RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940048-11
Gevoegd ter terechtzitting: 06/950845-10, 06/940307-10 en 06/850820-10
Uitspraak d.d.: 7 oktober 2011
Tegenspraak / dip - oip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1975,
wonende te [plaats],
thans verblijvende in de PI de Kruisberg te Doetinchem.
Raadsman: mr. R.D.J. Visschers, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 mei 2011, 9 augustus 2011 en 23 september 2011.
Bij tussenvonnis van 23 augustus 2011 is het onderzoek heropend en op 23 september 2011 voortgezet.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 06/940048-11
1.
hij in of omstreeks de nacht van 31 januari 2011 op 1 februari 2011 te Zutphen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand ([slachtoffer 1], gelegen aan[straat] ) weg te nemen geld en/of (een)
(andere) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de
toegang tot dat (bedrijfs)pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen
geld/goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking
en/of inklimming,
een ruit heeft ingeslagen en/of ingegooid en/of vervolgens via het (aldus)
ontstane gat in die ruit dat pand is ingeklommen en/of een kassa heeft
vastgepakt en/of zich met die kassa in de richting van een deur van dat pand
heeft begeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de nacht van 31 januari 2011 op 1 februari 2011 te Zutphen
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of een kassa, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de nacht van 31 januari 2011 op 1 februari 2011 te Zutphen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand ([winkel 2], gelegen aan[straat]) weg te nemen geld en/of (een)
ander(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [stichting], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de
toegang tot dat (bedrijfs)pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen
geld/goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking
en/of inklimming,
een ruit heeft ingeslagen en/of ingegooid
en/of via het aldus ontstane gat in die ruit dat (bedrijfs)pand heeft betreden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de nacht van 31 januari 2011 op 1 februari 2011 te Zutphen
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een bedrijfspand, gelegen aan de
[straat]) en/of een toetsenbord van een computer, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [stichting], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de nacht van 31 januari 2011 op 1 februari 2011 te Zutphen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand ([winkel 3], gelegen
aan de [straat]) weg te nemen geld en/of (een) ander(e) goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 3], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat (bedrijfs)pand te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik
te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
een ruit van dat (bedrijfs)pand heeft ingeslagen en/of ingegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de nacht van 31 januari 2011 op 1 februari 2011 te Zutphen
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een (bedrijfs)pand (gelegen aan de
[straat]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[winkel 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de nacht van 31 januari 2011 op 1 februari 2011 te Zutphen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand (gelegen aan de
[straat]) weg te nemen geld en/of (een) ander(e) goed(eren), geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat (bedrijfs)pand te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld/goed(eren) onder zijn bereik te
brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een ruit (van de
voordeur) van dat (bedrijfs)pand heeft ingeslagen en/of ingegooid en/of via de
aldus ontstane opening een draaiknop van de (voor)deur (aan de binnenzijde)
open heeft gedraaid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de nacht van 31 januari 2011 op 1 februari 2011 te Zutphen
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een voordeur) van een
(bedrijfs)pand (gelegen aan de [straat]), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slacht[slachtoffer 3], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de nacht van 31 januari 2011 op 1 februari 2011 te Zutphen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
in/uit een (bedrijfs)pand ([winkel 4]) en/of in/uit een woning (gelegen
aan de [straat]) geld en/of (een) ander(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte
dat (bedrijfs)pand en/of die woning heeft betreden en/of de keuken en/of een
(slaap)kamer heeft doorzocht en/of een slaapkamerdeur heeft geopend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 06/950845-10
hij op of omstreeks 06 november 2010 te Zutphen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een bestelauto (Ford Transit) weg te nemen goederen en/of
geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die
bestelauto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder
zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
(inslaan/forceren van een ruit), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 06/940307-10
1.
hij op of omstreeks 06 augustus 2010 te Warnsveld, gemeente Zutphen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf een erf gelegen
aan/nabij de [straat]) heeft weggenomen een kettingzaag (merk Stihl,
type 034AV), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 04 augustus 2010 te Zutphen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(dames)fiets (merk Vico, kleur wit), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen (dames)fiets onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 04 augustus 2010 tot en met 06 augustus
2010 in de gemeente Zutphen, in elk geval in Nederland,
een (dames)fiets (merk Vico, kleur wit) heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die (dames)fiets wist dat het (een) door misdrijf
verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 31 juli 2010 te Zutphen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(dames)fiets (merk Gazelle, type Primeur, kleur blauw), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder
zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 31 juli 2010 tot en met 01 augustus 2010 in
de gemeente Zutphen, in elk geval in Nederland,
een (dames)fiets (merk Gazelle, type Primeur, kleur blauw) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die (dames)fiets wist dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 06/850820-10
hij in de periode van 19 maart 2010 tot en met 22 maart 2010 te Zutphen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [straat], althans
van het bedrijfsterrein behorende bij het pand [straat] heeft
weggenomen één of meerdere rolcontainer(s) en/of roestvrijstalen rek(ken), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 5] en/of [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of één
of meer van zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of één of meer van zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft/hebben
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen omtrent het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Parketnummer 06/940048-11
In de nacht 31 januari 2011 op 1 februari 2011 kwam bij de Regionale Meldkamer een vijftal meldingen binnen van inbraken in bedrijfspanden c.q. pogingen daartoe. De toegang tot deze bedrijfspanden werd telkens verkregen door het ingooien/inslaan van een ruit aan de voorzijde van het pand. De betreffende panden zijn allen op korte afstand van elkaar gelegen in de binnenstad van Zutphen.
Parketnummer 06/950845-10
Op 6 november 2010 ontvingen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een melding van inbraak in een auto aan de [straat] te Zutphen.
Parketnummer 06/940307-10
Op 6 augustus 2010 was aangever [slachtoffer 6] aan het werk bij zijn woning in Warnsveld te Zutphen. Op enig moment zag hij een donkerblauw gekleurde personenauto bij zijn woning stoppen. Niet veel later kwam de buurman van [slachtoffer 6] bij aangever langs. Op vragen van zijn buurman constateerde aangever dat zijn kettingzaag was weggenomen en deed aangifte van diefstal.
Op 4 augustus 2010 is door aangeefster [slachtoffer 7] aangifte gedaan van diefstal van haar fiets. Deze diefstal is op 4 augustus 2010 gepleegd.
Op 1 augustus 2010 zien verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] verdachte [verdachte] fietsen op een Gazelle damesfiets. De stalen pin van het hoefijzerslot was weggeslepen. Door aangeefster [slachtoffer 8] is op 2 augustus 2010 aangifte gedaan van diefstal van haar fiets.
Parketnummer 06/850820-10
Door [slachtoffer 9] is namens [winkel 5] aangifte gedaan van diefstal door middel van braak. Tussen 19 maart 2010 en 22 maart 2010 zijn bij [winkel 5] goederen weggenomen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Parketnummer 06/940048-11
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 en 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Naast de aangifte is er geen bewijs voorhanden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Hij dient hiervan dan ook vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Op grond van de aangiftes, de camerabeelden en het signalement kunnen de feiten wettig en overtuigend bewezen worden.
Parketnummer 06/950845-10
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot diefstal. In de auto is aan de binnenkant het DNA van verdachte aangetroffen. Verdachte ontkent, maar geeft geen verklaring voor het aantreffen van zijn bloed in de auto. Daarnaast is er een signalement van de dader, welk signalement verdachte niet uitsluit.
Parketnummer 06/940307-10
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. In de portiek van de woning van verdachte wordt de zaag aangetroffen, die door aangever wordt herkend. Ook wordt verdachte tijdens een fotoconfrontatie door de getuige herkend. Het kenteken dat de getuige heeft gezien is van de auto van de vriend van de zus van verdachte. Verdachte maakt vaak gebruik van deze auto.
Ook het onder 2 ten laste gelegde is naar oordeel van de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte geeft aan dat hij de fiets vier of vijf dagen in zijn bezit heeft. Gelet op de aangifte is deze verklaring van verdachte leugenachtig. Daarnaast komt het door de getuige opgegeven signalement van de dief overeen met verdachte.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Wel kan de subsidiair ten laste gelegde opzetheling bewezen worden. Verdachte is aangetroffen op de fiets, waarvan het slot verse slijpsporen had.
Parketnummer 06/850820-10
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Er is aangifte gedaan en verdachte is door de aangever herkend als de persoon die de rolcontainers heeft weggenomen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Parketnummer 06/940048-11
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de herkenning van het vest van verdachte onvoldoende is. Door de aangever [slachtoffer 1] is het vest niet 100% herkend. Ook de herkenning door de verbalisant is te algemeen. Door de verbalisant zijn geen feiten en omstandigheden omschreven op grond waarvan hij het vest heeft herkend als het vest van verdachte.
De raadsman heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen van alle onder parketnummer 06/940048-11 ten laste gelegde feiten. Verdachte dient hiervan dan ook te worden vrijgesproken. Op de camerabeelden is niet te zien dat er een (poging tot) diefstal wordt gepleegd. Daarnaast zijn er onduidelijkheden omtrent de in de dossier voorkomende tijdstippen met betrekking tot de gepleegde feiten. Immers verdachte is kort na het vermeend door hem plegen van het vijfde feit aangehouden. Op dat moment waren er echter al vijf meldingen van diefstallen dan wel vernielingen binnengekomen bij de politie. Verdachte kan feit 5, het veronderstelde vijfde feit in rij, dus helemaal niet hebben gepleegd. Deze onduidelijkheden dienen in het voordeel van verdachte te worden uitgelegd.
Parketnummer 06/950845-10
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 06/940307-10
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde enkel de opzetheling bewezen kan worden.
Parketnummer 06/850820-10
Door de raadsman is aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor het ten laste gelegde. Verdachte dient hiervan dan ook te worden vrijgesproken. De fotoconfrontatie is niet conform de daarvoor geldende regels uitgevoerd en kan daarom niet als bewijs worden gebruikt. Daarnaast behoort het kenteken toe aan een auto die van een familielid van verdachte is. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte de enige is die van deze auto gebruik maakt. Daarnaast dient de verklaring van verdachte uitgesloten te worden van het bewijs, nu verdachte voorafgaand aan zijn verhoor geen contact heeft gehad met een raadsman. Dit is in strijd met artikel 6 EVRM.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 06/940048-11
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 3 en 5
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van het onder 3 primair en subsidiair en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde te komen. De rechtbank overweegt hiertoe dat ten aanzien van deze feiten enkel een aangifte voorhanden is. Enig ander bewijsmiddel dat verdachte in verband met deze feiten zou kunnen brengen, is niet voorhanden. De rechtbank zal verdachte van het onder parketnummer 06/940048-11, onder 3 primair en subsidiair en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde dan ook vrijspreken.
Overwegingen omtrent het bewijs1
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4:
Elk hierna te melden bewijsmiddel is slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Door [slachtoffer 1], eigenaar van bloemenzaak [[slachtoffer 1], gevestigd aan[straat] in [plaats], is aangifte gedaan van inbraak. Aangever woont boven zijn winkel. Op 1 februari 2011 omstreeks 2.30 uur schrok aangever wakker door een harde knal van ingeslagen glas. Hij is in de winkel gaan kijken en zag een onbekende man in de winkel lopen. De man had de kassa bij zich. Nadat aangever hem toe riep, liet de man de kassa uit zijn handen vallen en liep versneld richting de deur. Hier kroop de man door een ingeslagen ruit naar buiten.2
In de winkel hangt een bewakingscamera. Op de beelden van de camera is te zien dat de man met een steen de ruit ingooide. Vervolgens kroop de man door het raam de winkel naar binnen.3
Naar aanleiding van verschillende inbraken in het centrum van Zutphen in deze nacht werd door verschillende getuigen het signalement opgegeven van verdachte. Het ging om een man die een wit vest met capuchon en zwarte tekening/tekst op de rug en een spijkerbroek droeg en die een fiets bij zich had.4 Door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 5] werd in de Frankensteeg in Zutphen een persoon gezien die voldeed aan het signalement. Toen verbalisanten uit hun auto stapten, renden zij naar de persoon toe. Verbalisanten zagen dat de persoon van hen weg liep. De persoon rende weg in de richting van de Houtmarkt. Op de Houtmarkt werd de persoon aangehouden door een andere eenheid.5 De persoon die is aangehouden is [verdachte]. Hij werd omstreeks 3.00 uur aangehouden.6
Het witte vest met capuchon dat aan aangever is getoond, wordt door de aangever voor 80% herkend als het vest dat de inbreker droeg. Het vest is ook op de bewakingsbeelden te zien.7
Verbalisant [verbalisant 6] heeft, tijdens het opnemen van de aangifte van [slachtoffer 1], aan aangever een vest getoond van een aangehouden verdachte. Dit vest was het vest van verdachte [verdachte].8
Verbalisant [verbalisant 6] heeft de camerabeelden van de camera die gericht is op de ingang van de winkel van aangever [slachtoffer 1] bekeken. Verbalisant zag op de beelden dat een man met een witte jas en een capuchon een ruit in de voordeur van de winkel vernielde. Hij zag dat de man door het raam klom en de op de balie staande kassa oppakte en probeerde mee te nemen. Dit mislukte, omdat de stroomkabel van de kassa dit verhinderde. Op dat moment kwam ook de aangever in beeld, waarna de inbreker zich door het kapotte raam weer naar buiten begaf. De verbalisant verklaart met zekerheid dat de inbreker een zelfde jas droeg als de persoon die hij daarvoor had aangehouden als verdachte [verdachte].9
Door getuige [getuige 1] is op 1 februari 2011 gezien dat een manspersoon door het raam van de deur probeerde te kruipen. Het betrof de toegangsdeur van de bloemist gevestigd aan [straat] in Zutphen. Nadat hij uit het raampje was gekropen stapte hij op zijn fiets en fietste weg. De man had een witte jas, waar iets zwart doorheen zat, met capuchon aan.10
Door verdachte is verklaard dat hij in de nacht van 1 februari 2011 het aan hem getoonde witte vest aan had.11
Door [slachtoffer 2] is, namens [stichting] te Zutphen, aangifte gedaan van inbraak. De stichting exploiteert [winkel 2]. De winkel is gevestigd aan[straat] te [plaats].12 Op 1 februari 2011 werd een poging tot diefstal gedaan uit de winkel. Toen aangeefster bij de winkel kwam bleek dat van buitenaf de ruit in de toegangsdeur was vernield. Iemand is door de ruit de afgesloten winkel binnengegaan. In de winkel bleek dat het toetsenbord van de computer van de toonbank op de grond was gevallen. Uit de winkel wordt niets vermist.13
Getuige [getuige 2] hoorde op 1 februari 2011 omstreeks 2.40 uur twee knallen, welke werden gevolgd door het gerinkel van glas. Vanuit het raam in zijn woonkamer kijkt hij uit op de Nieuwstadskerksteeg. Toen getuige [getuige 2] uit zijn raam keek zag hij een manspersoon wegfietsen. De man droeg een wit vest met daarop zwarte tekeningen.14
Getuige [getuige 3] hoorde op 1 februari 2011, iets voor drie uur, twee harde knallen, gevolgd door glasgerinkel. De getuige is hierop naar het raam van zijn woning gelopen en hij zag op dat moment iemand uit de winkel [winkel 2] komen lopen. De persoon stapte uit de ruit van de voordeur. De persoon had iets groots en zwarts in zijn handen. De man fietste vervolgens weg. De man droeg een wit vest met capuchon. Op de rug van het vest, aan beide zijkanten, zag de getuige tekeningen. Deze tekeningen waren zwart of grijs van kleur.15
Door [slachtoffer 3] is aangifte gedaan van poging inbraak. Toen aangever op 1 februari 2011 bij zijn winkel, schoenenwinkel [naam winkel] gevestigd aan de [straat] in [plaats] kwam, zag hij dat er een gat in de ruit zat van de voordeur. Het glas was kapot en er zat een gat in ter hoogte van de deurklink.16 Bij het openen van de deur merkte aangever dat de draaiknop om de deur te openen aan de binnenkant opengedraaid was.17 Aangever heeft van zijn buurman gehoord dat deze om 2.57 uur een klap had gehoord.18
[rechercheur], rechercheur van Team Recherche IJsselstreek, is naar de [winkel 6], gevestigd aan de [straat] te [plaats] gegaan. [rechercheur] sprak met de bedrijfsleider van de [winkel 6]. De [winkel 6] bleek te beschikken over de camerabeelden waarop te zien was dat een manspersoon probeerde in te breken bij de schoenmakerij gevestigd aan de [straat] te [plaats].19
Uit onderzoek naar de poging inbraak aan de [straat] te [plaats], bleek dat de bewakingscamera's van de [winkel 6], naast de personeelsingang van de [winkel 6] van het betreffende pand beelden had opgenomen van een persoon die aan kwam fietsen, zijn fiets op de standaard plaatste en vervolgens rommelde aan een deur, ter hoogte van het slot. Deze persoon was gekleed in een wit vest of jas met motieven.20 De beelden bestrijken de periode van 1 februari 2011 2.56:33 uur tot 2.57:52 uur.21
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder parketnummer 06/940048-11, onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat de herkenning van zowel aangever [slachtoffer 1], als van verbalisant [verbalisant 6], zoals hiervoor gebezigd, als bewijsmiddel gebruikt kunnen worden. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Het door verdachte gedragen vest is opvallend en heeft duidelijk herkenbare kenmerken. Het is naar oordeel van de rechtbank dan ook niet noodzakelijk om hierbij aan te geven op grond van welke specifieke kenmerken het vest door de aangever, dan wel de verbalisant, is herkend. Daarbij komt nog dat verdachte slechts geringe tijd na het plegen van de feiten en in de directe nabijheid van de locaties waar de delicten waren gepleegd werd aangehouden.
Door de raadsman is betoogd dat de onduidelijkheden met betrekking tot de tijden in het voordeel van verdachte uitgelegd zouden moeten worden. Verdachte heeft in korte tijd de delicten gepleegd en is slechts enkele minuten ná het plegen van het delict in de Frankensteeg aangehouden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van onduidelijkheden in de genoemde tijdstippen. Voor zover de genoemde tijdstippen al zouden leiden tot onduidelijkheid, is die te verklaren doordat men geen exacte tijdstippen noemt, maar bij benadering het tijdstip aangeeft.
Ten aanzien van parketnummer 06/950845-10 22:
Door [slachtoffer 5] is aangifte gedaan van poging tot diefstal uit een personenauto. Aangever is de eigenaar van een witte bestelauto, te weten een Ford Transit met kenteken [kenteken]. Hij heeft de auto in gebruik voor zijn werk en in het voertuig lag veel gereedschap. Hij had de auto geparkeerd aan de [straat] te Zutphen. Op 6 november 2010 werd aangever gebeld door de politie. Het linkerachterraam van de auto was vernield en er was geprobeerd om goederen weg te nemen uit de auto. Er zijn wel goederen verplaatst, maar uit de auto zijn geen goederen weggenomen.23
Op 6 november 2010 krijgen verbalisanten een melding van een inbraak in een witte personenauto op de [straat] te Zutphen. Volgens de melder zou de verdachte een wit vest dragen en een wit petje ophebben. Op de [straat] zien verbalisanten een man op een damesfiets wegrijden. De man droeg een wit vest, voorzien van capuchon. De man had kort blond haar.24 Op de [straat] werd door verbalisanten een bedrijfsvoertuig aangetroffen waar het achterraam van vernield was.25
Door getuige [getuige 4] is verklaard dat zij vanuit de woning van haar appartement aan de [straat] op 6 november 2011 een persoon zag staan. Deze persoon zette zijn fiets op een parkeervak aan de [straat]. De persoon keek om zich heen en liep naar een witte bestelauto, welke aan de [straat] stond. De persoon voelde aan de portieren van de auto. Ook rommelde hij aan de zijkant van de auto. De getuige heeft toen 112 gebeld. De getuige zag dat de persoon als er iemand aan kwam achter de auto wegdook. De persoon droeg een wit jack met zwarte figuren en een wit petje.26
Door verbalisant [verbalisant 8] werd forensisch onderzoek verricht naar sporen in verband met een vermoedelijke poging tot diefstal uit een personenauto op zaterdag 6 november 2010. Het voertuig betrof een witte bestelbus, voorzien van kentekenplaten [kenteken]. Aan de achterzijde van de bestelbus ontbrak het raam van het linkerportier. Rondom het gat zaten glasscherven.27 Aan de binnenzijde van het linkerportier, langs de raamstijl zag verbalisant op bloed gelijkende vegen. Deze vegen zijn door verbalisant bemonsterd. De eigenaar van de bus vertelde dat hij geen verwondingen had of bloed had verloren in zijn bestelbus. De sporen kregen als SIN/referentie [nummer].28
Het bloedspoor met DNA-identiteitszegel [nummer] is onderzocht door het NFI. Het DNA-profiel komt overeen met het met het referentiemonster wangslijmvlies afkomstig van [v[verdachte], geboren op [datum] 1975. De kans dat een andere persoon een identiek DNA-profiel heeft, is kleiner dan één op één miljard. 29
De rechtbank is gelet op de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 06/950845-10 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dat verdachte het ten laste gelegde bij de politie heeft ontkend doet hier niet aan af. Gelet op de door het NFI aangegeven zeldzaamheidswaarde stelt de rechtbank vast dat het bloed dat in de auto is aangetroffen van verdachte is. De rechtbank overweegt verder dat verdachte, ondanks zijn ontkenning, geen verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn bloed in de desbetreffende auto op de plaats van de verbreking van het glas. Het is daarmee naar het oordeel van de rechtbank een zogenaamd delictgerelateerd spoor, dat 'vraagt' om een uitleg van verdachte.
Ten aanzien van parketnummer 06/940307-10 30:
Door [slachtoffer 6] is aangifte gedaan van diefstal. Op 6 augustus 2010 bevond aangever zich in zijn woning in Warnsveld, gemeente Zutphen. Op zijn erf stond een kruiwagen waarin een kettingzaag lag. Omstreeks 13.00 uur zag aangever een donkerblauw gekleurde personenauto. De personenauto stond stil ter hoogte van de achterzijde van de schuur van aangever. De auto reed vervolgens verder. Vervolgens kwam de buurman van aangever, [getu[getuige 5], het erf op rijden. Hij stapte uit zijn auto en vroeg aan aangever of die een motorzaag kwijt was. Aangever keek in de kruiwagen en zag dat zijn motorzaag was weggenomen uit de kruiwagen. Het is een kettingzaag van het merk Stihl, type 034AV.31
Getuige [getu[getuige 5] was op 6 augustus 2010 aan het werk op zijn boerderij. Hij zag dat een blauwe Renault zijn erf op kwam rijden. Uit de auto stapte een man uit. Deze man vroeg de weg aan getuige [getuige 5]. Nadat [getuige 5] hem de route had uitgelegd, reed de man weg.32
Aangever reed de man achterna. Hij zag dat de auto de Warkenseweg op reed. Aangever zag dat de auto stil stond voor de woning van de [slachtoffer 6]. De man stapte uit de auto en liep richting een kruiwagen. Hierna reed de man in de auto weg. Het kenteken van de auto van de man was [kenteken 2]. Getuige [getuige 5] is toen naar [slachtoffer 6] gegaan. Hij zag de kruiwagen staan. Getuige vroeg toen aan [slachtoffer 6] of er een motorzaag in de kruiwagen had gelegen. Hierop antwoordde [slachtoffer 6] bevestigend.33
De rechtbank begrijpt dat, gelet op de aangifte en de verklaring van de getuige, de door getuige genoemd [slachtoffer 6], aangever [slachtoffer 6] betreft.
Getuige [getuige 5] heeft tijdens een fotoconfrontatie foto 11 aangewezen als de door hem bedoelde persoon.34 De foto van verdachte [verdachte] was voorzien van nummer 11.35
Het voertuig met kenteken [kenteken 2] staat op naam van [eigenaar auto]. Het is verbalisanten bekend dat [eigenaar auto] een relatie heeft met de zus van [v[verdachte].36
Op 6 augustus 2010 kreeg verbalisant [verbalisant 9] een melding dat een persoon, rijdend in een personenauto voorzien van kenteken [kenteken 2] aan de Warkenseweg in Warnsveld, bij boerderijen het erf op reed. Onder andere op grond van het signalement heeft verbalisant het vermoeden dat het [v[verdachte] betrof.37
Verbalisant [verbalisant 9] is naar de woning van [verdachte], gelegen aan de [straat] te [plaats] gereden. Voor de woning trof hij [v[verdachte] aan. Verbalisant heeft verdachte aangehouden.38
[verdachte] gaf na zijn aanhouding uit eigen beweging aan dat er in zijn woning gekeken mocht worden. Nadat de centrale toegangsdeur van deur van de portiek was geopend zag verbalisant [verbalisant 10] in de loze ruimte onder de trap een oranje motorkettingzaag staan van het merk Stihl.39
Door verbalisant [verbalisant 11] wordt aan aangever de kettingzaag getoond die is aangetroffen. Aangever herkent de zaag als zijn eigendom.40
Door [slachtoffer 7] is aangifte gedaan van diefstal van haar fiets. Aangeefster heeft haar fiets op 4 augustus 2010 afgesloten gestald aan de [straat] in Zutphen. Nadat zij terug kwam bij haar fiets zag zij dat de fiets er niet meer stond.41
Getuige [getuige 6] reed op 4 augustus 2010 in zijn personenauto richting zijn flat aan de [straat]. Op de Berkenlaan zag hij aan zijn rechterzijde een man lopen met een witte damesfiets. De man tilde de achterkant van de fiets op.42
Getuige [getuige 6] geeft tijdens een fotoconfrontatie aan dat foto 5 in aanmerking komt, maar dat hij twijfelt over de haarkleur.43 De foto van verdachte [verdachte] was voorzien van nummer 5.44
Tijdens zijn aanhouding op 6 augustus 2010 wordt [verdachte] aangetroffen op een fiets van het merk VICO, type Perfect, witgrijs frame met zwarte fietstassen. De fiets is door de verbalisant in beslag genomen.45
De in beslag genomen fiets is aan aangeefster [slachtoffer 7] getoond. Door aangeefster is de fiets herkend als haar fiets. Zij herkende haar fiets door de kleur van de fiets, de reflectoren, de LED-verlichting en de fietstassen.46
Door [slachtoffer 8] is aangifte gedaan van diefstal van haar fiets. Aangeefster had haar fiets, een Gazelle Primeur, op 31 juli 2010 in de ochtend gebruikt. Nadien heeft zij haar fiets, op slot, in haar schuurtje achter haar woning aan de [straat] te Zutphen geplaatst. 's Avonds kwam zij tot de ontdekking dat haar fiets was gestolen.47
Op 1 augustus 2010 zien verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [v[verdachte] fietsen op een damesfiets, merk Gazelle, type Primeur. Verbalisanten zagen dat het slot van de fiets niet voorzien was van een sleutel. Het hoefijzerslot van de fiets was afgesloten, maar de stalen pin, welke door het achterwiel behoort te zitten was weggeslepen. Er zat geen roest op de plekken waar het slot was open geslepen. Door verbalisanten is de fiets in beslag genomen.48
De aangetroffen fiets wordt door aangeefster [slachtoffer 8] herkend als haar fiets. De sleutel van aangeefster past op het slot van deze fiets.49
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder parketnummer 06/940307-10, onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank voorts nog het volgende. Verdachte heeft ontkend dat hij de fietsen heeft gestolen. Door verdachte is ten aanzien van beide fietsen verklaard dat hij deze heeft opgehaald bij oud-ijzerhandel [B.V. 1] te Zutphen. Door twee directeuren van het bedrijf [B.V. 1] is echter verklaard dat zij niet handelen met verdachte. Daarnaast hebben zij verklaard dat er op het terrein van [B.V. 1] geen complete fietsen aanwezig zijn.50
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft verdachte op 7 augustus 2010 verklaard dat hij de fiets al vijf tot zes dagen in zijn bezit te hebben.51 Hetgeen niet mogelijk is, nu de fiets pas op 4 augustus 2010 is gestolen. Verdachte had de fiets dan ook niet voor deze datum in zijn bezit kunnen hebben.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde heeft verdachte heeft verklaard dat hij vanaf 30 juli 2010 de fiets in zijn bezit had.52 Verdachte heeft - op 1 augustus 2010 - echter ook verklaard dat hij de fiets al een week of vier in zijn bezit had. Naast dat deze verklaringen onderling niet overeen komen, zijn deze ook onjuist. De fiets is immers pas op 31 juli 2011 gestolen en verdachte heeft de fiets dus niet voor deze datum in zijn bezit kunnen hebben.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte telkens korte tijd na de diefstallen van de fietsen in het bezit is daarvan. Zijn verklaringen over hoe hij aan die fietsen is gekomen, zijn telkens aantoonbaar onjuist. De rechtbank beschouwt verdachte dan ook telkens als de dief van de betreffende fietsen. Dit in afwijking van de officier van justitie en de raadsman die ten aanzien van feit 3 (parketnummer 06/940307-10) verdachte als heler van de fiets aanmerken.
Ten aanzien van parketnummer 06/850820-10 53:
Door [slachtoffer 9] wordt, namens [winkel 5], aangifte gedaan van diefstal door middel van braak. Tussen 19 maart 2010 en 22 maart 2010 zijn er vanaf het bedrijfsterrein van [winkel 5], gevestigd te [straat] te [plaats], goederen weggenomen. Van een medewerker van het bedrijf naast [winkel 5], te weten [b[bouwbedrijf]rijf], hoorde aangever dat het hek tussen de twee bedrijfsterreinen geforceerd was. Aangever zag dat de afscheiding tussen het bedrijfsterrein van [winkel 5] en het terrein van [bouwbedrijf] stuk was. Er zat een gat in de afrastering. Vlakbij de gaten in het hekwerk staat een loods die dient als opslag. Tegen de muur van deze loods stonden voor de diefstal veel goederen. Dit waren roestvrijstalen rolcontainers en ongeveer 300 hekken. Deze goederen waren allemaal verdwenen.54
De medewerker van [bouwbedrijf] deelde aangever ook mede dat er een aanhangwagen van [bouwbedrijf] was gestolen. Deze aanhangwagen was terug gevonden tussen Ruurlo en Groenlo. Hierop heeft aangever met bedrijf [B.V. 2] in Ruurlo gebeld. Dit bedrijf handelt in oud ijzer. Naar dat bedrijf waren goederen gebracht, zoals deze door aangever waren omschreven. Bij [B.V. 2] heeft aangever deze goederen bekeken. Aangever herkende deze als de goederen die bij [winkel 5] waren verdwenen.55
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat hij op 22 maart 2010 aan het werk was bij [B.V. 2]. Voordat de zaak openging stond er al een auto met aanhangwagen voor de poort. In de auto zaten twee mannen, zij wilden RVS inleveren. Achter de auto zat een aanhangwagen gekoppeld met stickers van het bedrijf [b[bouwbedrijf]rijf] erop.56
De mannen hadden een gewicht van ongeveer 700 kilo RVS bij zich. Het kenteken van de auto was [kenteken 3]. De bestuurder van de auto is genaamd [naam verdachte] en hij komt uit [plaats].57
Aan getuige [getuige 7] is een foto getoond van [verdachte]. Toen de foto aan getuige werd getoond gaf de getuige aan dat hij de persoon op de foto herkende als zijnde de [naam verdachte] die hij had genoemd in zijn getuigenverklaring.58
Verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13] slaan aan op de door getuige [getuige 7] opgegeven signalementen van de twee mannen. Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat [naam verdachte] [verdachte] en [medeverdachte] voldoen aan de opgegeven signalementen. Het voertuig met kenteken [kenteken 3] stond op naam van [eigenaar auto]. [eigenaar auto] heeft een relatie met [zus verdachte].59
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder parketnummer 06/850820-10 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 06/940048-11
1 primair.
hij in de nacht van 31 januari 2011 op 1 februari 2011 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand [winkel 1], gelegen aan[straat], weg te nemen geld en/of andere goederen, toebehorende aan [slachtoffer 1], en zich daarbij de
toegang tot dat bedrijfspand te verschaffen door middel van braak, een ruit heeft ingeslagen en/of ingegooid en vervolgens via het aldus ontstane gat in die ruit dat pand is ingeklommen en een kassa heeft vastgepakt en zich met die kassa in de richting van een deur van dat pand
heeft begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair.
hij in de nacht van 31 januari 2011 op 1 februari 2011 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit bedrijfspand [winkel 2], gelegen aan[straat], weg te nemen geld en/of andere goederen, toebehorende aan [stichting], en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfspand te verschaffen en door middel van braak, een ruit heeft ingeslagen en/of ingegooid en via het aldus ontstane gat in die ruit dat bedrijfspand heeft betreden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4 primair.
hij in de nacht van 31 januari 2011 op 1 februari 2011 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, gelegen aan de [straat], weg te nemen geld en/of andere goederen, toebehorende aan [slacht[slachtoffer 3], en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfspand te
verschaffen door middel van braak, een ruit van de voordeur van dat bedrijfspand heeft ingeslagen en/of ingegooid en via de aldus ontstane opening een draaiknop van de voordeur (aan de binnenzijde) open heeft gedraaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 06/950845-10
hij op of omstreeks 06 november 2010 te Zutphen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bestelauto, Ford Transit, weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 5], en zich daarbij de toegang tot die bestelauto te verschaffen door middel van braak, inslaan/forceren van een ruit, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 06/940307-10
1.
hij op 06 augustus 2010 te Warnsveld, gemeente Zutphen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, vanaf een erf gelegen aan de [straat], heeft weggenomen een kettingzaag, merk Stihl, type 034AV, toebehorende aan [sla[slachtoffer 6];
2 primair.
hij op 04 augustus 2010 te Zutphen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets, merk Vico, kleur wit, toebehorende aan [slachtoffer 7], waarbij verdachte die weg te nemen damesfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3 primair.
hij op 31 juli 2010 te Zutphen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets, merk Gazelle, type Primeur, kleur blauw, toebehorende aan [slachtof[slachtoffer 8], waarbij verdachte die weg te nemen damesfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Parketnummer 06/850820-10
hij in de periode 19 maart 2010 tot en met 22 maart 2010 te Zutphen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, van het bedrijfsterrein behorende bij het pand [straat] heeft weggenomen meerdere rolcontainers en/of roestvrijstalen rekken, toebehorende aan [wi[winkel 5] 5], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Parketnummer 06/940048-11
1 primair en 2 primair, telkens: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
4 primair: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Parketnummer 06/950845-10
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Parketnummer 06/940307-10
1: diefstal;
2 primair en 3 primair, telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Parketnummer 06/850820-10
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, begaan door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft aanvankelijk, ter terechtzitting van 9 augustus 2011, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 460 dagen, met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsadvies d.d. 21 juli 2011. Na heropening van de zaak heeft de officier van justitie ter terechtzitting van 23 september 2011 onder verwijzing naar het nadere reclasseringsrapport van 21 september 2011 zijn eis aangepast en gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 506 dagen, met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 314 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Voorts heeft hij gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel wordt opgelegd, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het nadere reclasseringsrapport van 21 september 2011.
De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en pogingen daartoe. Verdachte heeft een uitgebreid strafblad en is een actieve veelpleger. Nu verdachte zich niet langer klinisch wenst te laten opnemen in de Piet Roorda kliniek te Apeldoorn is oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel als extra 'stok achter de deur' noodzakelijk. Voor de strafeis heeft de officier van justitie aangegeven rekening te hebben gehouden met de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting en het nadere rapport van de reclassering.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een deels voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd, om zodoende een ambulante behandeling van verdachte mogelijk te maken. Verdachte is gemotiveerd voor een behandeling en deze dient zo spoedig mogelijk aan te vangen. Voor een klinische opname is verdachte niet langer gemotiveerd. Oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel is om deels formele redenen niet noodzakelijk.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich in korte tijd schuldig heeft gemaakt aan een reeks (gekwalificeerde) vermogensdelicten en pogingen hiertoe. Deze bewezenverklaarde feiten zijn ergerlijke feiten, die naast (financiële) schade, vaak veel overlast en gevoelens van onveiligheid in de eigen leefomgeving voor de gedupeerden veroorzaken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte reeds veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen voor soortgelijke strafbare feiten. Verdachte is reeds meerdere malen veroordeeld ter zake vermogensdelicten. Deze veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen hebben verdachte er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Door de reclassering zijn meerdere rapportages omtrent verdachte uitgebracht. Uit het reclasseringsadvies opgemaakt door Tactus Verslavingszorg d.d. 21 juli 2011 blijkt onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende:
Verdachte is een harddrugsverslaafde veelpleger. Hij ontkent de huidige verdenking, maar erkent wel een langdurig patroon van recidive in vermogensdelicten. Zijn verslaving zorgt voor delictgedrag en een maatschappelijk marginale positie. Er zijn nauwelijks steunfactoren in de zin van goede huisvesting, financiële zekerheid/stabiliteit, dagbesteding en emotionele stabiliteit. Verdachte ziet in nuchtere toestand in dat zijn verslaving het grootste probleem is en ziet in dat hij langdurige klinische behandeling gericht op verslaving, delictgedrag en resocialisatie nodig heeft. Sinds 8 juli 2011 is verdachte opgenomen binnen de Piet Roorda Kliniek te Apeldoorn. De eerste drie maanden zal er nader onderzoek worden gedaan naar verdachte, zijn omstandigheden en zijn persoonlijkheid, om vervolgens gericht aan het werk te gaan middels een behandelplan. Zijn verblijf op de Piet Roorda kliniek omvat primair een intensieve behandeling gericht op zijn verslaving en delictgedrag.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Op basis van historische gegevens, zijn delictpatroon, het langdurig ontbreken van steunende kaders, zijn harddrugsverslaving en het pas kort lopende klinische traject is de kans op recidive nog als groot aan te merken. Hoe langer verdachte aan het traject deelneemt, des te effectiever deze kans afneemt.
Door Tactus Verslavingszorg wordt geadviseerd om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en opname in een zorginstelling. Geadviseerd wordt om een behandeling binnen de Forensische Verslavingskliniek Piet Roorda te Apeldoorn, voor de duur van maximaal drie jaar aan verdachte op te leggen.
Uit nadere rapportages van de reclassering is gebleken dat verdachte de Piet Roorda kliniek heeft verlaten (hij is daaruit ontvlucht) en dat hij thans niet langer gemotiveerd is voor een klinische opname. Wat betreft de reclassering, blijkens het rapport van 21 september 2011, zou een langdurig klinisch traject nog steeds het beste zijn voor verdachte om de kans op recidive optimaal te minimaliseren. Nu hij daarvoor echter niet langer gemotiveerd is, dient hij, aldus de reclassering, een laatste maal het voordeel van de twijfel te krijgen en wordt voorgesteld verdachte een ambulant traject met verschillende bijzondere voorwaarden aan te bieden, conform zijn eigen verzoek, doch dan wel vergezeld met een voorwaardelijke ISD-maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de rapportages van de reclassering, het noodzakelijk is dat verdachte behandeld wordt voor zijn verslaving en overige problematiek.
Een klinische opname is naar het oordeel van de rechtbank eigenlijk aangewezen. Het is dan ook uiterst onbevredigend dat een klinische behandeling door verdachtes opstelling nu niet meer tot de mogelijkheden behoort. Nu een ambulante behandeling een bijdrage zal kunnen leveren aan de aanpak van verdachtes problematiek en het voorkomen van recidive, zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met als een van de bijzondere voorwaarden verplichte deelname aan een ambulante behandeling. Tevens acht de rechtbank die deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen. De rechtbank legt hierbij een proeftijd op van twee jaren, zijnde de in dit geval -gezien artikel 14b lid 2 Sr- maximaal mogelijke termijn. Oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel acht de rechtbank niet noodzakelijk.
De rechtbank rekent verdachte aan dat hij niet of nauwelijks verantwoordelijkheid neemt voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging verder gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelet, reden waarom het, mede gezien verdachtes aanzienlijke strafblad, tot een hogere strafoplegging komt dan gevorderd door de officier van justitie.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk passend en geboden. De rechtbank zal hierbij tevens de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd in haar laatste rapportage.
In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat de onder verdachte in beslag genomen autoradio afkomstig is van enig strafbaar feit. De autoradio dient dan ook teruggegeven te worden aan de rechtmatige eigenaar.
Van de in beslag genomen fietsen heeft verdachte geen afstand gedaan. Derhalve rust er, ondanks dat de fietsen zijn teruggegeven aan de rechthebbenden, nog een beslag op de fietsen. Er dient dan ook nog een beslissing op dit beslag te volgen, te weten de teruggave van de in beslag genomen fietsen.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de in beslag genomen goederen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de rechtbank de teruggave gelasten van de in beslaggenomen autoradio aan de rechthebbende. Daarnaast zal de rechtbank, voor zover nodig, ook de teruggave gelasten van in beslag genomen fietsen aan de rechthebbenden.
Vordering tot schadevergoeding
Vordering [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slach[slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten aanzien van het onder parketnummer 06/940048-11, onder 1 ten laste gelegde.
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering, nu er geen bedrag aan schadevergoeding is gevorderd.
De rechtbank zal benadeelde partij [slach[slachtoffer 1] niet ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat er op het voegingformulier geen bedrag is ingevuld.
Vordering [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slacht[slachtoffer 3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 303,45 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 06/940048-11, onder 4 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slacht[slachtoffer 3] als gevolg van het onder parketnummer 06/940048-11, onder 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is voor deze schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Nu voor de benadeelde partij de BTW verrekenbaar is, zal de rechtbank dit bedrag op de vordering in mindering brengen. Derhalve zal de rechtbank de vordering tot schadevergoeding toewijzen tot een bedrag van € 255,--. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering.
Vordering [slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 324,85 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 06/940307-10, onder 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 74,85 kan worden toegewezen. Nu de fiets aan benadeelde partij is teruggegeven kan de schadevergoeding, strekkende tot vergoeding van de fiets, niet worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 7] als gevolg van het onder parketnummer 06/940307-10, onder 2 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is voor deze schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank zal de vordering voor een bedrag van € 55,90 toewijzen, nu de benadeelde partij van de politie haar fiets, inclusief fietstassen, heeft teruggekregen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering.
Vordering [slachtoffer 8]
De benadeelde partij [slachtoffer 8] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 107,60 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 06/940307-10, onder 3 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet kan worden toegewezen, omdat verdachte de fiets slechts heeft geheeld en niet heeft gestolen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 8] als gevolg van het onder parketnummer 06/940307-10, onder 3 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat verdachte als dief van de betreffende fiets kan worden aangemerkt. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij dan ook toewijzen.
De benadeelde partij [winkel 5] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.000,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 06/850820-10 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 945,-- kan toegewezen, nu door aangever is aangegeven dat de goederen oud ijzer betrof.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [winkel 5] als gevolg van het onder parketnummer 06/850820-10 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Door de benadeelde is in de aangifte verklaard dat de gestolen goederen verkocht zouden worden als zijnde oud ijzer. Uit de bij de vordering van de benadeelde partij gevoegde weegbon blijkt dat de goederen bij [B.V. 2] een bedrag van € 945,-- hebben opgeleverd. Door de benadeelde is in de aangifte gesteld dat dit de waarde zou zijn die de goederen, als ze verkocht werden voor oud ijzer, zouden hebben opgebracht. Gelet hierop stelt de rechtbank de schade van de benadeelde partij vast op een bedrag van € 945,-- en zal dit bedrag toewijzen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ook telkens de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 06/940048-11, onder 3 primair en subsidiair en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/940048-11, onder 1 primair, 2 primair en 4 primair, het onder parketnummer 06/950845-10, het onder parketnummer 06/940307-10, onder 1, 2 primair en 3 primair en het onder parketnummer 06/850820-10 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
parketnummer 06/940048-11
1 primair en 2 primair, telkens: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
4 primair: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
parketnummer 06/950845-10
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
parketnummer 06/940307-10
1: diefstal;
2 primair en 3 primair, telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
parketnummer 06/850820-10
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, begaan door twee of meer verenigde personen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 (vijf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant dient te laten behandelen binnen Tactus Verslavingszorg;
- zich binnen twee werkdagen volgend op zijn vrijlating dient te melden bij Tactus Verslavingszorg op telefoonnummer 0575 587840 bij mevrouw Aarnink of dier vervangster, telkens zolang en frequent als Tactus Verslavingszorg zulks nodig oordeelt;
- wordt verboden om drugs te gebruiken en dat hij zich dient te onderwerpen aan middelencontroles door Tactus Verslavingszorg;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven autoradio, merk Sony, type Cdx-Gt23 aan rechthebbende [naam];
* gelast de teruggave van de in beslag genomen fiets, merk Vico, type Perfect, met zwarte fietstassen, aan rechthebbende [slachtoffer 7];
* gelast de teruggave van de in beslag genomen fiets, merk Gazelle, type Primeur, aan rechthebbende [slachtof[slachtoffer 8];
* verklaart de benadeelde partij [slach[slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slacht[slachtoffer 3] ([adres] [plaats], bankrekening [nummer]) van een bedrag van € 255,--, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slacht[slachtoffer 3], een bedrag te betalen van € 255,--, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 5 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] ([adres] [plaats], bankrekening [nummer]) van een bedrag van € 55,90, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7], een bedrag te betalen van € 55,90, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtof[slachtoffer 8] ([straat] [adres] [plaats], bankrekening [nummer]) van een bedrag van € 107,60, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtof[slachtoffer 8], een bedrag te betalen van € 107,60, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 2 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [wi[winkel 5] 5] ([straat], bankrekening [nummer]) van een bedrag van € 945,--, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij [wi[winkel 5] 5] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [wi[winkel 5] 5], een bedrag te betalen van € 945,--, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 18 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Van der Mei en Verheul, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2011.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2011014358, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, Team Recherche IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 10 februari 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 47 en 48
3 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 48
4 Proces-verbaal van aanhouding, dossierpagina 18
5 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina's 114 en 115
6 Proces-verbaal van aanhouding, dossierpagina 18
7 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 49
8 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 54
9 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 55
10 Proces-verbaal van verhoor getuige, dossierpagina's 57 en 58
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina 63
12 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 66
13 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 67
14 Proces-verbaal van verhoor getuige, dossierpagina 71
15 Proces-verbaal van verhoor getuige, dossierpagina 73 en 74
16 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 85
17 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 86
18 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 86
19 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 91
20 Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens, dossierpagina 92
21 Afdrukken camerabeelden, dossierpagina's 100 t/m 107
22 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0631 2010163675-13, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 11 januari 2011.
23 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina's 13 en 14
24 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 16
25 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 17
26 Proces-verbaal van verhoor getuige, dossierpagina's 23 en 24
27 Proces-verbaal van sporenonderzoek, dossierpagina 18
28 Proces-verbaal van sporenonderzoek, dossierpagina 19
29 DNA-profielcluster 4213, dossierpagina 21 en 22
30 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0630/2010-132.905, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 7 september 2010.
31 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina's 44 en 45
32 Proces-verbaal van verhoor getuige, dossierpagina's 63 en 64
33 Proces-verbaal van verhoor getuige, dossierpagina's 64
34 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 71
35 Proces-verbaal, dossierpagina 75
36 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 51
37 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 60
38 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 62
39 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 53
40 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 46
41 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 77 en 78
42 Proces-verbaal van verhoor getuige, dossierpagina 82
43 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 89
44 Proces-verbaal, dossierpagina 93
45 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 62
46 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 83
47 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina's 27 en 28
48 Proces-verbaal, dossierpagina 33
49 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 28
50 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina's 37 en 38
51 Proces-verbaal van verhoor, dossierpagina 67
52 Proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina 39
53 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2010040495, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 6 augustus 2010.
54 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina's 4 en 5
55 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina 5
56 Proces-verbaal van verhoor getuige, dossierpagina 15
57 Proces-verbaal van verhoor getuige, dossierpagina 16
58 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 17
59 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 18