ECLI:NL:RBZUT:2011:BR2526

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
19 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/950665-10 en 06/850371-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • H. Heenk
  • A. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en vernielingen door minderjarige verdachte in Heerde en Epe

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 19 juli 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder brandstichting en vernielingen. De verdachte is vrijgesproken van de brandstichting in de woning aan de [adres] in Heerde, omdat de rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte de brand had aangestoken. De betrokkenheid van de verdachte was voornamelijk gebaseerd op getuigenverklaringen die als onbetrouwbaar werden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor dit feit.

Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan het medeplegen van brandstichting in de Prinses Margrietschool in Heerde op 29 augustus 2010. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten in de school was geweest en dat er brand was ontstaan, wat leidde tot de volledige verbranding van het gebouw. De totale schade werd geschat op bijna twee miljoen euro. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan het vernielen van autobanden van een slachtoffer en het stelen van een vlag.

De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van tien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd een PIJ-maatregel opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de gebrekkige ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank hield rekening met de psychologische rapporten die wezen op een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank benadrukte de ernstige gevolgen van de brandstichtingen en de risico's die het gedrag van de verdachte met zich meebracht voor de veiligheid van anderen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige jeugdkamer
Parketnummers: 06/950665-10 en 06/850371-11 (gevoegd)
Uitspraak d.d. 19 juli 2011
Tegenspraak / dip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats, geboortedatum]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in Avenier, locatie Zutphen, Zutphen, Verlengde Ooyerhoekseweg 30.
Raadsman: mr. M.U. Özsüren, advocaat te Harderwijk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2011.
Voeging meerdere dagvaardingen
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 06/950665-10 en 06/850371-11 tegen verdachte aangebrachte zaken.
De tenlastelegging
Nadat ter terechtzitting van 5 juli 2011 de dagvaarding onder parketnummer 06/950665-10 is aangepast op grond van het in art. 314a Wetboek van Strafvordering bepaalde, is aan verdachte ten laste gelegd, dat:
Parketnummer 06/950665-10
1.
hij op of omstreeks 29 augustus 2010, te [woonplaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een (school)gebouw (Margrietschool), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk vuur uit een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met wol en/of lappen stof en/of katoen en/of vilt en/of papier, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat (school)gebouw geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in die school bevindend (school)meubilair en/of les- en/of speelmateriaal en/of andere zich in het (school)gebouw bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; (incident 1)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 28 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer band(en), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; (incident 4)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 28 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een vlag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); (incident 2)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 31 juli 2010, te Heerde, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een aansteker gehouden bij een of meer vuilniszakken en (vervolgens) die vuilniszakken in een keukenla heeft gelegd, althans in of onder het keukenkast/blok, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer vuilniszakken, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in die woning bevindend(e) goed(eren) en/of, in de nabijheid van die woning, bevindende (houten) opstallen en/of in die opstallen bevindend(e) goed(eren) en/of rondom die woning bevindende bomen en/of struiken, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was; (incident 7)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 31 juli 2010, te Epe, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht een kiosk aan de [adres], immers heeft verdachte en/of zijn mededader, toen aldaar opzettelijk het rieten dak van die kiosk met een aansteker in de brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met het rieten dak van die kiosk, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat rieten dak en/of die kiosk geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in die kiosk bevindend(e) goed(eren) en/of in de omgeving van die kiosk bevinden bomen en/of struiken, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te
duchten was; (incident 6)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en voorts dat:
Parketnummer 06/850371-11
1.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 28 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer banden van een auto (Opel Astra), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffers 5 +6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; (incident 5)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 7 mei 2010 tot en met 8 mei 2010, te Heerde, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een clubgebouw, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan tennisclub [naam] Heerde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; (incident 9)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 7 mei 2010 tot en met 8 mei 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een magazijn/bar van een clubgebouw aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een of meer flessen (sterke) drank, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan tennisclub [naam]
Heerde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking van een deur van het magazijn;(incident 9)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 05 november 2010, te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten van een woning aan de [adres] en/of een vaas en/of een salontafel en/of laminaat en/of een hor, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;(incident 10)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van het onder parketnummer 06/950665-10 onder 4 ten laste gelegde [1]
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder parketnummer 06/950665-10 onder 4 ten laste gelegde, te weten brandstichting, tot bewezenverklaring geconcludeerd.
Namens verdachte is voor dit feit vrijspraak bepleit. De raadsman heeft aangevoerd dat uit het TFO onderzoek blijkt dat niet duidelijk is geworden of de brand is veroorzaakt door menselijk handelen. De raadsman heeft verder aangevoerd dat verdachte wordt vervolgd op grond van verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
De rol van [getuige 1] is echter dubieus en zijn verklaring is onbetrouwbaar. Hij veegt zijn eigen straatje schoon. De raadsman heeft aangegeven dat de verklaring van [getuige 2] niet consistent is en onbetrouwbaar. [getuige 2] heeft gesteld dat verdachte het ten laste gelegde feit tegenover hem heeft bekend, maar verdachte heeft al negen maanden geen contact met [getuige 2].
De rechtbank overweegt als volgt.
Door het Team Forensische Opsporing is een brandtechnisch onderzoek uitgevoerd naar de brand in de woning aan d[adres]s] in Heerde op 31 juli 2010, ontdekt omstreeks
4.36 uur. Op 29 september 2010 is naar aanleiding van dit onderzoek een rapport opgemaakt. [2] In het rapport is geconcludeerd dat geen oorzaak kon worden vastgesteld voor het ontstaan van de brand, en daarbij dat het brengen van vuur in de woning (brandstichting) een mogelijke oorzaak kan zijn geweest van het ontstaan van deze brand. [3]
Verdachte heeft de ten laste gelegde brandstichting ontkend.
Getuige [getuige 1] heeft op 24 november 2010 bij de politie verklaard dat hij van verdachte heeft gehoord dat hij in de woning aan de [adres] in Heerde is geweest. [4] Getuige [getuige 3], wonend tegenover de woning aan d[adres]s], heeft verklaard dat zij verdachte omstreeks 7.00 uur langs de brand op de [adres] zag fietsen .[5] Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 1] op 12 april 2011 verklaard dat verdachte hem heeft verteld dat hij dat huis in brand heeft gestoken. Verdachte vertelde hem dat hij in de keuken iets in een la heeft gedaan. Hij was in dat huis geweest voordat hij naar [getuige 4] ging die nacht, aldus [getuige 1].[6] In het dossier bevindt zich verder een verklaring van getuige [getuige 2]. Hij heeft op 12 april 2011 bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte hem vertelde dat hij in het huis een krant in brand heeft gestoken en in de keuken heeft gelegd. [7]
De rechtbank concludeert dat de betrokkenheid van verdachte bij dit ten laste gelegde feit met name is gebaseerd op de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], die beiden over de rol van verdachte hebben verklaard. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] slechts verklaringen zijn ‘van horen zeggen’, komende uit één bron, verdachte. Nu er verder geen aanknopingspunten in het dossier voorhanden zijn die direct wijzen op de betrokkenheid van verdachte bij dit feit, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de brand aan d[adres]s] heeft gesticht. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Op 29 augustus 2010 om 04.44 uur kwam er een melding bij de regionale meldkamer dat de Prinses Margrietschool in Heerde in brand zou staan. De politie ging ter plaatse en zij zagen vlak bij de school een jongen lopen, die [medever[medeverdachte 2] bleek te zijn.
Op 31 oktober 2010 meldde verdachte zich bij het politiebureau te Epe. Hij was samen met [voornaam] [getuige 2]. Verdachte wenste een verklaring af te leggen met betrekking tot de brand in de Margrietschool. Verdachte heeft uiteindelijk geen verklaring afgelegd.
Op 9 november 2010 werd verdachte aangehouden op verdenking van brandstichting aan de school. Uit verder onderzoek is gebleken dat verdachte bij meerdere misdrijven betrokken zou zijn geweest.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 06/950665-10 onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde en van het onder parketnummer 06/850371-11 onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder parketnummer 06/950665-10 onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde en voor het onder parketnummer 06/850371-11 onder 3 en 4 ten laste gelegde.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder parketnummer 06/850371-11 onder 1 en 2 ten laste gelegde aangegeven dat verdachte heeft bekend deze feiten te hebben gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 06/950665-10, feit 1
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van brandstichting. Zij heeft dit gebaseerd op de aangifte, de bekennende verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte], zowel bij de politie als bij de
rechter-commissaris, en de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 4].
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de brandstichting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft daartoe verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 14 december 2010, LJN: BO2966, betreffende de zogenoemde Schipholbrand. De relevante vragen in deze zaak zijn of de verdachte de brand in de Prinses Margrietschool te Heerde heeft veroorzaakt en zo ja, of hij strafrechtelijk verantwoordelijk is voor de gevolgen van deze brand. De raadsman heeft betoogd dat de vragen ontkennend dienen te worden beantwoord. Uit het brandonderzoek blijkt niet of de brand door menselijk handelen is veroorzaakt en of er sprake is van een handeling van één of meerdere personen. Uit het dossier en het brandonderzoek blijkt dat er brand in één klaslokaal is ontstaan en dat de brand zich verder heeft uitgebreid. Niet duidelijk is of deze door menselijk handelen is ontstaan. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft een verklaring afgelegd over verdachte en diens aanwezigheid in het knutsellokaal van de school. Verdachte heeft [medeverdachte 2] niet in dat lokaal gezien, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op maandag 30 augustus 2010 heeft aangeefster [slachtoffer 8] aangifte gedaan van brandstichting in de Prinses Margrietschool in Heerde.[8] Zij is als leerkracht werkzaam bij deze school. Op zondag 29 augustus 2010 om 05.50 uur werd zij gebeld dat er brand was in de school. [9] Door de brand was de gehele school, inclusief de inboedel verloren. Het betrof het hoofdgebouw van de school. De Margrietschool had zeven lokalen, een speellokaal en een gemeenschapsruimte, een personeelskamer, een keuken en een directiekamer. [10]
Door het Team Forensische Opsporing is vervolgens een brandtechnisch onderzoek uitgevoerd. Op 16 september 2010 is naar aanleiding van dit onderzoek een rapport opgemaakt.[11] Hieruit blijkt het volgende.
De brand was uitgeslagen toen de brandweer ter plaatse kwam. Binnen enkele minuten stond het gehele pand vervolgens in brand.[12] Op 29 augustus 2010 werd een sporen- en oorzaakonderzoek ingesteld in de school. Door de grote intensiteit van het vuur werden nagenoeg alle brandindicatoren door vuur en hitte vernietigd. Het was niet mogelijk om vanaf de grond een vaststelling te doen naar het brandbeeld. Met behulp van aanwijzingen van restmateriaal kon worden vastgesteld dat de brand vermoedelijk in de gang van het lange lokaalgebouw is begonnen. [13]
Het was door de grote schade die door het vuur werd aangericht niet meer mogelijk om een andere oorzaak vast te stellen. Een atmosferische storing in de vorm van blikseminslag kon worden uitgesloten op basis van de informatie van het KNMI. Een oorzaak voor het ontstaan van de brand kon niet worden vastgesteld. [14]
De rechtbank stelt op basis van de conclusies van het brandtechnisch onderzoek vast dat niet kan worden uitgesloten dat de brand door menselijk handelen is veroorzaakt.
De rechtbank heeft bij de beoordeling verder acht geslagen op de navolgende bewijsmiddelen.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 10 november 2010 bij de politie verklaard dat hij op 29 augustus 2010 tussen 01.00 uur en 02.00 uur met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in Heerde was. Zij waren gaan rondlopen in Heerde. Ze rookten sigaretten en er werden lijntjes speed genomen. [15]
[medeverdachte] heeft vervolgens verklaard dat zij gewoon even in de school wilden kijken. Zij wilden inbreken in de school en dat idee kwam van verdachte. Hij zag dat verdachte, via de regenpijp en een boompje, aan de achterkant, dat is de kant van het schoolplein, het dak op klom. [medeverdachte] klom er achteraan en verdachte maakte een raampje in het midden van het dak open en [medeverdachte] hield het raampje open, zodat verdachte naar binnen kon klimmen. [16] Verdachte had een schroevendraaier in een tas bij zich. Met de schroevendraaier draaide verdachte de schroeven eruit, zodat het raam verder open kon en hij naar binnen kon. [medeverdachte] ging het dak weer af. Verdachte had de deur van de ingang van de school geopend en [medeverdachte 2] en [medeverdachte] binnen gelaten. [17]
Op 11 november 2010 heeft [medeverdachte] bij de politie het volgende verklaard. Toen hij buiten stond, zag hij dat [medeverdachte 2] probeerde de rieten stoel die bij de ingang van de school stond, in brand te steken. Hij zag dat [medeverdachte 2] er een aansteker bij hield en dat het niet lukte. Tegenover de stoel stond een kast met boeken. [medeverdachte] zag dat verdachte en [medeverdachte 2] boeken uit de kast haalden en deze in hun hand hielden. In de andere hand hadden zij een aansteker, mogelijk van het merk Cricket, en [medeverdachte] zag dat zij die aansteker aanklikten en een vuurtje onder die blaadjes van die boeken hielden. Hij zag dat zij die boeken toen weer in de kast hadden teruggezet. Verdachte en [medeverdachte 2] kwamen weer naar buiten en zij liepen met zijn drieën weg. [18] Toen [medeverdachte] de hoek om liep, zag hij rook en vlammen. [19]
Bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte] op 12 april 2011 verklaard in overeenstemming met zijn bij de politie afgelegde verklaring als hiervoor weergegeven.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 11 november 2010 bij de politie verklaard dat hij met verdachte en medeverdachte [medeverdachte] naar de Margrietschool is gelopen. Verdachte en [medeverdachte] zijn het dak op gegaan. Na een minuut of vijf of tien stond verdachte binnen in de school, in de gang. [medeverdachte 2] moest laag blijven van verdachte. [medeverdachte 2] ging met verdachte mee naar de garderobe.[20] Verdachte zei tegen [medeverdachte 2] dat hij de boel maar in de fik moest steken. In een knutsellokaal stonden twee grote tafels met daarop papier en twee dozen. [medeverdachte 2] stapte half in een doos met onder andere wol en hij kreeg daardoor wol aan zijn voeten.[21] Hij had de hele tijd in de school al vuur in zijn handen. Hij had zijn aansteker al in de handen toen hij buiten aan het wachten was. In het knutsellokaal heeft [medeverdachte 2] licht vanaf zijn aansteker gebruikt om te kunnen kijken. Vanaf het moment dat hij in een doos stapte in het knutsellokaal tot aan de deur richting de gang nr. 1, naar de hoofdingang heeft [medeverdachte 2] de aansteker laten branden. Als er wat vlam heeft gevat, dan moet dat volgens [medeverdachte 2] het papier zijn geweest dat op tafel lag. Bij de deur van de hoofdingang heeft hij bewust een vlam bij de rieten stoel gehouden met het idee van wat aansteken.[22] Hij hield zijn hand en aansteker bij de rieten stoel. Hij weet niet of de stoel brandde. [23]
Op 17 november 2010 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij in het knutsellokaal verdachte op de grond zag zitten en dat hij op twee plekken vlammen had gezien. Op de tafel en op de grond, in de buurt waar een doos stond. [medeverdachte 2] had het vuur gezien toen hij was teruggelopen naar het knutsellokaal, toen hij was teruggelopen in de school om verdachte zoeken. Hij zag toen verdachte bij de kast zitten. Hij zag op dat moment het vuur op die tafel en op de grond bij die doos. Het vuur was op tafelhoogte. Er was iets naast die tafel en op die tafel wat brandde. [medeverdachte 2] zag achter verdachte die brandjes. Verdachte zat bij de kast en [medeverdachte 2] zag de deur van die kast open staan en verdachte zat bijna in de kast. Verdachte hield één hand in de kast. [24]
[medeverdachte 2] heeft op 12 april 2011 bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte in het begin iets tegen hem had gezegd in de trant van: steek de zooi maar in de brand of zo. Hij had voor het eerst brand gezien, toen hij voor de tweede keer terug naar binnen liep. [25] Toen [medeverdachte 2] de vlammen zag, was dat ongeveer in de buurt van de doos. Die doos stond één of twee meter van de kast, waar verdachte bij zat, vandaan. [26]
Getuige [getuige 4] heeft op 19 november 2010 een verklaring afgelegd.[27] Hij heeft verklaard dat verdachte hem in september 2010 iets vertelde over de brand bij de Margrietschool. [getuige 4] had aan verdachte gevraagd wie de Margrietschool in brand had gestoken. Verdachte vroeg aan [getuige 4] of hij zijn mond kon dichthouden, dan kon hij wel vertellen dat hij dit had gedaan. [getuige 4] kreeg alleen te horen dat verdachte de brand had gesticht bij de Margrietschool te Heerde. [28]
[getuige 4] heeft op 12 april 2011 bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte niet had gezegd hoe hij de brand in de Margrietschool had aangestoken, hij had alleen gevraagd of [getuige 4] zijn mond kon houden. [29]
Getuige [getuige 2] heeft op 31 oktober 2010 bij de politie een verklaring afgelegd. [30] Hij heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] een week na de brand in de school tegen hem had gezegd dat hij binnen was geweest. [medeverdachte 2] vertelde dat hij een wolachtig iets had aangestoken, ergens in een klaslokaal in een kast. Hij had het uit een kast gehaald, aangestoken en terug gegooid. Hij had ook nog andere dingen aangestoken, zoals papier. Dit had hij in diverse klassen aangestoken met een aansteker. [31]
Getuige [getuige 2] heeft op 12 april 2011 bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij van verdachte heeft gehoord dat hij dingen in de brand had gestoken in de school. Verdachte had verteld dat hij als eerste in de school was en daarna [medeverdachte 2]. Hij zei dat hij een paar boeken in brand heeft gestoken. [medeverdachte 2] had wol in de kast gedaan, zo vertelde verdachte. Van verdachte had [getuige 2] een paar weken na de brand gehoord hoe het was gegaan. Van [medeverdachte 2] dezelfde dag. [32]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte] bij de Margrietschool terecht is gekomen. Hij is via een dakraam de school binnengegaan. Hij heeft de achterdeur bij het speelplein dichtgedaan. Ze waren met zijn drieën binnen. Verdachte is naar voren gelopen. Hij is in een klaslokaal geweest richting voordeur aan de rechterkant. Daar was hij eerst alleen, later kwam medeverdachte [medeverdachte 2] daar ook bij. Buiten zag hij vlammen in het klaslokaal, gezien vanaf de [adres] links van de hoofdingang.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder parketnummer 06/950665-10 onder 1 ten laste gelegde bewezen. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt immers dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] in de Margrietschool naar binnen is gegaan, dat er tussen hen gesproken is over het in brand steken ‘van de zooi’ en dat zij beiden vuur hebben gehouden bij voorwerpen in de school. Vervolgens is ook daadwerkelijk brand ontstaan op het moment waarop zij in de school waren en is vervolgens de gehele school afgebrand.
Ten aanzien van parketnummer 06/950665-10, feit 2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte 2], tezamen in vereniging, de vernieling van de autobanden hebben gepleegd.
Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer 2], de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte] en de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 1]. De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte] in ieder geval met zijn drieën waren, en ook al is wellicht niet helemaal duidelijk geworden wie nu welke handeling heeft verricht, ze stemden er allemaal mee in om de banden volgens een van te voren gemaakt plan lek te steken.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vernieling niet wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard. Hij heeft betoogd dat er geen vooropgezet plan was en dat medeverdachte [medeverdachte 2] de autobanden van [slachtoffer 2] heeft vernield en dat verdachte er alleen bij heeft gestaan. Verdachte kan alleen worden verweten dat hij [medeverdachte 2] niet heeft tegengehouden.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 30 augustus 2010 heeft aangever [slachtoffer 2] aangifte gedaan van vernieling van haar auto. [33] Zij heeft verklaard dat zij in het bezit is van een grijze Opel Corsa, voorzien van het kenteken [nummer]. Haar auto stond in de nacht van zaterdag 28 augustus 2010 op zondag 29 augustus 2011 geparkeerd op de oprit van haar woning, [adres] in Heerde. Op zondagmiddag kwam zij er achter dat beide achterbanden van de auto waren lek gestoken. De bewuste nacht had zij twee jongens op haar erf zien lopen. [34]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op zaterdagavond 28 augustus 2010 met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte] in Heerde aan het lopen was. [medeverdachte] kwam toen op het idee om de banden van die auto’s lek te steken. Dat was onder meer de auto van [sl[slachtoffer 9]] Eerst zijn zij naar de woning van [slachtoffer 9] gelopen. De auto stond op de oprit bij de woning. Verdachte liep samen met [medeverdachte] een paadje in, in de buurt van de woning van [sl[slachtoffer 9]] [medeverdachte 2] was naar de auto gelopen om de banden lek te steken. [medeverdachte 2] liep terug en hij zei dat hij dat had gedaan. [medeverdachte 2] zei voor zover verdachte zich dit kan herinneren dat hij één band had lek gestoken. Verdachte had een mes gegeven aan [medeverdachte 2], [getuige 2] en [getuige 1].
Verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte] hadden ruzie met [sl[slachtoffer 9]] [35]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 11 november 2010 bij de politie verklaard dat hij de auto van mevrouw [slachtoffer 9] wel kende. Hij heeft verklaard dat ze naar de auto zijn gelopen en dat toen de banden zijn lek gestoken. Hij was samen met verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. [36] Verdachte of [medeverdachte] heeft de banden met een mes lek gestoken. In ieder geval is één band lek gestoken. [medeverdachte 2] dacht één van de beide achtersten. Het zouden ook wel meer banden kunnen zijn. [37]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij in de nacht van 28 augustus 2010 op 29 augustus 2010 na 24.00 uur met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in Heerde was. Verdachte zei dat [medeverdachte 2] en hij de banden van de auto van de moeder van [slachtoffer 9] gingen lek steken. [medeverdachte] moest van verdachte doorlopen. Verdachte en [medeverdachte 2] staken die banden van die auto lek en [medeverdachte] liep verder.[38] Ook heeft [medeverdachte] verklaard dat zij de A. [adres] uit liepen, richting fietspad. Toen zei verdachte dat hij en [medeverdachte 2] nog even wat moesten doen, de banden van [naam] lek steken, de moeder van [naam] en [slachtoffer 9]. Verdachte zei dat ze nog ergens langs moesten. [medeverdachte] snapte wat ze bedoelden, want verdachte had het er eerder op de avond over gehad dat die banden van de auto van [naam] nog moesten worden lek gestoken. [39]
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte] het onder parketnummer 06/950665-10 onder 2 ten laste gelegde tezamen en in vereniging hebben gepleegd. Zij hadden problemen met aangeefster en/of haar zoons, genaamd [slachtoffer 9], en het was een hun alle drie bekend, vooropgezet plan dat de banden van de auto van aangeefster zouden worden lek gestoken. Zij zijn gezamenlijk naar de woning van aangeefster gegaan en niemand heeft zich vervolgens gedistantieerd.
Ten aanzien van parketnummer 06/950665-10, feit 3
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte de vlag alleen heeft gestolen. Er is geen sprake van tezamen en in vereniging plegen. Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de aangifte en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte].
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte het ten laste gelegde ontkent en dat verdachte ook geen weet had van de diefstal.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 2 september 2010 heeft aangever [slachtoffer 10] aangifte gedaan van diefstal van een vlag. [40]
Tussen zaterdag 28 augustus 2010 te 00.00 uur en zondag 29 augustus 2010 te 04.00 uur werd op [adres] in Heerde de vlag uit zijn tuin gestolen. De vlag hing in de vlaggenmast in de voortuin van de woning van [slach[slachtoffer 10]] De naam [slachtoffer 10] staat op de vlag.[41] De vlag was los gesneden van het touw waarmee de vlag omhoog werd gehesen. [slachtoffer 10] gaf aan dat hij in de omgeving van de [adres] woont. [42]
Getuige [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat er aan een paal van een vlaggenmast was gezeten en dat die vlag naar beneden was gedraaid door verdachte. De touwtjes waren losgehaald, zodat die vlag naar beneden kon worden gehaald. De vlaggenmast stond in een tuin bij mensen voor de deur, in de voortuin. [43]
Getuige [medeverdachte] heeft op 11 november 2010 bij de politie verklaard dat hij met verdachte en [medeverdachte 2] op 29 augustus 2010 tussen 24.00 uur en 04.00 uur in de buurt van de [adres] in Heerde liep. Toen kwamen ze bij een huis en verdachte zag die vlag hangen aan een vlaggenmast. Op een hoekje keek [medeverdachte] wat verdachte deed. Hij zag dat verdachte die vlag uit de mast haalde. Hij zag dat hij het koordje losmaakte en de vlag naar beneden haalde. Toen had verdachte de vlag eruit gehaald en in zijn tas gedaan en toen kwamen verdachte en [medeverdachte 2] de kant van [medeverdachte] weer op lopen. De vlag was wit met een familiewapen erop. [44]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/950665-10 onder 3 alleen heeft gepleegd. De rechtbank acht het onderdeel tezamen en in vereniging niet bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van parketnummer 06/950665-10, feit 5
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte brand heeft gesticht zoals is ten laste gelegd. Zij heeft dit gebaseerd op aangifte van [slachtoffer 11] en de verklaringen van [getuige 4], [getuige 1], [getuige 2] en medeverdachte [medeverdachte] bij de politie. Daarnaast heeft zij voor het bewijs van belang geacht de vaststelling van het TFO dat op de plek waar de brand was begonnen zich geen ontstekingsbronnen bevonden. Gelet op de plaats van het ontstaan van de brand was het bijbrengen van vuur waarschijnlijk de oorzaak van het ontstaan van de brand.
De raadsman heeft betoogd dat de vervolging van verdachte voor het ten laste gelegde is gebaseerd op de verklaring van [getuige 1]. [getuige 1] heeft echter een dubieuze rol en veegt zijn eigen straatje schoon.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 31 juli 2010 heeft aangever [slachtoffer 11] aangifte gedaan van brandstichting. [slachtoffer 11] is eigenaar van de kiosk aan de [adres] [xx] in Epe. Op 31 juli 2010 rond 03.20 uur kreeg [slachtoffer 11] een alarmmelding van sabotage en inbraak in zijn kiosk. Hij is daarop naar de kiosk gegaan en hij zag dat deze in brand stond. De kiosk staat buiten het centrum van Epe en in een bosrijke omgeving. [45]
In een aanvullend verhoor heeft [slachtoffer 11] aangegeven dat de kiosk is voorzien van een rieten dak. [slachtoffer 11] had maatregelen getroffen om een brand in een zo vroeg mogelijk stadium te kunnen ontdekken. Er liepen bijvoorbeeld draden door het riet op het dak die een alarmering doen op het moment dat deze verhit raken. Hierdoor was de brandweer zo snel ter plaatse en kon worden voorkomen dat de brand zich zou uitbreiden over de gehele kiosk. In de kiosk stonden twee koelkasten, drie diepvriezers, een hoog rendement friteuse, een elektrische friteuse en een elektrische kachel. Verder stond er nog kleinere apparatuur, zoals een koffiezetapparaat. De handelsvoorraad bestond uit limonade, snoep, artikelen voor de frituur, verpakt ijs en vers ijs. Als de brand niet tijdig was ontdekt en de kiosk geheel in vlammen was opgegaan, zou er door een uitslaande brand in de kiosk gevaar kunnen zijn voor een bosbrand. Er is geen bebouwing in de directe omgeving. [46]
Door het Team Forensische Opsporing is een brandtechnisch onderzoek uitgevoerd. Op 11 augustus 2010 is naar aanleiding van dit onderzoek een rapport opgemaakt. [47] Hieruit blijkt het volgende.
Op 31 juli 2010 te 07.45 uur heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden naar de brand in de kiosk. [naam], lid van het Team Brandonderzoeken van de brandweer Apeldoorn, heeft geconstateerd dat de brand aan de buitenzijde van het houten gebouw was ontstaan. Gelet op het brandbeeld vermoedde hij dat men het rieten dak in brand had gestoken. De brandweer van Epe was snel ter plaatse geweest en had uitbreiding kunnen voorkomen. [48]
Aan de achterzijde van de kiosk, een zeskantig houten gebouw met een rieten puntdak, bevond zich een rechthoekige uitbouw met een plat dak. Aan de buitenzijde ter hoogte van de aansluiting van de kiosk en de uitbouw bevond zich een houten kast. Deze kast was ongeveer 90 cm hoog en aan de bovenzijde plat.
De brand was begonnen aan de buitenzijde van de kiosk in de aansluiting van het rieten dak met de uitbouw. De afstand tussen de bovenzijde van de kast en de onderzijde van het rieten dak bedroeg ongeveer 140 cm. Op die plaats bevonden zich geen mogelijke ontstekingsbronnen. De forensische onderzoeker, verbalisant, vermoedde dat het goed mogelijk was dat een persoon op de bovenzijde van die kast had gestaan.
Er werd geen technische oorzaak gevonden voor het ontstaan van de brand. Gelet op de plaats van het ontstaan van de brand was het bijbrengen van vuur waarschijnlijk de oorzaak van het ontstaan van die brand. [49]
Bij het proces-verbaal brandonderzoek zijn foto’s van de kiosk en omgeving na de brand gevoegd. [50] Hierop is te zien, zoals de rechtbank ter terechtzitting heeft waargenomen, dat in de nabijheid van de kiosk bomen staan.
Getuige [getuige 1] heeft op 24 november 2010 een verklaring bij de politie afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij samen met verdachte naar de kiosk was gegaan. Zij stonden bij de kiosk een sigaretje te roken. Op een gegeven moment stond verdachte aan de zijkant van de kiosk, aan de wegkant. Verdachte vroeg aan [getuige 1] of hij hem een voetje wilde geven. Verdachte zei dat hij het dak op wilde. Verdachte kwam op het dak terecht.[ 51] [getuige 1] herkende het geluid van het aanstekerwieltje. [52] Hij zag verdachte met zijn hand een aansteker uit zijn zak pakken. Hij zag geen vlammetje van de aansteker. Later zag hij wel het riet smeulen, een beetje rook, niet echt een vlam. [53]
[getuige 1] heeft op 12 april 2011 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij en verdachte bij de kiosk stonden en dat verdachte het dak op wilde. [getuige 1] gaf hem een voetje en toen stond hij op het platte dak, naast het rieten puntdak. Verdachte deed met beide handen het riet opzij. Hij had een aansteker en stak het dak in brand. [getuige 1] schold hem uit voor klootzak, dat hij van het dak moest komen en hij sprong op de fiets en reed weg. [54]
Getuige [getuige 2] heeft op 12 april 2011 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij een week na de brand aan de kiosk aan de [adres] in Epe van verdachte heeft gehoord dat hij bij het kioskje was met [getuige 1]. Verdachte zou naar binnen hebben gekeken en hij vertelde dat hij die kiosk in de brand heeft gestoken. [55]
Getuige [getuige 4] heeft op 12 april 2011 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet weet wanneer de kiosk in de brand is gegaan. Het was in de zomer van 2010. Hij heeft het van verdachte heeft gehoord. Verdachte wilde eerst in de kiosk klimmen. [56]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met [getuige 1] aanwezig was bij de kiosk, maar dat hij het zelf niet heeft aangestoken. Hij heeft verder verklaard dat hij rook heeft gezien.
Ten aanzien van de brand aan de kiosk aan de [adres] in Epe overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank heeft geconstateerd dat getuige [getuige 1] bij de politie en bij de rechter-commissaris consistent heeft verklaard en bij zijn verklaringen is gebleven. De rechtbank stelt vast dat verdachte daarentegen bij de politie heeft verklaard dat hij niet bij de kiosk is geweest [57] , terwijl hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij die bewuste avond wel aanwezig was bij de kiosk. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het gehele complex van bewijsmiddelen en in het bijzonder gelet op de consistente verklaringen van [getuige 1], die worden bevestigd door [getuige 2] en [getuige 4], wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder parketnummer 06/950665-10 onder 5 ten laste gelegde brandstichting heeft gepleegd.
Ten aanzien van parketnummer 06/850371-11, feit 1
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder parketnummer 06/850371-11 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte [58] ;
- de verklaring van getuige [getuige 1] [59] ;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] [60]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Ten aanzien van parketnummer 06/850371-11, feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder parketnummer 06/850371-11 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte [61];
- de verklaring van getuige [getuige 1] [62] ;
- de bekennende verklaring van verdachte [63] , welke hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Ten aanzien van parketnummer 06/850371-11, feit 3
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte de diefstal tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. Volgens de aangifte lijken de goederen niet uit het magazijn afkomstig maar achter de bar vandaan te zijn gehaald. Men is daar wel gekomen door een gat in de ruit, maar deze ruit was al eerder vernield door verdachte. De officier van justitie heeft aangenomen dat die ruit niet specifiek is vernield met het oog op de diefstal. Verdachte dient daarom van de strafverzwarende verbreking te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft betoogd dat voor de diefstal het opzetvereiste ontbreekt en dat verdachte ook geen goederen heeft weggenomen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 8 mei 2010 heeft aangever [naam] als voorzitter van de tennisclub [naam] te Heerde aangifte gedaan van inbraak in het clubgebouw, gelegen aan de [adres] te Heerde [64]. Op 7 mei 2010 omstreeks 21.00 uur is het clubgebouw door de laatste leden verlaten. De deur was afgesloten. Op 8 mei 2010 werd ontdekt dat er was ingebroken. [65] Er was een grote stoeptegel door een grote ruit gegooid en de deurkruk van de toegangsdeur naar het magazijn was afgebroken. Uit de bar hebben de daders twee flessen drank weggenomen. Tevens werd de fooienpot gemist. Het betreft een potje van de Rabobank gevuld met ongeveer 10 euro [66].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in het gebouw is geweest, maar niets heeft weggenomen.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 11 november 2010 bij de politie verklaard dat er bij de tennisclub iets door het raam was gegooid en dat hij, verdachte en medeverdachte [medeverdachte] toen naar binnen zijn gegaan. Hij wist niet wiens idee het was. [medeverdachte 2] heeft een fles AA drink uit de koelkast bij de bar meegenomen. Verdachte heeft geld uit een potje of de kassa gehaald. Het was minder dan 20 euro. Volgens [medeverdachte 2] had verdachte het geld zelf gehouden [67].
Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 11 november 2010 bij de politie verklaard dat hij, verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben ingebroken bij de tennisbaan aan het fietspad bij de [adres] in Heerde. Het was begin 2010 of rond vakantietijd. Het idee was van verdachte. Verdachte heeft geld uit de kassa gehaald en hij en [medeverdachte 2] hebben drinken uit de koelkast gehaald [68].
De rechtbank is op grond van de voormelde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte de diefstal tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan. Gelet op de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte] kan echter niet worden bewezen verklaard dat er sprake is van het zich toegang verschaffen en/of onder bereik brengen door middel van verbreking van een deur van het magazijn. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 06/850371-11, feit 4
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van vernieling. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer 12] en de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] en de getuigen [getuige 5] en [getuige 2].
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte het ten laste gelegde niet heeft begaan. Hij was alleen aanwezig bij de woning van aangeefster in Vaassen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op vrijdag 5 november 2010 te 23.55 uur heeft aangeefster [slachtoffer 12] aangifte gedaan van vernieling op de [adres] te Vaassen. [69]
Op 5 november 2010 omstreeks 23.15 uur lagen aangeefster en haar echtgenoot in bed televisie te kijken toen zij ineens een enorme knal hoorden. Hun kinderen van 8 en 11 jaar sliepen al langer. Direct hierop hoorde zij bij hun slaapkamerraam aan de achterzijde van hun huis ook zo’n harde klap. Zij hoorde nog 3 klappen tegen het slaapkamerraam en tegen de achtergevel van het huis. Beneden hoorde zij twee klappen. Zij ging naar beneden en zag dat de woonkamer vol lag met glas. Zij zagen een ronde steen in de woonkamer liggen. Zij zag een gat rechts onderin het grote thermopaneraam aan de voorzijde van het huis. Een vaas uit de vensterbank was gesneuveld. Ook de salontafel was beschadigd door de naar binnen gegooide steen. Van het slaapkamerraam boven, ook thermopane, was de buitenste ruit gesneuveld. De ijzeren hor voor het raam is ook vernield. [70]
De echtgenoot van aangeefster, [slachtoffer 13], heeft op 9 november 2010 bij de politie verklaard dat hij leidinggevende is bij de [naam] in Epe. Medeverdachte [medeverdachte 2] werkte ook bij de [naam] en op 1 november 2010 of 2 november 2010 heeft [slachtoffer 13] op het werk een aanvaring gehad met [medeverdachte 2]. [71]
Verdachte heeft op 19 november 2010 bij de politie verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] een collega had die hij niet mocht. [medeverdachte 2] zei dat hij bij die collega de ruiten wilde ingooien. Verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en [voornaam] [getuige 5] waren met zijn drieën op de brommer gegaan. [72] Zij gingen eerst naar de woning van [medeverdachte 2] in Epe en daar heeft [medeverdachte 2] het adres van die man uitgeprint. Hierna waren zij naar Vaassen gereden. [voornaam] [getuige 5] bleef bij de scooters. [medeverdachte 2] had vanuit Epe vier grote keien meegenomen, die onder het zadel van verdachtes scooter lagen. [medeverdachte 2] nam twee keien. Verdachte liep met [medeverdachte 2] mee om de woning te zoeken. Bij de woning was verdachte terug gelopen naar de scooters. [medeverdachte 2] had toen gegooid, dat hoorde verdachte, hij hoorde glasgerinkel. Hij weet niet hoeveel ruiten zijn ingegooid. Hij hoorde het volgens hem maar één keer. Verdachte liep terug naar de scooter en zag dat [getuige 5] daar nog stond. Even later kwam [medeverdachte 2] terug lopen. Verdachte zag dat [medeverdachte 2] een smile op zijn gezicht had. [medeverdachte 2] zei dat hij ze had ingegooid en dat het gelukt was. [73]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 11 november 2010 bij de politie verklaard dat hij geen ruiten heeft ingegooid, maar dat hij op vrijdagavond wel in Vaassen was geweest. Hij was samen met verdachte en [voornaam] [getuige 5]. Het was de bedoeling om een ruit in te gooien bij een collega van [medeverdachte 2] en dat was hem niet gelukt. Hij had een steen tegen de ruit aan gegooid. Hij had eerst omhoog gemikt en toen naar beneden. [74] Verdachte had ook stenen gegooid. [medeverdachte 2] wist niet of het verdachte was gelukt. [medeverdachte 2] had twee stenen gegooid. Een steen ging mis en de andere steen was niet doorgegaan. Zij hadden vier of vijf stenen bij zich en verdachte had er in elk geval ook twee. Verdachte was aan de achterkant van de woning gaan staan. Hij had in ieder geval daar één steen gegooid. [75]
Getuige [getuige 5] heeft op 24 november 2010 bij de politie verklaard dat hij één of twee weken daarvoor met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in Vaassen was. [medeverdachte 2] vroeg in Heerde of hij de scooter van [getuige 5] kon lenen. [getuige 5] hoorde dat [medeverdachte 2] een probleem had met zijn collega. Hij is meegereden en voordat zij naar de woning van de collega gingen, waren zij bij de woning van [medeverdachte 2] in Epe geweest. Daar hadden zij, verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2], stenen meegenomen en in de scooter van verdachte gelegd. [76] Hierna reden zij richting Vaassen. Verdachte en [medeverdachte 2] vroegen of hij meeging om ruiten in te gooien met de stenen die zij hadden meegenomen. In Vaassen heeft hij gewacht bij de twee scooters. Zowel verdachte als [medeverdachte 2] pakten vervolgens de stenen onder het zadel vandaan. Hij zag opeens verdachte alleen terug lopen. [getuige 5] vroeg of het was gelukt. Verdachte antwoordde heel vaag terug. Hij zei letterlijk: “Ik weet niet, ik denk het wel”. Hij wist het ook niet zeker of het was gelukt, daar kwam het op neer. Een paar minuten later kwam [medeverdachte 2] aan gelopen. Verdachte zei tegen [medeverdachte 2] dat het hem was gelukt om de ruiten te raken. Hij wist niet zeker of de ruit was doorgegaan dan wel was beschadigd. [77]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen van vernieling kan worden bewezen verklaard. Uit de verklaringen van [medeverdachte 2] en [getuige 5] blijkt immers dat verdachte niet alleen samen met [medeverdachte 2] naar de woning van aangeefster is gelopen, maar ook dat hij daarbij stenen meenam en dat hij, net als [medeverdachte 2], stenen tegen de woning heeft gegooid. Door op die wijze, op basis van een van te voren overeengekomen plan, te handelen, hebben verdachte en de medeverdachte de ten laste gelegde vernieling tezamen en in vereniging gepleegd. Daarbij doet niet terzake wie van beide verdachten de ruiten feitelijk heeft vernield. De rechtbank acht derhalve het onder parketnummer 06/850371-11 onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
06/950665-10
1.
hij op 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een (school)gebouw (Margrietschool), immers hebben verdachte en/of zijn mededader toen aldaar opzettelijk vuur uit een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met wol en/of papier, ten gevolge waarvan dat (school)gebouw geheel is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in die school bevindend (school)meubilair en les- en speelmateriaal en andere zich in het (school)gebouw bevindende goederen te duchten was;
2.
hij op een tijdstip in de periode van 28 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk banden, toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield;
3.
hij in de periode van 28 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Heerde, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vlag, toebehorende aan [slachtoffer 3];
5.
hij op 31 juli 2010, te Epe, opzettelijk brand heeft gesticht in een kiosk aan de [adres], immers heeft verdachte, toen aldaar opzettelijk het rieten dak van die kiosk met een aansteker in de brand gestoken, ten gevolge waarvan dat rieten dak en/of die kiosk gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in die kiosk bevindende goederen en in de omgeving van die kiosk bevindende bomen en struiken, te duchten was;
06/850371-11
1.
hij op een tijdstip in de periode van 28 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk banden van een auto (Opel Astra), toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffers 5 +6] heeft vernield;
2.
hij op een tijdstip in de periode van 7 mei 2010 tot en met 8 mei 2010, te Heerde, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een clubgebouw, toebehorende aan tennisclub [naam] Heerde heeft vernield;
3.
hij op een tijdstip in de periode van 7 mei 2010 tot en met 8 mei 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bar van een clubgebouw aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid geld en flessen drank, toebehorende aan tennisclub [naam] Heerde;
4.
hij op 05 november 2010, te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van een woning aan de [adres] en een vaas en een salontafel en een hor, toebehorende aan [slachtoffer 7], heeft vernield en/of beschadigd;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Parketnummer 06/950665-10:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is;
Feit 2: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 3: Diefstal;
Feit 5: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is;
Parketnummer 06/850371-11:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 2: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
Feit 3: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 4: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Psychiatrisch onderzoek
Met betrekking tot parketnummer 06/950665-10 feiten 1, 2 en 3 is omtrent de persoon van verdachte onder meer een psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn opgenomen in een Pro Justitia rapport van M.W. Lubbert, kinder- en jeugdpsychiater, van 15 maart 2011. M.W. Lubbert heeft met betrekking tot parketnummer 06/950665-10 feiten 4 en 5 een aanvullend psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in haar rapport van 30 juni 2011. In deze rapporten wordt – onder meer – het volgende geconstateerd:
Bij betrokkene is sprake van een taalstoornis en een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische en borderline trekken. Betrokkene heeft neiging tot verslaving. Deze stoornissen hebben zich al op jonge leeftijd ontwikkeld en waren zeker van invloed tijdens het laste gelegde. Betrokkene stond ten tijde van het ten laste gelegde sterk onder invloed van zijn narcistisch denken en drang naar gezien worden, erbij horen en iets voorstellen. Waarschijnlijk was het oordeelsvermogen van betrokkene verminderd door het middelengebruik. Onderzoekster acht betrokkene licht verminderd toerekeningsvatbaar.
Psychologisch onderzoek
Met betrekking tot parketnummer 06/950665-10 is omtrent de persoon van verdachte onder meer een psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn opgenomen in een Pro Justitia rapport van S.L. Ladan, GZ-psycholoog, van 17 februari 2011. Ladan heeft met betrekking tot parketnummer 06/950665-10 feiten 4 en 5 een aanvullend psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in haar rapport van 27 juni 2011. In deze rapporten wordt – onder meer – het volgende geconstateerd:
Er is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een ernstige gedragsstoornis en een persoonlijkheidsstoornis NAO in ontwikkeling met borderline en antisociale trekken. Daarnaast is sprake van een discrepant intelligentieprofiel met een verbaal zwakbegaafd niveau. Deze gebrekkige ontwikkeling speelde ten tijde van het laste gelegde gezien het chronische karakter. Betrokkene denkt onvoldoende na over de gevolgen van zijn daden. Het bij de groep willen horen is belangrijker, het geeft hem bestaansrecht. Betrokkene is als kind gepest op school en zorgt nu voor een meer leidende rol. Hij heeft zijn vrienden nodig als applaus. Betrokkene heeft weet van het ontoelaatbare van zijn gedrag, dit is echter onvoldoende doorleefd, maar overziet de gevolgen onvoldoende, mede door zijn verbaal zwakke intelligentie. Hij kan moeilijk plannen en heeft minder overzicht dan andere jongeren van zijn leeftijd. Betrokkene is door de verwennende opvoedingsstijl van ouders altijd de hand boven het hoofd gehouden en heeft onvoldoende geleerd dat zijn gedrag consequenties heeft. Hierdoor zal hij ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten (indien bewezen) gereageerd hebben vanuit zijn neiging zichzelf te overschreeuwen en zijn status te verhogen. De manier waarop hij dit doet getuigt van weinig inzicht in de mogelijke gevolgen, gezien het voorwaardelijk kader waarin hij zich bevond, alsmede een zeker hautaine houding ten opzichte van de kans dat er gevolgen aan verbonden zullen zijn.
Geadviseerd wordt betrokkene de hem onder parketnummer 06/950665-10 onder 1, 2 ,3 en 5 ten laste gelegde feiten (indien bewezen) in enigszins verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt die tot de hare.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) op te leggen. Bij de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid, de ernst en de hoeveelheid van de van de strafbare feiten en de justitiële documentatie.
De raadsman heeft aangevoerd dat de door de officier van justitie gevorderde jeugddetentie te hoog is en met een substantieel deel dient te worden verminderd. Daarnaast heeft hij betoogd dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel dient te worden opgelegd. Verdachte ziet in dat hij behandeling op maat nodig heeft en hij is ook bereid hieraan mee te werken. Verdachte verdient een kans in de vorm van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Het advies van Lubbert van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is te voorbarig. Het recente advies van Ladan van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is voor de raadsman op onbegrijpelijke wijze gewijzigd ten opzichte van haar advies in februari 2011.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vele strafbare feiten, waaronder twee brandstichtingen. Verdachte heeft brand veroorzaakt in een basisschool en bij een kiosk die in een bosrijke omgeving staat. Algemeen bekend is dat met brand ernstige en onvoorspelbare gevolgen gepaard kunnen gaan. De school is volledig afgebrand. De totale schade is enorm en bedraagt bijna twee miljoen euro. Daarnaast leert de ervaring dat een feit als het onderhavige veel ergernis opwekt bij degenen die er door worden getroffen en gevoelens van onveiligheid oproept. Ook zijn door het handelen van verdachte grote risico’s voor de hulpverleners in het leven geroepen. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Dat de brand bij de kiosk relatief beperkt is gebleven, is niet de verdienste van verdachte. Doordat de eigenaar van de kiosk na een eerdere brand een brandalarm had laten aanleggen, was de brandweer snel ter plaatse en kon uitbreiding worden voorkomen. Dergelijke ernstige feiten rechtvaardigen zonder meer een onvoorwaardelijke jeugddetentie.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernielingen en diefstallen. Ten aanzien van de vernieling van de ruiten in Vaassen merkt de rechtbank op dat vooral deze vernieling verdachte zwaar wordt aangerekend. Tegen en door de ruiten van een woonhuis zijn stenen gegooid, terwijl de bewoners, waaronder kinderen, thuis waren. Aangeefster heeft dit voorval als uiterst bedreigend ervaren. Dat er geen gewonden zijn gevallen, is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van verdachte.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 november 2010, waaruit blijkt dat hij vaker is veroordeeld.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de hiervoor vastgestelde licht verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met de eerder genoemde rapporten van drs. S.L. Ladan, GZ-psycholoog, en M.W. Lubbert, kinder- en jeugdpsychiater en met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 juni 2011.
Door de psycholoog is in haar rapport van 27 juni 2011 onder meer het volgende naar voren gebracht.
Gezien het feit dat betrokkene tot nog toe weinig onder de indruk is geweest van justitieel ingrijpen, hij zijn daden onvoldoende overziet en de gewetensontwikkeling van betrokkene gebrekkig is, wordt de kans op recidive hoog geacht.
Betrokkene heeft de afgelopen periode laten zien dat de geslotenheid geen negatief effect op hem heeft gehad. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel geniet de voorkeur omdat er vanuit de geslotenheid sprake kan zijn van de juiste manier van beïnvloeding van zijn gedrag en betrokkene kan wennen aan structuur. Vanuit de geslotenheid kan het gedrag van betrokkene direct gestuurd worden. Geadviseerd wordt om betrokkene zo snel als mogelijk via begeleide en daarna onbegeleide verloven in een proefverlof traject te laten stromen. De behandeling van betrokkene zal zich moeten richten op het leren meer autonoom te gaan functioneren. Ook is van groot belang dat betrokkene leert dat er consequenties aan zijn gedrag zitten.
Door de psychiater is in haar rapport van 30 juni 2011 naar voren gebracht dat voor het verminderen van het recidiverisico - dat zonder behandeling groot wordt geacht - van belang is dat betrokkene langdurige behandeling en begeleiding wil aanvaarden. Geadviseerd wordt betrokkene een langdurige behandeling en begeleiding te bieden, die moet helpen de persoonlijkheidsontwikkeling bij te sturen, de zelfredzaamheid te vergroten, de gezagsverhoudingen te herstellen en te leren omgaan met de beperking zoals de taalproblemen. Het advies is behandeling te starten met een onvoorwaardelijke
PIJ-maatregel. Zonder een duidelijke stok achter de deur zal betrokkene makkelijk te verleiden zijn er mee op te houden.
De psychiater is van mening dat gezien de ernst van het ten laste gelegde en de sterk ontkennende houding van betrokkene een behandeling onder voorwaarden betrokkene niet voldoende zal sturen om echt tot behandeling te komen. Hij zal de pijn willen vermijden door zich alleen te richten op opleiding, werk en inkomen.
De psychiater acht het van belang dat betrokkene in een 24-uurssetting start. Er moet intensief op verschillende leefdomeinen worden gewerkt. Nu betrokkene is afgewezen voor Groot Batelaar en reeds de volwassen leeftijd heeft bereikt, zou plaatsing in de FPK Assen een optie kunnen zijn.
Ter terechtzitting is door mevrouw Vuurmans van de Raad voor de Kinderbescherming in aanvulling op het Raadsrapport van 29 juni 2011 meegedeeld dat zij zich aansluit bij de voormelde rapporten. Daarnaast heeft zij meegedeeld dat het FPK Assen zeker aanbod heeft voor verdachte, omdat deze inrichting meer gespecialiseerde oplossingen te bieden heeft.
De heer Goedee van de jeugdreclassering heeft ter terechtzitting aangegeven, dat behandeling in een gesloten setting voor verdachte gewenst is.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie uit het oogpunt van vergelding en normhandhaving geïndiceerd is. De rechtbank ziet daarin aanleiding om conform de eis van de officier van justitie een jeugddetentie voor de duur van 10 maanden op te leggen. Hoewel de verdachte van één feit is vrijgesproken, acht de rechtbank de bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder de twee brandstichtingen, zo ernstig dat de gevorderde straf op zijn plaats is. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de leidende rol van verdachte, zijn houding op de terechtzitting en met de omstandigheid dat verdachte (grotendeels) geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
De rechtbank zal aan verdachte tevens de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opleggen, nu de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel eist en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
Ten aanzien van parketnummer 06/950665-10
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 194,04 (materiële schade), vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 06/950665-10 onder 2 tenlastegelegde. Daarnaast is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het gevraagde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, nu hij vrijspraak heeft bepleit van het ten laste gelegde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terecht¬zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 06/950665-10 onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een bedrag van € 194,04 zodanig onderbouwd dat de vordering tot dit bedrag voor toewijzing in aanmerking komt. Daarnaast zal de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2010 over voormeld bedrag worden toegewezen.
De rechtbank zal deze vordering hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat indien en voor zover de mededaders hebben betaald, verdachte zal zijn bevrijd.
De benadeelde partij gemeente Heerde heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer onder 06/950665-10 onder 4 tenlastegelegde.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van parketnummer 06/850371-11
Feit 4
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 275,00 (immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 06/850371-11 onder 4 tenlastegelegde. Daarnaast is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het gevraagde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, nu hij vrijspraak heeft bepleit van het ten laste gelegde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terecht¬zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 06/850371-11 onder 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank zal de verzochte immateriële schade van € 275,00 toewijzen, nu zij dit bedrag alleszins redelijk en billijk acht.
Daarnaast zal de wettelijke rente vanaf 5 november 2010 over voormeld bedrag worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 27, 36f, 47, 57, 77h, 77i, 77s, 77gg, 157, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 06/950665-10 onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/950665-10 onder 1, 2, 3 en 5 en het onder parketnummer 06/850371-11 onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde, heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Parketnummer 06/950665-10:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor goederen te duchten is;
Feit 2: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 3: Diefstal;
Feit 5: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is;
Parketnummer 06/850371-11:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 2: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoort, vernielen;
Feit 3: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 4: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen.
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 10 (tien) maanden;
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
• legt aan de verdachte op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de navolgende benadeelde partijen van de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
Parketnummer 06/950665-10
Feit 2:
1. [slachtoffer 2]
[adres]
[postcode plaats]
Rekeningnummer: [nummer] € 194,04, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2010;
Parketnummer 06/850371-11
Feit 4:
2. [slachtoffer 7]
[adres]
[postcode plaats]
Rekeningnummer: [nummer] € 275,00, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 5 november 2010.
Legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende slachtoffers te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal jeugddetentie zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag vervangende jeugddetentie
1. [slachtoffer 2] € 194,04, met wettelijke rente 3 (drie) dagen
2. [slachtoffer 7] € 275,00, met wettelijke rente 5 (vijf) dagen
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
• verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
• verklaart de benadeelde partij gemeente Heerde niet-ontvankelijk in haar vordering;
• veroordeelt de benadeelde partij gemeente Heerde in de door verdachte gemaakte proceskosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, tevens kinderrechter, Heenk en Troost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juli 2011.
Mr. Heenk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
----
Eindnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010128146, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord- West Veluwe, veulenteam, gesloten en ondertekend op 19 januari 2011.
2 Proces-verbaal brandonderzoek, Team Forensische Opsporing, p. 1711-1713.
3 Proces-verbaal brandonderzoek, Team Forensische Opsporing, p. 1713.
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 1744.
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 1724.
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris, p. 4.
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris, p. 2 en 3.
8 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8], p. 1087 en 1089.
9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8], p. 1087.
10 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8], p. 1088.
11 Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing, Team Forensische Opsporing, p. 1107-1111.
12 Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing, Team Forensische Opsporing, p. 1108.
13 Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing, Team Forensische Opsporing, p. 1110.
14 Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing, Team Forensische Opsporing, p. 1111.
15 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 788.
16 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 789.
17 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 790.
18 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 805.
19 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 806.
20 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2]. p. 501.
21 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2]. p. 502.
22 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2]. p. 503.
23 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2]. p. 504.
24 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2]. p. 526.
25 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris, p. 7.
26 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris, p. 8.
27 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 1270-1273.
28 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 1272.29
29 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris, p. 6.
30 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 1221-1226.
31 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 1222.
32 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris, p. 2.
33 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 1613-1615.
34 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 1613.
35 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1617.
36 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 1629.
37 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 1630.
38 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 1633.
39 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 1637.
40 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], p. 1558-1560.
41 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], p. 1558.
42 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], p. 1559.
43 Proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2], p. 1578.
44 Proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte], p. 1586.
45 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 11] p. 1670 en 1671.
46 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 11], p. 1673 en 1674.
47 Proces-verbaal brandonderzoek, Team Forensische Opsporing, p. 1675-1679.
48 Proces-verbaal brandonderzoek, Team Forensische Opsporing, p. 1675.
49 Proces-verbaal brandonderzoek, Team Forensische Opsporing, p. 1676.
50 Proces-verbaal brandonderzoek, Team Forensische Opsporing, p. 1677.
51 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 1694.
52 Stamproces-verbaal, p. 79.
53 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 1695.
54 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris, p. 4.
55 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris, p. 2.
56 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris, p. 6.
57 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1702.
58 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4], p. 1640-1642 en proces-verbaal van verhoor van aangever Slob, p. 1643-1644.
59 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 1646-1648.
60 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 1664-1665.
61 Proces-verbaal van aangifte door [naam], p. 1811 en 1812.
62 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 1817-1819.
63 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1843.
64 Proces-verbaal van aangifte door [naam], p. 1811-1814.
65 Proces-verbaal van aangifte door [naam], p. 1811-1812.
66 Proces-verbaal van aangifte door [naam], p. 1812.
67 Proces-verbaal van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 1848.
68 Proces-verbaal van medeverdachte [medeverdachte], p. 1869.
69 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7], p. 1872-1875.
70 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7], p. 1873.
71 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 13], p. 1877.
72 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1886.
73 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1887.
74 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 1896.
75 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 1897.
76 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5], p. 1900.
77 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5], p. 1901.