ECLI:NL:RBZUT:2011:BR2482

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
19 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940432-10 en 06/850372-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Heenk
  • A. van der Hooft
  • J. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vernielingen en diefstal met vrijspraak voor brandstichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 19 juli 2011 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere vernielingen en een diefstal. De verdachte werd vrijgesproken van de brandstichting in de Margrietschool in Heerde, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de voorgenomen brandstichting en geen actieve bijdrage had geleverd aan de feitelijke brandstichting. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan de vernielingen van autobanden en andere goederen, en aan diefstal uit een clubgebouw. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, wat leidde tot een lichtere straf. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs bij het vaststellen van medeplichtigheid en de rol van de verdachte in de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/940432-10 en 06/850372-11 (gevoegd)
Uitspraak d.d. 19 juli 2011
Tegenspraak / dip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode] [plaats], [adres].
Raadsman: mr. C.A. Boeve advocaat te Putten.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2011.
Voeging meerdere dagvaardingen
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 06/940432-10 en 06/850372-11 tegen verdachte aangebrachte zaken.
De tenlastelegging
Nadat ter terechtzitting van 5 juli 2011 de dagvaarding onder parketnummer 06/940432-10 is aangepast op grond van het in art. 314a Wetboek van Strafvordering bepaalde, is aan verdachte ten laste gelegd, dat:
Parketnummer 06/940432-10
1.
hij op of omstreeks 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een (school)gebouw (Margrietschool), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk vuur uit een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met wol en/of lappen stof en/of katoen en/of vilt en/of papier, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat (school)gebouw geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in die school bevindend (school)meubilair en/of les- en/of speelmateriaal en/of andere zich in het (school)gebouw bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een (school)gebouw (Margrietschool), immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] toen aldaar opzettelijk vuur uit een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met wol en/of lappen stof en/of katoen en/of vilt en/of papier, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat (school)gebouw geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in die school bevindend (school)meubilair en/of les- en/of speelmateriaal en/of andere zich in het (school)gebouw bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door in de (onmiddellijke) nabijheid van die Margrietschool/dat schoolgebouw op de uitkijk te staan; (incident 1)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer autoband(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; (incident 3)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 06/850372-11
1.
hij in op of omstreeks de periode van 28 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer banden van een auto (Opel Corsa), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(incident 4)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 23 mei 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel en/of een portier en/of lakwerk van een auto (Opel Astra), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; (incident 8)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 7 mei 2010 tot en met 8 mei 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een magazijn/bar van een clubgebouw aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een of meer flessen (sterke) drank, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan tennisclub [naam]
Heerde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking van een deur van het magazijn;(incident 9)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van het onder parketnummer 06/940432-10 onder 1 ten laste gelegde [1]
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het onder parketnummer 06/940432-10 onder 1 subsidiair tenlastegelegde, te weten medeplichtigheid aan brandstichting.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 06/940432-10 onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van brandstichting. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte enkel en alleen in de buurt van de plaats is geweest waar anderen brand hebben gesticht. Van een nauwe en bewuste samenwerking is geen sprake geweest. Het enkele feit dat hij zich niet heeft gedistantieerd en eventueel louter heeft ingestemd met de brandstichting is volgens de Hoge Raad (januari 2009) onvoldoende om te kunnen spreken van (mede)daderschap van verdachte. De raadsman heeft voorts betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder parketnummer 06/940432-10 onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan brandstichting. Verdachte moest weliswaar buiten de boel in de gaten houden van medeverdachte [medeverdachte 1], maar dat heeft hij niet gedaan. Hij is slechts bij de ingang van de school gaan zitten met zijn pet over de ogen en is half in slaap gevallen. De verklaring van verdachte wordt op dit punt ondersteund door medeverdachte [medeverdachte 2]. Van een ‘staan op de uitkijk’ is geen sprake.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] binnen in de school is geweest en zij daar een beetje rondliepen en weer naar buiten gingen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] liepen toen weer naar binnen en verdachte bleef buiten staan om te roken. [2] Verdachte moest van [medeverdachte 1] buiten blijven staan om de boel in de gaten te houden. Verdachte dacht dat hij [medeverdachte 1] via een sms moest waarschuwen. Een halfuurtje later kwamen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] weer naar buiten en toen zag verdachte dat de hele achterkant van de school al in brand stond. Zij zijn toen met zijn drieën weggegaan.[3] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat ze ‘gewoon’ in de school wilden kijken en dat hij niet op de uitkijk stond. Hij had een pet op die hij voor zijn ogen had gedrukt, zodat hij niets kon zien. Hij was ook bijna in slaap gevallen. Vlak voordat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar buiten kwamen, zag verdachte dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vuur bij boeken hielden en dat [medeverdachte 2] vuur bij een rieten stoel hield.
De rechtbank overweegt dat geen bewijs voorhanden is dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorafgaand aan de door hen gepleegde brandstichting met verdachte hebben gesproken over brandstichting in de Margrietschool. Evenmin is gebleken dat verdachte op de hoogte was van de (voorgenomen) brandstichting door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
Verdachte heeft verklaard dat hij, vlak voordat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de school verlieten, heeft gezien dat zij boeken in brand probeerden te steken en dat [medeverdachte 2] vuur hield bij een rieten stoel. Vlak nadat hij dit zag, kwamen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar buiten en is verdachte samen met hen vertrokken.
Nu verdachte niet op de hoogte was van de door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] besproken en gepleegde brandstichting en hij voorts geen bijdrage heeft geleverd aan de feitelijke brandstichting, kan niet worden geconcludeerd dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] enzerzijds en verdachte anderzijds, zodat in het geval van verdachte niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van dit feit kan worden gekomen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat, hoewel verdachte bij de politie heeft verklaard op de uitkijk te hebben gestaan, evenmin tot een bewezenverklaring kan worden geconcludeerd van de ten laste gelegde medeplichtigheid aan brandstichting. Ook in dat verband is van belang dat verdachte geen weet had van de door de medeverdachten besproken en uitgevoerde brandstichting. Dat verdachte heeft gezien dat de medeverdachten, kort voordat zij de school verlieten, vuur hebben gehouden bij boeken en een stoel, maakt dit niet anders, nu de medeverdachten de school hierna verlieten en verdachte zich met hen uit de nabijheid van de school verwijderde. De tijd tussen de waarneming door verdachte waaruit hij kon afleiden dat zijn medeverdachten zich bezighielden met brandstichting en het verlaten van de school was zodanig kort, dat niet kan worden gezegd dat verdachte in die ogenblikken op de uitkijk heeft gestaan en op die manier zijn medeverdachten opzettelijk behulpzaam is geweest bij de door hen gepleegde brandstichting. De rechtbank komt derhalve niet tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde medeplichtigheid aan brandstichting.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder parketnummer 06/940432-10 onder 1 primair en subsidiair ten last gelegde.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Uit onderzoek naar aanleiding van de brandstichting in de Margrietschool in Heerde op
29 augustus 2010, ontstond de verdenking dat verdachte bij meerdere misdrijven betrokken zou zijn geweest.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 06/94043-10 onder 2 ten laste gelegde en van het onder parketnummer 06/850372-11 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 06/850372-11 onder 1 ten laste gelegde medeplegen van vernieling.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 06/940432-10 onder 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 06/850372-11 onder 2 en 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 06/940432-10, feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder parketnummer 06/940432-10 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte [4] ;
- de verklaring van getuige [medeverdachte 1] [5] ;
- de verklaring van getuige [medeverdachte 2] [6;
- de bekennende verklaring van verdachte [7] , welke hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Ten aanzien van parketnummer 06/850372-11, feit 1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], tezamen in vereniging, de vernieling van de autobanden hebben gepleegd. Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer 2], de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en die van verdachte, alsmede op de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in ieder geval met zijn drieën waren, en ook al is wellicht niet helemaal duidelijk geworden wie nu welke handeling heeft verricht, ze stemden er allemaal mee in om de banden volgens een van te voren gemaakt plan lek te steken.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de vernieling, nu verdachte geen aandeel heeft gehad in de vernieling. Verdachte heeft immers aangegeven dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de vernieling hebben gepleegd.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 30 augustus 2010 heeft aangever [slachtoffer 2] aangifte gedaan van vernieling van haar auto. [8] Zij heeft verklaard dat zij in het bezit is van een grijze Opel Corsa, voorzien van het kenteken [nummer]. Haar auto stond in de nacht van zaterdag 28 augustus 2010 op zondag 29 augustus 2011 geparkeerd op de oprit van haar woning, [adres]. Op zondagmiddag kwam zij er achter dat beide achterbanden van de auto waren lek gestoken. De bewuste nacht had zij twee jongens op haar erf zien lopen. [9]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de nacht van 28 augustus 2010 op 29 augustus 2010 na 24.00 uur met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in Heerde was. [medeverdachte 1] zei dat [medeverdachte 2] en hij de banden van de auto van de moeder van [naam A] gingen lek steken. Verdachte moest van [medeverdachte 1] doorlopen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] staken die banden van die auto lek en verdachte liep verder. [10] Ook heeft verdachte verklaard dat zij de [adres] uit liepen, richting fietspad. Toen zei [medeverdachte 1] dat hij en [medeverdachte 2] nog even wat moesten doen, de banden van [naam C] lek steken, de moeder van [naam B] en [naam A]. [medeverdachte 1] zei dat ze nog ergens langs moesten. Verdachte snapte wat ze bedoelden, want [medeverdachte 1] had het er eerder op de avond over gehad dat die banden van de auto van [naam C] nog moesten worden lek gestoken. [11]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op zaterdagavond 28 augustus 2010 met medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte in Heerde aan het lopen was. Verdachte kwam toen op het idee om de banden van die auto’s lek te steken. Dat was onder meer de auto van [naam]. Eerst zijn zij naar de woning van [naam] gelopen. De auto stond op de oprit bij de woning. [medeverdachte 1] liep samen met verdachte een paadje in, in de buurt van de woning van [naam]. [medeverdachte 2] was naar de auto gelopen om de banden lek te steken. [medeverdachte 2] liep terug en hij zei dat hij dat had gedaan. [medeverdachte 2] zei voor zover [medeverdachte 1] zich dit kan herinneren dat hij één band had lek gestoken. [medeverdachte 1] had een mes gegeven aan [medeverdachte 2], [getuige 1] en [getuige 2] Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden ruzie met [naam]. [12]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 11 november 2010 bij de politie verklaard dat hij de auto van mevrouw [naam] wel kende. Hij heeft verklaard dat ze naar de auto zijn gelopen en dat toen de banden zijn lek gestoken. Hij was samen met medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte. [13] [medeverdachte 1] of verdachte heeft de banden met een mes lek gestoken. In ieder geval is één band lek gestoken. [medeverdachte 2] dacht één van de beide achtersten. Het zouden ook wel meer banden kunnen zijn. [14]
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het onder parketnummer 06/850372-11 onder 1 ten laste gelegde tezamen en in vereniging hebben gepleegd. Zij hadden problemen met aangeefster en/of haar zoons, genaamd [naam], en het was een hun alle drie bekend, vooropgezet plan dat de banden van de auto van aangeefster zouden worden lek gestoken. Zij zijn gezamenlijk naar de woning van aangeefster gegaan en niemand heeft zich vervolgens gedistantieerd.
Ten aanzien van parketnummer 06/850372-11, feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder parketnummer 06/850372-11 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] [15] ;
- het proces-verbaal van aangever [slachtoffer 1], echtgenoot van [slachtoffer 2] [16] ;
- de verklaring van getuige [getuige 2] [17] ;
- de verklaring van getuige [medeverdachte 1] 18] ;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] [19]
- de bekennende verklaring van verdachte [20] , welke hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Ten aanzien van parketnummer 06/850372-11, feit 3
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte de diefstal tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. Volgens de aangifte lijken de goederen niet uit het magazijn afkomstig maar achter de bar vandaan te zijn gehaald. Men is daar wel gekomen door een gat in de ruit, maar deze ruit was al eerder vernield door verdachte. De officier van justitie heeft aangenomen dat die ruit niet specifiek is vernield met het oog op de diefstal. Verdachte dient daarom van de strafverzwarende verbreking te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft aangegeven dat het standpunt van de officier van justitie voor wat betreft de verbreking kan worden gevolgd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder parketnummer 06/850372-11 onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte [21] ;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] [22] ;
- de bekennende verklaring van verdachte [23] , welke hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
De rechtbank is op grond van de voormelde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte de diefstal tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan. Gelet op de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 2] kan echter niet worden bewezen verklaard dat er sprake is van het zich toegang verschaffen en/of onder bereik brengen door middel van verbreking van een deur van het magazijn. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 06/940432-10
2.
hij in de periode van 28 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk autobanden, toebehorende aan
[slachtoffer 1], heeft vernield;
Parketnummer 06/850372-11
1.
hij op een tijdstip in de periode van 28 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk banden, toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield;
2.
hij op of omstreeks 23 mei 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel en een portier en lakwerk van een auto (Opel Astra), toebehorende aan [slachtoffer 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd;
3.
hij op een tijdstip in de periode van 7 mei 2010 tot en met 8 mei 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bar van een clubgebouw aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid geld en flessen drank, toebehorende aan tennisclub [naam] Heerde.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Parketnummer 06/940432-10:
Feit 2: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Parketnummer 06/850371-11:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 2: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen;
Feit 3: Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Met betrekking tot parketnummer 06/940432-10 is omtrent de persoon van verdachte een psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn opgenomen in een Pro Justitia rapport van E. de Vrij, klinisch psycholoog, van 21 januari 2011. In dit rapport wordt – onder meer – het volgende geconstateerd:
Bij betrokkene is sprake van emotionele onrijpheid, een vertraagde identiteitsontwikkeling, een zwak probleemoplossend vermogen en verslavingsproblematiek (speed en blowen). De gewetensontwikkeling is nog onrijp en achtergebleven. Bij dit alles is sprake van zwakbegaafde verstandelijke vermogens, dus een gebrekkige ontwikkeling die het vermogen om zijn eigen leven op aangepaste wijze te organiseren enigszins bemoeilijkt. Deze gebrekkige ontwikkeling is al langere tijd aan de orde, dus ook ten tijde van het ten laste gelegde (indien bewezen).
Achteraf geconfronteerd met een detentie en naderende rechtszitting neemt hij verantwoordelijkheid voor zijn houding en zegt hij in te zien dat hij een andere, eigen morele keuze had kunnen moeten maken.
In het licht van zijn gebrekkige verstandelijke ontwikkeling, zijn onvolgroeide identiteit, zijn beïnvloedbaarheid en zijn verlangen ‘erbij te horen’(kudde gedrag en acceptatie in de groep) is aannemelijk dat zijn sturingsmogelijkheden -om zich te distantiëren van zijn vrienden en hun activiteiten- al met al enigszins beperkt zijn. Om die reden wordt geadviseerd hem het ten laste gelegde in enigszins verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten, als door haar bewezen geacht, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaren. Bij de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de officier van justitie de volgende bijzondere voorwaarden gevorderd, te weten dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering (meldingsgebod), ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling en/of een leefstijltraining.
De raadsman heeft bepleit een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Daarnaast zou eventueel een werkstraf kunnen worden opgelegd en een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden van het volgen van cursussen en trainingen. De raadsman acht het ongepast om verdachte zijn vrijheid te ontnemen, mede gelet op de schorsing van de voorlopige hechtenis. Daarbij is tevens van belang dat verdachte thans een dagbesteding heeft.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere vernielingen en een diefstal. Hiermee heeft hij weinig respect getoond voor andermans eigendommen. Door het plegen van vernielingen heeft hij de gedupeerden schade berokkend. Daarnaast zijn vernielingen en diefstal zeer ergerlijke fei¬ten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerden.
De rechtbank laat bij de bepaling van de strafmaat en -modaliteit, bezien ook in het licht van de door de officier van justitie geformuleerde eis, evenwel zwaar meewegen dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen van en de ten laste gelegde medeplichtigheid aan brandstichting; zijnde de zwaarste van de aan hem gemaakte verwijten.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte voorts rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Tevens houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met de hiervoor vastgestelde enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid. Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen de jeugdige leeftijd van verdachte.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend, zal de rechtbank opleggen een werkstraf voor de duur van 30 uren, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Vordering tot schadevergoeding
Ten aanzien van parketnummer 06/850372-11
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 194,04 (materiële schade), vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 06/850372-11 onder 1 ten laste gelegde. Daarnaast is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het gevraagde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, nu hij vrijspraak heeft bepleit van het tenlastegelegde feit. Subsidiair heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terecht¬zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 06/850372-11 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een bedrag van € 194,04 zodanig onderbouwd dat de vordering tot dit bedrag voor toewijzing in aanmerking komt. Daarnaast zal de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2010 over voormeld bedrag worden toegewezen.
De rechtbank zal deze vordering hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat indien en voor zover de mededaders hebben betaald, verdachte zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 36f, 47, 57, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 06/940432-10 onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/940432-10 onder 2 en het onder parketnummer 06/850372-11 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Parketnummer 06/940432-10:
Feit 2: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Parketnummer 06/850372-11:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 2: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen;
Feit 3: Diefstal door twee of meer verenigde personen.
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 30 (dertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 (vijftien) dagen;
• Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], [adres, rek. nummer]0, van een bedrag van € 194,04, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2010, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 194,04 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2010, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 3 (drie) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
• verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
• heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis;
Aldus gewezen door mrs. Heenk, voorzitter, Van der Hooft en Troost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juli 2011.
Mr. Heenk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
------
Eindnoten:
1. Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010128146, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord- West Veluwe, Veulenteam, gesloten en ondertekend op 19 januari 2011.
2 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 788.
3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 791.
4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], p. 1589-1591.
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 1], p. 1593-1594.
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2], p. 1605-1606.
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1609-1610.
8 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 1613-1615.
9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 1613.
10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1633.
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1637.
12 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1], p. 1617.
13 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 1629.
14 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 1630.
15 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 1774-1775.
16 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1], p. 1777-1780
17 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 1785.
18 Proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 1], p. 1794.
19 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 1801-1802.
20 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1806-1807.
21 Proces-verbaal van aangifte door [naam], p. 1811-1814.
22 Proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2], p. 1848.
23 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1808 en 1869.