ECLI:NL:RBZUT:2011:BT2067

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940141-11 en 06/460619-08 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • A. Gilhuis
  • J. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan een recidiverende verdachte in verband met opzetheling van gestolen goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van gestolen goederen. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het verwerven, voorhanden hebben en overdragen van verschillende gestolen fietsen en bromfietsen in de periode van februari tot en met maart 2011 in de gemeente Zutphen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de goederen door misdrijf verkregen waren, wat leidde tot de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een complexe psychische problematiek heeft, waaronder een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een aandachtstekortstoornis, wat zijn gedrag beïnvloedt. Ondanks deze problematiek oordeelde de rechtbank dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. Gezien de ernst van de feiten en de recidivekans, die als hoog werd ingeschat, legde de rechtbank de ISD-maatregel op voor de duur van twee jaren. De rechtbank besloot geen rekening te houden met de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, om de behandelmogelijkheden niet te doorkruisen. De rechtbank zal na een jaar de noodzaak van voortzetting van de maatregel beoordelen. De vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen, evenals de schadevergoeding van de benadeelde partij, die niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940141-11 en 06/460619-08 (TUL)
Uitspraak d.d.: 20 september 2011
tegenspraak / dip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1988,
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Arnhem.
Raadsman: mr. A.H.T. de Haas, advocaat te Nijkerk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 2 februari 2011 tot en met 15 maart 2011 in de gemeente Zutphen, in elk geval in Nederland, een (zwarte) (dames)fiets (merk Sparta) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die fiets (merk Sparta) wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 2 februari 2011 tot en met 3 februari 2011 in de gemeente Zutphen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (zwarte) (dames)fiets (merk Sparta), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2011 tot en met 15 maart 2011 in de gemeente Zutphen, in elk geval in Nederland, (een of meer onderde(e)l(en) van) een bromfiets (merk Tomos) en/of een kentekenplaatje ([kenteken 1]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van (die onderde(e)l(en) van) die bromfiets (merk Tomos) en/of dat kentekenplaatje wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2011 tot en met 16 februari 2011 in de gemeente Zutphen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (blauwe) bromfiets (merk Tomos), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 15 maart 2011 in de gemeente Zutphen, in elk geval in Nederland, (een of meer onderde(e)l(en) van) een bromfiets (merk Peugeot) en/of een kentekenplaatje ([kenteken 2]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die onderde(e)l(en) van) die bromfiets (merk Peugeot) en/of dat kentekenplaatje wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 2 maart 2011 in de gemeente Zutphen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (blauwe) bromfiets (merk Peugeot), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 15 maart 2011 tot en met 16 maart 2011 in de gemeente Zutphen, in elk geval in Nederland, (een of meer onderde(e)l(en) van) een bromfiets (merk Yamaha) en/of een kentekenplaatje ([kenteken 3]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die onderde(e)l(en) van die bromfiets (merk Yamaha) en/of dat kentekenplaatje wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op dinsdag 15 maart 2011 verscheen [[getuige], wonende aan de [adres] te [[plaats], op het politiebureau te Zutphen. Hij overhandigde een autoradio en een fiets welke beide van diefstal afkomstig zouden zijn en deze goederen zouden van verdachte zijn. Ook zou verdachte nog in het bezit zijn van een gestolen bromfiets en van een tweede gestolen fiets. Verdachte verbleef sinds enkele maanden bij [getuige].
Feit 1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde heling. Verdachte was zich er van bewust dat hij geen eerlijke vinder was.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit. Onduidelijk is gebleven of aangeefster [slachtoffer 1], getuige [getuige] en verdachte in hun verklaringen het over dezelfde fiets hebben. Hij heeft betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot bewezenverklaring te kunnen komen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde opzetheling. De rechtbank baseert dit oordeel op de aangifte van [slachtoffer 1]2, de verklaring van verdachte3 en het proces-verbaal van bevindingen4.
Aangeefster heeft verklaard5 dat tussen 2 februari 2011 te 19.30 uur en 3 februari 2011 te 12.00 uur haar fiets, een zwarte Sparta Granny, is gestolen. Zij had deze op slot voor bij de etalage van de [kledingwinkel] in [plaats] gezet.
[getuige] heeft aan de politie een zwarte fiets, type Granny, model damesfiets, overhandigd6 en hierbij aangegeven dat deze fiets van diefstal afkomstig is. Hij heeft verklaard dat hij de Sparta fiets van verdachte in zijn bezit heeft gekregen. Bij het raadplegen in het politiesysteem is gebleken dat er aangifte is gedaan van diefstal van deze fiets. Op 15 maart 2011 is de Sparta fiets teruggegeven aan aangeefster.
Verdachte heeft verklaard7 dat hij de zwarte damesfiets vlakbij het perron in Zutphen heeft zien staan, aan de achterzijde van het station. De fiets stond vlakbij de fietsenstalling. Deze lag schuin tegen een betonnen rand. Verdachte heeft verklaard dat hij geen mensen in de buurt zag en dus ook niet kon vragen van wie die fiets was. Hij is op de fiets weggefietst naar de [adres] waar hij verbleef. [getuige] heeft verdachte op deze fiets gezien en [getuige] heeft hem aangesproken dat hij de fiets wilde hebben. Verdachte heeft verklaard dat het hem niet uitmaakte, dat [getuige] weet dat hij de fiets heeft gevonden en dat deze fiets van diefstal afkomstig kan zijn. Voorts heeft verdachte verklaard8 dat er geen slot op deze fiets zat toen hij die vond.
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze zwarte damesfiets van het merk Sparta heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist dat het door een misdrijf, diefstal, verkregen goed betrof. Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen misverstand over dat verdachte, aangeefster en getuige [getuige] het over één en dezelfde fiets hebben, te weten een zwarte Sparta Granny.
Feit 2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde heling. Verdachte heeft verklaard dat hij het kentekenplaatje van de bromfiets heeft gevonden en op internet heeft nagetrokken. Hieruit is hem gebleken dat deze als gestolen stond opgegeven. Verdacht wist dat het een van diefstal afkomstig kentekenplaatje was.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat hoogstens de schuldheling van het Tomos kentekenplaatje kan worden bewezen, van het overige dient verdachte te worden vrijgesproken vanwege gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de aangifte van [slachtoffer 2]9, de verklaring van verdachte10 en het proces-verbaal van bevindingen11 tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde opzetheling kan worden gekomen.
Aangeefster heeft verklaard12 dat tussen 15 februari 2011 te 22.00 uur en 16 februari 2011 te 10.00 uur in Apeldoorn haar snorfiets, een blauwe Tomos A3, kenteken [kenteken 1], is gestolen.
[getuige] heeft bij de politie verklaard13 dat verdachte bij hem verbleef op het adres [adres] te [plaats]. Hij heeft bij de politie verklaard dat verdachte bij deze woning onder andere een bromfiets had staan welke bij verdachte in gebruik was en mogelijk van diefstal afkomstig was. Dinsdag 15 maart 2011 is met [getuige] telefonisch contact opgenomen. Hij verklaarde dat de bromfiets volledig was gestript en dat het kenteken op de bromfiets was [kenteken 1]. Dit kenteken werd geraadpleegd in het kentekenregister van het Rijksdienst voor het Wegverkeer, waaruit bleek dat het vermelde kenteken als gestolen geregistreerd stond.
Verdachte heeft bij de politie verklaard14 dat hij de kentekenplaat die op de scooter zat heeft gevonden in Apeldoorn. Hij heeft de plaat op internet nagetrokken en hieruit bleek dat deze als gestolen stond opgegeven. Het was een blauwe plaat.
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze kentekenplaat heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat het door een misdrijf, diefstal, verkregen goed betrof.
Feit 3
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde heling. De gestolen bromfiets (merk: Peugeot) en het kentekenplaatje ([kenteken 2]) zijn aangetroffen op het adres waar verdachte verbleef.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit. Hij heeft betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot bewezenverklaring te kunnen komen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank komt tot vrijspraak van de onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
De bromfiets van het merk Peugeot en het kentekenplaatje [kenteken 2] zijn aangetroffen op de [adres] te [plaats], waar verdachte verbleef. Met betrekking tot deze bromfiets bevindt zich in het dossier overigens geen specifieke verklaring van verdachte. Verdachte heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij daar niets van afweet.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit van het aantreffen op het verblijfadres van verdachte, ook in het licht van de wel bewezenverklaarde feiten, onvoldoende is om tot bewezenverklaring van het primair althans het subsidiair tenlastegelegde te kunnen komen.
Feit 4
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde heling. De bromfiets en de kentekenplaat zijn aangetroffen op het adres waar verdachte verbleef.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het onder 4 ten laste gelegde feit. Hij heeft betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot bewezenverklaring te kunnen komen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste opzetheling. De rechtbank komt tot haar oordeel op grond van de aangifte van [slachtoffer 4]15, de verklaring van verdachte16 en de processen-verbaal van bevindingen17
Aangever heeft verklaard18 dat zijn bromfiets tussen 7 maart 2011 te 16.00 uur en 8 maart 2011 te 6.00 uur is gestolen in Zutphen. De bromfiets is een Yamaha Neo S, kleur zwart met kenteken [kenteken 3].
Op 15 maart 2011 is de bromfiets merk Yamaha aangetroffen ter hoogte van de achterzijde van de woning [adres] te [plaats]19. Het kenteken [kenteken 1] (feit 2) bevond zich op de bromfiets. Verdachte heeft verklaard20 dat hij de bromfiets heeft gevonden en dat hij het kenteken had aangebracht.
Op 16 maart 2011 zijn verbalisanten met toestemming van verdachte in de woning aan de [adres] te [plaats] geweest. In een plastic zak zagen zij twee gele kentekenplaten van bromfietsen, waaronder het kenteken [kenteken 3]. Deze was afgegeven voor een Yamaha Neo S. Deze bromfiets staat in het systeem van de politie als gestolen geregistreerd.
Verdachte heeft over de scooter die in zijn tuin is gevonden verklaard21 dat hij deze heeft gevonden. Hij heeft verklaard dat hij op de site van de RDW heeft gekeken en heeft gezien dat deze eerlijk was. Hij heeft verklaard dat hij de scooter bij een flat in Zutphen heeft gevonden. Verdachte is met de scooter aan de hand naar de Deventerweg gelopen en heeft een stukje gereden. Hij heeft verklaard dat er een fietssleutel in het contact zat en hij de scooter gewoon kon starten. Hij weet niet wat die fietssleutel in het contact deed. Met de choke heeft hij de scooter uitgezet. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat het een fietssleutel betrof omdat de tandjes en de sleutel niet helemaal erin pasten.
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de bromfiets heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat het een door een misdrijf, diefstal, verkregen goed betrof. de voormelde feiten en omstandigheden laten naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie toe. Verdachte heeft dan ook minst genomen, toen hij de bromfiets meenam, welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het een door diefstal verkregen goed betrof. Het feit dat verdachte op de site van de RDW heeft gekeken of deze eerlijk was alleen al geeft aan dat verdachte zich bewust was van die aanmerkelijke kans.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in de periode van 2 februari 2011 tot en met 15 maart 2011 in de gemeente Zutphen, een zwarte damesfiets (merk Sparta) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets (merk Sparta) wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in de periode van 15 februari 2011 tot en met 15 maart 2011 in Nederland, een kentekenplaatje ([kenteken 1]) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat kentekenplaatje wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij in de periode van 15 maart 2011 tot en met 16 maart 2011 in de gemeente Zutphen, een bromfiets (merk Yamaha) en een kentekenplaatje ([kenteken 3]) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets (merk Yamaha) en dat kentekenplaatje wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 primair, feit 2 primair en feit 4, telkens:
Opzetheling
Strafbaarheid van de verdachte
Naar de persoon van verdachte is psychologisch en psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van prof. dr. J.J. Baneke (forensisch psycholoog) van 21 juli 2011 en een rapport van drs. L.P. Heinsman (psychiater) van 21 juli 2011.
De deskundige Baneke heeft aangegeven22 dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in casu van een pervasieve ontwikkelingsstoornis (PDD-NOS) en een aandachtstekortstoornis (ADHD) gecombineerde type, alsmede van een persoonlijkheidsstoornis NAO met afhankelijke, achterdochtige, oppositionele en antisociale trekken. Voort is er afhankelijkheid van cannabis en misbruik van cocaïne, heroïne, amfetamine en alcohol, alle in remissie in detentie onder toezicht. Het gebrek aan een sociaal steunkader van familie of (betrouwbare) vrienden, alsmede het ontbreken van werk, woning en andere beschermende factoren, verhoogt de kans op psychosociale ontregeling.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Gezien de lange duur en ernst van de totale psychische en psychosociale problematiek mag men aannemen dat de invloed daarvan op verdachtes (delict)gedrag in het algemeen groot is.
De deskundige Baneke adviseert verdachte op grond hiervan verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De deskundige Heinsman heeft het rapport van deskundige Baneke grotendeels onderschreven23. Ook hij adviseert om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het tenlastegelegde.
Met de conclusie van de psycholoog en de psychiater dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders - de ISD-maatregel - voor de duur van twee jaren. De officier van justitie heeft in dit verband betoogd dat de recidivekans in het geval van verdachte groot wordt geacht en dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van de onderhavige delicten meer dan driemaal is veroordeeld wegens een misdrijf. Het beleid ten aanzien van meerderjarige stelselmatige daders is erop gericht het criminele gedrag feitelijk onmogelijk te maken door middel van langdurige vrijheidsbeneming. De ISD-maatregel is de enige mogelijkheid om de maatschappij te beschermen tegen het gedrag van verdachte.
De raadsman heeft primair aangevoerd de zaak aan te houden om de reclassering aanvullend te laten rapporteren over de mogelijkheden op de kortst mogelijke termijn een (klinisch) behandeltraject te doen starten, daarbij zonodig het NIFP een indicatiestelling te doen afgegeven, zo mogelijk in het kader van oplegging van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel c.q. voorwaardelijke ISD-maatregel. De maatschappij is door de detentie al geruime tijd beschermd tegen het gedrag van verdachte. Het opleggen van een ISD-maatregel is niet in proportie met het ten laste gelegde feit dat van relatief geringe aard is.
Psycholoog Baneke24 heeft aangegeven dat de kans op recidive als groot moet worden beschouwd op basis van de voorgeschiedenis en de herhaaldelijk mislukte pogingen tot behandelingen en begeleiding, met name de vroege start van de complexe problematiek en de vele risicofactoren. De ISD-maatregel lijkt een adequaat middel om verdachte voor langere tijd voldoende structuur te geven, te begrenzen en te voorkomen dat hij weer terugvalt. Een behandeling en/of begeleiding binnen een voorwaardelijk kader zal zeer waarschijnlijk mislukken, omdat verdachte door zijn problematiek niet in staan is zich voldoende aan afspraken en regels te houden.
Psychiater Heinsman25 schat de kans op recidive als matig tot hoog in. Belangrijke risicofactoren hierbij worden gevormd door het gebruik van middelen, cognitieve beperkingen, impulsiviteit en verlies van structuur. Voor terugdringing van de kans op recidive is naast toezicht op gebruik van middelen, aanbrengen van structuur en (medicamenteuze) behandeling van zijn psychiatrische problematiek van belang. Eerdere behandelingen met een duidelijke gerichtheid op resocialisatie zijn voortijdig beëindigd. Eerder heeft behandeling als bijzondere voorwaarde in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf onvoldoende resultaat gehad. Verdachte heeft meerdere behandelingen ondergaan, waarmee de resterende mogelijkheden tot behandeling in principe als beperkt kan worden beschouwd. Het beloop in het verleden, de wisselende motivatie en te verwachten terugval in middelengebruik maakt dat vanuit behandelperspectief een ISD-maatregel de voorkeur heeft boven een behandeling/woonwerkproject als bijzondere voorwaarde in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf.
Door de reclassering26 wordt het recidiverisico ingeschat als hoog en verdachte scoort op elke criminogene factor/leefgebied en alle gebieden beïnvloeden elkaar negatief. Er zijn geen steunfactoren of stabiele factoren op detentie na. Er is sprake van een complexe samenhang van in ieder geval psychische problemen, persoonlijkheidsproblematiek en afhankelijkheid van middelen. Ingeschat wordt dat er een hoog risico op onttrekken aan voorwaarden is. Onder andere gezien de ervaringen met verdachte in het verleden, het ontbreken van een strak juridisch kader, zeer minimale interne motivatie, geen probleembesef, een pro criminele houding en de complex met elkaar samenhangende problematiek maakt dat de kans op onttrekken op hoog wordt geschat. De reclassering ziet het toezicht op bijzondere voorwaarden en interventies/behandelingen als niet geïndiceerd. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich wederom schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Het verwerven en voorhanden hebben van goederen terwijl verdachte wist dat deze van diefstal afkomstig waren. In plaats van de door hem volgens zijn verklaringen gevonden goederen naar de politie te brengen, laat hij de door de diefstal ontstane situatie, die bij de daardoor getroffenen tot overlast en irritatie aanleiding zal geven, voortduren.
De bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit de justitiële documentatie met betrekking tot verdachte blijkt dat hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van onderhavig feit meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld. De onderhavige feiten zijn gepleegd na de tenuitvoerlegging van die straffen.
De rechtbank is van oordeel dat de ISD-maatregel in dit geval niet alleen is aangewezen, maar ook passend en geboden, immers gelet op de hardnekkige recidive van verdachte op het terrein van de vermogenscriminaliteit en de door de deskundigen en reclassering als hoog ingeschatte recidivekans moet er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een (vermogens)misdrijf zal begaan, terwijl voorts de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
Eerdere veroordelingen weerhouden hem er kennelijk niet van om opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook eerdere begeleidingen/behandelingen (zowel ambulant als klinisch) hebben blijkbaar niet geholpen. Verdachte is er tot nu toe niet in geslaagd om zijn leven een positieve wending te geven. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het verzoek van de raadsman om nader onderzoek te laten doen naar mogelijkheden voor (klinische) behandeling in te gaan. De hierboven vermelde rapporten van de deskundigen en de reclassering over verdachte zijn uitgebreid en duidelijk: die weg is niet meer aangewezen.
Teneinde de maatschappij zo lang mogelijk te beschermen tegen verdachtes recidiverende, overlast veroorzakende strafbare gedrag, zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren. De rechtbank zal geen rekening houden met de door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, in die zin dat daarvoor "aftrek" plaatsvindt, mede teneinde de behandelmogelijkheden van verdachte niet te doorkruisen en de maximale behandeltermijn te kunnen benutten.
De rechtbank zal een vinger aan de pols houden voor wat betreft het verloop van de maatregel. De rechtbank zal bepalen dat zij een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal beoordelen.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 8 september 2009 (06/460619-08) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 150 dagen af te wijzen, nu zij verzocht heeft de ISD-maatregel voor de duur van 2 jaren op te leggen zonder aftrek van de reeds in verzekering en voorarrest doorgebrachte tijd.
De raadsman heeft primair verzocht de officier van justitie niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering, althans deze ongegrond te verklaren en om die reden af te wijzen. Bij onherroepelijke beslissing van 25 januari 2011 van deze rechtbank is reeds 75 dagen gevangenisstraf ten uitvoer gelegd.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de tijd die verdachte in verzekering en in voorarrest heeft gezeten af te trekken van de reeds gedeeltelijk toegewezen tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf op 25 januari 2011. Deze straf is nog niet geëxecuteerd
Meer subsidiair verzoekt de raadsman de proeftijd van de voorwaardelijke straf te verlengen met een jaar.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de resterende 75 dagen afwijzen, vanwege de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorarrest heeft gezeten in deze zaak, waarvan, zoals reeds is overwogen, geen aftrek op de op te leggen ISD-maatregel zal worden bepaald.
De rechtbank ziet overigens rechtens geen mogelijkheid om de tijd die verdachte in verzekering en in voorarrest heeft gezeten af te trekken van de op 25 januari 2011 toegewezen tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke straf.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 53,50 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de vordering niet is ondertekend door de benadeelde partij dan wel diens gemachtigde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38s, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1 primair, feit 2 primair en feit 4: telkens:
Opzetheling
* verklaart verdachte strafbaar;
* legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren;
* bepaalt dat zij na een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van deze maatregel de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal beoordelen;
* wijst af de vordering van de officier van justitie van 12 augustus 2011, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 8 september 2009 van de meervoudige kamer te Zutphen voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Gilhuis en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 september 2011.
mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoot:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0630 2011034680-15, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 27 maart 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte, [slachtoffer 1], p. 21-22
3 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 42 en 45
4 Proces-verbaal van bevindingen, p. 27-28
5 Proces-verbaal van aangifte, [slachtoffer 1], p. 21-22
6 Proces-verbaal van bevindingen, p. 27-28
7 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 42 en 45
8 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 42
9 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], p. 53-54
10 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 47
11 Proces-verbaal bevindingen, p. 35
12 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], p. 53-54
13 Proces-verbaal bevindingen, p. 35
14 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 47
15 Proces-verbaal van aangifte, p. 63-64
16 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 46-47
17 Proces-verbaal van bevindingen, p. 35-36 en p. 50
18 Proces-verbaal van aangifte, p. 63-64
19 Proces-verbaal van bevindingen, p. 35
20 Proces-verbaal van bevindingen, p. 36
21 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 46
22 Psychologisch onderzoek Pro Justitia, prof. dr. J.J. Baneke, forensisch psycholoog, 20 juli 2011
23 Psychiatrisch onderzoek Pro Justitia, drs. L.P. Heinsman, psychiater, 21 juli 2011
24 Psychologisch onderzoek Pro Justitia, prof. dr. J.J. Baneke, forensisch psycholoog, 20 juli 2011
25 Psychiatrisch onderzoek Pro Justitia, drs. L.P. Heinsman, psychiater, 21 juli 2011
26 Reclasseringsadvies van 15 juni 2011