RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950044-11
Uitspraak d.d. 28 september 2011
Tegenspraak / dip / oip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1990,
wonende te [plaats]
thans gedetineerd in PI Overijssel PIV Zwolle, te Zwolle, Huub van Doornestraat 15.
Raadsman: mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 29 oktober 2010 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pinpas en/of geld en/of een huissleutel, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slach[slachtoffer] (geboren [datum] 1928), in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat
zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
- heeft/hebben aangebeld bij de woning van voornoemde [slachtoffer] aan de Oranjelaan en/of
in die woning is/zijn binnengedrongen en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer] op de grond
(met kracht) heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens) de gordijnen heeft/hebben gesloten
en/of (vervolgens) de voordeur op de knip heeft/hebben gedaan, en/of
- (met kracht) voornoemde [slachtoffer] tegen de borst, althans tegen het lichaam, heeft/hebben
getrapt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op de grond is blijven liggen, en/of
(vervolgens) de telefoon kapot heeft/hebben getrapt, en/of
- voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben omgedraaid en/of (daarbij) een portemonnee uit de
achterzak van de broek van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gepakt, en/of
- met de knie op/tegen de rug van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt, terwijl
voornoemde [slachtoffer] op de grond lag, en/of (daarbij) bovenop voornoemde [slachtoffer]
heeft/hebben gezeten, en/of
- (daarbij) de handen van voornoemde [slachtoffer] met een (was)lijn/draad/touw heeft/hebben
vast gebonden, en/of
- voornoemde [slachtoffer] (daarbij) dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik steek je
dood. Ik zal je doodmaken. Ik schiet je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard
en strekking, en/of
- (vervolgens) een doek voor de mond van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gebonden,
en/of (daarbij) heeft/hebben gevraagd waar zijn pinpas was, en/of
- voornoemde [slachtoffer] (vervolgens) een (keuken)mes heeft/hebben getoond, en/of (daarbij)
de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Je hebt een bankpas. Ik snij je strot af, ik steek je
dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en/of (daarbij)
heeft/hebben gezocht in de voorzak(ken) van de broek van voornoemde [slachtoffer],
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel te weten
twee, althans één, gebroken rib(ben) en/of een klaplong heeft bekomen.
art 312 lid 2 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Op 29 oktober 2010 omstreeks 19.04 uur is bij de regionale meldkamer Noord en Oost Gelderland een melding ontvangen dat de 82-jarige bewoner van de [adres] in [plaats] in zijn woning was overvallen en dat hij daarbij gewond was geraakt.
Standpunt van het Openbaar Ministerie en van de verdachte / de verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van het wegnemen van het geld en de huissleutel. Hiervoor is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig.
De rechtbank baseert de bewezenverklaring van het tenlastegelegde op de aangifte van
[slachtoffer] , de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en bij de politie en de geneeskundige verklaring van M. Hogervorst .
Delen van haar verklaring bij de politie zijn door verdachte ter terechtzitting weliswaar ‘ingetrokken’, maar naar het oordeel van de rechtbank is verdachte, gelet op haar overwegend bekennende verklaring ter terechtzitting toch nog steeds te beschouwen als een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, reden waarom is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank gaat er daarbij van uit dat verdachte de geweldshandelingen die zijn aangedaan aan aangever niet heeft gepleegd, dat heeft haar medeverdachte [medeverdachte] gedaan, doch haar betrokkenheid bij het feit, in het bijzonder het door haar ‘doorzoeken’ van de woning van aangever, is wel van dien aard dat zij als medepleger van deze uiterst brute overval kan worden aangemerkt.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 29 oktober 2010 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, toebehorende aan [slach[slachtoffer] (geboren [datum] 1928), welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat
zij, verdachte, en/of haar mededader
- heeft aangebeld bij de woning van voornoemde [slachtoffer] aan de Oranjelaan en in die woning zijn binnengedrongen en daarbij voornoemde [slachtoffer] met kracht op de grond heeft geduwd en vervolgens de gordijnen heeft gesloten en vervolgens de voordeur op de knip heeft gedaan, en
- met kracht voornoemde [slachtoffer] tegen de borst heeft getrapt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op de grond is blijven liggen, en de telefoon kapot heeft getrapt, en
- voornoemde [slachtoffer] heeft omgedraaid en daarbij een portemonnee uit de achterzak van de broek van voornoemde [slachtoffer] heeft gepakt, en
- met zijn, verdachtes, knie op de rug van voornoemde [slachtoffer] heeft gedrukt, terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag en
- daarbij de handen van voornoemde [slachtoffer] met een waslijn heeft vast gebonden, en
- voornoemde [slachtoffer] daarbij dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik steek je dood. Ik zal je doodmaken. Ik schiet je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en
- vervolgens een doek voor de mond van voornoemde [slachtoffer] heeft gebonden, en daarbij heeft gevraagd waar zijn pinpas was, en
- voornoemde [slachtoffer] vervolgens een mes heeft getoond, en daarbij de woorden heeft toegevoegd: "Je hebt een bankpas. Ik snij je strot af, ik steek je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en daarbij heeft gezocht in de voorzakken van de broek van voornoemde [slachtoffer],
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel te weten twee gebroken ribben en een klaplong heeft bekomen.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Naar de persoon van verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van drs. S. Wijga (klinisch psycholoog/psychotherapeut) van 20 april 2011. In dit rapport wordt – onder meer – het volgende geconstateerd:
Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige stoornis van de geestvermogens. Diagnostisch is deze te omschrijven als een persoonlijkheidsstoornis NAO met afhankelijke en antisociale trekken op de voorgrond. Betrokkene functioneert op beneden gemiddeld niveau. Zij kan situaties goed inschatten, echter haar verhoogde kwetsbaarheid zorgt voor een handelingsverlegenheid in situaties die veel spanning met zich brengen. Vanuit haar beeldvorming van de bedreigingen van medeverdachte en toenmalige vriend [medeverdachte] stond zij onder zo’n grote druk dat zij wel heeft gedaan wat hij vroeg, maar vanwege haar persoonlijkheidsstoornis, het gevoel heeft gehad geen keuze te hebben. In die zin is zij voor het gedeelte dat zij bekent, ten tijde van het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Met de conclusie van de psycholoog dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Bij de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de officier van justitie de volgende bijzondere voorwaarden gevorderd, te weten dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering (meldingsgebod), ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling en een training. Bij de strafeis heeft de officier van justitie in het nadeel van verdachte rekening gehouden met de ernst van het feit. In het voordeel van verdachte heeft de officier van justitie rekening gehouden met het rapport van de psycholoog, waaruit blijkt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en behandeling noodzakelijk is, en met de omstandigheid dat niet verdachte maar medeverdachte [medeverdachte] de initiator is geweest bij het delict.
Door en namens verdachte is primair bepleit een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. De raadsman heeft aangevoerd dat een groter deel voorwaardelijk kan worden opgelegd, maar dat het onvoorwaardelijke deel van de straf beperkt dient te worden gehouden. Subsidiair heeft de raadsman bepleit aan verdachte een zodanige straf op te leggen dat zij in ieder geval in januari 2012 met de door haar gewenste opleiding kan starten. De raadsman heeft uitvoerig aangevoerd dat bij de op te leggen straf rekening dient worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, haar jeugdige leeftijd en de (geringe) feitelijke betrokkenheid bij het tenlastegelegde.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een uiterst brute overval met beroving op een 82-jarige man in zijn eigen huis. Medeverdachte heeft het slachtoffer, een 82-jarige man, die nietsvermoedend opendeed toen er werd aangebeld direct naar de grond gewerkt en met geweld op de grond gehouden, gekneveld en met een mes bedreigd in zijn eigen woning. Medeverdachte is, met verdachte, uiterst professioneel te werk gegaan door telefoons onklaar te maken en direct de gordijnen te sluiten. Ook hebben zij ter voorbereiding van de overval thuis een mes, een doek en een waslijn gehaald. Verdachte heeft op niets ontziende wijze gehandeld om ten koste van een willekeurig gekozen slachtoffer aan geld te komen. Zij heeft ook niet geaarzeld door te zetten, toen zij zag dat het slachtoffer een 82-jarige man was.
Het slachtoffer heeft, zoals blijkt uit zijn verklaring, zich machteloos gevoeld toen hij op de grond was vastgebonden. Na de overval heeft het slachtoffer veel pijn gehad van het toegebrachte letsel en heeft hij slecht geslapen. Het slachtoffer is angstig geworden in zijn eigen huis en als er in het donker wordt aangebeld doet hij niet meer open. Ook zijn kinderen zijn nu extra bezorgd om hun vader. Naar de ervaring leert, zijn delicten als de onderhavige veelal de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer en de direct betrokkenen. Zij dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) heeft in haar oriëntatiepunten voor straftoemeting het volgende bepaald. Voor een overval in een woning met licht geweld (een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel) wordt als strafmaat genoemd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren. Bij een overval in een woning met ander geweld wordt als oriëntatiepunt gegeven een gevangenisstraf van vijf jaren. Als strafvermeerderende en/of strafverminderende factoren worden onder meer genoemd: kwetsbare slachtoffers; (aard en ernst) letsel; samenwerkingsverband; professionele werkwijze; recidive; soort wapen/voorwerp. In onderhavig geval betekent dit het volgende.
Er is hier sprake van een kwetsbaar slachtoffer van 82-jaar aan wie zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Verdachte heeft voorts een samenwerkingsverband gesloten met haar toenmalige vriend, zij hebben samen het plan gesmeed en afgesproken dat medeverdachte de persoon in bedwang zou houden en dat verdachte dan in de woning op zoek zou gaan naar geld. Ze zijn ook professioneel te werk gegaan; ze zijn na het smeden van het plan naar huis gegaan om onder andere een mes en een waslijn op te halen voor de overval.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte er rekening mee dat zij niet de initiator lijkt te zijn geweest van het bewezenverklaarde. Het is bovendien medeverdachte geweest die de geweldshandelingen jegens het slachtoffer heeft verricht en het is verdachte geweest die zijn opdrachten heeft uitgevoerd. Uit voormelde rapporten is gebleken dat tussen medeverdachte en verdachte een bepaalde afhankelijkheidsrelatie bestond. Daarnaast is rekening gehouden met de relatief jeugdige leeftijd van verdachte en haar geringe justitiële documentatie.
De rechtbank heeft verder bij de strafoplegging rekening gehouden met het hiervoor vermelde psychologische rapport. Door de psycholoog is naar voren gebracht dat de relatie met medeverdachte [medeverdachte] is beëindigd, hetgeen door verdachte is bevestigd. Een recidiverisico wordt vooral gezien wanneer zij weer een relatie aangaat met iemand van wie zij zich afhankelijk maakt. Zelf is zij bang dat haar grote kwetsbaarheid en afhankelijke gedrag haar weer in de problemen zullen brengen. Zonder behandeling is deze kans groot. De coping strategieën moeten worden versterkt. Het is eveneens van belang dat er wordt gewerkt aan het vergroten van haar zelfvertrouwen. Vanuit meer vertrouwen in zichzelf zal zij in staat zijn zelfstandig beslissingen te nemen en de rust vinden in moeilijke situaties beter te handelen. Het is van belang dat zij leert meer grip te krijgen op haar gevoelens. Gelet op de problematiek lijkt psychomotore therapie hierbij een goed middel. Er moet eveneens aandacht worden besteed aan de behandeling van PTSS. Zij heeft in het verleden veel jeugdtrauma’s opgelopen en zegt nu ook nachtmerries te hebben over de dreiging en mishandeling binnen de relatie met de medeverdachte [medeverdachte]. Het lijkt van belang dat de behandeling plaatsvindt in het kader van gecombineerde straf met een lang voorwaardelijk deel met als bijzondere voorwaarde dat betrokkene de aanwijzingen van de reclassering heeft op te volgen ook wanneer dit behandeling bij [instelling] of een dergelijke instelling betreft, aldus de psycholoog.
Door de reclassering is op 29 april 2011 een reclasseringsadvies opgesteld. In het rapport is vermeld dat betrokkene na de detentie geen zelfstandige woonruimte meer heeft. Aangezien betrokkene begeleiding nodig heeft is zij op 14 april 2011 aangemeld bij [instelling] in [plaats]. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op leggen. Hierbij wordt geadviseerd een meldingsgebod, deelname aan een gedragsinterventie en een behandelverplichting als bijzondere voorwaarden op te leggen. Betrokkene moet deelnemen aan een cognitieve vaardigheidstraining+. Gezien de directe samenhang van de persoonlijkheidsstoornis met het criminele gedrag van betrokkene wordt zij verplicht om zich voor haar persoonlijkheidsstoornis en de PTSS te laten behandelen bij de FPA in [plaats].
De rechtbank merkt hierbij nog op dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven, dat zij is gemotiveerd voor een (ambulante) behandeling.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het voor het voorkomen van herhaling noodzakelijk is dat verdachte een (ambulante) behandeling volgt en (daarbij) door de reclassering verder zal worden begeleid.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte – overeenkomstig de eis van officier van justitie – een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk opleggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt als bijzondere voorwaarde gekoppeld een meldingsgebod en dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling. De rechtbank is van oordeel dat in het belang van verdachte en van de maatschappij een goede behandeling geboden is, zodat zij daarmee rekening heeft gehouden bij de op te leggen straf. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf is gekoppeld een door de rechtbank op te leggen proeftijd van twee jaren.
De rechtbank zal verdachte een lagere gevangenisstraf opleggen dan bij de medeverdachte is opgelegd. Hiermee brengt de rechtbank het verschil in het aandeel van verdachte, afgezet tegen het aandeel van haar medeverdachte [medeverdachte] tot uitdrukking. Het aandeel van medeverdachte in het geheel is immers anders en forser geweest. De geweldshandelingen jegens het slachtoffer zijn immers door medeverdachte verricht. Voorts is rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte als bijzondere voorwaarden een behandeltraject zal moeten ondergaan.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.889,80, betreffende € 389,80 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de vordering van € 250,00 van de benadeelde partij te worden afgewezen. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij dit bedrag inmiddels retour heeft ontvangen van de bank. Deze schade is dan ook reeds vergoed en voor dit bedrag heeft de benadeelde partij tengevolge van het bewezen verklaarde handelen geen schade geleden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terecht¬zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voor het overige gevorderde komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte -hoofdelijk- naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorde¬ring is gespecificeerd en onderbouwd. De immateriële schade wordt door de rechtbank als reëel beschouwd. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij de veroorzaakte schade wil vergoeden aan het slachtoffer. De vordering is derhalve tot een bedrag van € 2.639,80 voor toewijzing vatbaar. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 29 oktober 2010.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
• verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
• bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) jaar niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
• stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich na haar vrijlating binnen vijf dagen dient te melden bij
Reclassering Nederland te [plaats] (adres [adres], [postcode] te [plaats]).
Hierna moet de veroordeelde zich gedurende door Reclassering Nederland [plaats]
bepaalde perioden blijven melden bij de reclassering zo frequent als en zolang de
reclassering dit noodzakelijk acht;
- veroordeelde zal deelnemen aan een Covatraining;
- veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en
voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de
reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat
veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door FPA [plaats] of een
soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die
door of namens de leiding van FPA [plaats] of soortgelijke instelling zullen worden
gegeven;
- veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn
identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken
of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht
ter inzage aanbieden.
• geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [postcode] [plaats], [adres], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 2.639,80, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2010 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
• verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
• verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 2.639,80 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2010, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 36 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van Valderen, voorzitter, Gilhuis en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 september 2011.
Voetnoot:
1. Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0620 2010159825-68, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 7 februari 2011.
2. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 110-114
3. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 397-398, 402-403, 409, 411-412.
4. Geneeskundige verklaring M. Hogervorst, chirurg Gelre Ziekenhuizen, p. 94
5. Proces-verbaal verhoor aangever, p. 129.