RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Politierechter
Parketnummer: 06/225683-10
Uitspraak d.d. 31 mei 2011
Verstek / dnip
[verdachte],
geboren te [plaats] (voormalige Sovjetunie) op [1974],
wonende te [plaats, adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Zij op of omstreeks 24 maart 2010 in de gemeente Winterswijk en/of Doetinchem, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl zij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij op grond van artikel 67, van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Op vrijdag 12 maart 2010, omstreeks 16.33 uur kwam er een telefonische melding binnen bij het Politie Service Centrum te Apeldoorn. Er werd gemeld dat op de [adres te plaats] een man woonde die in zijn huis al bijna een jaar illegale vrouw zou hebben inwonen. Op 24 maart 2010 omstreeks 09.20 uur, zijn verbalisanten naar voormelde woning gegaan. Op het balkon van deze woning werd verdachte aangetroffen.
Beoordeling door de politierechter
De politierechter heeft ter zitting ambtshalve aan de orde gesteld de mogelijke relevantie van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 28 april 2011 (inzake El Dridi/Italië, LJN BQ4483). De beslissing van het Hof komt er op neer dat Richtlijn 2008/115/EG zich ertegen verzet dat aan een illegaal een gevangenisstraf wordt opgelegd op de enkele grond dat die persoon in strijd met een bevel om het grondgebied van die staat binnen een bepaalde termijn te verlaten, zonder geldige reden zijn verblijf op dat grondgebied voortzet.
De officier van justitie heeft -samengevat- aangevoerd dat voormelde uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen niet van toepassing is in de onderhavige strafzaak. Het staat de Lidstaten van de Europese Unie immers vrij om op strafrechtelijk gebied hun eigen beleid te voeren, aldus de officier van justitie.
De politierechter is van oordeel dat het door het Hof besliste geval niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak. Het gaat in de onderhavige zaak niet om strafbaarstelling van een vreemdeling omdat deze illegaal in Nederland verblijft, maar om de strafbaarstelling van de vreemdeling die in Nederland verblijft terwijl zij weet dat zij ongewenst is verklaard en ondanks haar ongewenstverklaring Nederland niet heeft verlaten. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die nopen tot het oordeel dat artikel 197 Wetboek van Strafrecht buiten toepassing gelaten dient te worden.
De politierechter is van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van staandehouding, overbrenging en ophouding (art. 50 eerste, tweede of derde lid van de Vreemdelingenwet 2000) ;
- de beschikking van de staatssecretaris van Justitie van 24 maart 2009 ;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie .
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Zij op 24 maart 2010 in de gemeente Winterswijk als vreemdeling heeft verbleven, terwijl zij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij op grond van artikel 67, van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij/zij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij/zij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
De politierechter heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De politierechter heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen. Verdachte heeft naar haar zeggen van december 2007 tot medio januari 2009 in Spanje verbleven. Het was haar bedoeling om via Spanje naar Nederland en daarna naar Canada te gaan; uit de verklaringen van verdachte leidt de politierechter verder af dat zij in Spanje bewust geen asiel heeft aangevraagd. Verdachte is op 17 januari 2009 per vliegtuig Nederland ingereisd met, naar zij erkent, een vervalst paspoort. Daarvoor is zij veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. Van 28 februari 2009 tot 29 mei 2009 heeft verdachte in vreemdelingenbewaring verbleven. Op 26 maart 2009 heeft verdachte een asielaanvraag ingediend, waarop afwijzend is beslist (besluit van 27 oktober 2009). Vanaf mei 2009 heeft zij bij ene [voorletter] in [plaats] verbleven. Uit het dossier blijkt verder dat verdachte wist dat zij vanaf 24 maart 2009 tot ongewenst vreemdeling was verklaard door de Staatssecretaris van Justitie en dat zij Nederland moest verlaten. Dat besluit is haar op 1 april 2009 in persoon uitgereikt; de strekking van dat besluit is voor haar met behulp van een tolk vertaald.
Het opzettelijk handelen in strijd met de bepalingen van de Vreemdelingenwetgeving en met de daarop gegronde beslissingen van de autoriteiten hier te lande is een voor de Nederlandse samenleving bezwarend delict.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 3 mei 2010 blijkt dat verdachte is veroordeeld voor het in bezit zijn van een reisdocument waarvan zij weet dat het vervalst is.
De politierechter overweegt dat blijkens de oriëntatiepunten straftoemeting van het landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken als oriëntatiepunt voor de straftoemeting bij overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht twee maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf is vermeld. De politierechter zal verdachte dan ook een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opleggen. Zij acht geen termen aanwezig in deze zaak om tot een andere strafoplegging te komen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 197 van het Wetboek van Strafrecht.
• verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij/zij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij/zij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard;
• verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door mr. Van der Mei, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 mei 2011.