ECLI:NL:RBZUT:2011:BT2015

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/950043-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • A. Gilhuis
  • J. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewelddadige overval op 82-jarige man met zware lichamelijke letsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewelddadige overval op een 82-jarige man. De overval vond plaats op 29 oktober 2010 in Apeldoorn, waar de verdachte samen met een mededader de woning van het slachtoffer binnendrong. De verdachte heeft het slachtoffer met geweld bedreigd en zwaar lichamelijk letsel toegebracht, waaronder twee gebroken ribben en een klaplong. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij de diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapporten die de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte bevestigden. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de immateriële schade die het slachtoffer had geleden door de overval. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 10, 36f, 57, 63, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950043-11
Uitspraak d.d.: 20 september 2011
tegenspraak / dip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1985],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in HvB Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Raadsvrouw: mr. H. van der Ende, advocaat te Roermond.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 oktober 2010 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pinpas en/of geld en/of een huissleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A] (geboren [1928]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
- heeft/hebben aangebeld bij de woning van voornoemde [slachtoffer A] aan de [adres 1] en/of in die woning is/zijn binnengedrongen en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer A] (met kracht) op de grond heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens) de gordijnen heeft/hebben gesloten en/of (vervolgens) de voordeur op de knip heeft/hebben gedaan, en/of
- (met kracht) voornoemde [slachtoffer A] tegen de borst, althans tegen het lichaam, heeft/hebben getrapt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer A] op de grond is blijven liggen, en/of (vervolgens) de telefoon kapot heeft/hebben getrapt, en/of
- voornoemde [slachtoffer A] heeft/hebben omgedraaid en/of (daarbij) een portemonnee uit de achterzak van de broek van voornoemde [slachtoffer A] heeft/hebben gepakt, en/of
- met zijn, verdachtes, knie op/tegen de rug van voornoemde [slachtoffer A] heeft/hebben gedrukt, terwijl voornoemde [slachtoffer A] op de grond lag, en/of hij, verdachte, (daarbij) bovenop voornoemde [slachtoffer A] heeft gezeten, en/of
- (daarbij) de handen van voornoemde [slachtoffer A] met een (was)lijn/draad/touw heeft/hebben vast gebonden, en/of
- voornoemde [slachtoffer A] (daarbij) dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik steek je dood. Ik zal je doodmaken. Ik schiet je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en/of
- (vervolgens) een doek voor de mond van voornoemde [slachtoffer A] heeft/hebben gebonden, en/of (daarbij) heeft/hebben gevraagd waar zijn pinpas was, en/of
- voornoemde [slachtoffer A] (vervolgens) een (keuken)mes heeft/hebben getoond, en/of (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Je hebt een bankpas. Ik snij je strot af, ik steek je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en/of (daarbij) heeft/hebben gezocht in de voorzak(ken) van de broek van voornoemde [slachtoffer A],
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel te weten twee, althans één, gebroken rib(ben) en/of een klaplong heeft bekomen;
art 312 lid 2 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 29 oktober 2010 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pinautomaat heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van 250 euro, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 27 december 2004 tot en met 3 januari 2005 te Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen
-twee, althans één, (gouden) manchetkno(o)p(en) en/of
-een (gouden) dasspeld en/of
-een (foto)camera en/of
-een dvd-speler en/of
-een fiets (merk: Union) en/of
-een organizer en/of
-een videorecorder, en/of
-etenswaren,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Feit 1 en 2
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 29 oktober 2010 omstreeks 19.04 uur is bij de regionale meldkamer Noord en Oost Gelderland een melding ontvangen dat de 82-jarige bewoner van de [adres 1 in plaats]n in zijn woning was overvallen en dat hij daarbij gewond was geraakt.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de tenlastelegging met betrekking tot feit 1 grotendeels bewezen kan worden, met uitzondering van het wegnemen van geld en een huissleutel en het kapot trappen van de telefoon, zoals ten laste gelegd onder het tweede gedachtestreepje.
Het onder feit 2 ten laste gelegde wordt geheel door verdachte bekend en kan bewezen worden verklaard.
Het letsel van het slachtoffer bestaat uit twee gebroken ribben en een klaplong. De raadsvrouw vraagt zich af of dit te kwalificeren valt als zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, met uitzondering van het wegnemen van het geld en de huissleutel. Hiervoor is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig.
De rechtbank baseert de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde op de aangifte van [slachtoffer A]2, de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en bij de politie3 en de geneeskundige verklaring van M. Hogervorst4.
In tegenstelling tot de raadsvrouw is naar het oordeel van de rechtbank wel voldoende bewijs in het dossier om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte de telefoon van slachtoffer kapot heeft getrapt.
Aangever heeft verklaard5 dat de mannelijke binnendringer de telefoon van het tafeltje op de grond gooide en deze kapot trapte. De splinters vlogen in het rond. Aangever heeft daarna nogmaals verklaard dat de telefoons in zijn huis zijn vernield6. Ook de zoon van aangever [zoon slachtoffer A]7 heeft verklaard dat het telefoontoestel in de hal onklaar was gemaakt. Hieruit maakt de rechtbank op dat verdachte de telefoon van het slachtoffer wel degelijk kapot heeft getrapt.
Resteert de vraag of er sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Het letsel van het slachtoffer8 heeft bestaan uit twee gebroken ribben, een klaplong, een schaafwond aan de elleboog en bloeduitstortingen aan beide polsen. Uitgangspunt is dat lichamelijk letsel als 'zwaar' te beschouwen is, waarneer dit letsel voldoende ernstig is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangemerkt, maar de gebezigde bewijsmiddelen moeten tevens duidelijke indicaties verschaffen over de aard en ernst van het toegebrachte letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het ontbreken van uitzicht op (volledig) herstel. De Hoge Raad9 heeft reeds bepaald dat een klaplong aan te merken is als zwaar lichamelijk letsel. Daarbij genomen dat het slachtoffer onder andere nog twee gebroken ribben heeft overgehouden aan deze overval, het een man van destijds 82-jaar betreft en gezien de slachtofferverklaring van het slachtoffer met daarin beschreven het letsel en de duur van het herstel, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer A]10 en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat eveneens tot bewezenverklaring kan worden gekomen van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
Feit 3
Overwegingen ten aanzien van het bewijs11
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op maandag 3 januari 2005 heeft [slachtoffer B] aangifte gedaan van inbraak in zijn woning gelegen aan de [adres 2 in plaats]. Hij heeft verklaard dat tijdens de inbraak de gehele woning overhoop was gehaald en dat er meerdere goederen waren weggenomen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal in vereniging. Verdachte heeft bekend dat hij enige tijd in de woning heeft verbleven en erbij is geweest, toen zijn medeverdachte goederen wegnam. Ze hebben samen de hele boel overhoop gehaald, zo heeft verdachte verklaard.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van dit ten laste gelegde feit. Zij heeft betoogd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdacht zich tezamen en in vereniging danwel alleen schuldig heeft gemaakt aan de diefstal. Verdachte heeft zich wel schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk binnendringen en verblijven in de woning, maar dit feit is niet ten laste gelegd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal, tezamen en in vereniging gepleegd met een ander, waarbij zij hebben weggenomen etenswaren die toebehoren aan [slachtoffer B]. De rechtbank baseert dit oordeel op de aangifte van [slachtoffer B]12 en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en bij de politie13.
Verdachte heeft bij de politie verklaard14 dat hij met [medeverdachte] op 3 januari 2005 heeft ingebroken in de woning aan de [adres 2 in plaats]. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij samen met [medeverdachte] in het huis is geweest en hier iets heeft gegeten samen met [medeverdachte]. De etenswaren die hij heeft opgegeten waren van het huis, zo heeft verdachte heeft ter terechtzitting verklaard. Verdachte heeft verder verklaard15 dat hij niets heeft meegenomen maar alleen heeft overnacht in de woning, hij heeft geslapen op de bank in de woonkamer.
De rechtbank is van oordeel dat er met betrekking tot het wegnemen van de overige genoemde goederen in de ten laste legging onvoldoende is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte enerzijds en zijn medeverdachte anderzijds. De enkele omstandigheid dat verdachte met [medeverdachte] het huis is ingegaan en in het huis is geweest met [medeverdachte] is onvoldoende om een zodanig bewuste en nauwe samenwerking te kunnen aannemen dat gesproken zou kunnen worden van medeplegen van diefstal van de overige in de tenlastelegging genoemde goederen. Verdachte heeft immers verklaard dat hij de woning in is gegaan om daar enige tijd te verblijven, omdat hij geen slaapplaats had. Nu [medeverdachte] ontkent is onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden om verdachte als medepleger van diefstal van de overige in de tenlastelegging genoemde goederen aan te merken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 29 oktober 2010 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pinpas, toebehorende aan [slachtoffer A] (geboren [1928]), welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader
- heeft aangebeld bij de woning van voornoemde [slachtoffer A] aan de [adres 1] en in die woning zijn binnengedrongen en daarbij voornoemde [slachtoffer A] met kracht op de grond heeft geduwd en vervolgens de gordijnen heeft gesloten en vervolgens de voordeur op de knip heeft gedaan, en
- met kracht voornoemde [slachtoffer A] tegen de borst heeft getrapt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer A] op de grond is blijven liggen, en de telefoon kapot heeft getrapt, en
- voornoemde [slachtoffer A] heeft omgedraaid en daarbij een portemonnee uit de achterzak van de broek van voornoemde [slachtoffer A] heeft gepakt, en
- met zijn, verdachtes, knie op de rug van voornoemde [slachtoffer A] heeft gedrukt, terwijl voornoemde [slachtoffer A] op de grond lag en
- daarbij de handen van voornoemde [slachtoffer A] met een waslijn heeft vast gebonden, en
- voornoemde [slachtoffer A] daarbij dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik steek je dood. Ik zal je doodmaken. Ik schiet je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en
- vervolgens een doek voor de mond van voornoemde [slachtoffer A] heeft gebonden, en daarbij heeft gevraagd waar zijn pinpas was, en
- voornoemde [slachtoffer A] vervolgens een mes heeft getoond, en daarbij de woorden heeft toegevoegd: "Je hebt een bankpas. Ik snij je strot af, ik steek je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en daarbij heeft gezocht in de voorzakken van de broek van voornoemde [slachtoffer A],
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel te weten twee gebroken ribben en een klaplong heeft bekomen;
2.
hij op 29 oktober 2010 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een pinautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 250 euro geheel toebehorende aan [slachtoffer A] waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
hij in de periode van 27 december 2004 tot en met 3 januari 2005 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen
-etenswaren,
toebehorende aan [slachtoffer B], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1
Diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
Feit 3
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Naar de persoon van verdachte is psychologisch en psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van E. de Vrij (gezondheidszorgpsycholoog) van 21 mei 2011 en een rapport van H.E.M. van Beek (psychiater) van 18 mei 2011.
De Vrij heeft aangegeven dat bij verdachte sprake is van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, passief-agressieve en antisociale kenmerken evenals van cannabisafhankelijkheid. Het op geldelijk gewin gerichte delict is vooralsnog het best te verklaren vanuit zijn zwakke persoonlijkheidsopbouw, zijnde zijn egoïstische en passief-agressieve instelling en zijn gebrekkige gewetensfunctie van waaruit, hem overigens wel bekende waarden, onverschillig met voeten worden getreden. Op de achtergrond speelt sociaal-emotionele problematiek een rol, verdachte had geen werk en geld, voelde zich depressief en kon voor hulp niet meer terecht bij familie en vrienden. Verdachte pleegde het delict samen met zijn toenmalige vriendin. Het stel ging zowel impulsief als berekenend te werk. Verdachte komt gemakkelijk en impulsief tot criminele keuzes omdat hij het normaal vindt om toe te geven aan zijn behoeften en omdat van zijn gebrekkige geweten onvoldoende remming of bijsturing uitgaat. Hij verlegt normale grenzen. Mede onder invloed van opgekropte gevoelens van frustratie en woede ziet hij er niet tegen op agressie te gebruiken om zijn doel te bereiken. Voor zover te overzien heeft verdachte niet echt een proactief agressieve instelling, waarbij agressie zonder aanleiding wordt geïnitieerd. Onder druk, wanneer frustraties en spanningen oplopen, kan verdachte tot een (verbaal) agressieve ontlading komen. Verdachte heeft de overval na enig afwegen gepleegd. Tussen het moment van het idee en de uiteindelijke uitvoering zat enige (bedenk)tijd. Hij beschikte over voldoende verstand om het strafwaardige van zijn handelen te kunnen inzien. Hij heeft niet volgens dit inzicht gehandeld omdat hij zijn eigen behoeften primair stelt. Dit houdt niet in dat hij niet anders had kunnen kiezen of handelen. Op cognitief niveau weet hij wat de impact is van zijn norm- en grensoverschrijdende handelen. Echter, voorvloeiende uit zijn narcistische en antisociale persoonlijkheidsproblematiek kon hij de emotionele consequenties van zijn daad slecht invoelen en zijn gebrekkige gewetensontwikkeling maakte het hem 'makkelijk' over te gaan tot de overval.
De Vrij adviseert verdachte op grond hiervan enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Van Beek heeft aangegeven dat verdachte niet lijdend is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, wel is er sprake van cannabisafhankelijkheid. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven met antisociale en narcistische trekken. Ten tijde van het onder 1 en 2 ten laste gelegde was er bij verdachte sprake van deze persoonlijkheidsstoornis, waardoor hij gemakkelijk en impulsief tot criminele keuzes komt. Door zijn gebrekkige gewetensontwikkeling heeft verdachte onvoldoende remming bij het plegen van het ten laste gelegde.
Van Beek adviseert verdachte op grond hiervan in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten.
Met de conclusie van de psycholoog en de psychiater dat verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde feit licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 66 maanden (vijf en een half jaar) met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De raadsvrouw heeft betoogd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaren voor verdachte een passende straf is, gekeken naar de jurisprudentie en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Tevens is verdachte niet eerder veroordeeld voor een geweldsdelict.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een uiterst brute overval met beroving op een 82-jarige man in zijn eigen huis. Hij heeft het slachtoffer, een 82-jarige man, die nietsvermoedend opendeed toen er werd aangebeld direct naar de grond gewerkt en met geweld op de grond gehouden, gekneveld en met een mes bedreigd in zijn eigen woning. Verdachte is, met zijn medeverdachte, uiterst professioneel te werk gegaan door telefoons onklaar te maken en direct de gordijnen te sluiten. Ook hebben zij ter voorbereiding van de overval thuis een mes, een doek en een waslijn gehaald. Verdachte heeft op niets ontziende wijze gehandeld om ten koste van een willekeurig gekozen slachtoffer aan geld te komen. Hij heeft ook niet geaarzeld door te zetten, toen hij zag dat het slachtoffer een 82-jarige man was.
Het slachtoffer heeft, zoals blijkt uit zijn verklaring, zich machteloos gevoeld toen hij op de grond was vastgebonden. Na de overval heeft het slachtoffer veel pijn gehad van het toegebrachte letsel en heeft hij slecht geslapen. Het slachtoffer is angstig geworden in zijn eigen huis en als er in het donker wordt aangebeld doet hij niet meer open. Ook zijn kinderen zij nu extra bezorgd om hun vader. Naar de ervaring leert, zijn delicten als de onderhavige veelal de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer en de direct betrokkenen. Zij dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) heeft in haar oriëntatiepunten voor straftoemeting het volgende bepaald. Voor een overval in een woning met licht geweld (een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel) wordt als strafmaat genoemd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren. Bij een overval in een woning met ander geweld wordt als oriëntatiepunt gegeven een gevangenisstraf van vijf jaren. Als strafvermeerderende en/of strafverminderende factoren worden onder meer genoemd: kwetsbare slachtoffers; (aard en ernst) letsel; samenwerkingsverband; professionele werkwijze; recidive; soort wapen/voorwerp. In onderhavig geval betekent dit het volgende.
Er is hier sprake van een kwetsbaar slachtoffer van 82-jaar aan wie zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Verdachte heeft voorts een samenwerkingsverband gesloten met zijn toenmalige vriendin, zij hebben samen het plan gesmeed en afgesproken dat verdachte de persoon in bedwang zou houden en dat zijn vriendin dan in de woning op zoek zou gaan naar geld. Ze zijn ook professioneel te werk gegaan; ze zijn na het smeden van het plan naar huis gegaan om onder andere een mes en een waslijn op te halen voor de overval. Met het mes en de daarbij geuite bedreigingen heeft verdachte, zo blijkt ook uit de slachtofferverklaring, het slachtoffer verschrikkelijk angstig gemaakt. Tevens blijkt dat verdachte diegene is geweest die alle geweldshandelingen jegens het slachtoffer heeft verricht. Verdachte is blijkens diens strafblad eerder veroordeeld wegens mishandeling en vermogensdelicten.
Al deze factoren wegen in het nadeel van verdachte mee.
Verdachte heeft zich voorts (ruim vijf jaar geleden) schuldig gemaakt aan het stelen van etenswaren uit een woning.
Dit alles bij elkaar genomen acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren in beginsel gerechtvaardigd. Vanwege de door de psycholoog en psychiater geconcludeerde licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte als hiervoor overwogen zal de rechtbank hierop zes maanden in mindering brengen.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden opleggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Die straf acht de rechtbank passend en geboden.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.889,80, betreffende € 389,80 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de vordering van € 250,00 van de benadeelde partij te worden afgewezen. Het slachtoffer heeft verklaard16 dat hij dit bedrag inmiddels retour heeft ontvangen van de bank. Deze schade is dan ook reeds vergoed en voor dit bedrag heeft de benadeelde partij tengevolge van het bewezen verklaarde handelen geen schade geleden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voor het overige gevorderde komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte -hoofdelijk- naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is gespecificeerd en onderbouwd. De immateriële schade wordt door de rechtbank als reëel beschouwd. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij de veroorzaakte schade wil vergoeden aan het slachtoffer. De vordering is derhalve tot een bedrag van € 2.639,80 voor toewijzing vatbaar. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 29 oktober 2010.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 36f, 57, 63, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1
Diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
Feit 3
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 (vierenvijftig) maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [plaats, adres 1], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 2.639,80, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2010 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer A] voor het overige af;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 2.639,80 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2010, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 36 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Gilhuis en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 september 2011.
mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0620 2010159825-68, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 7 februari 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A], p. 110-114
3 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 343-346
4 Geneeskundige verklaring M. Hogervorst, chirurg Gelre Ziekenhuizen, p. 94
5 Proces-verbaal van aangifte, p. 111
6 Proces-verbaal van aangifte, p. 113
7 Proces-verbaal van verhoor getuige [zoon slachto[slachtoffer A], p. 107
8 Proces-verbaal van aangifte, p. 113 ; Geneeskundige verklaring M. Hogervorst, chirurg Gelre Ziekenhuizen, p. 94; bijlage 4 en 5 bij voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces
9 HR 12 mei 1992, DD 92 318
10 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A], p. 110-114
11 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0620 2010159825-68, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 7 februari 2011.
12 Proces verbaal van aangifte, p. 230-232
13 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 343-346
14 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 343-344
15 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 345
16 Proces-verbaal verhoor aangever, p. 129