RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940176-11
Uitspraak d.d.: 27 september 2011
tegenspraak / dip/oip
[verdachte C],
geboren te [plaats op 1992]
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem.
Raadsman mr. Syrier te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2011
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 februari 2011 te Doetinchem tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan naam [snackbar], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht
mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of één of meer van zijn mededader(s)
- over de toonbank is/zijn gesprongen en/of
- die [slachtoffer B] aan haar haar heeft/hebben meegetrokken en/of heeft/hebben
vastgehouden en/of die [slachtoffer B] (daarbij) de woorden: "Meekomen!!!"
heeft/hebben toegevoegd en/of
- die [slachtoffer B] (vervolgens) de woorden: "Kassa open, kassa open!" heeft/hebben
toegevoegd en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die Van
Huet heeft/hebben gericht en/of zwaaiende bewegingen met dat vuurwapen,
althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gemaakt
hij op of omstreeks 3 februari 2011 te Doetinchem tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer B] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, geheel
of ten dele toebehorende aan naam [snackbar], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdacht een/of één of meer
van zijn mededaders
- over de toonbank is/zijn gesprongen en/of
- die [slachtoffer B] aan haar haar heeft/hebben meegetrokken en/of heeft/hebben
vastgehouden en/of die [slachtoffer B] (daarbij) de woorden: "Meekomen!!!"
heeft/hebben toegevoegd en/of
- die [slachtoffer B] (vervolgens) de woorden: "Kassa open, kassa open!" heeft/hebben
toegevoegd en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die Van
Huet heeft/hebben gericht en/of zwaaiende bewegingen met dat vuurwapen,
althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gemaakt;
(art 317 Sr)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Op 3 februari 2011 is een gewapende overval gepleegd op de [snackbar te plaats]. Uit camerabeelden blijkt dat sprake is van twee daders met bedekt gezicht en/of hoofd. Eén van de daders heeft een op een pistool gelijkend voorwerp bij zich. Eén van de daders springt over de balie en trekt een winkelmedewerkster aan haar haren naar de kassa. De andere dader richt het pistool in de richting van de medewerkster en houdt dit op haar gericht. De medewerkster wordt gedwongen de kassa te openen terwijl zij bij haar haren vastgehouden wordt. Beide daders graaien geld uit de kassalade.2
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat voor het feit de volgende bewijsmiddelen voorhanden zijn: de aangifte, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte B] bij de politie en de rechter-commissaris, de opname van de OVCgesprekken tussen [medeverdachte B] en verdachte in de parketbus, prints van de beelden van de beveiligingscamera in de cafetaria, de schoenen en handschoen die zijn gevonden bij de spullen van verdachte en de handschoen die is gevonden op de vluchtroute.
C. Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
De verklaringen van medeverdachte [medeverdachte B] zijn op essentiële punten onlogisch, inconsistent, ongeloofwaardig, strijdig met de inhoud van andere bewijsmiddelen en worden aan de andere kant in onvoldoende mate bevestigd door ander bewijs. Deze verklaringen dienen te worden uitgesloten van het bewijs. In het OVCgesprek heeft verdachte op een onhandige wijze gepoogd [medeverdachte B] uit de tent te lokken. Ook het feit dat verdachte zijn verklaringen regelmatig heeft aangepast en bijgesteld is ongelukkig te nomen. Hij was zich er onvoldoende van bewust dat het essentieel is om duidelijk, volledig, consistent en in lijn met ander bewijs te verklaren. Ter zitting heeft hij een kloppend verhaal verteld. Bepleit wordt verdachte vrij te spreken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
D. Beoordeling door de rechtbank
Verweer van de raadsman
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte B] dienen te worden uitgesloten van het bewijs overweegt de rechtbank als volgt.
De verklaringen van [medeverdachte B] sporen met de verklaring van aangeefster. [medeverdachte B] heeft bij politie en rechter-commissaris eensluidende verklaringen afgelegd. Daarnaast is er geen aannemelijke reden aangevoerd voor de stelling dat [medeverdachte B] ten onrechte belastend over verdachte zou verklaren. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte B] geloofwaardig en betrouwbaar. Verdachte daarentegen heeft zijn verklaringen regelmatig aangepast en gewijzigd. Het verweer van de raadsman wordt gelet op dit alles verworpen.
Bewijs
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig én overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder primair tenlastegelegde.
De rechtbank acht voor haar bewijsoordeel de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Door [slachtoffer B] is aangifte gedaan van een overval op [snackbar te plaats] op 3 februari 20113. Zij heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat zij die avond in het kantoortje zat. Op de camera zag zij twee jongens in de cafetaria. Eén jongen stond in de klantenruimte en de ander sprong over de balie. Aangeefster zag al snel een jongen voor haar staan. De jongen zei 'Meekomen!'. Aangeefster voelde hoe zij aan haar paardestaart werd getrokken. De jongen duwde en trok haar in de richting van de kassa.4 Hij bleef haar haren vasthouden. Aangeefster zag dat de jongen die voor de balie stond een pistool in zijn handen had. De jongen hield het pistool constant op aangeefster gericht en riep 'kassa open, kassa open!'. Aangeefster opende de kassa. De jongen achter haar liet haar haren los. Beide personen graaiden in de kassa. Toen aangeefster wilde weglopen, riep de jongen dat ze moest terugkomen en hij maakte daarbij zwaaiende bewegingen met het pistool5.
Door [medeverdach[medeverdachte B] is, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij met verdachte de overval op de [snackbar te plaats] heeft gepleegd6. Verdachte sprong over de balie en liep naar de vrouw toe en trok de vrouw naar de kassa, omdat zij die moest openmaken. Verdachte pakte haar vast bij de kraag. [medeverdachte B] richtte het pistool, mogelijk ook op de vrouw7 De vrouw deed de kassa open. Verdachte pakte toen het geld. [medeverdachte B] pakte het ladenbakje op Verdachte trok aan het meisje. Ze moest meelopen. Het klopt dat [medeverdachte B] bewegingen maakte met zijn pistool8. De overval is gepleegd met een balletjespistool9.
Bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte B] op 8 september 2011 aangegeven te blijven bij de verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd.
Uit een proces-verbaal blijkt dat inboedelgoederen van verdachte lagen opgeslagen in een opslagruimte gemeente Doetinchem10. In deze opslagruimte zijn aangetroffen: zwarte sportschoenen en een zwarte (rechter) handschoen met Nike logo11.
Op fotobladen zijn de onder verdachte inbeslaggenomen schoenen en handschoen te zien12 en op fotobladen van de overval zijn de schoenen en de handschoenen van de daders in beeld gebracht13. De bij verdachte aangetroffen schoenen en handschoen vertonen (sprekende) gelijkenis met de door een van de overvallers gedragen schoenen en de door de andere verdachte gedragen handschoenen. De in beslag genomen schoenen passen qua maat aan de voeten van verdachte14.
Door [medeverdachte B] is, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij een handschoen is kwijtgeraakt op de vlucht na de overval. De andere handschoen is volgens hem bij verdachte thuis15.
Op de plek (gordel van Smaragd) die [medeverdachte B] heeft aangewezen als de plaats waar hij en zijn mededader over een hek zijn geklommen en kleding hebben achtergelaten, is een zwarte (linker) handschoen aangetroffen, voorzien van een Nike-logo16.
De rechter en de linker handschoen hebben een identiek Nike logo aan de bovenzijde en komen qua materiaal, kleur, vorm en maatvoering overeen17
In een proces-verbaal is een opgenomen gesprek (OVCgesprek) tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte B] d.d. 7 juni 2011 in de parketbus weergegeven. Hieruit blijkt, zakelijk weergegeven, dat verdachte tegen [medeverdachte B] zegt dat [medeverdachte B] moet zeggen dat verdachte er niet bij was18. [medeverdachte B] moet zeggen dat hij de naam van verdachte als mededader heeft genoemd, omdat hij ruzie met hem had. [medeverdachte B] moet liegen.19 Als verdachte geld heeft maakt hij een bedrag over naar [medeverdachte B]20. Verdachte zegt dat als [medeverdachte B] zijn mond gehouden had ze na 3 dagen vrij waren geweest. Ze hebben niet voor niets handschoenen om gedaan, dingen over hun hoofd, pet/muts getrokken, niemand heeft hen gezien21.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 3 februari 2011 te Doetinchem tezamen en in vereniging met
een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [snackbar], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader
- over de toonbank is gesprongen en
- die [slachtoffer B] aan haar haar heeft meegetrokken en heef vastgehouden en die [slachtoffer B] daarbij de woorden: "Meekomen!!!" heeft toegevoegd en
- die [slachtoffer B] vervolgens de woorden: "Kassa open, kassa open!" heeft toegevoegd en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer B] heeft gericht en zwaaiende bewegingen met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gemaakt.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Strafbaarheid van de verdachte
In het trajectconsult van het NIFP d.d. 27 april 2011 zijn geen aanwijzingen gevonden voor een psychiatrische stoornis in engere zin.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft subsidiair matiging van de op te leggen straf bepleit, gelet op de leeftijd van verdachte en op het feit dat de strafeis niet in verhouding is met hetgeen in de zaak van de medeverdachte is geëist. Bovendien zal een voorwaardelijk strafdeel een mogelijk hulpverleningstraject doorkruisen, hetgeen niet in het belang van verdachte is.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een cafetaria. Deze overval heeft hij gepleegd met een mededader. De overval is voorbereid en is gepaard gegaan met geweld. Bij de overval is gebruik gemaakt van een (nep)pistool. De winkelmedewerkster is door verdachte aan haar haren richting kassa getrokken. De mededader heeft het pistool op de medewerkster gericht. Het slachtoffer van de overval is zeer aangeslagen door hetgeen haar is overkomen. Aangeefster [slachtoffer B] heeft verklaard dat zij een aantal nachten amper kon slapen doordat zij last had van de beelden van de overval. Zij was ook bang om alleen thuis te zijn. Ook maakte zij zich veel zorgen met betrekking tot haar zwangerschap, aangezien zij ten tijde van de zwangerschap 14 weken zwanger was. Het duurde nog een hele tijd dat ze 's avonds rond het tijdstip van de overval zenuwachtig werd en schrok van mensen in zwarte kleding en met sjaal. Zij heeft heftige paniek gevoeld.
Ook zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Gelet op de ernst van het strafbare feit acht de rechtbank een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf geïndiceerd.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende.
Uit het strafblad22 van verdachte blijkt dat hij reeds eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank heeft voorts gelet op de rapporten van Tactus van 20 juni 2011 en 12 september 2011, waarin wordt geadviseerd bij veroordeling aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen.
De rechtbank heeft naast genoemde documentatie en het genoemde reclasseringsadvies verschillende zaken afgewogen. Er is sprake van een ernstig feit, verdachte heeft geen werk, gaat niet naar school, heeft schulden, blowt, gokt overmatig en heeft geen stoornis. Hij staat niet open voor begeleiding op gedragsmatig vlak. De houding van verdachte tijdens het OVCgesprek (door middel van bedreiging en het aanbieden van geld pogen zijn medeverdachte aan te zetten tot het afleggen van een leugenachtige verklaring om zichzelf vrij te pleiten), zegt wat over zijn persoonlijkheid. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte nog maar 19 jaar oud is.
Alles afwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf van twee jaren.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer B], [adres, plaats] (rekeningnummer [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1.500,- gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het tenlastegelegde. Ook is verzocht het bedrag te verhogen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft aangevoerd dat bij bewezenverklaring de vordering toewijsbaar is.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer B], op de wijze als hierna bepaald.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], [adres, plaats] (rekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B], een bedrag te betalen van € 1.500 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 15 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Aldus gewezen door mrs. Weijers-van der Marck, voorzitter, Heenk en Roelvink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Oosten-Boksem, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0640 2011009521, Regio Noord- en Oost Gelderland, District Achterhoek, gesloten en ondertekend op 25 juli 2011.
2 Proces-verbaal veiligstellen camerabeelden, p. 963-965
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 939
4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 941
5 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 942
6 Proces-verbaal verhoor B. [medeverdachte B], p. 135
7 Proces-verbaal verhoor B. [medeverdachte B], p. 136-137
8 Proces-verbaal verhoor B. [medeverdachte B], p. 141
9 Proces-verbaal verhoor B. [medeverdachte B], p. 182
10 Proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming p. 221-222
11 Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, bijlage lijst van inbeslaggenomen goederen (p. 234)
12 Fotobladen 278-281
13 Fotobladen overval [snackbar], p. 282-283
14 Proces-verbaal van bevindingen p. 866-867
15 Proces-verbaal verhoor B. [medeverdachte B], p. 138
16 Proces-verbaal van bevindingen p. 890
17 Proces-verbaal van bevindingen p. 600
18 Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen p. 1849 en 1850
19 Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen p. 1851
20 Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen p. 1852
21 Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen p. 1863
22 Uittreksel Justitieel Documentatieregister d.d. 22 juni 2011