te voeren. In deze gesprekken komt naar voren dat betrokkene nauwelijks de impact van dergelijke uitspraken op derden beseft, noch de interventie van het behandelteam begrijpt.
Indien het kader van de terbeschikkingstelling zou wegvallen is er sprake van onverminderd delictgevaar. Betrokkene is, wil er sprake zijn van een maatschappelijk verantwoorde terugkeer in de maatschappij (in geval van betrokkene betreft dit een eventuele plaatsing in een GGZ instelling), nog sterk aangewezen op een vorm van intensieve forensische psychiatrische begeleiding. Slechts de huidige vorm van begeleiding en controle is toereikend om via een proces van inslijpen van gedrag, betrokkene vaardigheden bij te brengen die hem mogelijk in de toekomst in staat stellen met een zekere zelfstandigheid stressvolle situaties het hoofd te bieden, zonder gevaar van agressieve acting out naar personen. Er wordt gewerkt aan een stapsgewijze afbouw van externe controle en de bedoeling is dat er op den duur wordt geëxperimenteerd met meer autonomie bij betrokkene en ruimere vrijheden voor betrokkene. Betrokkene behoeft echter een blijvend kader van zorg en controle. Naar verwachting zal een GGZ instelling betrokkene pas accepteren indien hij in ruime mate heeft laten zien in staat te zijn om binnen een afgenomen extern kader, stressgevende situaties te kunnen hanteren. Dit geschetste traject zal geruime tijd in beslag nemen.
Voortzetting van toezicht en van een forensisch psychiatrische behandeling bij betrokkene wordt noodzakelijk geacht. De maatregel van de terbeschikkingstelling dient de continuïteit van toezicht en behandeling te waarborgen.
Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen.
Ter terechtzitting heeft de deskundige het verlengingsadvies onderstreept. Hij heeft onder meer naar voren gebracht dat de behandeling van betrokkene thans gericht wordt op het terugbrengen van het delictgedrag. Voorts wordt een begeleidingskader ontwikkeld voor het in de toekomst overgaan van betrokkene naar een GGZ instelling. In dat kader is het belangrijk dat betrokkene zicht heeft op zijn diagnose en daar op een juiste wijze mee om kan gaan. Om dat resultaat te behalen dient de behandeldruk verhoogd te worden, dienen de dwangneuroses van betrokkene ingeperkt te worden en moet gewerkt worden aan agressieregulatie, stressvermindering en aan de begeleidbaarheid van betrokkene. De deskundige acht het overgaan van betrokkene naar de longstay-afdeling te vroeg.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de veiligheid van anderen, dan
wel de algemene veiligheid van personen in dit geval vereist dat de termijn van de
terbeschikkingstelling wordt verlengd met een termijn van twee jaar.
De rechtbank acht hierbij met name van belang dat het delictgevaar onverminderd aanwezig wordt geacht bij het wegvallen van de terbeschikkingstelling. De rechtbank acht hierbij ook van belang hetgeen in het advies beschreven staat over delictaanzettend gedrag waarvan betrokkene in september 2010 blijk heeft gegeven. Voorts blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er in het kader van resocialisatie nog diverse stappen ondernomen dienen te worden, voor welke stappen naar verwachting verzochte verlengingsperiode geboden is, temeer gelet op de houding van betrokkene ter terechtzitting dat hij zich momenteel niet langer wil laten behandelen.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat niet ter beoordeling aan haar voorligt, het verzoek van betrokkene om naar een longstay-afdeling te worden overgeplaatst. In het onderhavige geval wordt slechts de verlengingsvordering beoordeeld en daarbij in ogenschouw genomen dat de maatregel terbeschikkingstelling in beginsel gericht is op resocialisatie.
De problematiek van betrokkene en de daaraan verbonden risicofactoren zoals hiervoor beschreven, maakt dat de rechtbank tot de hierna te melden beslissing is gekomen.
Beslissing:
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde voornoemd voor de tijd van twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Van der Hooft, voorzit¬ter, Kleinrensink en Verheul, rechters, in tegen¬woordig¬heid van mr. Banga, grif¬fier en uitgesproken op de openba¬re terechtzitting van 15 juni 2011.
Mrs. Van der Hooft en Banga zijn buiten staat mede te ondertekenen