RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940234-11
Uitspraak d.d.: 20 september 2011
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] (Roemenië) op [1972],
thans gedetineerd in PI Flevoland, HvB Almere Binnen, Almere.
Raadsman: mr. D.P. Poppe, advocaat te Epe.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 januari 2007 te Heerde, in elk geval in Nederland, op de openbare weg, de Hagestraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meerdere slof(fen) sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam BV], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, (en) waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers is hij, verdachte, als bestuurder/inzittende van een een personenauto (kenteken [kenteken]) achterwaarts en/of met hoge snelheid tegen de voorpui van het aan die Hagestraat gelegen tankstation gereden, en/of welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [verbalisant A] (hoofdagent van politie), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of een van zijn mededader(s), dreigend op die [verbalisant A] is afgelopen terwijl hij een hard voorwerp dreigend boven diens hoofd hield;
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 22 januari 2007 te Heerde, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een personenauto (kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist(en), althans redelijkerwijs moesten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 17 tot en met 18 januari 2007 te Zaandam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op maandag 22 januari 2007 te 02.35 uur kregen de opsporingsambtenaren [verbalisant B] en [verbalisant A] van politie Team Epe/Heerde/Hattem opdracht van de Regionale Meldkamer te gaan naar de [adres 1 te plaats], in verband met een daar gepleegde vernieling van een autoruit danwel inbraak in een woning. Zij kwamen omstreeks 02.45 uur ter plaatse. [verbalisant B] heeft de aangifte opgenomen, [verbalisant A] was bij de auto op sporen aan het zoeken.
Op dat moment hoorde [verbalisant A] een auto slippen en gelijk een harde doffe knal en glasgerinkel. [verbalisant A] hoorde dat het geluid uit de richting van de Dorpsstraat/Hagenstraat kwam. Hij rende in de richting vanwaar het geluid kwam. Gekomen voorbij de bocht in de Elburgerweg zag [verbalisant A] bij de [rijwielhandel annex tankstation] een auto met de achterzijde tegen de voorpui staan. De achterklep en de portieren van deze auto stonden open. De motor van de auto draaide. De deuren in de pui van het tankstation waren ontzet. In het pand zag [verbalisant A] drie personen lopen. Hij riep naar die personen: "Politie, handen omhoog, jullie zijn aangehouden". De drie personen kwamen naar de toegangsdeur. [verbalisant A] schreeuwde dat zij stil moesten blijven staan, maar men deed dit niet. Één van de personen pakte een wit stuk kozijn of metaal en kwam op [verbalisant A] af. [verbalisant A] pakte zijn dienstpistool en loste een waarschuwingsschot. De man met het stuk kozijn of metaal van ongeveer 1 meter lengte liep door naar [verbalisant A] en hield daarbij het witte voorwerp omhoog. [verbalisant A] dacht dat die man hem zou slaan. Toen de man op circa 1,5 meter genaderd was en niet stopte, heeft [verbalisant A] met zijn dienstpistool een gericht schot gelost op het rechterbeen van de man. De man gooide het voorwerp weg en rende met de twee anderen in de richting van de Elburgerweg te Heerde weg.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Het bewijs kan gebaseerd worden op de verklaringen die verdachte heeft afgelegd, uit het gevonden DNA-materiaal op de plaats delict die matcht met het DNA van verdachte, de foto's van de opnames van de beveiligingscamera, de verklaring van politieagent [verbalisant A] en het proces-verbaal van bevindingen. Verdachte heeft bekend dat hij betrokken is geweest bij deze ramkraak, maar hij ontkent dat hij degene is geweest die met een voorwerp in de hand een dreigende houding heeft aangenomen richting politieagent [verbalisant A]. Uit het dossier is te halen dat dit toch verdachte moet zijn geweest, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat de verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd voordat hij een raadsman heeft kunnen consulteren dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Anders is er geen sprake meer van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.
Daarnaast is gebleken dat het verhoor van verdachte dat op 27 mei 2011 heeft plaatsgevonden abusievelijk niet is opgenomen. Op geen enkele wijze kan worden gecontroleerd of datgene wat verdachte heeft verklaard overeenkomt met datgene wat in zijn schriftelijke verklaring is opgenomen. Verdachte is een buitenlandse verdachte die de Nederlandse taal niet beheerst.
Er is sprake van vormverzuimen. Het gevolg hiervan dient te zijn dat de verklaringen van verdachte van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Subsidiair dienen de vormverzuimen te worden verdisconteerd in de strafmaat.
Uitgaande van de bewijsuitsluiting van de verklaringen van verdachte heeft de raadsman primair vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit. Hij heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs van betrokkenheid van verdachte in het dossier aanwezig is om tot bewezenverklaring te kunnen komen.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen van betrokkenheid van verdachte in het dossier aanwezig zijn.
Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat er geen sprake is geweest van een dreigende situatie jegens politieagent [verbalisant A]. Ten aanzien van het in vereniging plegen van een ramkraak refereert de raadsman zich.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 27 november 2008 NJ 2009, 214; Salduz tegen Turkije volgt dat een aangehouden verdachte gelegenheid moet worden geboden om voorafgaand aan het eerste politieverhoor een advocaat te raadplegen en op dat recht moet worden gewezen. Niet naleving van deze regels kan onder omstandigheden leiden tot bewijsuitsluiting van de verklaringen van verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen. Uit het dossier blijkt dat die mogelijkheid van het raadplegen van een advocaat wel degelijk aan verdachte is geboden en dat pas hij is gehoord over de zaak na het raadplegen van een raadsvrouw. Het verweer mist dan ook feitelijke grondslag en behoeft derhalve geen verdere bespreking en wordt dan ook verworpen.
Verdachte is niet in zijn belangen geschaad doordat zijn eerste verhoor niet is opgenomen, nu hij later en ter terechtzitting in gelijke zin heeft verklaard.
Het verweer dat verdachte voor zijn in verzekeringstelling niet in de gelegenheid is gesteld een raadsman te consulteren stuit alleen al af op het feit dat de rechter-commissaris al heeft geoordeeld dat de inverzekeringstelling niet onrechtmatig is geweest.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de aangifte van [slachtoffer B]2, de bekennende verklaring van verdachte bij de politie3 en ter terechtzitting, het proces-verbaal van bevindingen4 en de foto's van de camerabeelden van het benzinestation5.
Verdachte is in die zin een bekennende verdachte dat hij heeft bekend dat hij betrokken is geweest (als chauffeur) bij een poging ramkraak op een benzinestation in Heerde.
Verdachte heeft ter terechtzitting echter uitdrukkelijk ontkend de persoon te zijn geweest die met een stuk ijzer/hout dreigend op politieagent [verbalisant A] is afgekomen. Gelet op de hiernavolgende bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wel die persoon is geweest.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de chauffeur was en dat het zijn taak was om, nadat hij de pui met de achterzijde van de auto geramd had, de auto iets naar voren te rijden, de achterklep open te doen en buiten te blijven om op de uitkijk te staan. Verdachte heeft ter terechtzitting voorts verklaard dat hij als laatste naar binnen is gegaan en dat hij in zijn been is geschoten.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant A]6 blijkt dat hij drie personen in de zaak heeft gezien. Hij heeft verklaard dat hij naar de toegangsdeur is gelopen en met luide stem heeft geroepen: "Politie handen omhoog jullie zijn aangehouden". De drie personen kwamen richting de toegangsdeur. Hierop heeft hij geschreeuwd dat ze stil moest blijven staan. Toen ze dat niet deden, één van de verdachte een wit stuk kozijn of metaal heeft gepakt en op hem afkwam, heeft hij een waarschuwingsschot in de lucht gegeven. Na dit schot kwam deze man met het lange witte voorwerp in de hand toch naar hem toe. Het lange witte voorwerp had hij omhoog en [verbalisant A] dacht dat hij hem zou slaan. [verbalisant A] heeft zich behoorlijk bedreigd gevoeld. Toen deze man niet stopte en naderbij bleef komen, heeft [verbalisant A] toen de afstand tussen hen ongeveer 1,5 meter was gericht in zijn rechterbeen geschoten. Gelijk hierop heeft [verbalisant A] "au" gehoord. De man heeft het voorwerp weggegooid en is met de twee anderen richting de Elburgerweg weggerend.
Uit de foto's van de camerabeelden van het benzinestation7 blijkt dat twee passagiers met zwarte jacks, nadat de bestuurder van de auto achteruit de pui stuk heeft gereden en weer naar voren is gereden, als eersten het pand zijn ingegaan. Een man met blauwe bovenkleding heeft de achterklep geopend en is als laatste naar binnen gegaan. Op de beelden is voorts zichtbaar dat een van de daders een voorwerp heeft gepakt en daarmee heeft gedreigd. De agent is hierop naar achteren gestapt. Gelet op de kleding blijkt dit de persoon met de blauwe bovenkleding te zijn die als laatste het pand in is gegaan. Deze persoon is ook weer het eerste weggerend uit het pand.
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat verdachte, die als bestuurder van de ramauto heeft gefungeerd en volgens zijn eigen verklaring als laatste naar binnen is gegaan, de persoon met de blauwe bovenkleding moet zijn geweest. Dat betekent dat hij dus ook degene is geweest die agent [verbalisant A] met een stuk ijzer/hout heeft bedreigd. Dit wordt bovendien ondersteund door het feit dat agent [verbalisant A] heeft geverbaliseerd dat hij de persoon die hem aanviel gericht in zijn been heeft geschoten en verdachte heeft verklaard in zijn been te zijn geraakt.
De rechtbank acht het aan verdachte tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde heling. Gekeken naar de context van het verhaal en dat verdachte zo in een andere auto is gestapt en verder is gereden, had verdachte kunnen vermoeden dat dat niet een auto is geweest van een van de twee andere mannen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot bewezenverklaring te kunnen komen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank komt tot vrijspraak van de onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verdachte ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze auto door een misdrijf was verkregen.
Voor de subsidiair ten laste gelegde diefstal van deze auto is reeds iemand anders veroordeeld en nergens uit blijkt dat verdachte dit feit heeft mede gepleegd.
Nu er verder geen bewijs is waaruit blijkt dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, moet bij deze stand zaken vrijspraak volgen voor dit ten laste gelegde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 22 januari 2007 te Heerde op de openbare weg, de Hagestraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meerdere sloffen sigaretten, geheel toebehorende aan [naam BV], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, en waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, immers is hij, verdachte, als bestuurder van een personenauto (kenteken [kenteken]) achterwaarts en met hoge snelheid tegen de voorpui van het aan die Hagestraat gelegen tankstation gereden, en welke poging tot diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [verbalisant A] (hoofdagent van politie), gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, dreigend op die [verbalisant A] is afgelopen terwijl hij een hard voorwerp dreigend boven diens hoofd hield.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Poging diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden met aftrek van de periode die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht gevorderd.
De raadsman heeft bepleit dat de rol van verdachte uiterst beperkt is gebleven bij deze poging tot diefstal en dat hij helemaal geen geweld heeft gebruik. Met betrekking tot het tweede ten laste gelegde feit heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Indien er een straf zal worden opgelegd, heeft de raadsman de rechtbank verzocht om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest op te leggen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot een zogenaamde ramkraak. Verdachte en zijn twee mededaders zijn hierbij grof, uiterst professioneel en berekenend te werk gegaan. Ze zijn voor de ramkraak overgestapt op een andere auto. Zonder enig respect voor de eigendommen van aangever [slachtoffer B] is de pui van het door hem geëxploiteerde pand stukgereden, hetgeen tot een enorme ravage heeft geleid. Daarbij is bedreiging met geweld tegen de politieagent die hen heeft betrapt niet geschuwd. Verdachte en zijn mededaders handelden puur uit eigen financieel gewin en hebben zich op geen enkel moment afgevraagd wat voor impact hun handelen had op de eigenaar van de benzinepomp, omwonenden en de politieagent. Naar de ervaring leert, dragen delicten als de onderhavige bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) heeft in haar oriëntatiepunten voor straftoemeting het volgende bepaald. Voor een overval op een winkel (inclusief benzinestation) met licht geweld wordt als strafmaat genoemd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. Als strafvermeerderende en/of strafverminderde factoren worden onder meer genoemd: samenwerkingsverband en professionele werkwijze. In onderhavig geval is sprake geweest van een samenwerkingsverband en is op een professionele wijze te werk gegaan. Deze factoren weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee. Tevens blijkt dat verdachte diegene is geweest die gedreigd heeft met geweld. Dat deze ramkraak is gestrand en het thans bij een poging is gebleven is enkel te danken aan de politieagent die zo spoedig ter plekke was. Deze poging was al zo ver gevorderd dat deze dicht tegen het voltooide delict aanzit, zodat de rechtbank hiermee slechts beperkt (in strafverminderende zin) rekening zal houden bij het bepalen van de straf.
Dat het een ouder feit betreft, is niet aan het openbaar ministerie te verwijten. Verdachte heeft zich onttrokken aan opsporing door het land uit te vluchten. Dat verdachte van Roemeense afkomst is en in Roemenië een gezin heeft -hetgeen voor hem detentie zwaarder zou maken - komt volledig voor zijn rekening en risico, en werkt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet strafverminderend. Verdachte heeft hier in Nederland een ernstig strafbaar feit gepleegd en dient hier voor te worden gestraft. Verdachte is in zijn beide benen geraakt bij de ramkraak en heeft aangegeven hiervan veel fysieke klachten te ondervinden. Ook dit is volledig aan verdachte zelf toe te rekenen. Hij heeft zich dusdanig opgesteld dat de politieagent zich zodanig bedreigd heeft gevoeld dat deze geen andere mogelijkheid zag dan verdachte in diens been te schieten. Het is de keuze van verdachte geweest om te vluchten en geen arts te raadplegen om naar de wond te laten kijken.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat alleen een lange gevangenisstraf recht doet aan de ernst van het feit. Hoewel de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, acht zij niettemin de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 18 maanden te laag, gelet op de ernst van het feit, waarbij met name de professionaliteit en bruutheid waarmee verdachte en zijn medeverdachten te werk zijn gegaan en de bedreiging jegens de verbalisant gewicht in de schaal leggen.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren opleggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Die straf acht de rechtbank passend en geboden.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [verbalisant A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 350,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte -hoofdelijk- naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De immateriële schade wordt door de rechtbank als reëel beschouwd. De ontstane situatie is voor de benadeelde partij zeer bedreigend geweest. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45, 47, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Poging diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [verbali[verbalisant A], gemachtigde mr. M.R. van Elden, girorekening [rekeningnummer] t.n.v. Politie NOG Apeldoorn, van een bedrag van € 350,00, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [verbali[verbalisant A], een bedrag te betalen van € 350,00, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 7 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Van der Hooft en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 september 2011.
mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0618/07-213707, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord West Veluwe, gesloten en ondertekend op 31 mei 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer B], p. 56-58
3 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 33-45
4 Proces-verbaal van bevindingen, p. 54
5 Aanvullend proces-verbaal met foto's, p. 80-93
6 Proces-verbaal van bevindingen, p. 54
7 Aanvullend proces-verbaal met foto's, p. 80-93