ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8490
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Tj. Gerbranda
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen WOZ-beschikking
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 september 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door A. Oosters van WOZ-Consultants, en de heffingsambtenaar van de gemeente Epe. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van haar onroerende zaak, vastgesteld op € 340.000 voor het belastingjaar 2010, met als waardepeildatum 1 januari 2009. De heffingsambtenaar had op 20 maart 2011 een nieuwe beschikking afgegeven, waarbij de waarde was verlaagd. Eiseres had echter op 20 december 2010 al een verzoek ingediend om een nieuwe belanghebbendenbeschikking en tegelijkertijd bezwaar gemaakt tegen de eerdere beschikking, die op naam van een andere belanghebbende was afgegeven.
De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk was, omdat het bezwaarschrift voor de aanvang van de termijn was ingediend. De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 6:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een niet-ontvankelijk verklaring achterwege moet blijven indien de indiener redelijkerwijs kon menen dat het besluit reeds tot stand was gekomen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet kon menen dat de WOZ-beschikking al bestond, omdat deze pas na haar verzoek was afgegeven.
De rechtbank verwees ook naar de wetsgeschiedenis van de Wet WOZ, waarin is aangegeven dat nieuwe belanghebbenden de mogelijkheid moeten hebben om bezwaar te maken tegen de vastgestelde waarde. De rechtbank oordeelde dat de eerdere vaststelling van de waarde niet betekende dat de nieuwe beschikking als reeds genomen moest worden beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.