ECLI:NL:RBZUT:2011:BR2747

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
19 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940433-10 en 06/850373-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Heenk
  • A. van der Hooft
  • J. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van brandstichting en vernielingen door verdachte in Heerde

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 19 juli 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder brandstichting en vernielingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 191 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 240 uren opgelegd. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan in Heerde, waarbij de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij het opzettelijk in brand steken van de Prinses Margrietschool en het vernielen van verschillende goederen, waaronder autobanden en ruiten van woningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een gezamenlijk plan hadden om brand te stichten en dat er daadwerkelijk brand is ontstaan, wat leidde tot aanzienlijke schade aan de school. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die als verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte moet ook schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen, waaronder slachtoffers van de vernielingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/940433-10 en 06/850373-11 (gevoegd)
Uitspraak d.d. 19 juli 2011
Tegenspraak / dip/ oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte 2],
geboren te [geboorplaats, geboortedatum]
wonende te [postcode woonplaats, adres].
Raadsman: mr. P.T. Pel advocaat te Hattem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2011.
Voeging meerdere dagvaardingen
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 06/940433-10 en 06/850373-11 tegen verdachte aangebrachte zaken.
De tenlastelegging
Nadat ter terechtzitting van 5 juli 2011 de dagvaarding onder parketnummer 06/940433-10 is aangepast op grond van het in art. 314a Wetboek van Strafvordering bepaalde, is aan verdachte ten laste gelegd, dat:
Parketnummer 06/940433-10
1.
hij op of omstreeks 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een (school)gebouw (Margrietschool), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk vuur uit een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met wol en/of lappen stof en/of katoen en/of vilt en/of papier, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat (school)gebouw geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in die school bevindend (school)meubilair en/of les- en/of speelmateriaal en/of andere zich in het (school)gebouw bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; (incident 1)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 28 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Heerde tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer band(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; (incident 4)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 06/850373-11
1.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 28 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer banden van een auto (Opel Astra), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5+6] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; (incident 5)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 23 mei 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel van een auto en/of een portier van een auto en/of lakwerk van een auto, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; (incident 8) art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 7 mei 2010 tot en met 8 mei 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een magazijn/bar van een clubgebouw aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een of meer flessen (sterke) drank, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan tennisclub [naam]
Heerde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking van een deur van het magazijn;(incident 9)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 05 november 2010, te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten van een woning aan de [adres] en/of een vaas en/of een salontafel en/of laminaat en/of een hor, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;(incident 10)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op 29 augustus 2010 om 04.44 uur kwam er een melding bij de regionale meldkamer dat de Prinses Margrietschool in Heerde in brand zou staan. De politie ging ter plaatse en zij zagen vlakbij de school een jongen lopen, die verdachte bleek te zijn.
Op 9 november 2010 werd verdachte aangehouden op verdenking van brandstichting aan de school. Uit verder onderzoek is gebleken dat verdachte bij meerdere misdrijven betrokken zou zijn geweest.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 06/940433-10 onder 1 en 2 ten laste gelegde en van het onder parketnummer 06/850373-11 onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 06/940433-10 onder 1 en 2 tenlastegelegde en van het onder parketnummer 06/850373-11 onder 2 en 4 tenlastegelegde.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 06/850373-11 onder 1 en 3 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 06/940433-10, feit 1
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van brandstichting. Zij heeft dit gebaseerd op de aangifte, de bekennende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en verdachte bij de politie en de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 4].
De raadsman heeft betoogd dat niet kan worden bewezen dat er sprake is van medeplegen van brandstichting. Daartoe is allereerst aangevoerd dat de onderzoeken van het TBO en TFO leiden tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld waar en/of waardoor de brand is ontstaan. Dat betekent dus ook dat technisch niet is vastgesteld dat er sprake is van brandstichting. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft ontkend dat hij iets in brand heeft gestoken, waardoor de school is afgebrand. De getuigen die een verklaring hebben afgelegd, verklaren stuk voor stuk ‘de auditu’. Niemand heeft uit eigen waarneming verklaard. De verklaringen kunnen derhalve niet voor het bewijs worden gebruikt. Evenmin is sprake van medeplegen, nu er geen vooropgezet plan was en/of een gezamenlijke uitvoering, gericht op het in brand steken van de school. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat opzet op brandstichting niet kan worden bewezen, nu de door verdachte verrichte handelingen niet de aanmerkelijke kans op het afbranden van de school met zich brachten.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op maandag 30 augustus 2010 heeft aangeefster [slachtoffer 8] aangifte gedaan van brandstichting in de Prinses Margrietschool in Heerde.[2] Zij is als leerkracht werkzaam bij deze school. Op zondag 29 augustus 2010 om 05.50 uur werd zij gebeld dat er brand was in de school. [3] Door de brand was de gehele school, inclusief de inboedel verloren. Het betrof het hoofdgebouw van de school. De Margrietschool had zeven lokalen, een speellokaal en een gemeenschapsruimte, een personeelskamer, een keuken en een directiekamer. [4]
Door het Team Forensische Opsporing is vervolgens een brandtechnisch onderzoek uitgevoerd. Op 16 september 2010 is naar aanleiding van dit onderzoek een rapport opgemaakt. [5] Hieruit blijkt het volgende.
De brand was uitgeslagen toen de brandweer ter plaatse kwam. Binnen enkele minuten stond het gehele pand vervolgens in brand. [6] Op 29 augustus 2010 werd een sporen- en oorzaakonderzoek ingesteld in de school. Door de grote intensiteit van het vuur werden nagenoeg alle brandindicatoren door vuur en hitte vernietigd. Het was niet mogelijk om vanaf de grond een vaststelling te doen naar het brandbeeld. Met behulp van aanwijzingen van restmateriaal kon worden vastgesteld dat de brand vermoedelijk in de gang van het lange lokaalgebouw is begonnen. [7]
Het was door de grote schade die door het vuur werd aangericht niet meer mogelijk om een andere oorzaak vast te stellen. Een atmosferische storing in de vorm van blikseminslag kon worden uitgesloten op basis van de informatie van het KNMI. Een oorzaak voor het ontstaan van de brand kon niet worden vastgesteld. [8]
De rechtbank stelt op basis van de conclusies van het brandtechnisch onderzoek vast dat niet kan worden uitgesloten dat de brand door menselijk handelen is veroorzaakt.
De rechtbank heeft bij de beoordeling verder acht geslagen op de navolgende bewijsmiddelen.
Verdachte heeft op 11 november 2010 bij de politie verklaard dat hij met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte] naar de Margrietschool is gelopen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte] zijn het dak op gegaan. Na een minuut of vijf of tien stond [medeverdachte 1] binnen in de school, in de gang. Verdachte moest laag blijven van [medeverdachte 1]. Verdachte ging met [medeverdachte 1] mee naar de garderobe. [9] [medeverdachte 1] zei tegen verdachte dat hij de boel maar in de fik moest steken. In een knutsellokaal stonden twee grote tafels met daarop papier en twee dozen. Verdachte stapte half in een doos met onder andere wol en hij kreeg daardoor wol aan zijn voeten. [10] Hij had de hele tijd in de school al vuur in zijn handen. Hij had zijn aansteker al in de handen toen hij buiten aan het wachten was. In het knutsellokaal heeft verdachte licht vanaf zijn aansteker gebruikt om te kunnen kijken. Vanaf het moment dat hij in een doos stapte in het knutsellokaal tot aan de deur richting de gang nr. 1, naar de hoofdingang heeft verdachte de aansteker laten branden. Als er wat vlam heeft gevat, dan moet dat volgens verdachte het papier zijn geweest dat op tafel lag. Bij de deur van de hoofdingang heeft hij bewust een vlam bij de rieten stoel gehouden met het idee van wat aansteken. [11] Hij hield zijn hand en aansteker bij de rieten stoel. Hij weet niet of de stoel brandde. [12]
Op 17 november 2010 heeft verdachte verklaard dat hij in het knutsellokaal [medeverdachte 1] op de grond zag zitten en dat hij op twee plekken vlammen had gezien. Op de tafel en op de grond, in de buurt waar een doos stond. Verdachte had het vuur gezien toen hij was teruggelopen naar het knutsellokaal, toen hij was teruggelopen in de school om [medeverdachte 1] zoeken. Hij zag toen [medeverdachte 1] bij de kast zitten. Hij zag op dat moment het vuur op die tafel en op de grond bij die doos. Het vuur was op tafelhoogte. Er was iets naast die tafel en op die tafel wat brandde. Verdachte zag achter [medeverdachte 1] die brandjes. [medeverdachte 1] zat bij de kast en verdachte zag de deur van die kast open staan en [medeverdachte 1] zat bijna in de kast. [medeverdachte 1] hield één hand in de kast. [13]
Verdachte heeft deze verklaringen ter terechtzitting bevestigd.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 10 november 2010 bij de politie verklaard dat hij op 29 augustus 2010 tussen 01.00 uur en 02.00 uur met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in Heerde was. Zij waren gaan rondlopen in Heerde. Ze rookten sigaretten en er werden lijntjes speed genomen. [14]
[medeverdachte] heeft vervolgens verklaard dat zij gewoon even in de school wilden kijken. Zij wilden inbreken in de school en dat idee kwam van [medeverdachte 1]. Hij zag dat [medeverdachte 1], via de regenpijp en een boompje, aan de achterkant, dat is de kant van het schoolplein, het dak op klom. [medeverdachte] klom er achteraan en [medeverdachte 1] maakte een raampje in het midden van het dak open en [medeverdachte] hield het raampje open, zodat [medeverdachte 1] naar binnen kon klimmen. [15] [medeverdachte 1] had een schroevendraaier in een tas bij zich. Met de schroevendraaier draaide [medeverdachte 1] de schroeven eruit, zodat het raam verder open kon en hij naar binnen kon. [medeverdachte] ging het dak weer af. [medeverdachte 1] had de deur van de ingang van de school geopend en verdachte en [medeverdachte] binnen gelaten. [16]
Op 11 november 2010 heeft [medeverdachte] bij de politie het volgende verklaard. Toen hij buiten stond, zag hij dat verdachte probeerde de rieten stoel die bij de ingang van de school stond, in brand te steken. Hij zag dat verdachte er een aansteker bij hield en dat het niet lukte. Tegenover de stoel stond een kast met boeken. [medeverdachte] zag dat [medeverdachte 1] en verdachte boeken uit de kast haalden en deze in hun hand hielden. In de andere hand hadden zij een aansteker, mogelijk van het merk Cricket, en [medeverdachte] zag dat zij die aansteker aanklikten en een vuurtje onder die blaadjes van die boeken hielden. Hij zag dat zij die boeken toen weer in de kast hadden teruggezet. [medeverdachte 1] en verdachte kwamen weer naar buiten en zij liepen met zijn drieën weg. [17] Toen [medeverdachte] de hoek om liep, zag hij rook en vlammen. [18]
Getuige [getuige 4] heeft op 19 november 2010 een verklaring afgelegd.[19] Hij heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem in september 2010 iets vertelde over de brand bij de Margrietschool. [getuige 4] had aan [medeverdachte 1] gevraagd wie de Margrietschool in brand had gestoken. [medeverdachte 1] vroeg aan [getuige 4] of hij zijn mond kon dichthouden, dan kon hij wel vertellen dat hij dit had gedaan. [getuige 4] kreeg alleen te horen dat [medeverdachte 1] de brand had gesticht bij de Margrietschool te Heerde. [20]
Getuige [getuige 2] heeft op 31 oktober 2010 bij de politie een verklaring afgelegd. [21] Hij heeft verklaard dat verdachte een week na de brand in de school tegen hem had gezegd dat hij binnen was geweest. Verdachte vertelde dat hij een wolachtig iets had aangestoken, ergens in een klaslokaal in een kast. Hij had het uit een kast gehaald, aangestoken en terug gegooid. Hij had ook nog andere dingen aangestoken, zoals papier. Dit had hij in diverse klassen aangestoken met een aansteker. [22]
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1], gericht op de brandstichting in de Margrietschool. Er was sprake van een gezamenlijk plan om brand te stichten en vervolgens van een gezamenlijke uitvoering. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in de school tegen verdachte gezegd dat hij de school maar in de brand moest steken. Voorts blijkt uit de verklaring van [medeverdachte] dat [medeverdachte 1] en verdachte vuur bij boeken hebben gehouden. Uit de verklaringen van verdachte blijkt genoegzaam dat hij zelf daadwerkelijk vuur van zijn aansteker in het klaslokaal heeft gebruikt en dicht bij dozen met onder andere wol, boeken en papier heeft gehouden en dat hij geprobeerd heeft een rieten stoel in brand te steken, hoewel dat laatste naar zijn zeggen is mislukt. Gebleken is dat er daadwerkelijk brand is ontstaan op het moment waarop verdachte en [medeverdachte 1] in de Margrietschool waren en vervolgens is de hele school afgebrand. Dit alles samengenomen levert op dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer 06/949433-10 onder 1 ten laste gelegde medeplegen van brandstichting.
Ten aanzien van parketnummer 06/940433-10, feit 2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte 1], tezamen in vereniging, de vernieling van de autobanden hebben gepleegd.
Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer 2], de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en verdachte en de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 1]. De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte] in ieder geval met zijn drieën waren, en ook al is wellicht niet helemaal duidelijk geworden wie nu welke handeling heeft verricht, ze stemden er allemaal mee in om de banden volgens een van te voren gemaakt plan lek te steken.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen van vernieling, nu verdachte deelname aan de vernieling heeft ontkend en hij niet op de oprit van de woning is geweest.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 30 augustus 2010 heeft aangeefster [slachtoffer 2] aangifte gedaan van vernieling van haar auto. [23] Zij heeft verklaard dat zij in het bezit is van een grijze Opel Corsa, voorzien van het kenteken [nummer] Haar auto stond in de nacht van zaterdag 28 augustus 2010 op zondag 29 augustus 2011 geparkeerd op de oprit van haar woning, [adres] in Heerde. Op zondagmiddag kwam zij er achter dat beide achterbanden van de auto waren lek gestoken. De bewuste nacht had zij twee jongens op haar erf zien lopen. [24]
Verdachte heeft op 11 november 2010 bij de politie verklaard dat hij de auto van mevrouw [slachtoffer 9] wel kende. Hij heeft verklaard dat ze naar de auto zijn gelopen en dat toen de banden zijn lek gestoken. Hij was samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte]. [25] [medeverdachte 1] of [medeverdachte] heeft de banden met een mes lek gestoken. In ieder geval is één band lek gestoken. Verdachte dacht één van de beide achtersten. Het zouden ook wel meer banden kunnen zijn. [26]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op zaterdagavond 28 augustus 2010 met medeverdachte [medeverdachte] en verdachte in Heerde aan het lopen was. [medeverdachte] kwam toen op het idee om de banden van die auto’s lek te steken. Dat was onder meer de auto van [slachtoffer 9]. Eerst zijn zij naar de woning van [slachtoffer 9] gelopen. De auto stond op de oprit bij de woning. [medeverdachte 1] liep samen met [medeverdachte] een paadje in, in de buurt van de woning van [slachtoffer 9]. Verdachte was naar de auto gelopen om de banden lek te steken. Verdachte liep terug en hij zei dat hij dat had gedaan. Verdachte zei voor zover [medeverdachte 1] zich dit kan herinneren dat hij één band had lek gestoken. [medeverdachte 1] had een mes gegeven aan verdachte, [getuige 2] en [getuige 1]. Verdachte, [medeverdachte] en [medeverdachte 1] hadden ruzie met [slachtoffer 9]. [27]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij in de nacht van 28 augustus 2010 op 29 augustus 2010 na 24.00 uur met medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte in Heerde was. [medeverdachte 1] zei dat verdachte en hij de banden van de auto van de moeder van [sla[broer slachtoffer 9] gingen lek steken. [medeverdachte] moest van [medeverdachte 1] doorlopen. Verdachte en [medeverdachte 1] staken die banden van die auto lek en [medeverdachte] liep verder. [28] Ook heeft [medeverdachte] verklaard dat zij de [adres] uit liepen, richting fietspad. Toen zei [medeverdachte 1] dat hij en verdachte nog even wat moesten doen, de banden van [naam] lek steken, de moeder van [naam] en [slachtoffer 9]. [medeverdachte 1] zei dat ze nog ergens langs moesten. [medeverdachte] snapte wat ze bedoelden, want [medeverdachte 1] had het er eerder op de avond over gehad dat die banden van de auto van [naam] nog moesten worden lek gestoken. [29]
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte] het onder parketnummer 06/940433-10 onder 2 tenlastegelegde tezamen en in vereniging hebben gepleegd. Zij hadden problemen met aangeefster en/of haar zoons, genaamd [slachtoffer 9], en het was een hun alle drie bekend, vooropgezet plan dat de banden van de auto van aangeefster zouden worden lek gestoken. Zij zijn gezamenlijk naar de woning van aangeefster gegaan en niemand heeft zich vervolgens gedistantieerd.
Ten aanzien van parketnummer 06/850373-11, feit 1
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder parketnummer 06/850373-11 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte [30];
- de verklaring van getuige [getuige 1] [31] ;
- de bekennende verklaring van verdachte [32] .
Ten aanzien van parketnummer 06/850373-11, feit 2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] tezamen en in vereniging de ten laste gelegde vernieling hebben gepleegd. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer 2], de verklaring van [ge[slachtoffer 1], de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte], de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [medeverdachte 1] en de verklaring van verdachte.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld of en zo ja, wanneer er een vernieling is geweest en dat ook niet kan worden vastgesteld dat de auto zou toebehoren aan [slachtoffer 2]. Aangeefster [slachtoffer 2] deed aangifte van vernieling, waarvan pas op 3 januari 2011 een proces-verbaal is opgemaakt. Bovendien is de aangifte niet door [slachtoffer 2] ondertekend. Verder is aangevoerd dat de weergave van de data niet juist is. Ten slotte heeft de politie nagelaten te onderzoeken wie de eigenaar van de auto is.
Op 27 mei 2010 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van vernieling van een auto op 23 mei 2010 tussen 01.30 uur en 10.00 uur. De spiegel was eraf geslagen, er zat een deuk in de deur en rondom de auto zaten krassen. [33]
Op 1 juni 2010 heeft [slachtoffer 1], de echtgenoot van aangeefster [slachtoffer 2] [34] , bij de politie verklaard dat hij eigenaar was van de Opel Astra die was vernield. De linker buitenspiegel van de auto was vernield. Hij zag dat de spiegelbehuizing volledig van de spiegel af lag en dat de spiegel los aan de carrosserie hing. Daarnaast zag hij dat er een deuk in het bestuurdersportier zat. Zondagavond 30 mei 2010 was [slachtoffer 1] bij [naam] [broer slachtoffer 9]. Medeverdachte [medeverdachte] was daar ook. Op een gegeven moment verliet [medeverdachte] de woning en bleef [slachtoffer 1] met [slachtoffer 9] achter. [slachtoffer 9] vertelde dat, net voordat [slachtoffer 1] binnenkwam, [medeverdachte] had verteld dat verdachte de auto van [slachtoffer 1] had vernield. Volgens [medeverdachte] had verdachte de spiegel van de auto vernield. [35]
Getuige [getuige 1] heeft op 19 november 2010 bij de politie verklaard dat [medeverdachte] en verdachte hem hadden verteld dat ze een spiegel van de auto hadden geslagen met de golfclub. [36]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 11 november 2010 bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte de auto van [naam] [slachtoffer 1] heeft vernield. [37] [medeverdachte 1] had met verdachte afgesproken dat zij nog even wat van [medeverdachte 1] moesten achterlaten bij de auto van [naam] [slachtoffer 1], de zoon van [naam] [slachtoffer 1]. [naam] reed destijds in de auto van zijn vader. [medeverdachte] dacht dat [medeverdachte 1] met die opmerking bedoelde om de spiegel van de auto eraf te slaan. Hij begreep van [medeverdachte 1] dat zij die auto moesten vernielen. Verdachte en [medeverdachte] waren naar de parkeerplaats achter het huis van die ouders van [slachtoffer 1] gegaan. [medeverdachte] stond op een afstand van tien meter van de auto en hij zag dat verdachte de linkerbuiten spiegel van de auto van [naam] af sloeg. Hij deed dat volgens [medeverdachte] met een golfstick die zij bij Pitch en Put hadden gehaald. [38]
Verdachte heeft op 11 november 2010 bij de politie verklaard dat hij of medeverdachte [medeverdachte] de spiegel van de auto heeft afgeslagen. [39]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/9850373-11 onder 2 tenlastegelegde heeft gepleegd. Gelet op hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, merkt de rechtbank nog op dat uit het geheel van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen genoegzaam kan worden afgeleid dat de auto op of omstreeks 23 mei 2010 is vernield en dat de auto aan [slachtoffer 2] en/of aan haar echtgenoot [slachtoffer 1] toebehoorde. De overige zich in het dossier bevindende stukken, waarin een onjuiste vermelding van datum of eigenaar wordt vermeld, leiden niet tot een ander oordeel, nu het in die betreffende stukken onmiskenbaar kennelijke verschrijvingen betreft.
Ten aanzien van parketnummer 06/850373-11, feit 3
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder parketnummer 06/850373-11 onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte [40];
- de verklaring van getuige [getuige 1] [41];
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] [42];
- de bekennende verklaring van verdachte [43], welke hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
De rechtbank is op grond van de voormelde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte de diefstal tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan. Gelet op de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] kan echter niet worden bewezen verklaard dat er sprake is van het zich toegang verschaffen en/of onder bereik brengen door middel van verbreking van een deur van het magazijn. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 06/850373-11, feit 4
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van vernieling. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer 12] en de verklaringen van verdachte en de getuigen [getuige 5] en [getuige 2].
De raadsman heeft betoogd dat er geen sprake is van medeplegen van vernieling. Daartoe is aangevoerd dat verdachte twee stenen tegen de woning heeft gegooid, maar dat er geen ruiten zijn vernield. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gegooid om stoer te kunnen doen tegen medeverdachte [medeverdachte 1], maar dat hij bewust verkeerd heeft gegooid omdat hij geen schade wilde aanrichten. Er was geen coördinatie tussen verdachte, die aan de voorkant van de woning stond, en medeverdachte [medeverdachte 1], die aan de achterkant stond, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op vrijdag 5 november 2010 te 23.55 uur heeft aangeefster [slachtoffer 12] aangifte gedaan van vernieling op de [adres] te Vaassen. [44]
Op 5 november 2010 omstreeks 23.15 uur lagen aangeefster en haar echtgenoot in bed televisie te kijken toen zij ineens een enorme knal hoorden. Hun kinderen van 8 en 11 jaar sliepen al langer. Direct hierop hoorde zij bij hun slaapkamerraam aan de achterzijde van hun huis ook zo’n harde klap. Zij hoorde nog 3 klappen tegen het slaapkamerraam en tegen de achtergevel van het huis. Beneden hoorde zij twee klappen. Zij ging naar beneden en zag dat de woonkamer vol lag met glas. Zij zag een ronde steen in de woonkamer liggen. Zij zag een gat rechts onderin het grote thermopaneraam aan de voorzijde van het huis. Een vaas uit de vensterbank was gesneuveld. Ook de salontafel was beschadigd door de naar binnen gegooide steen. Van het slaapkamerraam boven, ook thermopane, was de buitenste ruit gesneuveld. De ijzeren hor voor het raam is ook vernield.[45]
De echtgenoot van aangeefster, [slachtoffer 13], heeft op 9 november 2010 bij de politie verklaard dat hij leidinggevende is bij de [naam] in Epe. Verdachte werkte ook bij de [naam] en op 1 november 2010 of 2 november 2010 heeft [slachtoffer 13] op het werk een aanvaring gehad met verdachte.[46]
Verdachte heeft op 11 november 2010 bij de politie verklaard dat hij geen ruiten heeft ingegooid, maar dat hij op vrijdagavond wel in Vaassen was geweest. Hij was samen met [medeverdachte 1] en [naam] [getuige 5]. Het was de bedoeling om een ruit in te gooien bij zijn collega en dat was hem niet gelukt. Hij had een steen tegen de ruit aan gegooid. Hij had eerst omhoog gemikt en toen naar beneden. [46] [medeverdachte 1] had ook stenen gegooid. Verdachte wist niet of het [medeverdachte 1] was gelukt. Verdachte had twee stenen gegooid. Een steen ging mis en de andere steen was niet doorgegaan. Zij hadden vier of vijf stenen bij zich en [medeverdachte 1] had er in elk geval ook twee. [medeverdachte 1] was aan de achterkant van de woning gaan staan. Hij had in ieder geval daar één steen gegooid.[48]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 19 november 2010 bij de politie verklaard dat verdachte een collega had die hij niet mocht. Verdachte zei dat hij bij die collega de ruiten wilde ingooien. Verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en [naam] [getuige 5] waren met zijn drieën op de brommer gegaan. [49] Zij gingen eerst naar de woning van verdacht in Epe en daar heeft verdachte het adres van die man uitgeprint. Hierna waren zij naar Vaassen gereden. [naam] [getuige 5] bleef bij de scooters. Verdachte had vanuit Epe vier grote keien meegenomen, die onder het zadel van verdachtes scooter lagen. Verdachte nam twee keien. [medeverdachte 1] liep met verdachte mee om de woning te zoeken. Bij de woning was [medeverdachte 1] terug gelopen naar de scooters. Verdachte had toen gegooid, dat hoorde [medeverdachte 1], hij hoorde glasgerinkel. Hij weet niet hoeveel ruiten zijn ingegooid. Hij hoorde het volgens hem maar één keer. [medeverdachte 1] liep terug naar de scooter en zag dat [getuige 5] daar nog stond. Even later kwam verdachte terug lopen. [medeverdachte 1] zag dat verdachte een smile op zijn gezicht had. Verdachte zei dat hij ze had ingegooid en dat het gelukt was. [50]
Getuige [getuige 5] heeft op 24 november 2010 bij de politie verklaard dat hij één of twee weken daarvoor met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in Vaassen was. Verdachte vroeg in Heerde of hij de scooter van [getuige 5] kon lenen. [getuige 5] hoorde dat verdachte een probleem had met zijn collega. Hij is meegereden en voordat zij naar de woning van de collega gingen, waren zij bij de woning van verdachte in Epe geweest. Daar hadden zij, verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1], stenen meegenomen en in de scooter van medeverdachte [medeverdachte 1] gelegd. [51] Hierna reden zij richting Vaassen. Verdachte en [medeverdachte 1] vroegen of hij meeging om ruiten in te gooien met de stenen die zij hadden meegenomen. In Vaassen heeft hij gewacht bij de twee scooters. Zowel verdachte als [medeverdachte 1] pakten vervolgens de stenen onder het zadel vandaan. Hij zag opeens [medeverdachte 1] alleen terug lopen. [getuige 5] vroeg of het was gelukt. [medeverdachte 1] antwoordde heel vaag terug. Hij zei letterlijk: “Ik weet niet, ik denk het wel”. Hij wist het ook niet zeker of het was gelukt, daar kwam het op neer. Een paar minuten later kwam verdachte aan gelopen. [medeverdachte 1] zei tegen verdachte dat het hem was gelukt om de ruiten te raken. Hij wist niet zeker of de ruit was doorgegaan dan wel was beschadigd. [52]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen van vernieling kan worden bewezen verklaard. Uit de verklaringen van verdachte en [getuige 5] blijkt immers dat verdachte met [medeverdachte 1] naar de woning van aangeefster is gelopen en dat hij daarbij stenen meenam en dat hij, net als [medeverdachte 1], stenen tegen de woning heeft gegooid. Door op die wijze, op basis van een van te voren overeengekomen plan, te handelen, hebben verdachte en zijn medeverdachte de ten laste gelegde vernieling tezamen en in vereniging gepleegd. Daarbij doet niet terzake wie van beide verdachten de ruiten feitelijk heeft vernield. De rechtbank acht derhalve het onder parketnummer 06/850373-11 onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
06/940433-10
1.
hij op 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in een (school)gebouw (Margrietschool), immers hebben verdachte en/of zijn mededader toen aldaar opzettelijk vuur uit een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met wol en/of papier, ten gevolge waarvan dat (school)gebouw geheel is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in die school bevindend (school)meubilair en les- en speelmateriaal en andere zich in het (school)gebouw bevindende goederen te duchten was;
2.
hij op een tijdstip in de periode van 28 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk banden, toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield;
06/850373-11
1.
hij op een tijdstip in de periode van 28 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk banden van een auto (Opel Astra), toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5+6] heeft vernield;
2.
hij op of omstreeks 23 mei 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel en een portier en lakwerk van een auto (Opel Astra), toebehorende aan [slachtoffer 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd;
3.
hij op een tijdstip in de periode van 7 mei 2010 tot en met 8 mei 2010, te Heerde, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bar van een clubgebouw aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid geld en flessen drank, toebehorende aan tennisclub [naam] Heerde;
4.
hij op 05 november 2010, te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van een woning aan de [adres] en een vaas en een salontafel en een hor, toebehorende aan [slachtoffer 7], heeft vernield en/of beschadigd;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Parketnummer 06/40433-10
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is;
Feit 2: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort, vernielen.
Parketnummer 06/850373-11
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 2: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen;
Feit 3: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 4: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Met betrekking tot parketnummer 06/940433-10 is omtrent de persoon van verdachte een psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn opgenomen in een Pro Justitia rapport van J.G. Fennema, GZ-psycholoog, van 27 januari 2011. In dit rapport wordt – onder meer – het volgende geconstateerd:
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid (benedengemiddeld) van een persoonlijkheidsstoornis met ontwijkende, borderline en antisociale trekken en van drugsgebruik. Zowel de zwakbegaafdheid als de persoonlijkheidsstoornis en het drugsgebruik hebben de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. Geadviseerd wordt betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaren. Bij de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de officier van justitie de volgende bijzondere voorwaarden gevorderd, te weten dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering (meldingsgebod), ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos, of een soortgelijke instelling, en/of een leefstijltraining.
De raadsman heeft bepleit verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat dit de positieve ontwikkeling van verdachte zou doorkruisen. De raadsman heeft verder aangevoerd dat verdachte geen strafblad heeft. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, heeft de raadsman verzocht geen behandeling of leefstijltraining op te leggen. Verdachte volgt thans een leefstijltraining en heeft van de 22 lessen al 11 lessen gevolgd. Hij is bereid zijn leven te beteren, aldus de raadsman.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, waaronder brandstichting. Verdachte heeft brand veroorzaakt in een basisschool. Algemeen bekend is dat met brand ernstige en onvoorspelbare gevolgen gepaard kunnen gaan. De school is volledig afgebrand. De totale schade is enorm en bedraagt bijna twee miljoen euro. Daarnaast leert de ervaring dat een feit als het onderhavige veel ergernis opwekt bij degenen die er door worden getroffen en gevoelens van onveiligheid oproept. Ook zijn door het handelen van verdachte grote risico’s voor de hulpverleners in het leven geroepen. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Een dergelijk ernstig feit rechtvaardigt zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernielingen en een diefstal. Ten aanzien van de vernieling van de ruiten in Vaassen merkt de rechtbank op dat vooral deze vernieling verdachte zwaar wordt aangerekend. Tegen en door de ruiten van een woonhuis zijn stenen gegooid, terwijl de bewoners, waaronder kinderen, thuis waren. Aangeefster heeft dit voorval als uiterst bedreigend ervaren. Dat er geen gewonden zijn gevallen, is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van verdachte.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met het blanco strafblad van verdachte. Tevens houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met de hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank heeft verder bij de strafoplegging rekening gehouden met het hiervoor vermelde psychologisch rapport. Door de psycholoog is naar voren gebracht dat het recidivegevaar na detentie op de korte termijn matig is. Het drugsgebruik is gestopt in verband met betrokkenes detentie. De psycholoog acht de kans op een oplopen van het recidivegevaar groot zodra betrokkene zich in zijn thuismilieu min of meer zelf moet redden, zonder voldoende steun en begeleiding. De kans dat hij wederom zijn oude vertrouwde sociale netwerk zal gaan opzoeken lijkt de psycholoog zeer aannemelijk. Immers, voor een positief zelfgevoel en identiteitsgevoel is hij voornamelijk van zijn sociale contacten afhankelijk.
De psycholoog acht een juridisch kader nodig ter vermindering en voorkoming van recidive. Zij geeft de rechtbank in overweging bij een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf de volgende bijzondere voorwaarden te stellen. Betrokkene dient zich gedurende de proeftijd te richten naar de aanwijzing van de reclassering. Tevens zou betrokkene moeten worden behandeld. Hoewel betrokkene nog geen behandeling heeft gehad voor zijn problematische gedrag, mag worden verondersteld dat hij kan profiteren van een cognitief- gedragstherapeutische behandeling, gericht op het vergroten van probleembesef en verantwoordelijkheidsgevoel en het opstellen van een risicoanalyse en delictketen. Te denken valt aan een behandeling bij Kairos. Hierbij is behandeling in verband met betrokkenes drugs- ge-/misbruik c.q. de functie ervan, en voor het aanleren van sociale vaardigheden van groot belang. Bij dit laatste kan worden gedacht aan een behandeling bij Tactus Verslavingszorg, met onder meer een Leefstijltraining.
Door de reclassering is op 7 februari 2011 een advies opgesteld. Hierin is vermeld dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Zolang betrokkene niet werkt aan een aantal probleemgebieden (verwerken van emoties, omgaan met vrienden, aanleren van vaardigheden en drugsgebruik) zal de kans op recidive in de toekomst toenemen. Door de reclassering is geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, deelname aan een gedragsinterventie, te weten een Leefstijltraining, en een behandelverplichting. Gezien de directe samenhang van de persoonlijkheidsstoornis en een gebrek aan vaardigheden met het criminele gedrag van veroordeelde, moet hij zich laat behandelen door forensische polikliniek Kairos.
De rechtbank merkt hierbij nog op dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij zich kan vinden in een behandeling bij Kairos. Hij heeft zich reeds gemeld bij Tactus en hij is gestart met een leefstijltraining. Hij heeft voorts aangegeven dat hij is aangenomen bij het [school] in Zwolle voor het volgen van een (vrachtwagen)chauffeursopleiding. Uitzendbureau [naam] betaalt deze opleiding en door bemiddeling van dit uitzendbureau kan verdachte bij het transportbedrijf [naam] in Deventer werken.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het voor het voorkomen van herhaling noodzakelijk is dat verdachte een (ambulante) behandeling volgt en daarbij door de reclassering verder zal worden begeleid.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 191 dagen voorwaardelijk opleggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden na te melden bijzondere voorwaarden gekoppeld, waaronder: een meldingsgebod en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos, forensische polikliniek, of een soortgelijke instelling.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om verdachte te veroordelen tot een werkstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
De rechtbank merkt daarbij op dat zij een lagere straf oplegt dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank komt daartoe vanwege enerzijds de jeugdige leeftijd van verdachte en anderzijds de omstandigheid dat verdachte nog een (ambulante) behandeling moet ondergaan en hij bereid en gemotiveerd is om aan een dergelijke behandeling mee te werken. Daarnaast merkt de rechtbank op dat verdachte na de schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze ontwikkeling mogelijk kunnen doorkruisen. De rechtbank is van oordeel dat in het belang van verdachte en van de maatschappij een goede behandeling geboden is, zodat zij daarmee rekening heeft gehouden bij de op te leggen straf. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf is gekoppeld een door de rechtbank op te leggen proeftijd van twee jaren.
Vordering tot schadevergoeding
Ten aanzien van parketnummer 06/940433-10
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 194,04 (materiële schade), vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 06/940433-10 onder 2 ten laste gelegde. Daarnaast is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het gevraagde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, nu hij vrijspraak heeft bepleit van het ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft hij afwijzing van de vordering bepleit.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terecht¬zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 06/940433-10 onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een bedrag van € 194,04 zodanig onderbouwd dat de vordering tot dit bedrag voor toewijzing in aanmerking komt. Daarnaast zal de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2010 over voormeld bedrag worden toegewezen.
De rechtbank zal deze vordering hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat indien en voor zover de mededaders hebben betaald, verdachte zal zijn bevrijd.
Ten aanzien van parketnummer 06/850373-11
Feit 4
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 275,00 (immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 06/850373-11 onder 4 tenlastegelegde. Daarnaast is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het gevraagde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, nu hij vrijspraak heeft bepleit van het ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering omdat behandeling een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Er wordt alleen een bedrag aan immateriële schade gevorderd. In casu ontbreekt een medische verklaring. Derhalve kan niet worden vastgesteld of en in hoeverre immateriële schade is geleden, aldus de raadsman.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terecht¬zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 06/850373-11 onder 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank zal de verzochte immateriële schade van € 275,00 toewijzen, nu zij dit bedrag alleszins redelijk en billijk acht.
Daarnaast zal de wettelijke rente vanaf 5 november 2010 over voormeld bedrag worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 27, 36f, 47, 57, 157, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/940433-10 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 06/850373-11 onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde, heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Parketnummer 06/940433-10:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor goederen te duchten is;
Feit 2: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Parketnummer 06/850373-11:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 2: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen;
Feit 3: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 4: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen.
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 (tweehonderdzeventig) dagen;
• bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 191 (honderdéénennegentig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
• stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op het vonnis moet melden bij Tactus Verslavingsreclassering. Hierna moet de veroordeelde zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden bij de reclassering zo frequent als en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat
veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door forensische polikliniek Kairos of een soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van Kairos of soortgelijke instelling zullen worden gegeven;
-veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
• geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de navolgende benadeelde partijen van de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
Parketnummer 06/940433-10
Feit 2:
1. [slachtoffer 2]
[adres]
[postcode plaats]
Rekeningnummer: [nummer] € 194,04, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 29 augustus 2010;
Parketnummer 06/850373-11
Feit 4:
2. [slachtoffer 7]
[adres]
[postcode plaats]
Rekeningnummer: [nummer] € 275,00, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 5 november 2010.
Legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende slachtoffers te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag vervangende hechtenis
1. [slachtoffer 2] € 194,04, met wettelijke rente 3 (drie) dagen
2. [slachtoffer 7] € 275,00, met wettelijke rente 5 (vijf) dagen
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
• verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
• heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Heenk, voorzitter, Van der Hooft en Troost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juli 2011.
Mr. Heenk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Eindnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010128146, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord- West Veluwe, Veulenteam, gesloten en ondertekend op 19 januari 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8], p. 1087 en 1089.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8], p. 1087.
4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8], p. 1088.
5 Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing, Team Forensische Opsporing, p. 1107-1111.
6 Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing, Team Forensische Opsporing, p. 1108.
7 Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing, Team Forensische Opsporing, p. 1110.
8 Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing, Team Forensische Opsporing, p. 1111.
9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 501.
10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 502.
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte. p. 503.
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte. p. 504.
13 Proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 526.
14 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 788.
15 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 789.
16 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 790.
17 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 805.
18 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 806.
19 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 1270-1273.
20 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 1272.
21 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 1221-1226.
22 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 1222.
23 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 1613-1615.
24 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 1613.
25 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1629.
26 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1630.
27 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1617.
28 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 1633.
29 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], p. 1637.
30 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4], p. 1640-1642 en proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 4], p. 1643-1644.
31 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 1646-1648.
32 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1664-1665.
33 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 1774-1775.
34 Zie proces-verbaal van bevindingen, p.1781.
35 Proces-verbaal van aangever [ge[slachtoffer 1], p. 1778.
36 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 1785.
37 Proces-verbaal van medeverdachte [medeverdachte], p. 1806.
38 Proces-verbaal van medeverdachte [medeverdachte], p. 1807.
39 Proces-verbaal van verdachte, p. 1800-1802.
40 Proces-verbaal van aangifte door [naam] p. 1811 en 1814.
41 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 1817-1819.
42 Proces-verbaal van medeverdachte [medeverdachte], p. 1869.
43 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1848.
44 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7], p. 1872-1875.
45 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7], p. 1873.
46 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 13], p. 1877.
47 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1896.
48 Proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 1897.
49 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1886.
50 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 1887.
51 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5], p. 1900.
52 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5], p. 1901.