ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ9144
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep tegen last onder dwangsom en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 april 2011 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Epe. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij een last onder dwangsom was opgelegd om een met het bestemmingsplan strijdig gebruik van een perceel te beëindigen. Dit besluit was genomen op 2 oktober 2009. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser tegen dit besluit ongegrond bij een besluit van 30 december 2009.
De zitting vond plaats op 6 januari 2011, waar eiser werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.H.J. Buitenkamp, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. K.A. Weerts. Tijdens de zitting werd het onderzoek geschorst voor nader overleg, waarna partijen instemden met het achterwege laten van een nadere zitting. De rechtbank sloot het onderzoek en deed uitspraak.
De rechtbank constateerde dat verweerder op 25 januari 2011 de opgelegde last onder dwangsom had opgeheven, omdat er een jaar was verstreken zonder dat een dwangsom was verbeurd. Hierdoor had eiser geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelde verweerder tot vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten van eiser, die in totaal € 874,00 bedroegen. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. J.H. van Breda en in het openbaar uitgesproken.