ECLI:NL:RBZUT:2011:BT2242

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-940177-11 en 06-850502-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Heenk
  • A. van der Mei
  • J. Verheul
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor beroving en afpersing van pizzakoerier en diefstal van mobiele telefoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 21 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte A]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder de beroving en afpersing van een pizzakoerier in Harderwijk en de diefstal van een mobiele telefoon. De feiten vonden plaats op 6 april 2011, toen de verdachte samen met een medeverdachte de pizzakoerier onder druk zette om zijn bromfiets en de contactsleutel af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging, afpersing en vernieling van de bromfiets. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de aangever en getuigen, die bevestigden dat de pizzakoerier geen toestemming had gegeven voor het lenen van de scooter en dat hij zich bedreigd voelde door de verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en de ernst van de feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 15 maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gevangenisstraf van 3 maanden bevolen, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten tijdens een proeftijd. De rechtbank benadrukte dat de delicten een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormen en dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen, doorging met het plegen van nieuwe feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers 06/940177-11 en 06/850502-11
Vordering tenuitvoerlegging 21/001251-10
Uitspraak d.d. 21 september 2011
Tegenspraak/verschenen -dip/oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats, 1990],
wonende te [adres]
thans verblijvende in het Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere.
Raadsman mr. De Haas, advocaat te Nijkerk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 07 september 2011.
De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Parketnummer 06/940177-11
1.
hij op of omstreeks 06 april 2011 te Harderwijk tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een bromfiets (Peugeot Ludix), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [pizzeria], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld
misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte en diens mededader die [slachtoffer A] met zijn bromfiets tot
stoppen heeft/hebben gewongen door voor die brommer te gaan staan en
vervolgens op dwingende toon tegen die [slachtoffer A] heeft/hebben geroepen "we
willen een rondje met je brommer rijden en/of vervolgens die [slachtoffer A] bij
zijn kleding heeft/hebben beetgepakt en/of vervolgens die [slachtoffer A] van
zijn brommer af hebben geduwd en/of getrokken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 06 april 2011 te Harderwijk tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer A] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn bromfiets
(peugeot Ludix) en/of de contactsleutel van die bromfiets, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [pizzeria], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of diens mededader op die bromfiets is gaan zitten en/of vervolgens op
dwingende toon tegen die [slachtoffer A] heeft/hebben geroepen: "geef ons die
bromfietssleutel" waarna verdachte en/of diens mededader die sleutel
heeft/hebben gepakt en vervolgens met die bromfiets zijn weggereden;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 06 april 2011 te Harderwijk tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een
bromfiets (peugeot Ludix) en/of een aantal pizza's en/of pizzadozen en/of een
pizzakoffer met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [pizzeria], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt door met die bromfiets tegen een boom en/of in
struikgewas te rijden en/of die bromfiets omver te gooien en/of te laten
vallen en/of met die pizza(dozen) te gooien en/of die pizza(dozen) in brand te
steken;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 06/850502-11
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 augustus tot en met 25 augustus 2010 in
de gemeente Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer B] heeft
gedwongen tot de afgifte van een bromfiets/scooter (keeway F-act), in elk
geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde
[slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte
- en diens mededader(s) voor die [slachtoffer B] en/of zijn scooter
is/zijn gaan staan en/of
- (vervolgens) de sleutel van de scooter van die [slachtoffer B] uit het contact
en/of de handen van die [slachtoffer B] heeft gepakt en/of getrokken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer B] op/tegen de heup, althans het lichaam heeft
geschopt/getrapt (waardoor die [slachtoffer B] met zijn scooter ten val is
gekomen) en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer B] (met kracht) met een steen op/tegen het hoofd
heeft gegooid;
art 317 lid 1 Wetboek van strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2010 tot en met 25 augustus
2010 in de gemeente Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een bromfiets/scooter (Keeway F-act), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen voornoemde [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld
misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte
- en diens mededader(s) voor die [slachtoffer B] en/of zijn scooter
is/zijn gaan staan en/of
- (vervolgens) de sleutel van de scooter van die [slachtoffer B] uit het contact
en/of de handen van die [slachtoffer B] heeft gepakt en/of getrokken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer B] op/tegen de heup, althans het lichaam heeft
geschopt/getrapt (waardoor die [slachtoffer B] met zijn scooter ten val is
gekomen) en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer B] (met kracht) met een steen op/tegen het hoofd
heeft gegooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 oktober 2010 in de gemeente Harderwijk met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon
(Samsung Galaxy S), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer C], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte
- deze telefoon uit de hand(en) van die [slachtoffer C] heeft gepakt/gegrepen en/of
- opzettelijk die [slachtoffer C] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Als je nou je
smoel niet houdt krijg je deze bloempot voor je kop" althans woorden van
gelijke aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Parketnummer 06/940177-11
Aanleiding van het onderzoek
Op 6 april 2010 kwam bij de meldkamer de melding binnen dat er een pizzakoerier was lastiggevallen en dat zijn pizzabrommer was afgenomen door jongeren.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard op grond van de aangifte en de getuigenverklaringen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman van verdachte is van mening dat verdachte de pizzabrommer niet heeft gestolen, dat hij niet heeft afgeperst, geen geweld heeft gebruikt en geen opzettelijke vernielingen heeft gepleegd. Hij bepleit dat verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ontkent zich de bromfiets te hebben toegeëigend, dat verdachte en medeverdachte [verdachte B] slechts gekkigheid met elkaar uithaalden en dat de getuigenverklaringen, deels door de afstand, niet betrouwbaar zijn. Bovendien is er volgens de raadsman geen sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte [verdachte B]. Voor wat de sleutel betreft is de raadsman van mening dat uit het proces-verbaal onvoldoende volgt dat verdachte aangever gedwongen zou hebben tot afgifte van de scooter.
Voor wat betreft de vernieling van de brommer heeft de raadsman gesteld dat dit door toedoen van [verdachte B] is geschied en niet door verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
feit 1, 2 en 3:
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank baseert zich hierbij op de navolgende bewijsmiddelen.
Aangever [slachtoffer A] heeft verklaard2 dat hij als pizzakoerier op 6 april 2011 in Harderwijk voor [pizzeria] een pizza moest bezorgen. Rond 20.00 uur reed hij op zijn scooter over het IJsselmeerpad en zag hij bij het voetbalveldje twee jongens op een bankje zitten, die hij kent als [verdachte A] en [verdachte B]. [verdachte A] gaf hem een stopteken en vervolgens vroegen zij op een dwingende manier of ze een rondje mochten rijden. [verdachte A] hield daarbij de scooter vast. Aangever heeft gezegd dat ze niet konden rijden omdat het een scooter van de zaak was en hij aan het werk was. Aangever zag dat de jongens dronken waren en hij was bang voor ze, omdat hij niet wist wat hij kon verwachten. Hij was bang dat het tot een conflict zou komen en dat ze hem zouden slaan. Hij kende de jongens van de verhalen die hij gehoord had en die waren niet zo best. [verdachte A] pakte hem vervolgens vast bij zijn jas en begon te duwen en trekken. Hierdoor moest hij afstappen en kon hij geen kant op, anders zou hij vallen. Hierdoor kon [verdachte A] op de scooter gaan zitten en wegrijden. Aangever zag dat [verdachte A] tegen een boom reed en verder reed. Hij bleef met [verdachte B] achter, die raar praatte, rode ogen had en zijn handen stuk had. [verdachte B] belde met [verdachte A] en zei dat hij terug moest komen omdat aangever de politie ging bellen. [verdachte A] bleef ongeveer twintig minuten weg. Toen [verdachte A] terugkwam, was de warmhouder uit de pizzakist van de scooter verdwenen. Aangever slaagde erin de sleutel uit het contact te halen zonder dat [verdachte A] dit merkte. Aangever hoorde dat [verdachte B] tegen [verdachte A] zei dat die niet lullig moest doen en de scooter moest teruggeven. [verdachte A] zei tegen [verdachte B] dat ze naar de driemaster zouden gaan om geld te halen en [verdachte B] ging achterop de scooter zitten. Beide jongens zeiden dat aangever de sleutel terug moest geven. Omdat hij bang was, gooide hij de sleutel op de grond, waarop één van de jongens de sleutel probeerde op te pakken. Hierdoor vielen [verdachte A] en [verdachte B] op de grond met de bromfiets. Toen het hem niet lukte de boel op te lossen, is aangever naar de C1000 gelopen en heeft hij daar zijn baas gebeld, die de politie heeft gebeld. De scooter is beschadigd teruggevonden op het veldje.
Bij de rechter-commissaris heeft aangever [slachtoffer A] op 29 juni 2011 het volgende verklaard3. Op 6 april 2011 was hij als pizzakoerier aan het werk, toen [verdachte A] hem op het IJsselmeerpad "Stop, stop" toeriep en zijn hand opstak. [verdachte A] zat daar te drinken met [verdachte B] en nog wat andere jongens. Aangever is vrijwillig gestopt, maar niet vrijwillig afgestapt. [verdachte A] zei dat hij een rondje wilde rijden en bleef aandringen, ondanks het feit dat aangever zei dat dat niet kon omdat hij meteen verder moest. Terwijl aangever nog op de scooter zat, had [verdachte A] zijn been al voor hem langs. [verdachte A] had hem helemaal ingeklemd op de scooter en aangever kon niet anders dan afstappen. Hij was bang. [verdachte A] reed een rondje en bleef ongeveer een kwartier weg. [verdachte B] bleef voor zich uit staren en was zo te zien dronken. Op zijn verzoek belde [verdachte B] [verdachte A] om terug te komen. Toen [verdachte A] de scooter teruggaf, zag aangever dat de oliebak eruit was.
Vervolgens stond aangever met zijn handen aan het stuur van de scooter en lukte het hem de sleutel uit het contact te halen. [verdachte B] stapte achterop bij [verdachte A], toen [verdachte A] zei dat ze geld gingen halen en rijk zouden worden. Aangever verklaarde dat hij bang was om met een Bacardifles geslagen te worden, dat hij toen de sleutel op de grond heeft gegooid en is weggelopen naar het winkelcentrum waar hij zijn baas gebeld heeft. Aangever heeft nog gezien dat beide jongens van de scooter vielen toen ze de sleutel van de grond wilden oprapen.
Getuige [getuige A] heeft verklaard4 dat hij als eigenaar van [pizzeria] op 6 april 2011 werd gebeld door een getuige die vertelde dat een van zijn jongens werd lastig gevallen en dat de brommer werd afgenomen. Hij heeft toen de politie gebeld. Even later werd hij gebeld door [slachtoffer A] die vertelde dat zijn brommer was gestolen. De brommer is later op het veldje teruggevonden. De schade aan de bromfiets bedroeg ongeveer 600 euro.
Getuige [getuige B] heeft verklaard5 dat zij met haar vriend op het voetbalveldje was. Zij zag daar vier jongens en een pizzabezorger en zag en merkte dat de sfeer niet goed was. Een getinte jongen met grote, donkere zonnebril zat op de brommer. Hij en een andere jongen die later beiden door de politie zijn aangehouden, duwden en trokken hardhandig aan de pizzabrommer, probeerden de brommer te starten en één van die jongens gooide de brommer bewust op de grond. Later heeft zij van kinderen gehoord, dat die jongens de brommer hadden afgepakt van de pizzakoerier en niet meer terug wilden geven. De pizzakoerier had al meerdere keren gevraagd of hij de brommer terug mocht krijgen. Zij zag dat de koerier de sleutel van de brommer aan één van die twee jongens afgaf. Zij had het idee dat die jongens onder invloed waren van alcohol. Toen zij die jongens aansprak, reageerden zij op een agressieve manier. Een van die jongens heeft zijn hand verwond toen hij met de brommer viel. Zij zag dat beide jongens werden aangehouden door de politie. Volgens haar is de pizzabrommer, waarmee die jongens aan het rijden en gassen waren, nog enkele keren gevallen. Zij zag dat een van die jongens een pizza uit de box haalden en de pizzadoos gebruikte als een soort frisbee.
Getuige [getuige C] heeft verklaard6 dat hij op 6 april met zijn vriendin [getuige B] op het voetbalveldje was in Harderwijk. Hij zag vier jongens en een pizzakoerier en hoorde de koerier een paar keer zeggen dat hij zijn brommer terug wilde. Twee van de jongens liepen weg. De andere jongens waaronder een met een opvallende zonnebril met spiegelend glas stonden aan de brommer te trekken. Getuige en zijn vriendin hebben de jongens aangesproken en gezegd dat zij de brommer moesten teruggeven aan de pizzakoerier. Getuige zijn vriendin heeft naar het pizzarestaurant gebeld. Het lukte de jongen met de zonnebril niet om de brommer te starten. De andere jongen lukte dit wel en deze jongen met het groene / bruine t-shirt reed met de scooter de bosjes in en viel. Even later haalden beide jongens pizzadozen uit de bak op de scooter en gooiden deze op het fietspad en in de prullenbak. De jongens probeerden een pizzadoos in de prullenbak aan te steken, maar de doos brandde niet goed.
Verdachte [verdachte A] heeft verklaard7 dat hij op 6 april 2010 samen met [verdachte B] en nog anderen op het veld was. Verder ontkent hij iedere betrokkenheid. Ter terechtzitting heeft hij verklaard8, dat hij de pizzakoerier niet kende, maar de pizzakoerier hem kennelijk wel. Toen hij de pizzakoerier vroeg of hij een rondje op zijn brommer mocht rijden, kreeg hij toestemming. Hij is ongeveer vijf minuten weg gebleven.
Daarna heeft hij de bromfiets in dezelfde staat teruggegeven.
Verdachte [verdachte B] heeft verklaard9 dat hij op 6 april 2010 op pad is geweest met [verdachte A] en [naam A] en anderen en dat zij gevoetbald en gedronken hebben op het veldje in Harderwijk. De pizzakoerier stopte uit zichzelf. Verdachte had geblowd en was helemaal dronken. Hij heeft de brommer gepakt en tegen de muur gezet.
Toen hij de brommer wilde verplaatsen, gaf hij gas en kwam de scooter, die weg gleed, op de grond te vallen. Iedereen heeft de scooter aangeraakt. [naam A] (de neger), [verdachte A] en hij. [verdachte A] is op de scooter weggereden met toestemming van de koerier. Verdachte heeft hem gebeld en gezegd dat hij terug moest komen. [verdachte A] is ongeveer twintig minuten weggebleven. De pizzakoerier was bang van [verdachte A]. De pizzakoerier had geen toestemming gegeven voor het lenen van de scooter; hij was bang van [verdachte A]. Toen [verdachte A] terugkwam, was er wat ijzer los aan de brommer, verder was er niks met de scooter aan de hand. [verdachte A] heeft de pizzakoerier aan zijn jas getrokken, maar heeft hem niet geduwd. De pizzakoerier heeft de sleutel gegooid en hij heeft hem opgeraapt. De scooter is gevallen. Hij heeft de pizzadoos gescheurd en in de prullenbak gedaan. Die prullenbak brandde toen al; met het karton erin ging het veel harder.
Bij de rechter-commissaris heeft medeverdachte [verdachte B] verklaard10 dat de pizzakoerier toestemming gaf aan verdachte om een rondje te maken op de scooter, dat verdachte ongeveer vijf minuten is weggeweest, dat, toen verdachte terugkwam, de warmhouder uit de pizzabox was en dat hij tegen verdachte heeft gezegd dat hij de scooter moest teruggeven omdat de pizzakoerier zijn werk moest doen. Hij heeft verdachte van de brommer getrokken, heeft een beetje aan hem staan trekken. [verdachte B] heeft de scooter van de weg gehaald, heeft gas gegeven waardoor het stuur en het voorwiel omhoog kwamen, waarop de scooter is gevallen tegen de muur aan.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan, kort samengevat, diefstal met geweld en bedreiging met geweld, afpersing en vernieling van een bromfiets. Uit de verklaring van aangever, welke wordt ondersteund door de aanvankelijke verklaring van [verdachte B], blijkt dat de pizzakoerier geen toestemming heeft gegeven voor het lenen van de scooter en dat hij was bang voor verdachte. Aan het feit dat [verdachte B] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat aangever wel toestemming zou hebben gegeven, wordt geen waarde gehecht nu [verdachte B] ook bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat die jongen bang was. Bovendien heeft [verdachte B] verklaard dat hij verdachte erop heeft aangesproken - al dan niet telefonisch - om de brommer terug te geven aan aangever omdat deze weer aan het werk moest. Onder die omstandigheden kan niet worden gesteld dat de aangever vrijwillig de brommer aan verdachte ter beschikking heeft gesteld. De aanvankelijke verklaring van [verdachte B] stemt bovendien overeen met de verklaringen van de getuigen [getuige C] en [getuige B] die hebben verklaard dat zij de koerier een paar keer hoorden zeggen dat hij zijn brommer terug wilde. Vervolgens is verdachte toch alleen weggereden op de bromfiets.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte als zou aangever toestemming hebben gegeven voor het meenemen van de scooter tegen het licht van de genoemde, samenhangende, verklaringen niet aannemelijk.
De getuigenverklaringen van [getuige B] en [getuige C] acht de rechtbank betrouwbaar gezien het niveau van de relevante bijzonderheden, terwijl uit die verklaringen tevens blijkt dat zij de gebeurtenissen (voldoende) duidelijk en van (voldoende) dichtbij hebben waargenomen.
Niet alleen komen deze verklaringen grotendeels met elkaar overeen maar ook sluiten zij aan bij hetgeen aangever heeft verklaard. Door getuige [getuige B] is duidelijk verklaard dat het om de twee jongens ging die beiden zijn aangehouden. Het verweer van de verdediging dat deze verklaringen niet betrouwbaar zijn wordt verworpen.
Ook het verweer van de verdediging dat geen sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte [verdachte B] wordt verworpen. Volgens aangever hebben verdachte en medeverdachte [verdachte B] samen gevraagd om de sleutel van de scooter terug te geven en zijn zij alle twee op de scooter gaan zitten, waarna ze, bij het oprapen van de door aangever weggegooide sleutel, alle twee op de grond vielen met de scooter. Op dit punt wordt de verklaring van aangever ondersteund door de verklaring van getuige [getuige B] die heeft gezien dat beide jongens aan het rijden en gassen waren.
Volgens aangever is verdachte met de bromfiets tegen een boom gereden en zijn verdachte en medeverdachte [verdachte B] samen met de bromfiets gevallen. De rechtbank acht het aannemelijk dat de schade aan de bromfiets (mede) op deze wijze is veroorzaakt. Verder heeft getuige [getuige B] gezien dat de bromfiets waar de jongens mee aan het gassen waren nog een enkele keer is gevallen en dat de pizzadozen als frisbees zijn gebruikt.
Parketnummer 06/850502-11
Aanleiding van het onderzoek
feit 1:
Door de politie is een onderzoek ingesteld naar aanleiding van de aangifte van [slachtoffer B] van diefstal met geweld van zijn scooter op 24 augustus 2010.
feit 2:
Door de politie is een onderzoek ingesteld naar aanleiding van de aangifte van [slachtoffer C] van diefstal van zijn mobiele telefoon op 05 oktober 2010.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard op grond van de aangifte van [slachtoffer B] en de getuigenverklaringen en het proces-verbaal van de politie. Zij acht niet bewezen dat het feit tezamen en in vereniging met een ander, is gepleegd.
Het onder 2 tenlastegelegde acht zij wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer C], het proces-verbaal van bevindingen van de passante en het aantreffen van de telefoon in de fouillering van verdachte. Met betrekking tot dit laatste merkt zij op, onder verwijzing naar jurisprudentie LJN BM4475, dat verdachte op dat moment niet was aangehouden, maar dat de fouillering rechtmatig heeft plaatsgevonden op grond van artikel 56 Wetboek van Strafvordering.
De verklaring van verdachte dat het zijn telefoon is, is volgens de officier van justitie ongeloofwaardig op het onderdeel van de ontgrendeling en het te koop aanbieden voor € 20,00 aan een passante.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman van verdachte is van mening dat verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van de onder feit 1 ten laste gelegde afpersing en/of diefstal met geweld.
Ten aanzien van feit 2 stelt de raadsman dat dit feit evenmin wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu verdachte een geheel andere lezing geeft over het feit dan aangever en de politie niet de moeite genomen heeft meerdere personen die getuige zijn geweest van het voorval te horen.
Beoordeling door de rechtbank
feit 1:
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend bewezen worden, dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de door aangever en getuigen omschreven signalementen niet voldoende eensluidend zijn voor wat betreft leeftijd (jongen of man), postuur (normaal of stevig) en lengte (ongeveer 1.60 of 1.70m).
Op grond van het gegeven signalement kan derhalve niet worden vastgesteld dat verdachte de dader is.
De enige andere aanwijzing in de richting van verdachte is de verklaring van aangever dat de dader een broertje is van [naam B] (fonetisch). Volgens een daartoe door de politie opgemaakt proces-verbaal van bevindingen heeft verdachte een broer die [naam B] heet. Dat heeft verdachte ook bevestigd. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat verdere onderzoekshandelingen (bijvoorbeeld een fotoconfrontatie) hebben plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank is de informatie dat de dader een broertje van [naam B] zou zijn een belastende omstandigheid die wijst in de richting van mogelijke betrokkenheid van verdachte die woonachtig is in de plaats waar het feit is gepleegd. Het is echter niet voldoende voor een bewezenverklaring, ook niet wanneer dit wordt beschouwd in onderlinge samenhang met de uiteenlopende signalementen.
feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank baseert zich hierbij op de navolgende bewijsmiddelen.
Aangever [slachtoffer B] heeft verklaard11 dat op 2 oktober 2010, omstreeks 01.00 uur de telefoon (Samsung Galaxy S) uit zijn handen werd gepakt toen hij stond te Sms'en. De dader was een jongen genaamd [verdachte A], die hij die avond had leren kennen. Zijn broer heeft een carwash in Amersfoort. [verdachte A] rende hierna weg en [slachtoffer C] fietste er achteraan. Later keerde [verdachte A] terug op de plek waar hij de telefoon afgepakt had van [slachtoffer C] en zei tegen hem dat hij niet wist waar de telefoon was en liep vervolgens weg. [slachtoffer C] liep met hem mee en vroeg herhaaldelijk om zijn telefoon. [verdachte A] pakte op een gegeven moment een bloempot en zei als je nu je smoel niet houdt, krijg je deze bloempot voor je kop, waarna hij de bloempot op straat stuk gooide.
Ze liepen door naar de parkeerplaats bij Dirk van de Broek. [slachtoffer C] voelde zich daar niet prettig toen hij drie mannen zag staan die cocaïne snoven. Hij liep de hele weg terug om te kijken of hij zijn telefoon kon vinden. Later die dag belde [verdachte A] hem op en zei dat [slachtoffer C] de telefoon kennelijk had laten vallen. [verdachte A] had de telefoon gevonden en naar de politie gebracht.
Op 2 oktober 2010, omstreeks 04.20 uur vertelde een passante aan de politie12 dat haar kort daarvoor een iPhone was aangeboden voor 20 euro door een man met een licht kleurige jas. Zij wees de man aan die in de richting van de parkeergarage liep. De politie sprak deze man aan en dit bleek [verdachte A] te zijn. Uit de rechterjaszak van [verdachte A] haalde de politie de telefoon (Samsung Galaxy S) te voorschijn, waarvan verdachte zei dat het zijn telefoon was. Toen de politie hem vroeg deze telefoon te ontgrendelen zei [verdachte A] dat hij dat niet kon omdat de telefoon van een vriend was en hij deze moest bewaren. Vervolgens nam de politie de telefoon in beslag.
Aangever13 herkende de door de politie getoonde telefoon als zijn telefoon, alleen was deze inmiddels beschadigd. Aangever kreeg de telefoon terug.
Verdachte heeft verklaard14 dat hij samen met [verdachte B] en [slachtoff[slachtoffer C] was. Zij stonden onder een portiekje bij het gemeentehuis en gingen daar alcohol drinken.
Verdachte dacht dat [slachtoffer C] zijn telefoon verloren was toen hij van de trap viel. Vervolgens begon [slachtoffer B] te zeggen dat hij de telefoon zou hebben. Ze zijn gaan zoeken naar de telefoon, maar hebben deze niet gevonden. Ze liepen naar de parkeergarage Vuldersbrink en weer terug. Verdachte verklaarde dat hij toen de telefoon aantrof onder een geparkeerde auto en deze in zijn jaszak heeft gedaan. Toen hij via de Vuldersbrink naar huis liep kwam hij twee jongens en twee meiden tegen waaronder [naam C]. Hij vroeg of iemand wist hoe de vergrendeling van de telefoon af moest. Op dat moment pakte een meisje de telefoon uit zijn handen en rende weg en hij hoorde haar iets roepen van telefoon te koop. Uiteindelijk heeft hij de telefoon terug gekregen via een van de jongens en wilde hij naar huis lopen om de volgende dag de vader van [slachtoffer B] te bellen. Onderweg is hij door de politie aangesproken en die troffen de telefoon van [slachtoffer B] bij hem aan en hebben die in beslaggenomen.
Gelet op de verklaring van aangever, de gang van zaken voorafgaand aan (het te koop aanbieden van de telefoon aan de passante) en rondom het aantreffen van de telefoon bij verdachte zoals beschreven in het proces-verbaal van bevindingen van politie, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat aangever zijn telefoon was verloren, niet aannemelijk.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte inzake parketnummer 06/940177-11, het onder 1, 2 en 3 en inzake parketnummer 06/850502-11, het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
06/940177-11, feit 1:
hij op 06 april 2011 te Harderwijk, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (Peugeot Ludix), toebehorende aan [pizzeria], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte op dwingende toon tegen die [slachtoffer A] heeft geroepen "we
willen een rondje met je brommer rijden en vervolgens die [slachtoffer A] bij zijn kleding heeft beetgepakt en vervolgens die [slachtoffer A] van zijn brommer af heeft geduwd;
06/940177-11, feit 2:
hij op 06 april 2011 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer A] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn bromfiets (Peugeot Ludix) en de contactsleutel van die bromfiets, toebehorende aan [pizzeria], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of diens mededader op die scooter is gaan zitten en/of vervolgens op dwingende toon tegen die [slachtoffer A] heeft/hebben geroepen: "geef ons die
bromfietssleutel" waarna verdachte en/of diens mededader die sleutel heeft/hebben gepakt en vervolgens met die bromfiets zijn weggereden;
06/940177-11, feit 3:
hij op 06 april 2011 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een bromfiets (Peugeot Ludix) en/of een aantal pizza's en/of pizzadozen en/of een pizzakoffer met inhoud, toebehorende aan [pizzeria], heeft vernield en/of beschadigd door met die bromfiets tegen een boom en/of in het struikgewas te rijden en/of die bromfiets omver te gooien en/of te laten vallen en/of met die pizzadozen te gooien en/of die pizzadozen in brand te steken.
06/850502-11, feit 2:
hij op 02 oktober 2010 in de gemeente Harderwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, Samsung Galaxy S, toebehorende aan [slachtoffer C], welke diefstal werd vergezeld van geweld en gevolgd door bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- deze telefoon uit de handen van die [slachtoffer C] heeft gepakt/gegrepen en
- opzettelijk die [slachtoffer C] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Als je nou je smoel niet houdt krijg je deze bloempot voor je kop".
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
06/940177-11, feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
06/940177-11, feit 2:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
06/940177-11, feit 3:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen;
06/850502-11, feit 2:
Diefstal, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren.
Strafbaarheid van de verdachte
Op verzoek van de verdediging is aan het dossier toegevoegd een omtrent verdachte opgemaakt pro justitia rapport van 23 januari 2008. In dit rapport is geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het toenmalig tenlastegelegde lijdende was aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een gedragsstoornis in zijn adolescentie. Ook zou er toen sprake zijn van een deels gebrekkige en onrijpe sociaal-emotionele ontwikkeling met beperkte controlemechanismen, waardoor er sprake was van identiteitsproblemen en een gedragsstoornis. Zowel de psychiater, als de psycholoog, gaven aan dat verdachte voor het toen tenlastegelegde - indien althans bewezen - waarschijnlijk als licht verminderd toerekenbaarsvatbaar was in te schatten.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de kennis uit voornoemd pro justitia rapport nog steeds geldt, nu in het trajectconsult van het NIFP van 26 april 2011 geadviseerd wordt geen nader gedragskundig onderzoek naar verdachte te doen, omdat gezien de aard van de gedragsproblematiek en de mening van de begeleidende instanties van een nieuw gedragskundig onderzoek nauwelijks meerwaarde verwacht wordt voor de strafafdoening.
De rechtbank is, in tegenstelling tot de raadsman, van oordeel dat de conclusies van de deskundigen in het pro justitia rapport van 2008 niet overgenomen kunnen worden. Het rapport dateert van ruim drie jaar geleden toen verdachte nog minderjarig was, ziet op geheel andere feiten en kan derhalve niet zonder meer op de huidige feiten van toepassing worden verklaard. Verder is ter zitting gebleken dat bij het opstellen van het trajectconsult slechts een deel van de strafbare feiten waarvan verdachte werd verdacht bekend was.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte voor de tenlastegelegde feiten strafbaar is nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het bewezenverklaarde wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 550,00, subsidiair 11 dagen hechtenis;
- de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van 3 maanden, van het onherroepelijk geworden arrest van het hof te Arnhem van 14 maart 2011;
De raadsman sluit zich aan bij het reclasseringsadvies en verzoekt de rechtbank ingeval van een veroordeling te volstaan met een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de periode dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Ten aanzien van het voorwaardelijke deel stelt de verdediging een proeftijd van twee jaren voor, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een meldingsgebod en deelname aan een CoVa-training.
Voor zover de raadsman - met betrekking tot parketnummer 06/940177-11, feiten 1 en 2 - bedoeld heeft een beroep te doen op toepassing van artikel 55 Wetboek van Strafrecht, wordt dit door de rechtbank gepasseerd. De rechtbank is van oordeel dat hier geen sprake is van een feit dat in meer dan één strafbepaling valt, maar dat het hier om meerdere op zichzelf staande feiten gaat. Daartoe is van belang dat aangever toen verdachte terugkwam met de scooter, de sleutel uit de scooter heeft weten te halen, waarna verdachte en zijn mededader aangever tot afgifte van die sleutel en daarmee de vrije beschikking over de scooter hebben bewogen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan beroving van een pizzakoerier van zijn bromfiets. Vervolgens heeft hij samen met zijn mededader de pizzakoerier gedwongen zijn bromfiets en contactsleutel af te geven, waarna zij de bromfiets, pizza's en dozen hebben vernield.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld waarbij hij zich een mobiele telefoon heeft toegeëigend.
Verdachte heeft door zijn handelwijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers en hen angstige momenten bezorgd.
Voorts behoren deze delicten tot een categorie strafbare feiten, die in omvang en ernst toeneemt en die een ernstige inbreuk maakt op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 augustus 2011, reeds vele malen met politie en justitie in aanraking is geweest.
Kennelijk legt hij de uitspraken van de rechters naast zich neer en gaat hij gewoon door met het plegen van nieuwe feiten, zelfs terwijl hij nog in een proeftijd loopt van een eerdere uitspraak, waarvan nu de tenuitvoerlegging is gevorderd. De laatste veroordeling van verdachte is recent en dateert van 16 mei 2011.
Verdachte heeft ter zitting verklaard gemotiveerd te zijn en zijn leven te willen veranderen. Hij is inmiddels aangenomen bij de Stichting Moria in Nijmegen en wil dit traject, dat zes tot twaalf maanden gaat duren, voortzetten in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het strafblad van verdachte en de ernst van de feiten, het opleggen van een voorwaardelijke straf een gepasseerd station is. Ondanks het feit dat hij in een proeftijd liep, is verdachte doorgegaan met het opnieuw plegen van strafbare feiten, waardoor hij anderen schade, schrik en overlast heeft bezorgd.
Bij het bepalen van de duur van de straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte is vrijgesproken voor één beroving en voorts dat bij de afpersing geen geweld is gebruikt maar gedreigd is met geweld. Om die reden zal de rechtbank de eis van de officier van justitie matigen.
Verder acht de rechtbank voor de strafmaatbepaling van belang dat het gebruikte geweld beperkt is gebleven. Gelet op vorenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur niet alleen gerechtvaardigd, maar ook passend en geboden.
Schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk op te leggen ten bedrage van € 550,00, subsidiair 11 dagen hechtenis. Weliswaar heeft de heer [getuige A], eigenaar van [pizzeria] en eigenaar van de bromfiets zich niet als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, maar de officier van justitie wil dat de verdachte en zijn mededader de schade van ongeveer € 550,00 vergoeden via de maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat, nu niet uit het dossier valt af te leiden dat de gelede schade niet op een andere wijze is vergoed, bijvoorbeeld door een verzekeringsmaatschappij, er geen aanleiding is de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Vordering tenuitvoerlegging 21/001251-10
De officier van justitie heeft gevorderd de bij arrest van het gerechtshof te Arnhem van 14 maart 2011 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden, ten uit voer te leggen, nu verdachte zich wederom aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld primair de proeftijd ex artikel 14f lid 1 Wetboek van Strafrecht met een jaar te verlengen, subsidiair, ex artikel 14g, lid 2 Wetboek van Strafrecht de gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf.
De rechtbank is van oordeel dat, nu bewezen is dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, de bij onherroepelijk arrest van het gerechtshof te Arnhem voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden, ten uitvoer gelegd dient te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14g, 27, 47, 57, 63, 312, 317, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 (parketnummer 06/850502-11) is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 (parketnummer 06/940177-11) en 2 (parketnummer 06/850502-11) tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
06/940177-11, feit 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
06/940177-11, feit 2:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
06/940177-11, feit 3:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen;
06/850502-11, feit 2:
Diefstal, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
* beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze
uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering
van de hem opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
* gelast ten aanzien van parketnummer 21/001251-10 de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het hof te Arnhem van 14 maart 2011, te weten van:
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door mr. Heenk, voorzitter, mr. Van der Mei en mr. Verheul, rechters, in tegenwoordigheid van De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 september 2011.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0612 2011045868-26 Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 1 mei 2011
2 Proces-verbaal van aangifte, p. 47-55
3 Verhoor van verdachte bij RC op 29 juni 2011
4 Proces-verbaal getuigenverhoor, p. 57-58
5 Proces-verbaal getuigenverhoor, p. 60-64
6 Proces-verbaal getuigenverhoor, p. 65-68
7 Proces-verbaal van verhoor, p.71-72
8 Proces-verbaal ter terechtzitting 7 september 2011
9 Proces-verbaal van verhoor, p. 74-78
10 Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van 29 juni 2011
11 Proces-verbaal van aangifte, p. 58-59
12 Proces-verbaal van bevindingen, p. 66
13 Proces-verbaal , p.60
14 Proces-verbaal van verhoor, p. 74-77