ECLI:NL:RBZUT:2011:BR5065

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
16 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940043-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Valderen
  • A. Ouweneel
  • J. Aufderhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met vuurwapen in café

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 16 augustus 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot moord. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd, heeft op 29 januari 2011 in een café in Winterswijk met een vuurwapen op het slachtoffer geschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, aangezien hij na een woordenwisseling naar huis ging om een wapen te halen en vervolgens terugkeerde naar het café. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte het slachtoffer had bedreigd en meerdere keren had geschoten, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van poging tot moord. De rechtbank achtte de poging tot moord wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging van de verdachte die stelde dat hij enkel de aangever wilde bang maken. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vier jaar en een schadevergoeding van € 1.650,00 aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de immateriële schade die het slachtoffer had geleden als gevolg van de bedreiging en het schieten. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van het delict. De vordering tot schadevergoeding voor gederfde inkomsten werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de impact op de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940043-11
Uitspraak d.d. 16 augustus 2011
Tegenspraak / dip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1983],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring 'De Kruisberg' te Doetinchem.
Raadsman: mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 april 2011, 29 juni 2011 en 2 augustus 2011.
De tenlastelegging
Nadat ter terechtzitting van 2 augustus 2011 de dagvaarding is aangepast op grond van het in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering bepaalde, is aan verdachte ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2011 te Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft geschoten, althans in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 29 januari 2011 te Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel, toe te brengen, opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen op voornoemde [slachtoffer] geschoten, althans in de richting van die [slachtoffer] geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 29 januari 2011 te Winterswijk [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een of meermalen met een vuurwapen geschoten in de richting van die [slachtoffer] althans een of meermalen met een vuurwapen geschoten in [café naam A], alwaar die [slachtoffer] zich bevond, in ieder geval duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer]
een vuurwapen vastgehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "ik schiet je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op zaterdag 29 januari 2011 omstreeks 22.15 uur kregen de verbalisanten een verzoek van de meldkamer om telefonisch contact op te nemen met [naam 1]. Hij had doorgegeven dat zijn zwager, [slachtoffer], kort daarvoor in [café naam A te plaats] door verdachte was bedreigd met een wapen. Tevens kregen de verbalisanten een melding van de meldkamer dat er was geschoten in het voormeld café. Ter plaatse werden zij aangesproken door de barman van het café, [naam 2]. Tevens werd [slachtoffer] in het café aangetroffen, die verklaarde dat hij was beschoten door verdachte. Verdachte had na de schietpartij het café verlaten. Op 29 januari 2011 om 23.15 uur heeft [slachtoffer] aangifte gedaan tegen verdachte.
Op zondag 30 januari 2011 om 08.00 uur werd verdachte aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot moord. Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de aangifte, het rapport van het Team Forensische Opsporing en de verklaringen van getuigen [naam 2], [naam 3], [naam 4] en [naam 5]. Vast staat naar haar mening dat verdachte op zaterdagavond 29 januari 2011 in het café zat en dat hij op enig moment naar huis is gegaan en daar zijn wapen heeft opgehaald. Ondanks dat zijn partner tegen hem zei dat hij niet terug naar het café moest gaan, is verdachte toch gegaan. In het café heeft hij aangever bedreigd met het wapen, maar door tussenkomst van de barman, [naam 2], en de eigenaar van het café, [naam 3], is het conflict gesust. Verdachte is weer aan de bar gaan zitten en vervolgens heeft hij het wapen (door)geladen en heeft hij van een korte afstand in de richting van de aangever geschoten.
De officier van justitie voert daarbij aan dat verdachte geen geoefend schutter is. Weliswaar heeft hij verklaard dat hij in het bos met het wapen heeft geschoten, maar dat maakt hem volgens de officier van justitie nog geen geoefend schutter. Zij vindt hiervoor ondersteuning in het rapport van het Team Forensische Opsporing waaruit blijkt dat tijdens het plaatsen van het magazijn in het wapen ongebruikte patronen uit het wapen zijn gevallen, wat duidt op een gebrek aan ervaring met vuurwapens en ongeoefendheid, aldus de officier van justitie. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat hij aangever enkel en alleen wilde bang maken niet geloofwaardig. De gedragingen van verdachte wijzen op opzet op de dood van de aangever, minst genomen in voorwaardelijke zin. De officier van justitie acht voorwaardelijk opzet op de dood van de aangever aanwezig. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever zou kunnen overlijden. De hiervoor vermelde omstandigheden maken dat er sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg bij verdachte.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot moord dan wel poging tot doodslag en de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Daartoe heeft hij betoogd dat er geen sprake was van voorbedachten rade, maar van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling door de voorgeschiedenis met aangever en de aanhoudende provocaties door aangever. Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken van het bestanddeel 'met voorbedachten rade'. De raadsman heeft verder aangevoerd dat verdachte bewust mis heeft geschoten en dat er daarom geen (voorwaardelijk) opzet op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is. De meer subsidiaire ten laste gelegde bedreiging kan wel worden bewezen verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
De lezing van verdachte over het tenlastegelegde is als volgt.
Ter terechtzitting van 2 augustus 2011 heeft verdachte, zakelijk weergegeven, verklaard dat de door hem bij de politie afgelegde verklaringen niet juist, want eigenlijk onzin zijn. Hij heeft op advies van zijn toenmalige raadsman bepaalde verklaringen afgelegd. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat het incident op 29 januari 2011 het gevolg van een uit de hand gelopen woordenwisseling is geweest. Nadat hij in het café een woordenwisseling met aangever [slachtoffer] heeft gehad, is hij naar huis gegaan alwaar hij een wapen heeft opgehaald. Met dat wapen is hij vervolgens terug gegaan naar het café. Op dat moment was er nog niets aan de hand. Een kort moment later ontstond er (wederom) een scheldpartij tussen hem en aangever. Wat daarbij allemaal over en weer geroepen is, kan verdachte zich niet herinneren. Verdachte liet op enig moment zijn wapen aan [slachtoffer] zien, stopte dit daarna weer in zijn broekzak en ging aan de bar zitten. Toen hij aan de bar zat, voelde hij zich geprovoceerd door aangever. Daarop heeft verdachte zijn wapen onder de bar geladen en is hij met het wapen richting aangever gelopen. Hij heeft vervolgens welbewust met een zijwaartse beweging in een caféstoel geschoten. Hij heeft niet gericht op aangever geschoten, want hij wilde aangever alleen bang maken. Voor de anders luidende bevindingen van het TFO heeft hij geen verklaring. Toen aangever het café uit liep, is verdachte achter hem aan gegaan en heeft hij in het café een tweede keer geschoten, van binnen naar buiten op en door het raam naast de toegangsdeur. Hij heeft ook daarbij niet gemikt op aangever. Buiten het café heeft verdachte nog één keer in de lucht geschoten. Verdachte heeft ontkend dat hij tegen aangever zou hebben gezegd dat hij hem zou doodschieten.
De lezing van aangever is als volgt.
Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op zaterdag 29 januari 2011 omstreeks 20.15 uur in het [café naam A te plaats] aanwezig was. Hij zag verdachte aan de bar zitten.2 Direct na de binnenkomst van aangever verliet verdachte het café. Na een half uurtje kwam verdachte het café weer binnen en ging aan de bar zitten. Verdachte zat vier of vijf meter bij de aangever vandaan. Aangever zat met zijn rug tegen de muur. Na een half uur zag aangever dat verdachte diens middelvinger naar hem op stak. Op een gegeven moment zag hij dat verdachte een damespistool uit zijn broekzak pakte. Verdachte kwam in zijn richting lopen en hield het wapen in de lucht gericht. Verdachte zei: "en nu dan? Ik schiet je dood", aldus aangever. Daarna stopte verdachte het wapen weer in zijn broekzak. Op dat moment kwamen [naam 2], de barman en [naam 3], de café-eigenaar tussen hen in staan en zij zeiden dat de aangever en de verdachte rustig aan moesten doen. Even later kwam verdachte weer op aangever toe lopen. Getuigen [naam 2] en [naam 3] probeerden het conflict te sussen. Vervolgens is verdachte naar de bar gelopen en is gaan zitten. Aangever zag dat verdachte zijn pistool uit zijn broekzak pakte en dit op hem richtte. Er zat ongeveer vier of vijf meter tussen verdachte en aangever.3 Hij hoorde een knal en is het café uitgerend. Buiten het café stond aangever bij [café naam B] en toen hoorde hij nog een knal. Verdachte kwam ook uit het café en aangever hoorde nog een knal.4
Bij de rechter-commissaris heeft aangever, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij zag dat verdachte het wapen op hem richtte. Hij zag dit direct nadat hij het schot had gehoord en opkeek.5 Aangever heeft drie schoten gehoord. Na het eerste schot is hij het café uitgerend. Toen heeft hij nog een schot gehoord. Dat was min of meer het moment dat hij de deur uitliep. Aangever is toen tussen het pand van [café naam B] en het daar naast gelegen pand ingelopen. Hij is niet helemaal doorgelopen naar achteren, maar de steeg een paar meter ingelopen. Toen hoorde hij het derde schot.6
Blijkens het voorgaande komen de lezingen van verdachte en aangever niet geheel overeen. In de lezing van verdachte heeft hij niet gericht op aangever geschoten, maar heeft hij welbewust met een zijwaartse beweging in een caféstoel, die niet tussen hem en aangever stond, geschoten. Hij wilde aangever alleen maar bang maken. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij niet heeft gezegd dat hij aangever zou doodschieten. In de lezing van aangever had verdachte het wapen op hem gericht zeer kort nadat verdachte de eerste keer had geschoten. Verdachte heeft bovendien een paar keer gezegd dat hij aangever zou doodschieten.
De rechtbank heeft beide lezingen getoetst aan de zich in het dossier bevindende stukken en is tot het oordeel gekomen dat zij de lezing van verdachte, die hij overigens voor het eerst ter zitting van 2 augustus 2011 heeft gegeven, niet aannemelijk acht. In tegenstelling tot de lezing van aangever, wordt de lezing van verdachte namelijk niet ondersteund door enige andere verklaring en/of feitelijk gegeven.
Ten aanzien van de lezing van aangever wordt het volgende overwogen.
De aangifte van [slachtoffer] wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [naam 2]. Hij heeft tegenover de politie verklaard dat hij werkzaam is als barman in het [café naam A te plaats]. Op zaterdag 29 januari 2011 is verdachte tot omstreeks 20.00 uur in het café geweest. Omstreeks 21.55 uur zag hij dat verdachte weer het café binnenkwam. Hij ging aan de bar zitten. [naam 2] hoorde dat aangever zei "als je hem dan zonodig wil trekken, trek hem dan". Aangever zei tegen [naam 2] dat verdachte een wapen in zijn jas had.7 Op een gegeven moment zag hij dat verdachte uit zijn linker broekzak een wapen haalde en dit vervolgens doorlaadde. Verdachte ging naar het toilet en ging daarna weer aan de bar zitten. Op een gegeven moment ging verdachte staan, pakte het wapen, richtte dat op aangever en schoot. De afstand tussen beiden was toen ongeveer drie meter. Er werd gericht op de benen. Aangever stapte op en rende het café uit. [naam 2] zag dat verdachte nogmaals het wapen doorlaadde. Verdachte liep richting het raam aan de voorzijde van het café. Verdachte had het wapen in zijn hand. Vervolgens hoorde [naam 2] nog een schot afgaan.8
Steun voor het feit dat verdachte aangever dreigde met een wapen en zijn middelvinger opstak, kan tevens worden gevonden in de verklaringen van de getuigen [naam 4] en [naam 5].
Getuige [naam 4] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met aangever op zaterdagavond 29 januari 2011 in [café naam A] was. Hij zag dat verdachte aan de bar zat en zijn middelvinger opstak naar aangever. Even later zag hij dat verdachte van de barkruk afkwam en een meter dichter bij hen kwam staan. Hij zag dat verdachte in zijn rechterhand een wapen had. De loop van het wapen was gericht op de borst van aangever. De eigenaar van het café kwam tussenbeide.9
Getuige [naam 5] heeft bij de politie verklaard dat hij op zaterdagavond 29 januari 2011 in [café naam A] zat. Hij zag dat verdachte een wapen in zijn rechterhand had. Hij zag dat het wapen op aangever was gericht. Hij hoorde verdachte zeggen, zoiets van: "ik schiet je dood". Hierop is [naam 5] het café uitgelopen. Hij had geen knal gehoord.10
Steun voor de omstandigheid dat verdachte gericht op aangever heeft geschoten kan worden gevonden in het rapport van het Team Forensische Opsporing.
Door het Team Forensische Opsporing is een technisch onderzoek uitgevoerd. Op 23 maart 2011 is naar aanleiding van dit onderzoek een rapport opgemaakt.11 Hieruit blijkt het volgende. Op 29 januari 2011 heeft omstreeks 23.55 uur een onderzoek in het [café naam A] plaatsgevonden. Onder een stoel lag een huls. Vanuit de positie waar de verdachte stond zag de verbalisant in de richting van de plek waar aangever had gezeten, in de rugleuning van een stoel, die tussen de verdachte en aangever stond, een beschadiging. De stoel werd in beslag genomen voor een nader onderzoek.12 Gelet op de positie van de stoel, de hoek van het inschot in de rugleuning en de plaats waar aangever had gezeten, is het zeer aannemelijk dat het schot uit het vuurwapen is afgevuurd door de schutter in de richting van de aangever. De hoogte van het inschot in de rugleuning van de stoel bevindt zich onder het tafelblad achter deze stoel. Op de vloer van het café, tussen de koelvitrine voor gebak en de ronde tafel, lag een patroon.13 Op de vloer van het café onder het linkerraam lag een huls.14 Buiten het café werden twee patronen aangetroffen.15
Bij het proces-verbaal onderzoek Plaats Delict zijn foto's van het café en de beschadigde stoel in het bijzonder gevoegd.16 Hierop is de schotbaan van het (eerste) schot te zien, zoals de rechtbank ter terechtzitting heeft waargenomen.
Gelet op het vorenstaande volgt de rechtbank de verdachte niet in zijn betoog dat hij niet gericht op de aangever heeft geschoten, maar dat hij met een zijwaartse beweging op een caféstoel heeft geschoten. Uit de stukken van het technische onderzoek is genoegzaam gebleken dat de stoel in de schotbaan van de kogel heeft gestaan. De rechtbank heeft geen redenen om aan te nemen dat de stoel na het schietincident en vóór het onderzoek door het Team Forensische Opsporing is verplaatst, nu daarvoor geen (concrete) aanknopingspunten in het dossier zijn te vinden.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van poging tot moord, nu verdachte na kalm beraad en rustig overleg ('voorbedachten rade') één keer op de aangever heeft geschoten. Verdachte is na een eerste confrontatie met de aangever van het café naar huis gegaan, heeft daar een vuurwapen gepakt en is vervolgens teruggegaan naar het café. In het café aangekomen heeft verdachte eerst zijn vuurwapen aan de aangever getoond, waarna hij het weer heeft weggestopt. Omdat verdachte (blijkbaar) het gevoel had dat de aangever hem provoceerde, heeft verdachte zijn vuurwapen op de aangever gericht en heeft hij op hem geschoten. Het afvuren van een tweede kogel door het raam van het café, toen de aangever al uit het café was gevlucht, levert te meer reden op om in het onderhavige geval te concluderen tot voorbedachten rade.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het handelen van verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet met zich brengt, nu verdachte een wapen bij zich droeg en hij, door een keer met dit wapen van een korte afstand op de aangever te schieten, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de aangever van het leven zou beroven.
De rechtbank acht derhalve de primair ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 29 januari 2011 te Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, eenmaal met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
poging tot moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft ter zake poging tot moord gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. De officier van justitie heeft bij de strafeis aangegeven rekening te hebben gehouden met de ernst van het feit. Verdachte heeft op een zaterdagavond rond 22.00 uur in een café geschoten. Dit heeft ook voor andere bezoekers gevaar opgeleverd. De officier van justitie heeft de verdachte tevens zwaar aangerekend dat hij ook buiten het café nog heeft geschoten. Daarnaast heeft zij rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte in 2002 en 2004 is veroordeeld voor geweldsdelicten. Ten slotte heeft zij aangegeven dat verdachte een TR traject kan volgen voor zijn alcoholgebruik en voor emotiebeheersing.
De raadsman heeft betoogd dat de strafeis disproportioneel hoog is. Hij verzoekt de rechtbank rekening te houden met de vreemde handelswijze van aangever en diens medeschuld, met de omstandigheden dat aangever naar zijn familieleden heeft ge-sms't, de rapportages omtrent de persoon van de verdachte en de gedateerde justitiële documentatie. De raadsman heeft voorts verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte een gezin en een eigen bedrijf heeft. De raadsman heeft bepleit dat voor een eventuele veroordeling voor poging tot doodslag maximaal 24 maanden gevangenisstraf kan worden opgelegd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord door met een vuurwapen één keer gericht op aangever te schieten. De omstandigheid dat aangever daardoor niet is overleden, is een gelukkige omstandigheid die geenszins aan verdachte is te danken. Ook dat er geen andere slachtoffers zijn gevallen, is een gelukkige omstandigheid, die geenszins aan verdachte is te danken. Verdachte heeft een ernstig geweldsdelict gepleegd tijdens een uitgaansavond in uitgaansgebied.
Naar het oordeel van de rechtbank is het door verdachte gepleegde feit zo ernstig, en voor de direct betrokkenen en de samenleving zo verontrustend, dat alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur in aanmerking komt. De rechtbank heeft bij de op te leggen straf dan ook gelet op de straftoemeting in eerdere zaken van enigszins vergelijkbare aard als het hier bewezen verklaarde. Dat straftoemetingsniveau komt niet in de buurt van de door de officier van justitie gevorderde straf. In het bijzonder acht de rechtbank daarbij van belang, dat aangever (gelukkig) niet is geraakt, met alle gevolgen van dien. Mede om die reden komt de rechtbank tot oplegging van een aanmerkelijk lagere straf dan geëist door de officier van justitie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren passend en geboden is.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.518,00 (€ 1.650,00 immateriële schadevergoeding, € 1.767,00 gederfde inkomsten en € 101,00 kosten rechtsbijstand) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde. Daarnaast wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van de schadedatum. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Mr. Kant heeft ter terechtzitting van 2 augustus 2011 de vordering namens de benadeelde partij toegelicht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering ten aanzien van de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 750,00. Voorts heeft zij geconcludeerd dat de vordering ten aanzien inkomstenderving niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu niet is gebleken dat aangever niet heeft kunnen werken.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij mede schuldig is aan de eigen schade. De benadeelde partij heeft verdachte geprovoceerd door opmerkingen te maken en te gebaren. Met deze omstandigheid is in de vordering geen rekening gehouden. De raadsman heeft ten aanzien van de materiële schadevergoeding aangevoerd dat niet kan worden gesproken van een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen het ten laste gelegde en de gestelde materiële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De ervaring leert dat een slachtoffer door zodanig handelen immateriële schade lijdt. Zulks is uit de aangifte en de slachtofferverklaring ook gebleken en op grond daarvan voldoende aannemelijk geworden. De rechtbank zal daarom de verzochte immateriële schade van € 1.650,00 toewijzen, nu zij dit bedrag alleszins redelijk en billijk acht. Zelfs al zou de benadeelde partij verdachte hebben geprovoceerd, waarvoor het dossier geen aanwijzingen biedt, zinkt die provocatie in het niet bij de daarop gevolgde schietpartij. Er bestaat dan ook geen grond om de hoogte van het gevorderde smartengeld wegens medeschuld te matigen.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van de pleegdatum van het feit, namelijk 29 januari 2011.
Met betrekking tot de gestelde inkomstenderving zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu niet feitelijk is onderbouwd dat [slachtoffer] niet in staat was om tot 15 dagen na het gebeuren te werken. Verder onderzoek van dit onderdeel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De verdachte zal tevens worden verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 101,00.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
poging tot moord.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres te plaats], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 1.650,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2011, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 101,00;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 1.650,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2011, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 26 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van Valderen, voorzitter, Ouweneel en Aufderhaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 augustus 2011.
Mr. Aufderhaar is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2011013469, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team recherche, gesloten en ondertekend op 7 april 2011 door [naam 6].
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 50.
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 51.
4 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 52.
5 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] door de rechter-commissaris op 17 juni 2011, p. 3.
6 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] door de rechter-commissaris op 17 juni 2011, p. 4.
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2], p. 71.
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2], p. 72.
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4], p. 100 en101.
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5], p. 126 en 127.
11 Proces-verbaal brandonderzoek, Team Forensische Opsporing, p. 1675-1679.
12 Proces-verbaal onderzoek Plaats delict, Team Forensische Opsporing, p.182 en 183.
13 Proces-verbaal onderzoek Plaats Delict, Team Forensische Opsporing, p. 184 en proces-verbaal deelonderzoek Plaats Delict, Team Forensische Opsporing, p. 192.
14 Proces-verbaal onderzoek Plaats delict, Team Forensische Opsporing, p.184.
15 Proces-verbaal onderzoek Plaats delict, Team Forensische Opsporing, p.186.
16 Proces-verbaal brandonderzoek, Team Forensische Opsporing, p. 1677.