ECLI:NL:RBZUT:2011:BT7357

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940189-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ouweneel
  • Kleinrensink
  • A. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op garagebedrijf met bedreiging en wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 12 oktober 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een garagebedrijf in Eibergen op 15 april 2011. De verdachte, die samen met een mededader handelde, heeft onder bedreiging van een vuurwapen een geldbedrag van ongeveer 1000 tot 1200 euro en een jas met waardevolle inhoud gestolen. De overval werd gekenmerkt door geweld en bedreiging, waarbij de verdachte de eigenaar van het garagebedrijf met een pistool bedreigde en eiste dat de kluis werd geopend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook betrokken was bij andere bedreigingen, waaronder een bedreiging met een mes tegen zijn broer en een bedreiging met een vuurwapen tegen een andere persoon. De verdachte is op 18 april 2011 aangehouden en heeft tijdens het proces meerdere bekentenissen afgelegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en heeft hem verplicht tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder het garagebedrijf en de slachtoffers van de bedreigingen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en verklaarde hen voor het overige niet-ontvankelijk in hun vorderingen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940189-11
Uitspraak d.d.: 12 oktober 2011
Tegenspraak / dip
Na aanhouding: verschenen / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1987],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Arnhem.
Raadsman: J.A. Schadd, advocaat te Arnhem
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
28 september 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 april 2011 te Eibergen, gemeente Berkelland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, in/uit het kantoor van
[garagebedrijf] aan de [adres] aldaar, heeft weggenomen een
geldbedrag (ongeveer 1000 à 1200 euro) en/of een jas met inhoud (sleutels,
bankpasje, kentekenbewijzen en/of een mobiele telefoon), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer A] voornoemd, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
opzettelijk dreigend een pistool, althans een vuurwapen, werd gericht
(gehouden) op die [slachtoffer A] en deze werd toegevoegd de woorden: "Ik wil
geld" en/of "De kluis moet los" en/of "Wil je dood?";
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 april 2011, althans in of omstreeks de periode van 8
april 2011 tot en met 18 april 2011, te Arnhem en/of te Eibergen, gemeente
Berkelland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie (WWM),
een wapen van categorie III, als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de WWM, te
weten een vuurwapen in de vorm van een pistool (een gaspistool, merk Walther,
type P99, kaliber 9mm P.A.K.),
en/of munitie van categorie III, als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de WWM, te
weten een aantal bij dat gaspistool behorende patronen (CS gaspatronen, merk
WADIE, kaliber 9mm en/of peperpatronen, merk WADIE, kaliber 9mm en/of
knalpatronen, merk Umarex, kaliber 9mm),
voorhanden heeft gehad,
welk feit verdachte heeft begaan met betrekking tot een vuurwapen van
categorie III;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 08 april 2011 te Arnhem,
[slachtoffer B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
dreigend een vuurwapen (pistool), althans een daarop gelijkend voorwerp, (van
korte afstand) gericht (gehouden) op (het bovenlichaam van) die [slachtoffer B],
althans opzettelijk dreigend een zogenaamd "schietgebaar" heeft gemaakt in de
richting van die [slachtoffer B] voornoemd;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 04 februari 2011 te [plaats],
in de woning [adres] aldaar,
[slachtoffer C] (verdachtes broer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte toen aldaar
opzettelijk dreigend met (in zijn handen) een mes op die [slachtoffer C]
afgelopen en/of heeft deze (daarbij) opzettelijk dreigend toegevoegd de
woorden: "Nu ga ik je echt dood maken" en/of "Ik ga je neersteken", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 15 april 2011 omstreeks 19.15 uur ontvingen politieteams Oost-Gelre en Berkelland van de regionale meldkamer de melding dat er een gewapende overval had plaatsgevonden op een garagehouder te [plaats]. Bij deze overval was sprake van twee gemaskerde en/of gewapende personen, die onder bedreiging van een vuistvuurwapen geld en goederen hadden buit gemaakt. De daders waren reeds gevlucht met een groenkleurige stationwagen, waarvan de aangever het kenteken had genoteerd. Er is vervolgens een onderzoek ingesteld. Dit leverde aanwijzingen op in de richting van verdachte. De verdachte is op 18 april 2011 aangehouden en in verzekering gesteld.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen uitvoerig toegelicht en opgesomd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen die verdachte, bij de politie, over het onder 1 ten laste gelegde feit heeft afgelegd, niet als een bekentenis aangemerkt kunnen worden. Verdachte verkeerde toentertijd onder invloed van middelen en hij wilde daarom zijn verklaringen niet ondertekenen. Hetgeen als verklaringen van verdachte over dit feit is opgenomen betreft gissingen van verdachte over wat er mogelijk gebeurd zou kunnen zijn, zonder dat verdachte zich dat op dat moment kon herinneren. Uit de verklaringen valt op te maken dat verdachte daar waar mogelijk zijn medewerking heeft verleend, omdat hij uit de opgelegde beperkingen wilde. Gelet op de overige bewijsmiddelen die in het dossier voorhanden zijn heeft de raadsman zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ook ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het ten laste gelegde tot enig bewezenverklaring kan leiden, maar dat valt te betwijfelen of bewezen kan worden dat verdachte met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gedreigd.
Het onder 4 ten laste gelegde feit kan bewezen worden verklaard nu verdachte daarover een bekennende verklaring heeft afgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
[slachtoffer A] heeft aangifte2 gedaan van een op 15 april 2011 gepleegde gewapende overval. Uit die aangifte komt, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren. [slachtoffer A] is eigenaar van de [garage], gevestigd aan de [adres te plaats], binnen de gemeente Berkelland. Hij zat die avond in zijn kantoor. Er kwam een groene Renault Laguna het terrein oprijden. Vervolgens kwamen er twee manspersonen zijn kantoor binnen. Ze droegen donkere kleding, handschoenen en een bivakmuts met daaroverheen een gezichtsmasker. De persoon die in het kantoor stond riep: "Ik wil geld". De man richtte een pistool op hem en riep dat de kluis open moest. De man laadde het pistool ook door en zei: "Wil je dood". [slachtoffer A] heeft toen de kluis geopend, waarna de man er een portefeuille met inhoud uit heeft gepakt, waar ongeveer tussen de duizend en twaalfhonderd euro aan briefgeld in zat. Verder nam de man het kleingeld mee. De mannen hebben ook zijn jas meegenomen. Hierin zat onder andere een huissleutel, kentekenpapieren en een mobiele telefoon. Hij heeft het kenteken van de auto opgeschreven: [kenteken].
De verdachte heeft bij de politie diverse verklaringen3 afgelegd. Hij heeft aldaar, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij de overval op de garagehouder in [plaats] heeft gepleegd, maar dat hij deze niet alleen heeft gepleegd. Met wie hij de overval heeft gepleegd, wil hij niet zeggen. Hij had gehoord dat er veel geld zou liggen, ook veel zwart geld. De buit was volgens hem iets minder dan € 1000,--. Verder is er een jas meegenomen. Van het geld dat hij uiteindelijk heeft overgehouden, heeft hij met zijn BlackBerry een foto gemaakt. Dat geld lag toen op het bed in het hotel in Nijmegen.
De verdachte heeft ter terechtzitting herhaaldelijk verklaard dat hij geen vragen met betrekking tot dit feit wil beantwoorden, omdat hij "geen andere mensen wil naaien". Ook heeft hij verklaard dat hij tegenover de politie dingen heeft verklaard die niet juist waren, maar dat hij dat zo heeft verklaard omdat hij van de hem opgelegde beperkingen af wilde. Hij heeft de bij de politie afgelegde verklaringen niet ondertekend omdat hij op dat moment onder invloed van diverse middelen verkeerde.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte tijdens zijn vierde verklaring, die ruim één maand na de gepleegde overval en aanhouding van verdachte is afgelegd, desgevraagd heeft meegedeeld4 (pag. 125 van het doorgenummerde proces-verbaal) dat hij bleef bij zijn eerder afgelegde bekennende verklaringen. Ook tijdens dit verhoor heeft hij nogmaals bekend dat hij één van de daders van de overval is geweest, en dat hij degene is geweest die tijdens de overval het pistool in handen heeft gehad.
Hoewel de verdachte heeft gesteld dat hij zijn verklaringen niet wilde ondertekenen omdat hij onder invloed verkeerde van middelen, heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte ook het proces-verbaal van het vierde verhoor na voorlezing heeft geweigerd te ondertekenen. Hij heeft aan de verbalisanten aangegeven geen verklaring te hebben voor zijn weigering om te ondertekenen. Er is niet gebleken dat verdachte op dat moment, hij bevond zich op dat moment reeds één maand in voorlopige hechtenis, nog onder invloed van middelen verkeerde. Wat daar verder ook van zei, de wet stelt niet als eis dat een verdachte een verklaring die hij ten overstaan van de politie heeft afgelegd, ondertekent.
De rechtbank zal dan ook die tegenover de politie afgelegde bekennende verklaringen van verdachte als bewijsmiddel in aanmerking nemen, temeer daar deze op onderdelen overeenkomen met de verklaring van de aangever. De rechtbank heeft derhalve geen twijfel aan de juistheid en de authenticiteit van die door verdachte afgelegde bekennende verklaringen.
Verdachtes betrokkenheid bij dit feit vindt voorts voldoende steun in de overige bewijsmiddelen uit het dossier, te weten:
- het aantreffen van de jas van aangever5, het pistool van verdachte en de diverse munitie in de bij verdachte in gebruik zijnde auto6, welke jas door aangever voor 100% is herkend als zijnde zijn bij de overval weggenomen jas;
- de uitkomsten van het technisch onderzoek, namelijk de dna-sporen van verdachte op de bivakmuts7 die eveneens in die auto is aangetroffen en het vergelijk van schoensporen8;
- de telefoongegevens van de mobiele telefoon van verdachte, waaruit blijkt dat deze omstreeks het tijdstip van de overval een mast in de buurt van de garage heeft aangestraald en dat deze nadien een mast in de buurt van het hotel in Nijmegen heeft aangestraald9;
- foto's die zijn aangetroffen op de BlackBerry van verdachte, waarop geld zichtbaar is10.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Nu door en namens verdachte ten aanzien van dit feit niet expliciet vrijspraak is bepleit en de rechtbank verdachte als een bekennende verdachte aanmerkt, is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De verdachte heeft bij de politie11 en ter terechtzitting van 28 september 2011 bekend dat hij op 18 april 2011 te Arnhem een gaspistool, merk Walther, en 3 soorten bijbehorende patronen voorhanden heeft gehad. De patronen betroffen gaspatronen, peperpatronen en knalpatronen.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op de processen-verbaal van bevindingen12.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
[slachtoffer B] heeft aangifte13 gedaan van bedreiging. Hij reed op 8 april 2011 met zijn personenauto te Arnhem. Hij zag dat de bestuurder van de auto voor hem achterom keek en niet bezig was met de situatie voor hem op de weg. Hij drukte op de claxon om een aanrijding te voorkomen. De bestuurder maakte gebaren naar hem van: "Wat moet je nou". Hijzelf stak mijn duim omhoog om hem duidelijk te maken dat het al goed was. Ineens zag hij dat de bestuurder van de andere auto een pistool vast hield in zijn rechterhand en deze een paar seconden op hem richtte. Het was zwart van kleur. Met zijn hoofd maakte hij wederom het gebaar van: "Wat moet je nou". Hij heeft toen zijn handen in de lucht gestoken. De jongen zat alleen in de auto.
De verdachte heeft bij de politie14 en ter terechtzitting van 28 september 2011 verklaard dat hij op 8 april 2011 te Arnhem onenigheid heeft gehad met de bestuurder van een andere auto. Die bestuurder claxonneerde en onderweg terwijl zij naast elkaar reden, gaven zij elkaar steeds gebaren. Hij heeft inderdaad met zijn hand gebaren gemaakt als: "Wat moet je nou?" Op een bepaald moment heeft hij schietgebaren gemaakt met mijn rechterhand: hij wees hem aan met de wijsvinger van zijn rechterhand en deed alsof hij drie keer schoot.
De verdachte heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk verklaard dat hij geen wapen aan aangever heeft getoond, maar dat juist is dat hij op 28 september 2011 onenigheid heeft gehad met een medeweggebruiker.
De rechtbank heeft echter geen reden te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever. De verklaring van aangever wordt op alle onderdelen, met uitzondering van het tonen van een wapen, ondersteund door de verklaring van verdachte. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard op 8 april 2011 ten tijde van het incident een pistool bij zich in de auto te hebben gehad. Deze lag, aldus verdachte, toen in de kofferbak, maar daar hecht de rechtbank geen geloof aan.
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De verdachte heeft bij de politie15 en ter terechtzitting van 28 september 2011 bekend dat hij op 4 februari 2011 te [plaats] zijn broer [slachtoffer C] heeft bedreigd. Hij had een mes in zijn hand en is daarmee op [slachtoffer C] afgelopen. [slachtoffer C] werd bang omdat hij hem al eerder met een mes had bedreigd. Hij heeft een paar keer met zijn vuisten op de inmiddels gesloten kamerdeur geslagen en een keer met het mes in de deur gestoken. Hij heeft inderdaad geroepen dat hij [slachtoffer C] neer zou steken en hem dood zou maken. Dat was gewoon om hem bang te maken. Hij begrijpt dat [slachtoffer C] de situatie bedreigend vond.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op aangifte16 door [slachtoffer C].
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 en 4 tenlastegelegde voorts
Gelet op de omstandigheid dat verdachte de aan hem onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten gaaf en onomwonden heeft bekend, is ten aanzien van deze feiten volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 15 april 2011 te Eibergen, gemeente Berkelland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, in/uit het kantoor van [garagebedrijf] aan de [adres] aldaar, heeft weggenomen een
geldbedrag (ongeveer 1000 à 1200 euro) en een jas met inhoud (sleutels, bankpasje, kentekenbewijzen en een mobiele telefoon), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer A] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat opzettelijk dreigend een pistool werd gericht gehouden op die [slachtoffer A] en deze werd toegevoegd de woorden: "Ik wil geld" en "De kluis moet los" en "Wil je dood?";
2.
hij op 18 april 2011 te Arnhem, in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie (WWM), een wapen van categorie III, als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de WWM, te
weten een vuurwapen in de vorm van een pistool (een gaspistool, merk Walther, type P99, kaliber 9mm P.A.K.), en munitie van categorie III, als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de WWM, te weten een aantal bij dat gaspistool behorende patronen (CS gaspatronen, merk
WADIE, kaliber 9mm en peperpatronen, merk WADIE, kaliber 9mm en knalpatronen, merk Umarex, kaliber 9mm), voorhanden heeft gehad, welk feit verdachte heeft begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
3.
hij op 8 april 2011 te Arnhem [slachtoffer B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk dreigend een vuurwapen (pistool), van korte afstand gericht gehouden op het bovenlichaam van die [slachtoffer B] voornoemd;
4.
hij op 4 februari 2011 te [plaats], in de woning [adres] aldaar, [slachtoffer C] (verdachtes broer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte toen aldaar opzettelijk dreigend met in zijn handen een mes op die [slachtoffer C] afgelopen en heeft deze daarbij opzettelijk dreigend toegevoegd de woorden: "Nu ga ik je echt dood maken" en "Ik ga je neersteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (het wapen)
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd (de munitie);
3. en 4.:
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar.
Ter toelichting heeft hij aangevoerd dat het ernstige feiten betreft. Met name het onder 1 ten laste gelegde feit zal een gigantische impact hebben gehad op het slachtoffer. Het slachtoffer is door twee gemaskerde mannen onder bedreiging van een vuurwapen, dat ten tijde van de overval is doorgeladen om de dreiging kracht bij te zetten, gedwongen tot afgifte van geld en goederen.
De richtlijnen en vergelijking met soortgelijke zaken zouden zelfs een wat hogere strafeis rechtvaardigen.
De raadsman heeft, verwijzend naar andere uitspraken, aangevoerd dat de eis bovenmatig is. In soortgelijke en soms nog zwaardere zaken worden lagere straffen opgelegd als de officier van justitie thans eist. Ook is hij van oordeel dat er onvoldoende rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van vermogenscriminaliteit.
Hij heeft zich uit geldgebrek schuldig gemaakt aan een overval. Verdachte en zijn mededader hebben volgens een tevoren beraamd en voorbereid plan, met gebruikmaking van een vuurwapen en vermomd met bivakmutsen en maskers een garagebedrijf overvallen, waarvan zij gehoord hadden dat daar veel (zwart) geld zou zijn. De eigenaar van het garagebedrijf is onder dreiging van het vuurwapen, dat tijdens de overval werd doorgeladen om aangever banger te maken, gedwongen medewerking te verlenen. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een tweetal bedreigingen, waarvan één met behulp van een mes en één met behulp van een pistool. Delicten als de onderhavige dragen ook in hoge mate bij tot de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Gelet op voormelde omstandigheden, de richtlijnen en met name op uitspraken in (enigszins) vergelijkbare zaken acht de rechtbank alles afwegend een wat lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden, zij het dat de rechtbank door de ernst van met name het onder 1 bewezenverklaarde feit wel weer hoger uitkomt dan door de verdediging bepleit.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.634,07 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van de schadedatum. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [garagebedrijf] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.251,50 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van de schadedatum. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vorderingen voldoende zijn onderbouwd en toewijsbaar zijn voor de gevorderde bedragen.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer A] aangevoerd dat de posten "mobiele telefoon" en "werkjas" door de verzekering zijn vergoed, maar desondanks worden opgevoerd als geleden schade. In dit deel van de vordering dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden. De raadsman heeft aangevoerd dat hij met betrekking tot het overigens gevorderde geen opmerkingen heeft. Ten aanzien van de vordering van [garagebedrijf] heeft de raadsman aangevoerd dat de kosten voor een bedankadvertentie niet in directe relatie staan tot het feit en in zoverre de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Ten aanzien van de bedrijfsschade is een fors aantal uren gevorderd, die ook door [slachtoffer A] privé - en dus dubbel - worden gevorderd. Ook in dit deel van de vordering dient [slachtoffer A] niet-ontvankelijk verklaard te worden.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer A] voor wat betreft de posten "mobiele telefoon" en "werkjas" niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren. [slachtoffer A] heeft ter zake schade vergoed gekregen via de verzekering op basis van dagwaarde, waarbij kennelijk rekening is gehouden met afschrijving/waardevermindering van die goederen. In hetgeen door de benadeelde partij ter zake is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om de ter zake geleden schade op een hoger bedrag te stellen.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen de overigens gevorderde schade heeft geleden en dat deel van de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van de pleegdatum van het feit, namelijk 15 april 2011.
De rechtbank zal de benadeelde partij [garagebedrijf] voor wat betreft de post "advertentiekosten" niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren. De vertegenwoordiger van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting meegedeeld dat dit een vorm van dankzeggen is geweest aan de mensen die na het gebeurde in welke vorm dan ook hulp hebben geboden. De rechtbank is van oordeel dat dit geen rechtstreeks geleden schade betreft als bedoeld in artikel 361 tweede lid onder b van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank zal de post "bedrijfsschade/incourante uren" naar redelijkheid en billijkheid begroten op € 460,-- (10 uur a € 46,--), nu niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist is dat dergelijke schade is geleden. Van dubbeltelling is de rechtbank niet gebleken. Voor wat betreft de overige opgevoerde uren zal de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen de overigens gevorderde schade heeft geleden en dat deel van de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal ook dit deel van de vordering worden toegewezen.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van de pleegdatum van het feit, namelijk 15 april 2011.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 24c, 36f, 57, 91, 285, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (het wapen)
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd (de munitie);
3. en 4.:
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres, plaats], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 2.527,57, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2011, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer A] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 2.527,57 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2011, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [garagebedrijf], [adres], [plaats], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 736,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2011, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* verklaart de benadeelde partij [garagebedrijf] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [garagebedrijf], een bedrag te betalen van € 736,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2011, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 (veertien) dagen hechtenis;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Kleinrensink en Van der Hooft, rechters,
in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
12 oktober 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2011050604, gesloten en ondertekend op 1 juli 2011
2 Proces-verbaal van aangifte (met goederenbijlage) door [slachtoffer A], pag. 231-238
3 Proces-verbaal van verdachte, pag. 112-124
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 125
5 Proces-verbaal van bevindingen, pag. 671-672
6 Proces-verbaal van sporenonderzoek, pag. 779-796
7 Rapport van DNA-onderzoek van het NFI, pag. 811-818
8 Proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek, pag. 754-759
9 Proces-verbaal van bevindingen, pag. 1078-1080
10 Proces-verbaal onderzoek GSM BlackBerry 8900, pag. 911-1033, met name pag. 911, 1032 en 1033
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 18-19
12 Processen-verbaal van bevindingen, pag. 764-770 en 772-778
13 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], pag.. 1220-1222
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 1236-1238
15 Processen-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 1256-1257
16 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], pag. 1239-1241