RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/940077-11, 06/460222-09 (tul) en 06/940035-10 (tul)
Uitspraak d.d.: 26 juli 2011
tegenspraak / dip
[Verdachte B],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
volgens verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in PI Arnhem-De Berg, Arnhem.
Raadsman: mr. J. Zeegers, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 mei 2011 en 12 juli 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 11 februari 2011 te Didam, althans in de gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer A] en/of [Slachtoffer B] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [Slachtoffer A] en/of die [Slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s) met bivakmuts(en)/camouflerende hoofdbedekking die [Slachtoffer A] en/of [Slachtoffer C] en/of [Slachtoffer B] achterna zijn/is gerend en/of de vrije doorgang voor die [Slachtoffer A] en/of [Slachtoffer C] en/of [Slachtoffer B] hebben/heeft versperd en/of (meermalen) naar die [Slachtoffer A] en/of [Slachtoffer C] en/of [Slachtoffer B] hebben/heeft geroepen: "Ik wil geld " en/of (daarbij) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp op die [Slachtoffer A] en/of [Slachtoffer C] en/of [Slachtoffer B]
hebben/heeft gericht(gehouden) en/of hebben/heeft geroepen/gezegd: "Geef me je geld." en/of "Geef jullie geld", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of dat (vuur)wapen/voorwerp op het hoofd van die [Slachtoffer A] en/of die [Slachtoffer B] hebben/heeft gericht en/of de slede van dat wapen/voorwerp naar achteren hebben/heeft getrokken;
art 317 WvSr
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 11 februari 2011 te Didam, althans in de gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer A] en/of [Slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal (telkens) werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer A] en/of [Slachtoffer C] en/of die [Slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s) met bivakmuts(en)/camouflerende hoofdbedekking die [Slachtoffer A] en/of
[Slachtoffer C] en/of [Slachtoffer B] achterna zijn/is gerend en/of de vrije doorgang voor die [Slachtoffer A] en/of [Slachtoffer C] en/of [Slachtoffer B] hebben/heeft versperd en/of (meermalen) naar die [Slachtoffer A] en/of [Slachtoffer C] en/of [Slachtoffer B] hebben/heeft geroepen: "Ik wil geld " en/of (daarbij) een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp op die [Slachtoffer A] en/of [Slachtoffer C] en/of [Slachtoffer B]
hebben/heeft gericht(gehouden) en/of hebben/heeft geroepen/gezegd: "Geef me je geld." en/of "Geef jullie geld." althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of dat (vuur)wapen/voorwerp op het hoofd van die [Slachtoffer A] en/of die [Slachtoffer B] hebben/heeft gericht en/of de slede van dat wapen/voorwerp naar achteren hebben/heeft getrokken;
art 312 WvSr
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 11 februari 2011 te Wehl, althans in de gemeente Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer D] en/of [Slachtoffer E], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer D] en/of die [Slachtoffer E], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen (telkens) met bivakmuts(en)/camouflerende hoofdbedekking op die [Slachtoffer D] en/of die [Slachtoffer E] zijn/is toegesneld/toegelopen en/of (daarbij) tegen die [Slachtoffer D] en/of die [Slachtoffer E] hebben/heeft geroepen/gezegd: "Ik wil geld, ik wil geld."althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of (toen die [Slachtoffer D] en/of die [Slachtoffer E] weg fietsten) die [Slachtoffer D] en/of die [Slachtoffer E] hebben/heeft achtervolgd en/of een pistool, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [Slachtoffer D] en/of die [Slachtoffer E] hebben/heeft gericht en/of gericht gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 11 februari 2011 te Wehl, althans in de gemeente Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer D] en/of [Slachtoffer E] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [Slachtoffer D] en/of die [Slachtoffer E], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) met bivakmuts(en)/camouflerende hoofdbedekking op die [Slachtoffer D]
en/of die [Slachtoffer E] zijn/is toegesneld/toegelopen en/of (daarbij) tegen die [Slachtoffer D] en/of die [Slachtoffer E] hebben/heeft geroepen/gezegd: "Ik wil geld, ik wil geld."althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of (toen die [Slachtoffer D] en/of die [Slachtoffer E] weg fietsten) die [Slachtoffer D] en/of die [Slachtoffer E] hebben/heeft achtervolgd en/of een pistool, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [Slachtoffer D] en/of die [Slachtoffer E] hebben/heeft gericht en/of gericht gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 WvSr
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op vrijdag 11 februari 2011 omstreeks 23.43 uur is er een melding bij de politie gedaan van poging tot straatroof. Twee jonge vrouwen waren per fiets op weg naar huis. Ter hoogte van de vijver in Wehl hebben zij twee mannen met bivakmutsen op gezien die op hen af kwamen rennen. Ze riepen dat ze geld wilden. De vrouwen zijn ontkomen door hard weg te fietsen. Zeven minuten later is er nogmaals een melding gedaan dat vijf personen in een rode auto, vermoedelijk van het merk Peugeot, een gewapende overval hadden gepleegd op 3 mensen op het fietspad bij de Loilseweg te Didam. Alle mannen waren tussen de 18 en 20 jaar oud. Er is met een vuurwapen gedreigd.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en onder 2 subsidiair ten laste afpersing in vereniging wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de aangiften en de verklaringen van de medeverdachten
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Verdachte kan zich niets meer herinneren van de avond van 11 februari 2011.
De raadsman heeft aangevoerd dat er voldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van beide feiten te kunnen komen. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de kwalificatie.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 is de rechtbank van oordeel dat op grond van de aangiften van [Slachtoffer A]2 en [Slachtoffer B]3, de verklaring van medeverdachte [Verdachte C]4 en de verklaring van medeverdachte [Medeverdachte D]5 tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het primair tenlastegelegde.
[Slachtoffer A] heeft aangifte6 gedaan van afpersing, gepleegd op vrijdag 11 februari 2011 om 23.41 uur in Didam. Hij heeft daarbij verklaard dat hij samen met [Slachtoffer C] en [Slachtoffer B] fietste vanuit het station in Didam naar Nieuw Wehl. Toen zij over de Weemstraat in de richting van de Loilseweg reden, heeft hij gezien dat een rode auto van achter kwam aangereden. De rode auto reed ongeveer honderd meter voor hen een weg naar links in, de Loilseweg. De auto reed enkele meters door, ging stilstaan en deed toen de verlichting uit. Hij heeft gezien dat een manspersoon vanuit de Loilseweg terugliep naar de Weemstraat. De man was geheel in het donker gekleed en droeg een capuchon over zijn hoofd. De man ging op het fietspad staan, waardoor hij hen de weg versperde. Hij heeft gehoord dat de man riep naar hen: "Ik wil geld". Hij heeft gezien dat de man een wapen op hen heeft gericht. Dit leek op een vuurwapen. De man stond ongeveer een halve meter van hen vandaan. [Slachtoffer A] zag dat de man zijn wapen oprichtte ter hoogte van hun hoofd en dat hij met zijn andere hand de slede van het wapen naar achteren heeft getrokken. [Slachtoffer A] en [Slachtoffer B] hebben de man wat kleingeld gegeven, hij zag dat de man zich heeft omgedraaid en is teruggelopen naar de auto. [Slachtoffer A] zag dat de man aan de rechterzijde de auto instapte en dat de auto is gestart en dat deze wegreed.
Ook [Slachtoffer B] heeft aangifte gedaan7 van diefstal met geweld, gepleegd op vrijdag 11 februari 2011 in Didam. Hij heeft verklaard dat hij samen met zijn vriendin [Slachtoffer C] en de broer van [Slachtoffer C] vanaf het station van Didam is gefietst. Toen ze over de Weemstraat fietsten, kwam er een rode Peugeot met dezelfde snelheid naast hen rijden. Er zaten meerdere mensen in deze rode Peugeot. Hij heeft verklaard dat hij heeft gezien dat er een personenauto op de Loilseweg, vlak voor de kruising met de Weemstraat, stilstond. Hij heeft gezien dat één persoon vanaf deze personenauto in de richting van de Weemstraat liep en dat deze persoon zijn wandelpas versnelde. Toen zij bijna op de kruising met de Loilseweg aankwamen, nam de persoon een paar looppasjes en kwam voor hen staan. De persoon zei "Geef me jullie geld" of woorden van gelijke strekking. Hij heeft verklaard dat de persoon een vuurwapen vast had en de loop van het vuurwapen in hun richting hield. Vervolgens heeft de persoon zijn vrije hand bovenop de slede van het vuurwapen gelegd. [Slachtoffer B] en [Slachtoffer A] hebben hun klein geld afgegeven.
Medeverdachte [Verdachte C] heeft verklaard8 dat hij met verdachte en nog enkele mensen in zijn (leen)auto heeft bezeten. Bij de molen in Didam zagen ze drie personen fietsen; hij maakte zijn medeverdachte daarop attent. Ze zijn er langs gereden en vervolgens linksaf geslagen. Verdachte is uitgestapt en heeft het balletjespistool meegenomen. Verdachte liep richting het fietspad, hij had een bivakmuts en zonnebril op. Hij zag dat verdachte met het pistool in de richting van de mensen liep te zwaaien. Hij heeft gezien dat de mensen stopten en afstapten. Hij heeft gezien dat verdachte het balletjespistool op alle drie personen heeft gericht. Verdachte is daarna in de auto gestapt en heeft het geld aan [Medeverdachte D] gegeven. [Verdachte C] heeft verklaard dat de bivakmuts al langer in zijn auto lag en dat hij het balletjespistool in Spanje heeft gekocht.
Medeverdachte [Medeverdachte D], die op de avond van 11 februari 2011 ook in de auto heeft gezeten, heeft verklaard9 dat ze op een lange donkere weg reden en dat ze ergens op een zijstraatje of een oprit zijn gestopt. Daar is alleen verdachte uitgestapt. De anderen zijn allemaal in de auto van [Verdachte C] blijven zitten. Verdachte had een pistool in zijn hand en hij trok een muts met kijkgaten over zijn hoofd. Zij heeft gezien dat er twee of drie mensen aankwamen fietsen.
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde afpersing in vereniging. Medeverdachte [Verdachte C] heeft verdachte en zichzelf in zijn leenauto naar en van de plaats van het delict vervoerd, heeft verdachte geattendeerd op de aanwezigheid van de slachtoffers en heeft verdachte de beschikking gegeven over de zich in de auto bevindende bivakmuts en het balletjespistool, waarmee verdachte vervolgens genoemde aangevers heeft bedreigd met geweld teneinde hen te dwingen tot afgifte van geld. Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [Verdachte C], gericht op het door hen gepleegde feit.
Ten aanzien van het tweede feit is de rechtbank van oordeel dat op grond van de aangiften van [Slachtoffer D]10 en [Slachtoffer E]11, de verklaring van medeverdachte [Verdachte C]12 en de verklaring van medeverdachte [Medeverdachte D]13 tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het subsidiair tenlastegelegde.
[Slachtoffer D] heeft aangifte gedaan14 van poging tot afpersing op vrijdag 11 februari 2011 tussen 23.20 uur en 23.40 uur in Wehl. Zij heeft verklaard dat zij met [Slachtoffer E] over de Didamseweg fietste ter hoogte van de borden bebouwde kom Wehl. Zij heeft twee mannen gezien die bij het hondenuitlaatrennetje stonden. De voorste jongen had al een bivakmuts op en de achterste zag ze net een bivakmuts opzetten. De jongens liepen naar hen toe vanuit de straat van rechts. De voorste jongen schreeuwde "Ik wil geld, ik wil geld". [Slachtoffer D] en [Slachtoffer E] zijn hard weggefietst. [Slachtoffer D] heeft gezien dat een van de jongens met gestrekte arm in hun richting wees, het leek alsof hij iets zwarts vasthield. Ze dacht dat hij een pistool vasthield. Ze heeft verklaard dat ze doodsbang was.
Ook [Slachtoffer E] heeft aangifte gedaan15 op 11 februari 2011. Ter hoogte van de vijver op de Didamseweg heeft ze twee jongens zien staan die allebei in het zwart waren gekleed. Toen [Slachtoffer D] en [Slachtoffer E] de jongens voorbij waren gefietst, sprak een van de jongens hen aan en zei "Ik wil geld, ik wil geld". Toen ze over haar rechterschouder keek, zag ze dat een van de jongens een bivakmuts droeg en iets in zijn rechterhand had.
Medeverdachte [Verdachte C] heeft verklaard16 dat hij in de buurt van de rotonde richting Wehl twee meisjes zag fietsen. Hij moest van verdachte terugrijden. Vervolgens zijn verdachte en medeverdachte [Verdachte A] uitgestapt, verdachte had hierbij het balletjespistool in de hand. Verdachte droeg een bivakmuts en een zonnebril, [Verdachte A] droeg alleen een bivakmuts. Hij heeft gezien dat de meisjes voorbij fietsten en dat verdachte er achter aan is gerend. Ook [Verdachte A] is achter verdachte en de meisjes aangerend. Verdachte vertelde aan [Verdachte C] dat hij tegen de meisjes had geroepen dat hij geld wilde en dat ze moesten stoppen. [Verdachte A] vertelde dit ook aan [Verdachte C].
[Medeverdachte D] heeft verklaard17 dat ze in de auto heeft gezeten en dat verdachte en medeverdachte [Verdachte A] uit de auto zijn gestapt omdat er twee fietsers aankwamen. Ze heeft gehoord dat ze wat geschreeuwd hebben tegen die fietsers, maar die waren weggefietst.
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, door met medeverdachte [Verdachte A], beiden voorzien van een bivakmuts, de auto te verlaten en zich in de richting van aangeefsters te bewegen, waarbij verdachte een balletjespistool in de hand hield en heeft geroepen "ik wil geld", tezamen en in vereniging met [Verdachte A] heeft gepoogd aangeefsters af te persen.
Gezien de handelwijze van verdachte en zijn medeverdachte, waarbij zij hebben geroepen "ik wil geld", is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde feit niet (tevens) als de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld in vereniging kan worden gekwalificeerd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 11 februari 2011 te Didam tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [Slachtoffer A] en [Slachtoffer B] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen, geheel toebehorende aan die [Slachtoffer A] en die [Slachtoffer B], welke bedreiging met geweld telkens hierin bestond dat hij met bivakmuts op die [Slachtoffer A] en [Slachtoffer C] en [Slachtoffer B] achterna is gerend en de vrije doorgang voor die [Slachtoffer A] en [Slachtoffer C] en [Slachtoffer B] heeft versperd en meermalen naar die [Slachtoffer A] en [Slachtoffer C] en [Slachtoffer B] heeft geroepen: "Ik wil geld " en daarbij een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp op die [Slachtoffer A] en en [Slachtoffer B] heeft gericht(gehouden) en heeft geroepen: "Geef me je geld." en "Geef jullie geld", en de slede van dat wapen/voorwerp naar achteren heeft getrokken;
hij op 11 februari 2011 te Wehl, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [Slachtoffer D] en [Slachtoffer E] te dwingen tot de afgifte van geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [Slachtoffer D] en die [Slachtoffer E], telkens met bivakmuts op, op die [Slachtoffer D] en die [Slachtoffer E] is toegesneld/toegelopen en daarbij tegen die [Slachtoffer D] en die [Slachtoffer E] heeft geroepen: "Ik wil geld, ik wil geld." en (toen die [Slachtoffer D] en die [Slachtoffer E] weg fietsten) die [Slachtoffer D] en die [Slachtoffer E] heeft achtervolgd en een pistool, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [Slachtoffer D] en die [Slachtoffer E] heeft gericht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
Strafbaarheid van de verdachte
Naar de persoon van verdachte is een psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut van 10 mei 2011.
Kobussen heeft aangegeven dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, gecombineerde type, van alcoholmisbruik en van afhankelijkheid van verschillende middelen. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en antisociale persoonlijkheidstrekken. Verdachte schroomt, mede door de persoonlijkheidspathologie, niet om grenzen te overschrijden voor zijn eigen gewin. Ook beschikt verdachte over beperkte impulscontrole en lijkt sprake te zijn van imponeergedrag. De pathologie heeft in die zin doorgewerkt in het veronderstelde delictgedrag en heeft zijn wils- en handelingsvrijheid in enige mate beperkt. Hoewel het alcoholgebruik zijn remmingen nog meer heeft aangetast, kan de verantwoordelijkheid voor zijn gedragskeuzes niet bij verdachte worden weggenomen. Aangenomen moet worden dat verdachte zich bewust was van de wederrechtelijkheid van de hem ten laste gelegde feiten en de afkeurenswaardigheid ervan. Kobussen adviseert verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Met de conclusie van de psycholoog dat verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, kan de rechtbank zich verenigen en neemt zij deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Hierbij vordert de officier van justitie dat hieraan de bijzondere voorwaarde wordt gekoppeld dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt het volgen van een agressieregulatietraining en behandeling voor zijn verslaving.
Bij haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de problematiek met betrekking tot de persoon van verdachte.
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat een gevangenisstraf gezien de justitiële documentatie op zijn plaats is, maar dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf te hoog is, een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk is naar de mening van de raadsman meer op zijn plaats. Verdachte is flink gemotiveerd op dit moment om zijn leven te verbeteren, hij heeft reeds een eerste stap gezet door zich aan te melden bij Kairos en Iris-zorg.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een straatroof en een poging daartoe op willekeurig uitgekozen slachtoffers, waarbij hij een bivakmuts op had en een balletjespistool heeft getoond. Verdachte heeft het gevoel van veiligheid van de slachtoffers aangetast. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal daarvan langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Straatroven veroorzaken ook in de maatschappij in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. De rechtbank zal ook rekening houden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de risicoprognose uit het psychologisch rapport, waaruit blijkt dat kans op herhaling van soortgelijk delictgedrag aanwezig is. Tevens houdt de rechtbank rekening met het verontrustende en uitgebreide strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij een 'veelplegers status' heeft. Bovendien heeft hij zich in de proeftijd weer schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden opleggen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Als bijzondere voorwaarde legt de rechtbank verdachte op dat hij zich dient te gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering, ook als dit inhoudt het volgen van een agressieregulatietraining bij Kairos of een soortgelijke instelling. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en gedwongen begeleiding en behandeling mogelijk te maken.
Vordering tot schadevergoeding
Er hebben zich 3 benadeelde partijen met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Benadeelde partij [Slachtoffer A] heeft zich met een vordering van € 1.670,00 ter zake van immateriële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht - hoofdelijk - aansprakelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. Uit de schadeonderbouwing blijkt dat benadeelde enkele maanden eerder ook onder bedreiging met een pistool geld heeft moeten afgeven. Om die reden kan niet worden uitgesloten dat een gedeelte van de gestelde schade niet direct voortvloeit uit het thans bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de immateriële schadevergoeding ten dele, tot een bedrag van € 1.000,--, toewijzen. Deze benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve het restant van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 11 februari 2011.
Benadeelde partijen [Slachtoffer D] en [Slachtoffer E] hebben zich met ieder een vordering van € 500,00 ter zake van immateriële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot de gevorderde bedragen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. De vorderingen zijn voor toewijzing vatbaar. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 11 februari 2011.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffers. De rechtbank zal deze verplichting gelijk verdelen over de veroordeelden van de strafbare feiten.
Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, dienen de bij vonnis van 29 september 2009 te Zutphen van de meervoudige kamer (parketnummer 06/460222-09) voorwaardelijk opgelegde straf van 2 maanden jeugddetentie met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht en de bij vonnis van 18 maart 2010 te Zutphen van de politierechter (parketnummer 06/940035-10) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 50 dagen voorwaardelijk ten uitvoer gelegd te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 47, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 1 primair en 2 subsidiair heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat
- veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt het volgen van een agressieregulatietraining bij Kairos of een soortgelijke instelling;
- veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [Slachtoffer A], wonende aan de [adres] (bankrekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 1.000,00, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer A] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [Slachtoffer D], wonende aan de [adres] (bankrekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 500,00, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Slachtoffer D], een bedrag te betalen van € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 5 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [Slachtoffer E], wonende aan de [adres] (bankrekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 500,00, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Slachtoffer E], een bedrag te betalen van € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 5 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders de betreffende schadebedragen zijn betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
* gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 29 september 2009, te weten van:
2 maanden jeugddetentie met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
* gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 18 maart 2010, te weten van:
Gevangenisstraf van 50 dagen;
Aldus gewezen door mrs. Roelvink, voorzitter, Troost en Moolenburgh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juli 2011.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer BVH 2011032855 , Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 22 maart 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer A], p. 116-118
3 Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer B], p. 126-127, p. 130-132
4 Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [Verdachte C], p. 186-187
5 Proces-verbaal van verhoor mede-verdachte [Medeverdachte D], p. 238-240
6 Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer A], p. 116-118
7 Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer B], p. 126-127, p. 130-132
8 Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [Verdachte C], p. 186-187
9 Proces-verbaal verhoor verdachte [Medeverdachte D], p. 234
10 Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer D], p. 254-256
11 Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer E], p. 260-261
12 Proces-verbaal van verhoor mede-verdachte [Verdachte C], p. 184-186 + 191-192
13 Proces-verbaal van verhoor mede-verdachte [Medeverdachte D], p. 238-240
14 Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer D], p. 254-256
15 Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer E], p. 260-261
16 Proces-verbaal van verhoor mede-verdachte [Verdachte C], p. 184-186 + 191-192
17 Proces-verbaal van verhoor mede-verdachte [Medeverdachte D], p. 238-240