ECLI:NL:RBZUT:2011:BR5838

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
3 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
120032 - HA ZA 11-198
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van creditcardmaatschappij tegen consument inzake onbetaalde saldo en afgifte van creditcards

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid International Card Services B.V. (ICS) betaling van een openstaand saldo van € 12.402,80 van de gedaagde, alsook de afgifte van twee creditcards. De rechtbank Zutphen oordeelde dat ICS niet had voldaan aan haar waarheids- en substantiëringsplicht, waardoor de vordering niet volledig onderbouwd was. De rechtbank constateerde dat ICS haar eis niet met voldoende bewijsstukken had onderbouwd en dat de gedaagde niet in staat was om adequaat verweer te voeren. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde, ondanks aanmaningen, het openstaande saldo niet had betaald en dat hij de creditcards niet had ingeleverd, wat ICS schade kon berokkenen. De rechtbank wees de vordering van ICS voor een deel toe, maar wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af, omdat ICS niet voldoende had aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde als consument moest worden beschouwd en dat ICS niet had aangetoond dat zij toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen. De zaak werd aangehouden voor bewijslevering door de gedaagde, die moest aantonen dat hij de creditcards had geretourneerd. De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan en bepaalde dat de zaak op 17 augustus 2011 weer op de rol zou komen voor uitlating door de gedaagde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 120032 / HA ZA 11-198
Vonnis van 3 augustus 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.V.M. de Jong te Apeldoorn,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats, gemeente],
gedaagde,
advocaat mr. N.P. Scholte te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna ICS en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 april 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 19 juli 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen ICS en [gedaagde] zijn twee creditcardovereenkomsten gesloten onder de nummers [nummers] (hierna: ANWB-Visa creditcard) en [nummers] (hierna: Ohra-Visa creditcard). In dat kader heeft ICS aan [gedaagde] opnamekaarten (creditcards) in bruikleen verstrekt, waarmee [gedaagde] opnames en bestedingen kan doen bij bij ICS aangesloten organisaties en ondernemingen tot een maximumbedrag, genoemd de bestedingslimiet. De bestedingslimiet van de ANWB-Visa creditcard bedroeg - na aangevraagde en verleende verhoging - € 5.000,00.
2.2. In december 2009 heeft ICS de beide creditcards geblokkeerd. Na blokkering kan [gedaagde] alleen nog bestedingen doen die blijven onder de zogenoemde floorlimit van € 150,00 per besteding.
2.3. Het saldo van de bestedingen, opnames, aflossingen en verschuldigde rente was op 19 januari 2011 € 6.118,16 voor de ANWB-Visa creditcard en € 3.251,05 voor de Ohra-Visa creditcard. In totaal dus € 9.369,21 (hierna te noemen: de hoofdsom).
2.4. De creditcards expireren op respectievelijk 1 januari 2012 (ANWB-Visa creditcard) en 1 juli 2012 (Ohra-Visa creditcard).
3. De vordering
3.1. ICS vordert - na vermindering van eis - dat de rechtbank [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal veroordelen:
1. om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan ICS te betalen het bedrag van € 12.402,80, te vermeerderen met de overeengekomen rente, althans de wettelijke rente, over een bedrag van € 9.369,21, vanaf 4 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
2. om binnen twee dagen na de betekening van het vonnis de in zijn bezit zijnde creditcards tegen deugdelijk bewijs van afgifte aan ICS af te geven, met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de contractuele boete van € 23,00 per dag per creditcard, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag, voor elke dag dat [gedaagde] met de afgifte in gebreke blijft, zulks tot aan de expiratiedata van de contracten;
3. in de kosten van het geding;
4. in de nakosten ten bedrage van € 131,00 zonder betekening en € 199,00 in geval van betekening, indien en voor zover [gedaagde] niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen, althans binnen een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na betekening aan het vonnis heeft voldaan en te vermeerderen met € 258,= ingeval na betekening tot executoriale beslaglegging (zonder gerechtelijke maatregelen) zal worden overgegaan.
3.2. ICS legt aan haar vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten de navolgende stellingen ten grondslag.
[gedaagde] heeft ondanks aanmaning en ingebrekestelling het openstaande saldo van de creditcards niet aan ICS betaald. ICS heeft [gedaagde] verder gebruik van de creditcards verboden en hem gesommeerd de creditcards aan haar af te geven. Daarbij heeft zij hem aangezegd dat zij aanspraak kan maken op de overeengekomen boete van € 23,00 per dag per creditcard voor elke dag dat [gedaagde] in gebreke blijft de creditcards af te geven. Voor de ANWB-Visa creditcard met ingang van 16 december 2009 en voor de Ohra-Visa creditcard met ingang van 14 december 2009, telkens tot het bereiken van de expiratiedatum. [gedaagde] heeft de creditcards niet ingeleverd. [gedaagde] houdt door het ongeoorloofd behouden van de creditcards de mogelijkheid om verder gebruik te maken van de kredietfaciliteiten waardoor ICS schade kan lijden. ICS beperkt de boete tot € 1.000,00 per creditcard.
ICS heeft buitengerechtelijke kosten gemaakt en maakt aanspraak op vergoeding hiervan conform rapport Voorwerk II.
ICS heeft recht op betaling van de overeengekomen rente van 15,00 % per jaar vanaf 20 januari 2011.
De kosten voor het betekenen van de aanmaning en ingebrekestelling van 27 januari 2011 bij gerechtsdeurwaardersexploot zijn verschotten (artikelen 238 lid 2 jo. 240 Rv.) en komen derhalve voor rekening van [gedaagde].
4. Het verweer
4.1. [gedaagde] concludeert dat de rechtbank ICS bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen met haar uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van het geding.
4.2. [gedaagde] voert de navolgende verweren aan.
In december 2009 heeft ICS aan [gedaagde] telefonisch meegedeeld dat de creditcards per direct waren geblokkeerd en verzocht om de creditcards in 4 delen te knippen en deze aan haar te retourneren. [gedaagde] heeft dat onverwijld gedaan aan het door ICS telefonisch opgegeven adres ([adres te plaats]). ICS heeft in dat telefoongesprek niet aangezegd dat zij aanspraak zal maken op de overeengekomen boete. Had zij dat wel gedaan dan had [gedaagde] de creditcards aangetekend retour gezonden.
[gedaagde] heeft de creditcards ongeveer 2,5 jaar geleden voor het laatst gebruikt.
De ANWB-Visa creditcard heeft een bestedingslimiet van € 5.000,-. De strekking van de bestedingslimiet is om de gebruiker van de creditcard tegen zichzelf in bescherming te nemen dan wel de schade voor ICS bij het dreigend overschrijden ervan te beperken. ICS dient te bewijzen dat [gedaagde] de creditcards nog in zijn bezit heeft. Wanneer een extra ANWB- of Ohra-Visa creditcard is uitgegeven, geldt voor beide creditcards een gezamenlijke bestedingslimiet. Dit zou ook moeten gelden voor een extra creditcard onder een ander contract dat door dezelfde partijen wordt gesloten. Door dit niet te doen is ICS toerekenbaar tegenover [gedaagde] tekortgeschoten. ICS heeft [gedaagde] niet gewezen op het bereiken van de bestedingslimiet voor beide creditcards, tengevolge waarvan [gedaagde] de bestedingslimiet heeft overschreden. ICS heeft een schadebeperkingsplicht. De overschrijding van de bestedingslimiet, een bedrag gelijk aan de vordering ingevolge de Ohra-Visa creditcard, dient voor rekening en risico van ICS te komen. De vordering van ICS met betrekking tot het bedrag van de hoofdsom van de Ohra-Visa creditcard moet worden afgewezen.
Het boetebeding moet inzake de Ohra-Visa creditcard worden afgewezen voor zover meer wordt gevorderd dan het in de algemene voorwaarden opgenomen maximum van € 1.000,00.
Met betrekking tot de ANWB-Visa creditcard is geen maximum verbonden aan het te verbeuren boetebedrag. De boetebedingen in de algemene voorwaarden van de beide creditcards zijn onredelijk bezwarend voor [gedaagde] en derhalve vernietigbaar ingevolge artikel 6:233 sub a BW. In de algemene voorwaarden is niet aangegeven op welke wijze de creditcard moet worden opgestuurd. De schade kon niet verder oplopen omdat [gedaagde] de creditcards heeft geretourneerd. De boete moet worden gematigd op grond van artikel 6:94 lid 1 BW.
[gedaagde] betwist de buitengerechtelijke kosten. Er zijn geen werkzaamheden verricht waarvoor de proceskosten niet al een vergoeding inhouden. Ze kunnen niet over het boetebedrag berekend worden omdat die pas in het sommatie-exploot zijn aangezegd en dat exploot in grote lijnen overeenstemt met de dagvaarding. Ze zijn voor de Ohra-Visa creditcard niet overeengekomen. Voor de ANWB-Visa creditcard is de bepaling in de algemene voorwaarden die daarop ziet onredelijk bezwarend. Als buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt anders dan ter instructie van de zaak moeten ze worden gematigd conform het rapport Voorwerk II.
5. De beoordeling
Waarheidsplicht en substantiëringsplicht.
5.1. Op grond van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) is ICS verplicht de voor de beslissing van de rechtbank van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Op grond van artikel 111 lid 3 Rv moet ICS in de dagvaarding de door [gedaagde] tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor vermelden. Bovendien moet ICS de bewijsmiddelen vermelden waarover zij kan beschikken en de getuigen die zij kan doen horen ter staving van de aldus betwiste gronden van de eis.
De rechtbank constateert dat ICS haar eis in het geheel niet met stukken heeft onderbouwd en dat zij ook geen enkel verweer van [gedaagde] heeft vermeld. De door haar overgelegde producties zijn pas op 13 juli 2011 per gewone post naar de rechtbank gestuurd, voor de comparitie op 19 juli 2011. De algemene voorwaarden van ICS zijn door [gedaagde] in het geding gebracht. Een onderbouwing van de hoofdsom van de vordering zoals vermeld onder 2.3. maakt in het geheel geen deel uit van het procesdossier. Door deze nalatige houding van ICS heeft zij niet voldaan aan de voorschriften van de artikelen 21 en 111 Rv. Daarmee heeft zij de rechtbank geen volledig beeld geschetst en het [gedaagde] bemoeilijkt verweer te voeren tegen de vordering.
5.2. Nu [gedaagde] niet heeft geklaagd over ICS’ nalaten zal de rechtbank aan het nalaten van ICS slechts gevolgen verbinden waar het de proceskosten betreft.
Hoofdsom/ beperking bestedingslimiet bij gekoppelde creditcards
5.3. [gedaagde] betwist de omvang van de hoofdsom zoals vermeld onder 2.3. niet zodat deze in principe voor toewijzing vatbaar is. [gedaagde] stelt echter dat ICS tegenover hem toerekenbaar is tekortgeschoten omdat zijn beide creditcards met de bijbehorende bestedingslimiet niet gekoppeld zijn zoals dat wel pleegt te gebeuren wanneer twee creditcards onder hetzelfde contract worden verstrekt. Daardoor heeft ICS hem niet gewezen op het bereiken van de bestedingslimiet voor beide creditcards en niet voldaan aan haar schadebeperkingsplicht. Hij verzoekt afwijzing van de hoofdsom van de Ohra-Visa creditcard.
ICS heeft ter comparitie aangevoerd dat een koppeling van creditcards enkel aan de orde is wanneer een zogenaamde partnercreditcard wordt verstrekt onder hetzelfde contract waaronder de eerste creditcard is verstrekt. Verder heeft zij er op gewezen dat [gedaagde] zelf verhoging van de bestedingslimiet op beide creditcards gevraagd heeft en deze op één van de creditcards ook heeft gekregen. ICS heeft telkens de kredietwaardigheid van [gedaagde] beoordeeld en de aanwezige zekerheden bekeken alvorens de creditcards te verstrekken of de bestedingslimiet te verhogen.
5.4. [gedaagde] dient als consument beschouwd te worden. Het enkele feit dat op de aanvraagformulieren zijn beroep is vermeld, geeft geen aanleiding te denken dat de creditcards in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf zijn verstrekt. Het feit dat de wetgever oog heeft voor de kwetsbare positie van consumenten, ontslaat een consument niet van zijn eigen verantwoordelijkheid. [gedaagde] heeft tweemaal een creditcard aangevraagd. Meermalen heeft hij gevraagd om verruiming van de bestedingslimieten. Hij heeft uitgaven gedaan en is in gebreke gebleven bij de aflossing. Hierdoor is zijn totale schuld bij ICS opgelopen tot een hoger bedrag dan de bestedingslimiet van elk van de creditcards. Dat zijn omstandigheden die aan [gedaagde] en niet aan ICS worden toegerekend.
Niet gesteld of gebleken is dat ICS toerekenbaar tekort is geschoten bij de toetsing van [gedaagde]s kredietwaardigheid bij de aanvraag van de creditcards en bij de latere verhoging van de bestedingslimiet van de ANWB-Visa creditcard. Dat ICS aan [gedaagde] een hogere totale bestedingslimiet heeft toegekend dan hij zou hebben gekregen wanneer hij maar één creditcardovereenkomst met ICS had gehad, is door [gedaagde] niet gesteld. Het enkele feit dat [gedaagde] twee creditcards had met een totale bestedingslimiet die hoger was dan € 5.000,00 levert zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, geen toerekenbare tekortkoming van ICS op. Van een evidente kredietonwaardigheid ten tijde van de (verhogings)aanvraag heeft [gedaagde] geen bewijsstukken overgelegd.
Ook het feit dat ICS [gedaagde] mogelijk niet gewaarschuwd heeft toen hij het totaal van de bestedingslimieten overschreed, kan niet leiden tot afwijzing van de vordering. Overigens heeft [gedaagde] niet het standpunt van ICS betwist dat dit niet alleen door bestedingen van [gedaagde] kan zijn veroorzaakt, maar ook gelegen kan zijn in een gebrek aan aflossingen van [gedaagde] in combinatie met oplopende rente.
Het verweer van [gedaagde] treft geen doel. De vordering van ICS met betrekking tot de in 2.3. bedoelde hoofdsom ligt voor toewijzing gereed.
Afgifteverplichting
5.5. ICS vordert [gedaagde] te veroordelen tot afgifte van de creditcards die zij hem verstrekt heeft. [gedaagde] betwist niet dat hij daartoe contractueel verplicht is maar hij stelt dat hij de creditcards na het telefonische verzoek daartoe van ICS heeft geretourneerd waardoor de verplichting om de creditcards (alsnog) te retourneren en de verplichting om een boete te betalen vanwege te laat retourneren, zijn vervallen. ICS heeft gemotiveerd betwist dat de creditcards door [gedaagde] aan haar zijn geretourneerd.
5.6. De stelling van [gedaagde] dat ICS met het bewijs hiervan moet worden belast, wordt gepasseerd. De Hoge Raad heeft bepaald dat omkering van de bewijslast slechts met terughoudendheid en alleen onder bijzondere omstandigheden kan geschieden. Dergelijke bijzondere omstandigheden doen zich hier niet voor. Evenmin is op basis van de door [gedaagde] ingenomen stellingen en de onderbouwing daarvan voorshands voldoende aannemelijk dat hij de creditcards aan ICS heeft geretourneerd.
5.7. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering rust op [gedaagde] het bewijs van de stelling dat hij de creditcards aan ICS heeft geretourneerd. [gedaagde] wordt toegelaten tot het leveren van dat bewijs. Indien [gedaagde] zich in dat kader wil beroepen op nieuwe bescheiden, dient [gedaagde] deze ten minste twee weken voor de zittingdag (in kopie) te doen toekomen aan de wederpartij en de griffie.
5.8. Mocht na bewijslevering komen vast te staan dat [gedaagde] de creditcards heeft geretourneerd, dan zal de rechtbank de boetebedragen afwijzen. Mocht niet vast komen te staan dat [gedaagde] de creditcards heeft geretourneerd dan geldt het navolgende.
5.9. De vordering bestaat deels uit een bedrag dat wordt gevorderd als boete. Dit onderdeel van de vordering is gebaseerd op artikel 2.7 van de algemene voorwaarden ANWB-Visa creditcard en artikel 2.7 van de algemene voorwaarden Ohra-Visa creditcard.
Er is sprake van een door ICS met [gedaagde] als consument gesloten overeenkomst. ICS heeft de door haar aanvankelijk gevorderde boete beperkt tot € 1.000,00 per creditcard. De rechtbank begrijpt dat deze beperking ziet op de boete tot het moment van de dagvaarding en die vanaf het moment van het vonnis samen. Dit bedrag dient volgens ICS ter
beperking van het proces- en incassorisico. Deze boete is niet onredelijk bezwarend en komt alsdan voor toewijzing in aanmerking.
Bespreking van de overige stellingen van partijen met betrekking tot de boete kan achterwege blijven nu ze niet kunnen leiden tot een ander oordeel.
5.10. Gelet op het geldelijk belang dat is gemoeid met de bewijslevering, geeft de rechtbank partijen in overweging om met elkaar in overleg te treden of zij de zaak in der minne kunnen regelen. Met het oog op een eventuele regeling wordt hierna op de resterende onderdelen van de vordering beslist.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.11. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. ICS heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Rente
5.12. ICS heeft gevorderd [gedaagde] te veroordelen in de overeengekomen rente van 15%, althans de wettelijke rente, over een bedrag van € 9.369,21, vanaf 4 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. In de vordering is een bedrag voor rente opgenomen van € 57,75. Dit ziet op de periode vanaf 20 januari 2011 tot 4 februari 2011. [gedaagde] heeft dit deel van de vordering niet betwist zodat de rechtbank dit zal toewijzen.
5.13. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. draagt [gedaagde] op te bewijzen dat hij de creditcards aan ICS heeft geretourneerd,
6.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 augustus 2011 voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
6.3. bepaalt dat [gedaagde], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
6.4. bepaalt dat [gedaagde], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen en vrijdagen in de maanden oktober tot en met december 2011 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. T.I. Spoor in het gerechtsgebouw te Zutphen aan de Martinetsingel 2,
6.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.I. Spoor en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2011.