RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/ 940084-11
Gevoegd ter terechtzitting: 06/850778-11 en 06/850093-11
Vordering na voorwaardelijke veroordeling: 06/460425-08
Uitspraak d.d. 23 augustus 2011
tegenspraak / dip
[verdachte A],
geboren te [plaats op 1981],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring "De Berg" te Arnhem.
Raadsvrouw: J.H. Rump advocaat te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 augustus 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Inzake parketnummer 06/940084-11:
hij op of omstreeks 22 november 2010 te Doornspijk, gemeente Elburg,
tezamen enin vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
portemonnee (onder meer inhoudende ongeveer 300 Euro) en/of een
telefoontoestel en/of een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld
misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of
zijn mededader(s)
- onverhoeds de woning (stacaravan) van die [slachtoffer] hebben/heeft betreden en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] hebben/heeft geroepen/gezegd:
"Ik moet geld van je hebben" en/of
- (met kracht) met een of meer ijzeren pijp(en), althans met (een) hard/zwaar
voorwerp(en) die [slachtoffer] op/tegen diens hoofd, althans lichaam hebben/heeft
geslagen en/of
- een brandende/bijtende stof(fen) in de ogen/het gezicht van die [slachtoffer]
hebben/heeft gespoten en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] met (een) ijzeren
pijp(en), althans met (een) hard/zwaar voorwerp(en) op diens hoofd
hebben/heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal in diens gezicht en/of
op diens (rechter)voet en/of tegen diens be(e)n(en) en/of op diens rug en/of
tegen diens arm(en) en/of elders op/tegen diens lichaam hebben/heeft geslagen
en/of gestompt en/of geschopt;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 22 november 2010 te Doornspijk, gemeente Elburg,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet (met kracht) met een of meer ijzeren pijp(en), althans met (een)
hard/zwaar voorwerp(en) die [slachtoffer] op diens hoofd, althans lichaam
hebben/heeft geslagen en/of een brandende/bijtende stof(fen) in de ogen/het
gezicht van die [slachtoffer] hebben/heeft gespoten en/of (vervolgens) meermalen,
althans eenmaal die [slachtoffer] met ((een) ijzeren pijp(en), althans met (een)
hard/zwaar voorwerp(en)) op diens hoofd hebben/heeft geslagen en/of meermalen,
althans eenmaal die [slachtoffer] in diens gezicht en/of op diens (rechter)voet en/of
tegen diens be(e)n(en) en/of op diens rug en/of tegen diens arm(en) en/of
elders op/tegen diens lichaam hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of
geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 22 november 2010 te Doornspijk, gemeente Elburg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht) met een of meer ijzeren pijp(en),
althans met (een) hard/zwaar voorwerp(en) op diens hoofd, althans lichaam
hebben/heeft geslagen en/of een brandende/bijtende stof(fen) in de ogen/het
gezicht van die [slachtoffer] hebben/heeft gespoten en/of (vervolgens) meermalen,
althans eenmaal die [slachtoffer] (met (een) ijzeren pijp(en), althans met (een)
hard/zwaar voorwerp(en)) op diens hoofd hebben/heeft geslagen en/of meermalen,
althans eenmaal die [slachtoffer] in diens gezicht en/of op diens (rechter)voet en/of
tegen diens be(e)n(en) en/of op diens rug en/of tegen diens arm(en) en/of
elders op/tegen diens lichaam hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of
geschopt,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 22 november 2010 te Doornspijk, gemeente Elburg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en wederrechtelijk twee computers (een internet- en/of een muziekcomputer)
en/of een 27-MC bak en/of een ruit en/of een of meer beeldje(s), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Inzake parketnummer 06/850778-10:
hij op of omstreeks 17 april 2010 in de gemeente Epe met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar herenschoenen, merk
Blue Box Fashion, kleur bruin, maat 45, ter waarde van 39,95 euro, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel] (Filiaal
[adres 1]) en/of [naam A], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Inzake parketnummer 06/850093-11:
hij op of omstreeks 02 november 2010 te Oene, althans in de gemeente Epe, in
elk geval in Nederland, een bromfiets/scooter (Aprilia) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets/scooter wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 02 november 2010 te Oene, althans in de gemeente Epe, in
elk geval in Nederland, op een motorrijtuig, (tweewielige bromfiets), voorzien
van het kenteken [kenteken], (een) teken(s), te weten [kenteken], - niet zijnde (een)
ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder
voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken(s) - heeft aangebracht of heeft doen
aanbrengen met het oogmerk dat/die teken(s) te doen doorgaan voor (een)
zodanig(e) kenteken(s) dan wel met de kennelijke bedoeling dat/die teken(s)
te doen doorgaan voor (een) overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften
opgegeven buitenlands(e) kenteken(s) of (een) met toepassing van artikel 37,
derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgegeven kenteken(s).
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Op 22 november 2010 ontvingen verbalisanten een melding van mishandeling gepleegd jegens [slachtoffer]. Naar aanleiding van het daarop opgestarte onderzoek is verdachte aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 06/850093-11 ten laste gelegde heling van de scooter en het aanbrengen van een vals kenteken op die scooter. De officier van justitie acht voorts voldoende bewijs aanwezig op grond waarvan de scooter als zijnde gestolen kan worden aangemerkt. Hij heeft zich hierbij gebaseerd op de verklaring van verdachte dat hij de scooter voor een klein bedrag gekocht heeft.
Voorts heeft de officier van justitie zich ten aanzien van de diefstal, ten laste gelegd onder nummer 06/850778-10 op het standpunt gesteld dat eveneens bewezen kan worden dat verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte over dit feit.
Ten aanzien van hetgeen aan verdachte ten laste gelegd is onder nummer 06/940084-11 betreffende het incident met zijn vader (hierna ook: aangever) heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is voor de ten laste gelegde omstandigheid dat verdachte de portemonnee van aangever heeft weggenomen, dan wel dat er tijdens het incident een bijtende, of brandende stof in de ogen van aangever is gespoten. De officier van justitie acht evenwel het voorgaande in ogenschouw nemend de onder feit 1. ten laste gelegde diefstal met geweld wel bewezen. Verdachten zijn immers naar aangever gegaan om geld van hem te krijgen en vervolgens hebben ze nadat het geweld heeft plaatsgevonden enkele zaken weggegrist, te weten een gsm en een jas. Voorts acht de officier van justitie bewezen het primair onder feit 2. ten laste gelegde en het onder feit 3. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting bepleit dat hetgeen aan verdachte ten laste gelegd is onder nummer 06/850093-11 betreffende de heling van de scooter en het aanbrengen van een vals kenteken daarop en de onder nummer 06/850778-10 ten laste gelegde de diefstal van de schoenen, wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden.
Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde diefstal met geweld onder nummer 06/940084-11. Er is geen bewijs voor het gebruik van peperspray en evenmin voor het wegnemen van geld door verdachte. Daarnaast heeft het gepleegde geweld jegens vader geen enkele connectie met de diefstal. De medeverdachte heeft de telefoon en de jas immers meegenomen zonder dat daar overleg over is geweest met verdachte, zodat niet van medeplegen kan worden gesproken. De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 3 onder voornoemd nummer ten laste gelegd, betreffende de vernieling, vrijspraak bepleit.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de hem onder nummer 06/850093-11 en onder nummer 06/850778-10 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Ten aanzien van het hem onder 06/940084-11 ten laste gelegde heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij zijn vader weliswaar mishandeld heeft, maar niet met het oogmerk tot het plegen van een diefstal.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In het dossier bevinden zich verschillende stukken, waaronder de verklaringen van verdachte, de verklaring van aangever en van de medeverdachte, zoals hierna zakelijk en verhalenderwijs weergegeven.
Inzake parketnummer 06/850093-111
De verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van feit 1 en 2 een bekennende verklaring afgelegd.2
Naast deze bekennende verklaring zijn voor het bewijs ten aanzien van beide feiten voorhanden het proces-verbaal van bevindingen3 en het proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming.4
Gelet op de bewijsmiddelen voornoemd is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling en dat hij een 'vals' kenteken op de scooter heeft geplaatst.
Inzake parketnummer 06/850778-10 5
De verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd.6
Naast deze bekennende verklaring zijn voor het bewijs voorhanden de aangifte door [naam A]7, het proces-verbaal van de aanhouding op heterdaad8 en de verklaring van getuige [getuige].9
Gelet op de bewijsmiddelen voornoemd is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de betreffende winkeldiefstal.
Inzake parketnummer 06/940084-11 10
Ten aanzien van het onder feit 1 en 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken ten aanzien van het hem onder feit 1 en 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat op grond van het voorliggende dossier niet wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden dat het geweld dat jegens aangever is gepleegd, enig verband hield met de nadien weggenomen jas en gsm van aangever. Voorts is er in het dossier geen steunbewijs aanwezig voor het verhaal van aangever dat zijn portemonnee is weggenomen. De enkele omstandigheid dat door een medeverdachte bij het verlaten van de caravan van aangever een telefoon en jas zijn meegenomen, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen, temeer nu de medeverdachte deze goederen heeft meegenomen buiten medeweten van verdachte om en er niet gebleken is van overleg daarover of een nauwe en bewuste samenwerking daartoe. Het plan van verdachte en zijn broer was er immers op gericht om geld bij vader op te halen, dat in de visie van de broers aan verdachte toekwam. Toen vader geen geld wilde afstaan, is hij door verdachte en zijn broer mishandeld. Bij het verlaten van de caravan van aangever zijn - zo begrijpt de rechtbank - 'en passant' een gsm en een jas meegenomen. Dit als een diefstal voorafgegaan door geweld beschouwen, miskent het oogmerk, de geheel andere bedoelingen waarmee verdachte en zijn broer naar de caravan van vader waren gekomen. Zij kwamen niet voor de gsm en de jas, maar voor het geld.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat er evenmin op grond van het voorliggende dossier tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Uit het dossier kan immers niet blijken dat verdachte de hem ten laste gelegde goederen vernield heeft of zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen daarvan. Dit nu ook ten aanzien van dit feit niet is gebleken van overleg daarover, of enige andere nauwe en bewuste samenwerking daartoe. Het is de derde persoon, de onbekend gebleven medeverdachte geweest die volgens verdachte en zijn broer die vernielingen heeft gepleegd. Dit deed hij, aldus hen, buiten hun medeweten en goedvinden om. De rechtbank is bereid in dit verhaal mee te gaan.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op de betreffende avond naar zijn vader is gegaan om zijn geld op te halen, dat de deur van zijn caravan openstond en dat hij naar binnen is gelopen en om geld heeft gevraagd. Toen zijn vader daarop op denigrerende wijze reageerde is de situatie geëscaleerd in die zin dat hij samen met zijn medeverdachte de ijzeren staaf die zijn vader vast had van hem heeft afgepakt en hem daarmee heeft geslagen.11
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op maandagavond 22 november 2010 in zijn stacaravan is overvallen door drie mannen, dat hij door hen is geslagen met ijzeren pijpen op zijn hoofd, rug, rechterbeen, rechterarm en rechtervoet. Hij heeft verklaard dat zijn linkeroog flink opgezwollen is en dat hij drie tanden mist. Hij heeft verklaard dat verdachte als eerste binnenkwam, dat hij erg agressief was en dat hij riep ik moet geld van je hebben, daarna zag hij medeverdachte binnen komen. Hij heeft verklaard dat hij zag en voelde dat de medeverdachte direct begon te slaan op zijn hoofd met een ijzeren pijp en dat hij zag dat alle drie de mannen een ijzeren pijp vasthadden. Voorts heeft hij verklaard dat hij voelde dat er iets in zijn gezicht en ogen werd gespoten waarna hij een hevige brandende pijn in zijn ogen voelde. Dat hij vanaf dat moment niets meer zag en nog meer klappen op zijn hoofd kreeg. Hij heeft verklaard dat hij ook in zijn gezicht werd geslagen en op zijn rug, arm, op zijn rechtervoet en been. Hij heeft verklaard dat hij die nacht direct naar de huisartsenpost is geweest.12
Uit de geneeskundige verklaring opgemaakt door P. van Berkel blijkt dat aangever letsel heeft opgelopen waarvan de geschatte genezingsduur 10 tot 14 dagen bedraagt.13
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisanten zodra zij na de melding ter plaatse kwamen bij aangever zagen dat aangever een bloedende wond rechtsboven op zijn hoofd had, een bloedend linkeroog, een gezwollen linker jukbeen, een bloedende wond aan zijn rechterscheenbeen en zwellingen aan zijn rechteronderarm. Uit het proces-verbaal blijkt tevens dat de verwondingen van aangever door verbalisanten fotografisch zijn vastgelegd en dat zij aangever hebben verwezen naar de huisartsenpost.14
Medeverdachte [medeverdachte B] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij met verdachte en een derde persoon op een avond naar aangever is gegaan om geld op te halen. Hij heeft verklaard dat verdachte als eerste bij aangever naar binnen is gelopen en direct ruzie kreeg met aangever. Hij heeft verklaard dat hij een ijzeren buis zag liggen die hij naar binnen gooide, welke aangever pakte en waarmee hij verdachte begon te slaan. Dat hij intussen ook binnen was en zag dat verdachte de buis van aangever afpakte en aangever daarmee een aantal keren sloeg. Dat hij zelf ook heeft geslagen en aangever diverse keren geraakt heeft met zijn vuist en voeten en op zijn gezicht. Dat hij zag dat verdachte aangever goed raakte op zijn lijf en benen en dat hij niet zeker meer weet of verdachte aangever ook op zijn hoofd heeft geslagen. Hij heeft verklaard dat het er hard aan toeging en dat die derde jongen op een gegeven moment zei dat ze weg moesten gaan omdat het uit de hand liep en dat zij toen vertrokken zijn.15
Op grond van het vorenstaande kan tot een bewezenverklaring van het primair onder feit 2 ten laste gelegde worden gekomen. De rechtbank is van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich, door aangever met een ijzeren pijp te slaan, willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat bij aangever zwaar lichamelijk letsel zou intreden. Het met een dergelijk voorwerp met kracht op iemands lichaam slaan, is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Tussen verdachte en medeverdachten was er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking ten tijde van het verrichten van de strafbare gedraging, te weten de mishandeling van aangever, immers zij hebben samen de ijzeren pijp van aangever afgepakt en zij hebben beiden aangever daarmee geslagen. Het was naar het oordeel van de rechtbank ook volstrekt voorzienbaar dat een discussie met vader op geweldshandelingen zou uitdraaien. De relatie tussen verdachten en vader was immers al geruime tijd gebrouilleerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Inzake parketnummer 06/940084-11
hij op 22 november 2010 te Doornspijk, gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) met een ijzeren pijp, die [slachtoffer] op diens hoofd, althans lichaam hebben geslagen en meermalen, die [slachtoffer] in diens gezicht en op diens (rechter)voet en tegen diens been en op diens rug en tegen diens arm en elders op/tegen diens lichaam hebben geslagen en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Inzake parketnummer 06/850778-10
hij op 17 april 2010 in de gemeente Epe met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar herenschoenen, merk Blue Box Fashion, kleur bruin, maat 45, ter waarde van 39,95 euro toebehorende aan [naam winkel] (Filiaal [adres 1]);
Inzake parketnummer 06/850093-11
hij op 02 november 2010 te Oene, een bromfiets/scooter (Aprilia), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde het voorhanden krijgen van die bromfiets/scooter wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
hij op 02 november 2010 te Oene, op een motorrijtuig, (tweewielige bromfiets), voorzien
van het kenteken [kenteken], - niet zijnde (een) ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken - heeft aangebracht met het oogmerk dat teken te doen doorgaan voor (een) zodanig kenteken dan wel met de kennelijke bedoeling dat teken te doen doorgaan voor (een) overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands kenteken of (een) met toepassing van artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgegeven kenteken.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Inzake parketnummer 06/940084-11
feit 2 primair: medeplegen van poging tot zware mishandeling;
Inzake parketnummer 06/850778-10
diefstal;
Inzake parketnummer 850093-11
feit 1: opzetheling;
feit 2: overtreding van artikel 41, eerste lid, aanhef en onder c van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de strafbaarheid van de dader betreffende het medeplegen van de poging zware mishandeling op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van noodweerexces. Verdachte heeft met zijn medeverdachte zelf de confrontatie met aangever opgezocht terwijl zij een gewelddadig verleden met hem hebben en zij zelf het wapen hebben betrokken in het conflict dat vervolgens is ontstaan.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte naar voren gebracht dat ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen nu er sprake was van noodweerexces. Verdachte is in het verleden gebruikt en misbruikt door aangever op het moment dat hij psychotisch was. Aangever heeft voorts op enig moment een bedrag van verdachte in beheer genomen en dat vervolgens nimmer teruggegeven. Toen verdachte hierover een gesprek met aangever wilde aangaan, is de situatie uit de hand gelopen. Aangever stelde zich daarbij denigrerend op naar verdachte en hij maakte een beweging alsof hij verdachte wilde gaan slaan met de ijzeren staaf. Gelet op hetgeen verdachte al te verduren heeft gehad gedurende zijn leven van aangever viel dat verkeerd en heeft verdachte de staaf afgepakt en aangever daarmee geslagen. Er was derhalve sprake van een wederrechtelijke bedreiging door aangever waarop verdachte in een hevige gemoedsbeweging heeft gereageerd.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweerexces. Uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen en uit de bewijsmiddelen voornoemd moet worden aangenomen dat niet is gebleken dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangever van verdachte. Nu de rechtbank van oordeel is dat van een noodweersituatie geen sprake was, kan een beroep op noodweerexces evenmin slagen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht zoals door de reclassering is geadviseerd. De officier van justitie heeft hiertoe naar voren gebracht dat verdachte bekend staat bij justitie als een veelpleger en dat verdachte doelbewust de confrontatie met aangever heeft opgezocht, terwijl van tevoren duidelijk was dat er een conflict zou ontstaan bij het treffen. Voorts heeft de officier van justitie bij zijn geformuleerde strafeis in aanmerking genomen dat er sprake is van een fors feit, waarbij verdachte aangever meerdere malen met een ijzeren buis geslagen heeft, welk feit verdachte heeft begaan terwijl hij volledig toerekeningsvatbaar was. In het voordeel van verdachte weegt evenwel dat er sprake is van een verstoorde familierelatie tussen hem en aangever. Daarnaast heeft de reclassering, ondanks dat er problemen zijn gesignaleerd op alle leefgebieden en het recidiverisico als hoog wordt ingeschat, een positief beeld geschetst voor verdachte waarbij een meldgebod wordt geadviseerd. Dit behandeladvies kan worden opgevolgd nadat verdachte zijn straf heeft uitgezeten, aldus de officier van justitie.
De raadsvrouw heeft in het kader van de strafmaatbepaling bepleit dat verdachte zo snel mogelijk op vrij voeten gesteld dient te worden nu hij het afgelopen jaar veel stappen heeft gezet om zijn leven op de rails te krijgen. Dit is hem ook met hulp gelukt, echter het incident met aangever heeft dat positieve verloop doorkruist. Nu de reclassering reeds een plan van aanpak heeft geformuleerd en tevens in die zin geadviseerd heeft, dient dat advies opgevolgd te worden, aldus de raadsvrouw.
De reclassering heeft een advies uitgebracht gedateerd 10 mei 2011. Uit dit advies blijkt dat verdachte vanaf jonge leeftijd veel traumatische gebeurtenissen te verwerken heeft gehad, welke vervolgens de basis lijken te hebben gelegd voor de verdere problemen in zijn leven. Verdachte is mishandeld door zijn vader, groeide op in wisselende opvoedingssituaties, raakte verslaafd aan drugs, kreeg gedragsproblemen en kwam met justitie in aanraking. Verdachte is suïcidaal geweest en deed aan zelfmutilatie. Voorts heeft hij last gehad van psychoses waarvoor hij thans medicatie slikt. Verdachte is gehard en heeft geen vertrouwen meer in instanties hetgeen voor een groot deel zijn gedrag bepaald. Verdachte geeft evenwel aan dat hij open staat voor begeleiding. In het rapport wordt dan ook geadviseerd indien verdachte veroordeeld wordt, een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, een behandelverplichting en andere voorwaarden het gedrag van verdachte betreffende, dienen te gelden. De behandelverplichting bestaat daaruit dat verdachte wordt verplicht zich ambulant te laten behandelen voor zijn emotiehantering, denkpatronen, gedrag en vaardigheden binnen een door de toezichthouder nader te bepalen psychologisch behandelcontact. Verdachte wordt tevens verplicht bijkomende bijzondere voorwaarden na te leven en zich te houden aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk zijn: verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van Zorg Groep Oost Nederland zo lang als de reclassering wenselijk acht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten - samengevat - diefstal, opzetheling, kentekenvervalsing en het medeplegen van een poging tot zware mishandeling. Dat verdachte deze feiten begaan heeft dient verdachte te worden aangerekend en daarvoor dient verdachte gestraft te worden. De straf dient naar het oordeel van de rechtbank tot uiting te komen in een gevangenisstraf, temeer nu verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiele Documentatie d.d. 16 februari 2011 al voor de zoveelste keer de fout in is gegaan. Een reeks van eerdere veroordelingen, en de daarin begrepen waarschuwingen, hebben hem er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Nadat verdachte zijn hierna te melden straf heeft uitgezeten, kan worden aangevangen met het door de reclassering voorgestelde behandelplan.
De rechtbank heeft meegewogen dat verdachte met de opzetheling en diefstal een bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit en dat verdachte door het gebruik maken van een vals kenteken effectieve controle en opsporing krachtens de Wegenverkeerswet frustreert.
De rechtbank heeft tevens meegenomen de omstandigheid dat verdachte aangever met een ijzeren pijp heeft geslagen. De omstandigheid dat aangever daardoor geen blijvend letsel heeft opgelopen is een gelukkige omstandigheid die niet aan verdachte te danken is. In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank zwaar meegewogen dat verdachte een bijzonder nare familiegeschiedenis heeft met aangever waarbij sprake was van mishandeling van verdachte door aangever, hetgeen er naar het oordeel van de rechtbank mede toe heeft bijgedragen dat de situatie thans is geëscaleerd.
De rechtbank acht het vorenstaande in ogenschouw nemend passend en geboden een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaar onder de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht met de daarbij geldende voorwaarden als hiervoor uiteengezet. De rechtbank acht een contactverbod met vader geïndiceerd en zal overgaan tot het opleggen daarvan.
Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van deze rechtbank van 21 oktober 2009 (parketnummer 06/460425-08) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer gelegd te worden. De rechtbank zal evenwel slechts overgaan tot de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van twee maanden in plaats van drie maanden gezien het tijdsverloop tussen het opleggen van deze voorwaardelijke straf en het begaan van het misdrijf door verdachte.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting verklaard dat de onder verdachte in beslag genomen radiotelefoon teruggegeven kan worden aan verdachte.
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over het in beslag genomen goed voornoemd.
De rechtbank zal teruggave gelasten van het goed aan verdachte nu zich daartegen geen strafvorderlijk belang verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 47, 57, 91, 302, 310 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 41, 176 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 06/940084-11, 1 en 3, ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 06/940084-11, 2 primair, het onder 06/850778-10 en het onder 06/850093-11, 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Inzake parketnummer 06/940084-11
feit 2 primair: medeplegen van poging tot zware mishandeling;
Inzake parketnummer 06/850778-10
diefstal;
Inzake parketnummer 06/850093-11
feit 1: opzetheling;
feit 2: overtreding van artikel 41, eerste lid, aanhef en onder c van de Wegenverkeerswet 1994;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat,
- de veroordeelde, op geen enkele wijze (direct of indirect) contact zal leggen of laten leggen met [slachtoffer], geboren op [1955];
- veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen binnen een door de toezichthouder nader te bepalen psychologisch behandelcontact. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding van betreffende instelling zullen worden gegeven;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten: een radiotelefoon;
* gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van rechtbank Zutphen van 21 oktober 2009, te weten van:
2 maanden gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Verheul en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Banga, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2011.
Mr Follender Grossfeld en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0615 2010161739-21, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 5 januari 2011.
2 Proces- verbaal ter terechtzitting d.d. 9 augustus 2011.
3 Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerd dossierpagina 63.
4 Proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming, doorgenummerd dossierpagina 6.
5 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0615 2010055797-1, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 16 juni 2010.
6 Proces- verbaal ter terechtzitting d.d. 9 augustus 2011.
7 Aangifte van [naam A], doorgenummerd dossierpagina 8-9.
8 Proces-verbaal aanhouding, doorgenummerd dossierpagina 4.
9 Verklaring [getuige], doorgenummerd dossierpagina 15-16.
10 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0617 2010171541-35, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 8 maart 2011.
11 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 9 augustus 2011.
12 Aangifte van [slachtoffer], doorgenummerd dossierpagina 59-61.
13 Geneeskundige verklaring, doorgenummerd dossierpagina 76-77.
14 Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerd dossierpagina 78.
15 Proces-verbaal verhoor medeverdachte, doorgenummerd dossierpagina 104-105.