ECLI:NL:RBZUT:2011:BT2030

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850625-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Draisma
  • A. van der Hooft
  • J. Gilhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een kind door de verzorger

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een kind waarover zij het gezag uitoefende. De verdachte, geboren in 1987, werd ervan beschuldigd opzettelijk haar driejarige stiefdochter, [slachtoffer], te hebben mishandeld in de periode van 7 tot 10 mei 2010. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende manieren geweld heeft gebruikt, waaronder het slaan in het gezicht, het vastpakken van de armen en het stompen tegen de benen van het kind. De mishandeling vond plaats in de woning van de vader van het kind, waar het kind zich normaal gesproken veilig zou moeten voelen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de moeder van het slachtoffer, de verdachte zelf, en getuigenverklaringen van het zusje van het slachtoffer in overweging genomen. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat zij het kind in het gezicht heeft geslagen en haar heeft vastgepakt, maar heeft andere beschuldigingen ontkend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de mishandeling, met uitzondering van enkele specifieke beschuldigingen die niet bewezen konden worden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur, te vervangen door 50 dagen hechtenis, met aftrek voor de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank heeft geen voorwaardelijke straf opgelegd, omdat uit het reclasseringsrapport bleek dat de kans op recidive laag was. Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding van € 873,76 toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, en de verdachte verplicht om dit bedrag te betalen aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850625-10
Uitspraak d.d.: 20 september 2011
tegenspraak / nb
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1987],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. J.H. Hofstede, advocaat te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2011.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode tussen 7 mei 2010 en 10 mei 2010,
te Gendringen, gemeente Oude IJsselstreek, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend een kind waarover ze het gezag uitoefende, althans een persoon, te weten [slachtoffer], geboren op [2006],
-in/tegen haar gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of in de wangen heeft geknepen en/of
-met kracht, althans stevig, bij de arm(en) en/of om/bij het lichaam heeft vastgepakt en/of in de arm(en) heeft geknepen en/of
-met kracht op/tegen de bil(len) heeft geschopt en/of geslagen en/of
-op/tegen de be(e)n(en) en/of schaamstreek heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op maandagmorgen 10 mei 2010 is een medewerker van de politie gebeld door [moeder slachtoffer], de moeder van [slachtoffer]. Zij heeft verteld dat haar 3-jarige dochter afgelopen weekend naar haar ex-man [vader slachtoffer] en zijn vriendin in [plaats] is geweest. Hier is haar dochter mishandeld. [slachtoffer] is zondag 9 mei 2010 kort in het ziekenhuis opgenomen omdat zij onder de blauwe plekken zat. De kinderarts heeft het kind onderzocht en foto's genomen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Het bewijs kan gebaseerd worden op de aangifte van de moeder van [slachtoffer], de eigen verklaringen van verdachte, de getuigenverklaring van het zusje van [slachtoffer], [zusje slachtoffer], en de letselrapportage van R. van Valderen. Verdachte heeft [slachtoffer] één maal mishandeld op zaterdag 8 mei 2010. Zij heeft hierbij alle in de ten laste gelegde handelingen verricht, gekeken naar de door [slachtoffer] en [zusje slachtoffer] afgelegde verklaringen in combinatie met het beschreven letsel.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de tenlastelegging grotendeels bewezen kan worden, met uitzondering van hetgeen onder gedachtestreepjes drie en vier aan verdachte is ten laste gelegd. Verdachte heeft bekend dat zij [slachtoffer] heeft mishandeld en haar hierbij in haar gezicht heeft geslagen, in de wangen heeft vastgepakt en stevig bij de arm heeft vastgepakt. Het overige dat haar ten laste is gelegd heeft zij ontkend en kan ook niet bewezen worden verklaard. Uit de rapportage van Van Valderen blijkt dat er diverse plekken zijn ontdekt, maar welk letsel waardoor is ontstaan is niet duidelijk. [slachtoffer] kan ook blauwe plekken hebben gekregen toen ze gevallen is van de wip. De verklaringen zijn afgelegd door twee meisjes van destijds 3 en 5 jaar oud. [zusje slachtoffer] heeft bovendien niet veel verklaard en zij zegt vaak dat ze het niet meer weet. Daarbij heeft verdachte betwist dat zij laarzen aan heeft als zij in huis is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met uitzondering van hetgeen onder het derde en deels onder het vierde gedachtestreepje ten laste is gelegd. De rechtbank baseert dit oordeel op de aangifte van [moeder slachtoffer]2, de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en de letselrapportage van R. van Valderen3.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat zij [slachtoffer] op 8 mei 2010 (toen zij in het kader van een omgangsregeling tussen de moeder van [slachtoffer] en haar vriend op haar paste) in haar gezicht heeft geslagen met de vlakke hand en dat zij haar heeft vastgepakt in de wangen met twee handen en een beetje in die wangen heeft geknepen. In de slaapkamer heeft verdachte [slachtoffer] bij de zijkant van de armen vastgepakt.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het [slachtoffer] met kracht op/tegen de bil(len) schoppen en/of slaan en het op/tegen de be(e)n(en) en/of de schaamstreek stompen en/of slaan en/of schoppen en/of trappen. Verdachte heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk ontkend [slachtoffer] te hebben geschopt.
[zusje slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer] met de schoenen aan tegen de billen heeft geduwd en dat [slachtoffer] hierdoor tegen het traphek en de muur is gevallen4. Er is ook letsel op de billen geconstateerd van [slachtoffer]. De letselbeschrijving daarvan is echter onvoldoende specifiek om te kunnen bepalen wat de oorzaak van dit letsel is geweest. Nu niet uitgesloten kan worden dat het letsel op de billen door een andere gebeurtenis is ontstaan, bijvoorbeeld de val in de badkamer, waar ook [zusje slachtoffer] over verklaard heeft, moet verdachte worden vrijgesproken van het onder het derde gedachtestreepje tenlastegelegde schoppen/slaan tegen de billen.
Uit de letselrapportage5 blijkt dat er hoog op de zijkant van het rechter bovenbeen enigszins streperige roodpaarse en gelige huidverkleuring zichtbaar is, mogelijk veroorzaakt door het slaan met de vlakke hand waarbij de afdrukken van vingers in de bloeduitstorting zichtbaar zijn. Ook in het midden op de zijkant van het rechter bovenbeen is een matig scherp begrensde paarsblauwe huidverkleuring zichtbaar passend bij een bloeduitstorting. Linksonder vertoont deze huidverkleuring een streperig aspect. Dit zou kunnen ontstaan na stompen met een gebalde vuist, eventueel ook door slaan met de vlakke hand waarbij de afdrukken van vingers/vingertoppen in de bloeduitstorting zichtbaar zijn. Op grond van deze bevindingen van de deskundige, in samenhang bezien met hetgeen overigens is bewezenverklaard, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen tegen het been.
Weliswaar heeft [zusje slachtoffer] verklaard dat [slachtoffer] blauwe plekken had bij de "fluit"6, maar zij heeft niet verklaard hoe de blauwe plekken bij de "fluit" zijn ontstaan. Moeder heeft hierover verklaard7 dat [slachtoffer] aangaf dat zij pijn had bij haar kruis en dat dat kwam door de laars van [verdachte].
De verklaring van moeder is dan ook het enige bewijsmiddel op dit punt, nu de letselbeschrijving in dit geval onvoldoende specifiek is om te kunnen bepalen of een trap of slaan de oorzaak van dit letsel is geweest. Nu moeder niet uit eigen waarneming heeft verklaard en verder onvoldoende bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte het onder het vierde gedachtenstreepje tenlastegelegde schoppen/slaan in de schaamstreek heeft begaan, moet verdachte bij deze stand van zaken worden vrijgesproken van dit gedeelte van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op een in de periode tussen 7 mei 2010 en 10 mei 2010, te gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk mishandelend een kind waarover ze het gezag uitoefende, te weten [slachtoffer], geboren op [2006],
-tegen haar gezicht heeft geslagen en in de wangen heeft geknepen en
-met kracht bij de armen heeft vastgepakt en in de armen heeft geknepen;
-tegen het been heeft gestompt en/of geslagen;
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Mishandeling, begaan tegen een kind waarover zij het gezag uitoefende
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 160 uur, te vervangen door 80 dagen hechtenis, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft aangegeven dat verdachte bereid is een werkstraf te verrichten, maar hij verzoekt de rechtbank het aantal uren van de werkstraf aan te passen naar beneden. Een voorwaardelijke straf acht de raadsman niet noodzakelijk gekeken naar het reclasseringsrapport en nu er geen contact meer is met de kinderen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een kind van drie jaar waarover zij op dat moment het gezag uitoefende. De mishandeling vond plaats in de woning van de vader van het slachtoffertje, waar zij eens in de twee weken een weekend op bezoek kwam met haar zus. De woning van haar vader behoort normaal gesproken een plaats te zijn waar zij zich veilig voelt. Verdachte heeft een kwetsbaar, weerloos kind mishandeld, waarbij wordt meegewogen dat het slachtoffer nog kwetsbaarder was vanwege haar visuele beperking. Mishandeling maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en gezondheid van het slachtoffertje, maar de ervaring leert dat met name jonge kinderen van een dergelijke mate van huiselijk geweld nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden.
De rechtbank houdt er bij het bepalen van de op te leggen straf in het voordeel van verdachte rekening mee dat verdachte een blanco strafblad heeft. Tevens houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte er tijdens de weekenden dat de kinderen van haar vriend bij hen waren, zij er grotendeels alleen voor stond en dat zij hierdoor overvraagd lijkt te zijn geweest.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals hierboven beschreven, acht de rechtbank een taakstraf passend en geboden. De rechtbank zal verdachte een werkstraf van 100 uur opleggen, te vervangen door 50 dagen hechtenis, met aftrek voor de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding om een voorwaardelijke straf op te leggen aan verdachte, nu uit het reclasseringsrapport blijkt dat de kans op recidive als laag moet worden ingeschat en er geen omgang meer is met de kinderen van de vriend van verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 873,76, zijnde € 23,76 materiële schade en € 850,00 immateriële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De gevorderde immateriële schade is, nu naar algemene ervaringsregels een dergelijke mishandeling als de bewezenverklaarde een forse impact heeft op een kind, redelijk en billijk. De vordering is dan ook voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 36f, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Mishandeling, begaan tegen een kind waarover zij het gezag uitoefende
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen hechtenis;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [plaats, adres], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 873,76, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2010 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 873,76 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2010, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 17 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Aldus gewezen door mrs. Draisma, voorzitter, Van der Hooft en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 september 2011.
mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2010067629, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 30 juni 2010.
2 Proces-verbaal van aangifte [moeder slachtoffer], p. 25-34
3 Letselrapportage R. van Valderen, d.d. 27 mei 2010
4 Proces-verbaal verhoor getuige [zusje slachtoffer], p. 88
5 Letselrapportage R. van Valderen, d.d. 27 mei 2010, punt 23 en 24
6 Proces-verbaal verhoor getuige [zusje slachtoffer], p. 84
7 Proces-verbaal van aangifte, p. 33