RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950056-11
Uitspraak d.d.: 23 augustus 2011
tegenspraak / dip
[verdachte A],
geboren te [plaats op 1991],
wonende te [adres, plaats],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Ooyerhoekseweg te Zutphen.
raadsman: mr. J. Zevenboom, advocaat te Almere
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 augustus 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 10 januari 2011 te Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of een gouden ketting en/of één of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan mevrouw [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met een vijftal, althans met meerdere personen, in een auto naar (een locatie in de nabijheid van) de woning van die [slachtoffer] is gereden, waarna verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- (een) bivakmuts(en) heeft/hebben opgezet en/of
- (vervolgens) bij de woning heeft/hebben aangebeld en/of
- (vervolgens) nadat de deur door die [slachtoffer] was geopend, die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en heeft/hebben gezegd dat hij/zij geld moest(en) hebben en/of
- met kracht aan de (gouden) ketting van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 312 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 wetboek van Strafrecht
hij, op of omstreeks 10 januari 2011 te Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld mevrouw [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld en/of een gouden ketting en/of één of meer goed(eren), in elk geval van enig goed, geheel of te dele toebehorende aan mevrouw [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- met een vijftal, althans met meerdere personen, in een auto naar (een locatie in de nabijheid van) de woning van die [slachtoffer] is gereden, waarna verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- (een) bivakmuts(en) heeft/hebben opgezet en/of
- (vervolgens) bij de woning heeft/hebben aangebeld en/of
- (vervolgens) nadat de deur door die [slachtoffer] was geopend, die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en heeft/hebben gezegd dat hij/zij geld moest(en) hebben en/of
- met kracht aan de (gouden) ketting van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 februari 2011 in de gemeente Zutphen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid koper, althans metaal, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan IJsvereniging Zutphen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 10 januari 2011 heeft aangeefster [slachtoffer] bij de politie gemeld dat een groep jongens haar heeft geprobeerd te beroven. Aangeefster heeft verklaard dat de jongens die bij haar woning aan [adres in plaats] aan de deur kwamen een vuurwapen hadden, bivakmutsen droegen en geld eisten, ook is haar ketting vastgegrepen. Aangeefster heeft aangegeven dat haar stiefzoon [verdachte A] een van de daders moest zijn, omdat hij de gouden ketting van zijn overleden vader wilde hebben die één van de daders had vastgegrepen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Hiertoe heeft de officier van justitie onder meer het volgende aangevoerd.
Aangeefster verklaart dat er meerdere overvallers voor haar deur stonden, met donkere kleding, bivakmutsen, capuchons en eentje met een pet. Zij is bedreigd met een vuurwapen en één van de overvallers heeft haar gouden ketting vastgepakt. Zij vermoedt dat haar stiefzoon [verdachte A] achter de zaak zit, omdat hij de ketting die aangeefster draagt wil, omdat die van zijn overleden vader is geweest.
Verdachte [verdachte A] ontkende in eerste instantie, maar heeft op zitting verklaard dat hij bij de overval was. Hij heeft aangegeven dat zij de overval hebben besproken, zowel achter de coffeeshop als bij [medeverdachte E] thuis. Zo is er gesproken over het meenemen van bivakmutsen en zwarte kleding. Wel zegt verdachte dat hij niet degene was die aan de ketting heeft getrokken en dat hij niet de initiator was, dat de anderen op het idee kwamen omdat zij geld nodig hadden om naar Spanje te gaan. Dit past niet bij de verklaring van de bekennende medeverdachten. Zij verklaren dat verdachte aan de ketting heeft getrokken.
[Getuige 1] verklaart dat zij twee jongens bij de ijsbaan zag staan. Een jongen gooide een rode tas over het hek en de andere klom erover heen. Deze jongen liep om de hoek van de kantine, kwam later terug en gooide de tas weer terug over het hek. De jongens renden weg en werden later aangehouden door de politie.
Verdachte verklaart dat hij met medeverdachte [medeverdachte B] naar de ijsbaan is gefietst, dat [medeverdachte B] over het hek klom en dat de rode tas met kabels van hem is. En dat hij de tas voor de politie wilde verstoppen en over het hek van de ijsbaan gooide.
De heer [naam 2] doet aangifte namens de ijsbaan en geeft aan dat er grijze, koperen grondkabel is gestolen. De door de politie aan hem getoonde kabel uit de rode tas komt overeen met de kabel van de ijsbaan, zowel qua kleur en dikte, als voor wat betreft de tekst op de kabel.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Cliënt dient van het medeplegen poging diefstal met geweld vrijgesproken te worden, nu zijn opzet niet gericht was op diefstal. Dit verklaren medeverdachten ook. Zo geeft [medeverdachte C] aan dat hij om de ketting moest vragen, niet pakken en [medeverdachte E] heeft het over het ophalen van de ketting. [medeverdachte B] verklaart wisselend en uit zijn verklaring kan dan ook niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat het de bedoeling was om te stelen.
Voor de kwalificatie van het delict acht de verdediging de eerste aangifte van doorslaggevend belang, aangeefster verklaart daar dat jongen 1 begon te schreeuwen om geld. Het vervolgens toegepaste geweld was er niet op gericht de woning binnen te komen, maar om aangeefster er toe te bewegen over te gaan tot afgifte van goederen. Aangeefster brengt het vastgrijpen hier nog niet in verband met de ketting. Ten aanzien van het geweld, het was de bedoeling dat er direct om geld en de ketting gevraagd zou worden, het was niet de bedoeling dat er geweld gebruikt zou worden. Zo geeft medeverdachte [medeverdachte C] aan dat zij er alleen bij zouden staan. Aldus is niet in voldoende mate vast komen staan dat het opzet gericht was op het wegnemen van de goederen, doch slechts op afgifte van de goederen. Vandaar de vrijspraak van het medeplegen poging diefstal met geweld.
De bewijsmiddelen komen er op neer dat slechts vastgesteld kan worden dat verdachte een rode tas bij zich had met kabels. De verklaring van cliënt dat hij de kabels bij zich had, uit een bak bij hem op het kamp is niet strijdig met de bewijsmiddelen (Meer en Vaart-verweer). Hier is geen onderzoek naar gedaan. De kabels kunnen zelfs gestolen zijn bij de ijsbaan en daarna in de bak bij hem op het kamp zijn geraakt. Cliënt dient te worden vrijgesproken van feit 2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder parketnummer feit 1 cumulatief ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte;2
- de verklaring van getuige [medeverdachte C];3
- de verklaring van getuige [medeverdachte B];4
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Het verweer van de raadsman dat er niet ook sprake is geweest van - kort gezegd - een 'medeplegen van een poging tot diefstal met geweld', wordt weersproken door de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte heeft, onder meer, onomwonden verklaard, dat hij samen met anderen het plan heeft opgevat om naar de woning van zijn stiefmoeder te gaan omdat hij de gouden ketting en het as van zijn overleden vader wilde hebben en omdat zijn vrienden geld wilden hebben. Iedereen wilde dus wat hebben van mijn stiefmoeder, aldus verdachte. Over de precieze uitvoering van het plan was niet gesproken. Bij de deur gekomen van de woning is er enerzijds aan stiefmoeder onder bedreiging van een wapen om geld 'gevraagd' en is er anderzijds ook door twee personen gepoogd de ketting van de nek van mijn stiefmoeder te trekken, aldus verdachte.
Gelet hierop heeft de rechtbank ten aanzien van dit feit - ondanks het pleidooi tot een gedeeltelijke vrijspraak - toch volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
[Getuige 1] verklaart dat zij twee jongens bij de ijsbaan op het fietspad zag staan. De jongen met de zwarte muts gooide een rode tas over het hek5. De jongen met de grijze pet klom over het hek, pakte de rode tas, rende daarmee het hoekje om van de kantine en bleef ongeveer vijf minuten weg. De jongen met de zwarte muts bleef op de uitkijk staan en om zich heen kijken. De jongen met de grijze pet kwam terug en gooide de tas over het hek. Getuige kon duidelijk zien dat de tas nu groter was. Nadat hij de tas had gegooid rende hij weer terug achter de kantine. De jongen die op de uitkijk stond pakte de tas direct weer op. De andere jongen kwam weer terug en klom over het hek. Beide jongens renden weg, de politie reed achter de jongens aan en hield de jongen met de grijze pet aan en fouilleerde hem6.
Verdachte verklaart dat hij met medeverdachte [medeverdachte B] naar de ijsbaan is gefietst en dat [medeverdachte B] over het hek klom. Verdachte verklaart dat de rode tas van hem is en dat hij de tas voor de politie wilde verstoppen. Verdachte verklaart dat hij de tas over het hek van de ijsbaan gooide toen de politie kwam7.
De politie ziet een man op het fietspad staan die voldoet aan het signalement gegeven door getuige [getuige 1] en die aangeeft [verdachte A] te heten. Een andere jongen klimt over het hek van de ijsbaan naar het fietspad en zegt [medeverdachte B] von Ende te heten. Op het terrein van de ijsbaan ligt een rode tas waarin de politie koperkabels aantreft8.
De politie bekijkt en beschrijft het koperdraad op een haspel van de ijsvereniging. De tekst op het koperdraad luidt "Donne 03 VO-UMvKAS mb 2 2,5 + as 2,5 mm2 Kema Keur 170911"9. De politie bekijkt vervolgens het koperdraad in de rode sporttas en ziet dat het overeenkomt met het koperdraad op de haspel qua kleur en dikte. Ook staat er dezelfde tekst op "Donne 03 VO-UMvKAS mb 2 2,5 + as 2,5 mm2 Kema Keur 170911"10.
De heer [naam 2] doet aangifte namens de ijsbaan en geeft aan dat er een grote lengte grijze, koperen grondkabel is gestolen van de haspel bij de ijsbaan. Door aangever is aan het bureau van politie de grondkabel bekeken. Volgens aangever is deze kabel zeer waarschijnlijk de kabel die van de haspel is gestolen11.
De rechtbank verwerpt het verweer dat namens verdachte is gevoerd, als zou verdachte de kabels al bij zich hebben gehad. Dit nu getuige [getuige 1] aangeeft dat de tas duidelijk groter was, nadat deze terug over het hek werd gegooid.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij, op 10 januari 2011 te Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een gouden ketting, geheel toebehorende aan mevrouw [slachtoffer], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met een vijftal personen, in een auto naar een locatie in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer] is gereden, waarna verdachte en een of meer van zijn mededaders
- een bivakmuts heeft/hebben opgezet en
- vervolgens bij de woning heeft/hebben aangebeld en
- vervolgens nadat de deur door die [slachtoffer] was geopend, die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en heeft/hebben gezegd dat hij/zij geld moest(en) hebben en
- met kracht aan de gouden ketting van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij, op 10 januari 2011 te Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld mevrouw [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld, geheel toebehorende aan mevrouw [slachtoffer],
- met een vijftal personen, in een auto naar een locatie in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer] is gereden, waarna verdachte en een of meer van zijn mededaders
- een bivakmuts heeft/hebben opgezet en
- vervolgens bij de woning heeft/hebben aangebeld en
- vervolgens nadat de deur door die [slachtoffer] was geopend, die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en heeft/hebben gezegd dat hij/zij geld moest(en) hebben en/of
- met kracht aan de gouden ketting van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 02 februari 2011 in de gemeente Zutphen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid koper, geheel toebehorende aan IJsvereniging Zutphen.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport opgemaakt door mevrouw drs. S. Wijga, klinisch psycholoog/ psychotherapeut, gedateerd 10 mei 2011.
Verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens te weten ADHD/ Attention Deficit Hyperacitivity Disorder en de gebrekkige stoornis van de geestvermogens te weten een persoonlijkheidsstoornis NAO, waarbij de narcistische en antisociale trekken op de voorgrond staan. Daarnaast wordt verdachte door de psycholoog beschreven als opportunistisch, impulsief, sensatiezoekend, weinig kritisch, zelf overschattend met een zwakke gewetensfunctie en zeer hoge neiging tot verslaving. Er is daarnaast sprake van verhoogde boosheid en verhoogd cynisme.
De verschillende antisociale en narcistische kenmerken van de persoonlijkheidsstoornis hebben een rol gespeeld bij het aan verdachte ten laste gelegde. Hij besefte ten tijde van het ten laste gelegde wel het geoorloofde ervan, maar vanwege zijn persoonlijkheidsstoornis en verdere problematiek kon hij zijn gedrag niet geheel conform een dergelijk besef bepalen. Daarom kan hij als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden aangemerkt.
De rechtbank kan zich met deze conclusie van de deskundige verenigen en zij neemt die conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf. Zij heeft hierbij verschillende punten overweging genomen. Allereerst wordt de ernst van de feiten met name bepaald door de overval, door de enorme impact van een overval in je eigen woning - waar men zich juist veilig moet kunnen voelen - door meerdere jongens met bivakmutsen en een wapen. Het betreft een zeer ernstig feit, dat was ook duidelijk te zien aan de emotionele reactie van het slachtoffer in de zaal. Daarnaast het strafblad van verdachte en de rol van verdachte, verdachte was volgens de verklaring van de anderen de initiator en degene die aan de ketting heeft getrokken.
Ten slotte heeft de officier van justitie de rapportages die over verdachte zijn uitgebracht meegewogen. Verdachte wilde niet meewerken aan een psychiatrisch rapport, wel aan een onderzoek door een psycholoog en verslavingsreclassering Tactus. De psycholoog concludeert tot een zeer hoog herhalingsgevaar en geeft aan dat er sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van ADHD en een persoonlijkheidsstoornis, waardoor verdachte ten tijde van het misdrijf licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Behandeling wordt noodzakelijk geacht en die behandeling kan plaatsvinden bij Tactus, als voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf en dus na het uitzitten van het onvoorwaardelijk strafdeel. Tactus heeft ook gerapporteerd over verdachte. Volgens Tactus kan behandeling beter plaatsvinden aan het einde van de detentie, in het kader van de detentiefasering in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Het voordeel hiervan is dat als verdachte onverhoopt niet meewerkt - welke kans volgens de psycholoog aanwezig is - hij direct binnen blijft. Naar de mening van de officier stimuleert dit verdachte beter dan wanneer een behandeling vanuit vrijheid gestart moet worden. Vandaar de eis van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Namens verdachte is geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1, subsidiair, ten laste gelegde. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de rol van zijn cliënt, nu het idee in oorsprong niet bij zijn cliënt vandaan is gekomen. Een aantal medeverdachten had geld nodig, omdat zij naar Spanje wilden. Er is bij de overval ook alleen om geld gevraagd, dit deed medeverdachte [medeverdachte C]. Cliënt heeft aangegeven dat hij op de achtergrond bleef, ook aangeefster verklaart over twee jongens die vooraan stonden met de anderen daarachter. Medeverdachte [medeverdachte C] was ook degene die het nepwapen vasthad.
Tot slot verzoekt de verdediging rekening te houden met de conclusie van de psycholoog inhoudende dat cliënt enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was en het advies direct te werken aan een sociaal kader, in verband met het genoemde gevaar voor onttrekking aan de ambulante behandeling. Dat laatste is een belangrijke reden om het onvoorwaardelijke gedeelte van de straf gelijk aan het voorarrest te houden en direct te starten met de begeleiding. Cliënt is bereid zich te houden aan alle gestelde voorwaarden die de Reclassering aan de begeleiding zal stellen, ook als dat inhoudt het consulteren van een psychiater. Cliënt heeft nu niet meegewerkt aan het onderzoek van de psychiater in verband met eerdere slechtere ervaringen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte door te handelen als bewezen verklaard, niet alleen inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, maar ook heeft bijgedragen aan in de maatschappij heersende gevoelens van onrust en onveiligheid. In het bijzonder heeft verdachte het gevoel van veiligheid van het slachtoffer aangetast. De omstandigheid dat het gebruikte wapen geen echt vuurwapen betrof, doet aan de impact niet af, temeer nu het imitatiewapen niet van echt te onderscheiden was door het slachtoffer. Verdachte en zijn mededaders hebben met hun handelwijze op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die hun handelen voor het slachtoffer zou kunnen hebben. Het is bekend dat slachtoffers een dergelijke ingrijpende gebeurtenis als traumatisch ervaren en dat zij nog lange tijd last kunnen hebben van gevoelens van onveiligheid.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het medeplegen van koperdiefstal.
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte acht geslagen op het op naam van verdachte gestelde uittreksel justitiële documentatie van 28 april 2011, waaruit blijkt dat verdachte reeds driemaal eerder ter zake van een vermogensdelict en eenmaal voor een geweldsmisdrijf is veroordeeld. Blijkbaar hebben deze veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen hem er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van Tactus verslavingszorg van 17 maart 2011 en van het rapport opgemaakt door mevrouw drs. S. Wijga, klinisch psycholoog/ psychotherapeut, gedateerd 10 mei 2011. Uit beide rapporten komt naar voren dat verdachte behandeld en begeleid moet worden, omdat de kans op recidive tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau terug te brengen.
De psycholoog geeft aan dat er een grote kans is dat verdachte zich aan behandeling onttrekt, wanneer het moeilijk en pijnlijk wordt. De antisociale en narcistische trekken in zijn persoonlijkheid maken het hem moeilijk de frustraties inherent aan een behandeling te verdragen. Om de kans te vergroten dat verdachte een ambulante behandeling volhoudt, zal hij structuur in zijn leven moeten hebben, hierbij moet worden gedacht het structureren van werk, wonen en een sociaal netwerk.
De psycholoog adviseert een behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een gecombineerde straf met een lang voorwaardelijk deel. Waarbij verdachte de aanwijzingen van de reclassering dient op te volgen, zeker wanneer dit een behandeling betreft bij De Waag, Kaïros of de Tender.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven bereid te zijn de voorgestelde voorwaarden na te leven, mits hij die kan combineren met de combinatie van werken en leren.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting, in het nadeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat hij een sturende rol had binnen de onderlinge rolverdeling zoals door medeverdachten aangegeven. Daarnaast heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat de bewezen verklaarde feiten in enigszins verminderde mate aan verdachte toegerekend kunnen worden.
Gelet op voormelde omstandigheden acht de rechtbank alles afwegend in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Zij zal daaraan de door de psycholoog voorgestelde bijzondere voorwaarden verbinden met het oog op een zo goed mogelijke en bestendige verdere ontwikkeling van verdachte.
In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rode sporttas wordt teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar.
De raadsman heeft verzocht de rode sporttas met inhoud, waaronder de kabels, terug te geven aan verdachte.
De rechtbank verklaart de aan verdachte toebehorende tas verbeurd nu dit goed is gebruikt bij het plegen van de diefstal en gelast de teruggave van de koperen kabels aan de rechtmatige eigenaar.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij mevrouw [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,00 - vermeerderd met de wettelijke rente - gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Daarnaast is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het gevraagde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk.
De raadsman van verdachte stelt zich primair op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen, nu deze is onderbouwd met niet-vergelijkbare voorbeelden. De raadsman geeft subsidiair aan dat de vordering dient te worden gematigd, nu onvoldoende is gemotiveerd waarom een hogere vordering wordt gedaan dan de bijgevoegde voorbeelden aangeven.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank zal de verzochte immateriële schade van € 1.000,00 toewijzen, nu zij dit bedrag alleszins redelijk en billijk acht. Daarnaast zal de wettelijke rente vanaf 10 januari 2011 over voormeld bedrag worden toegewezen. De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - hoofdelijk aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 36f, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 1 en 2 heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1: poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
- bepaalt, dat de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de verslavingsreclassering Tactus, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde:
- zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijft melden zo frequent als
de reclassering dat gedurende deze perioden nodig acht;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zich ambulant zal laten behandelen door De Waag, Kaïros, de Tender, of een soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem door of namens de leiding van deze instelling zullen worden gegeven.
geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de straf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf in mindering worden gebracht;
verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een rode sporttas;
gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de koperen kabels, aan de rechtmatige eigenaar;
veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij mevrouw [slachtoffer], wonende aan [adres, plaats] (bankrekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 1.000,00, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer mevrouw [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 1.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders de betreffende schadebedragen zijn betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Verheul, voorzitter, Ouweneel en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2011.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0600/2011-004615, Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, Team Regionale Recherche, gesloten en ondertekend op 8 maart 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] p. 55
3 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte C] p. 522
4 Proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte B] p. 730
5 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] p. 358
6 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] p. 359
7 Proces-verbaal verhoor verdachte p. 620
8 Proces-verbaal van bevindingen p. 344
9 Proces-verbaal van bevindingen p. 347
10 Proces-verbaal van bevindingen p. 348
11 Proces-verbaal van aangifte p. 340