RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940241-11
Uitspraak d.d. 18 oktober 2011
Tegenspraak / dip /oip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1962,
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in PI Overijssel, huis van bewaring De Karelskamp te Almelo, Bornsestraat 333.
Raadsman: mr. R.A. Scherpenhuysen advocaat te Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2011.
Nadat ter terechtzitting van 4 oktober 2011 een vordering nadere omschrijving tenlastelegging is gedaan, is aan verdachte tenlastegelegd, dat:
1.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot 11 maart 2011, te Nunspeet, in ieder geval in Nederland, [slachtoffer 1] (geboortedatum [datum] 1992), zijnde de zoon van verdachte, door een of meer feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van zijn, [slachtoffer 1 ], lichaam, te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in [slachtoffer 1 ] anus en/of
- het aftrekken van die [slachtoffer 1] en/of
- het zichzelf door die [slachtoffer 1] laten aftrekken,
die één of meer feitelijkheden er in bestaande dat verdachte
- voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbalse protesten van [slachtoffer 1] en/of
- als vader van die [slachtoffer 1] een psychisch overwicht op [slachtoffer 1] had en/of
- wist dat die [slachtoffer 1] lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van zijn geestvermogens (te weten zwakbegaafdheid en/of een laag IQ en/of
autisme) dat hij niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar
te maken of daartegen weerstand te bieden;
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot 11 maart 2011, te Nunspeet, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer 1], geboortedatum [datum] 1992, zijnde de zoon van verdachte, een of meer handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in [slachtoffer 1 ] anus en/of
- het aftrekken van die [slachtoffer 1] en/of
- het zichzelf door die [slachtoffer 1] laten aftrekken,
terwijl verdachte wist dat die [slachtoffer 1] lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens (te weten zwakbegaafdheid en/of een laag IQ en/of autisme) dat hij niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden;
art 243 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot
11 maart 2011, te Nunspeet, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer 1] (geboortedatum [datum] 1992), zijnde de zoon van verdachte, buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis tegen [slachtoffer 1 ] anus en/of
- het aftrekken van die [slachtoffer 1] en/of
- het zichzelf door die [slachtoffer 1] laten aftrekken,
terwijl verdachte wist dat die [slachtoffer 1] lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens (te weten zwakbegaafdheid en/of een laag IQ en/of autisme) dat hij niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 247 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1997 tot 13 juli 1999 te Hardenberg, in ieder geval in Nederland, door één of meer feitelijkheden, [slachtoffer 2] (geboortedatum [datum] 1991), zijnde verdachtes dochter, heeft gedwongen tot het plegen van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
het door die [slachtoffer 2] laten betasten van zijn penis,
en bestaande dat geweld of die één of meer feitelijkheden er in dat verdachte die [slachtoffer 2] gebood zijn penis aan te raken en/of de hand van [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en naar zijn penis heeft gebracht en/of is voorbijgaan aan de (verbale) protesten van die [slachtoffer 2] en terwijl hij als [slachtoffer 2]'s vader en/of gelet op haar (jonge) leeftijd een psychisch en fysiek overwicht op die [slachtoffer 2] had;
art 246 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1997 tot 13 juli 1999 te Hardenberg, in ieder geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd metzijn minderjarige dochter [slachtoffer 2] (geboortedatum [datum] 1991), door die [slachtoffer 2] zijn, verdachtes, penis te laten laten betasten;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 22 mei 2008 tot en met 22 mei 2010, te Hardenberg, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer 3] (geboortedatum [datum] 1999), zijnde de zoon van verdachte, buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de penis van die [slachtoffer 3]; terwijl die [slachtoffer 3] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
art 247 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 21 maart 2011 vond op het politiebureau te Harderwijk een informatief gesprek plaats met mevrouw [moeder van slachtoffers]. In dat gesprek heeft zij aangegeven dat zij op 11 maart 2011 van haar 18-jarige verstandelijk beperkte zoon [slachtoffer 1] had vernomen dat er seksuele handelingen tussen hem en verdachte zouden hebben plaatsgevonden. Haar zoon [slachtoffer 3] en dochter [slachtoffer 2] hadden haar al eerder verteld over seksuele handelingen tussen hen en verdachte.
Op 30 maart 2011 heeft [moeder van slachtoffers] namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] aangifte gedaan tegen verdachte. [slachtoffer 2] heeft op 4 mei 2011 een getuigenverklaring afgelegd.
Vervolgens is verdachte op 7 juni 2011 aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Verdachte heeft erkend dat hij ter gelegenheid van het wegbrengen van [slachtoffer 1] na diverse weekendbezoeken op de terugweg samen met hem op zijn, verdachtes, initiatief heeft afgetrokken en dat [slachtoffer 1] hem, verdachte heeft afgetrokken. Verdachte heeft erkend zich daaraan zes of zeven keer schuldig te hebben gemaakt. Verdachte heeft uitdrukkelijk ontkend dat er sprake is geweest van het binnendringen in het lichaam van [slachtoffer 1]. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat een onjuiste periode in de tenlastelegging is opgenomen. Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde vrijspraak bepleit nu verdachte het tenlastegelegde feit in het geheel heeft ontkend.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte2;
- de verklaring van getuige [slachtoffer 1]3 en het rapport omtrent [slachtoffer 1] van 's Heeren Loo4;
- de bekennende verklaring van verdachte5, welke hij ter terechtzitting van 4 oktober 2011 heeft bevestigd, voor zover het betreft het aftrekken van en door [slachtoffer 1].
De rechtbank acht tevens bewezen dat verdachte zijn penis in de anus van [slachtoffer 1] heeft gebracht. De rechtbank baseert dat op de verklaring van [slachtoffer 1], de verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting.
[slachtoffer 1] heeft hierover verklaard dat verdachte met zijn piemel in zijn spleet zat.6 Verdachte deed zijn piemel in de kont van [slachtoffer 1].7 De piemel ging er een klein stukje in, ongeveer drie á vier centimeter.8 [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte zijn piemel in zijn poepgat stopte.9 [slachtoffer 1] vond dit geen fijn gevoel.10
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op een gegeven moment achter [slachtoffer 1] ging staan. Verdachte drukte dan zijn piemel tegen het achterwerk van [slachtoffer 1].11 Verdachte heeft verder verklaard met de piemel tussen de billen van [slachtoffer 1] te zijn geweest. De bedoeling van verdachte was dat hij met zijn piemel in de bilspleet van [slachtoffer 1] zou gaan en dan gewoon heen en weer zou gaan en dat hij dan het gevoel zou krijgen zoals bij een vrouw.12
Ter terechtzitting heeft verdachte echter ontkend dat hij in de bilspleet van [slachtoffer 1] is geweest. Verdachte heeft ter terechtzitting wel verklaard dat hij achter [slachtoffer 1] heeft gestaan en zijn penis tegen diens billen heeft gedrukt.
De rechtbank overweegt ten aanzien van die verklaringen van [slachtoffer 1] en verdachte dat die, met uitzondering van het seksueel binnendringen, overeenkomen. De rechtbank heeft geen redenen om aan te nemen dat de verklaring van [slachtoffer 1] op het punt van het seksueel binnendringen niet juist zou zijn, zeker nu [slachtoffer 1] duidelijk en consistent in zijn verklaring is, en wat tussen hem en zijn vader is voorgevallen ook niet lijkt aan te dikken, zoals blijkt uit het feit dat hij verklaart dat er niks gebeurde als hij liet weten niet nog even te willen stoppen in het bos. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt ook in zoverre door verdachtes eigen verklaringen ondersteund dat hij heeft verklaard achter hem te hebben gestaan en met zijn penis tegen zijn anus te hebben gedrukt. Gelet hierop acht de rechtbank het seksueel binnendringen bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte13;
- de verklaring van getuige [slachtoffer 2]14;
- de bekennende verklaring van verdachte15, welke hij ter terechtzitting van 4 oktober 2011 heeft bevestigd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard gelet op de verklaring van [slachtoffer 3].
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 tenlastegelegde nu verdachte dit feit heeft ontkend. Het enige bewijs tegen verdachte is de verklaring van [slachtoffer 3] en er is geen aanvullend bewijs. Het is niet ondenkbaar dat [slachtoffer 3] de verhalen van zijn broer en zus heeft gehoord en zijn eigen wereld heeft geschapen en daarin ook is gaan geloven.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 30 maart 2011 heeft [moeder van slachtoffers], de moeder van [slachtoffer 3], namens hem aangifte van seksueel misbruik gedaan. Het seksueel misbruik zou in 2010 hebben plaatsgevonden omdat dit de aanleiding was dat zij en verdachte naar Eleos16 gingen. In de douche droogde zij [slachtoffer 3] af. Hij zei dat zij het niet zo hard moest doen en dat verdachte dat altijd veel zachter deed. Hij deed voor hoe verdachte dat deed en zij zag dat hij zijn eigen hand tegen zijn piemeltje aan hield en heen en weer schudde met zijn piemeltje. [slachtoffer 3] zei dat verdachte hem dan heel dicht tegen zich aan drukte. [moeder van slachtoffers] begreep dat verdachte met zijn handen aan het piemeltje van [slachtoffer 3] zat en dat bij hem deed.17
Getuige [slachtoffer 3] heeft op 19 april 2011 verklaard dat verdachte steeds met zijn hand bij zijn plassertje ging en dat dat thuis is gebeurd en meer dan vijf keer.18 Het is in 2009 gebeurd.19 De eerste keer was hij zeven of acht jaar.20 Verdachte friemelde aan het plassertje van [slachtoffer 3] en dat vond hij niet zo fijn.21 Verdachte droogde [slachtoffer 3] op een andere manier af dan zijn moeder. Verdachte zat aan het plassertje van [slachtoffer 3]. Over de wijze van afdrogen van [slachtoffer 3] door verdachte mocht [slachtoffer 3] niets tegen zijn moeder zeggen anders zou verdachte boos worden.22 Verdachte heeft aan de plasser gefriemeld en dat gebeurde in de slaapkamer van [slachtoffer 3], op de badkamer en in het bed van verdachte.23
Verdachte heeft op 8 juni 2011 bij de politie verklaard dat hij misschien, wat niet de bedoeling was, bij de piemel van [slachtoffer 3] was gekomen. Het was niet bewust geweest. Misschien door het stoeien was hij daar tegen aan gekomen. Tijdens het afdrogen van [slachtoffer 3] had hij misschien langer dan een paar seconden aan diens piemeltje gezeten. Hij wilde dat het goed droog werd. Hij heeft het niet met zijn blote handen vastgehouden maar met een handdoek er tussen.24 Ter terechtzitting heeft verdachte deze verklaring bevestigd en herhaald. Hij heeft de tenlastegelegde seksuele handeling bij [slachtoffer 3] ontkend. Hij heeft in zijn visie [slachtoffer 3] geholpen bij het douchen en hij heeft hem voorgedaan hoe hij zich moest afdrogen. Hij heeft het geslachtsdeel van [slachtoffer 3] steviger vastgepakt om te laten zien hoe hij zich moest afdrogen. [slachtoffer 3] heeft hem verteld dat hij de wijze van afdrogen door verdachte niet fijn vond. Verdachte heeft verder verklaard niet meer te weten waarom hij tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij dit niet tegen zijn moeder mocht vertellen.
Gelet op de verklaring van [slachtoffer 3] en zijn moeder, [moeder van slachtoffers], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft gepleegd. [slachtoffer 3] heeft in zijn verklaring duidelijk en consistent over de seksuele handeling door verdachte verklaard. De rechtbank heeft geen redenen om aan te nemen dat [slachtoffer 3] onder invloed van anderen een verklaring tegen verdachte heeft afgelegd. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte geen (afdoende) verklaring heeft gegeven waarom [slachtoffer 3] niet tegen zijn moeder mocht vertellen over de wijze van afdrogen door verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair.
hij op tijdstippen) in de periode van 1 januari 2010 tot 11 maart 2011, te Nunspeet, in ieder geval in Nederland, [slachtoffer 1] (geboortedatum [datum] 1992), zijnde de zoon van verdachte, door feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van zijn, [slachtoffer 1 ], lichaam, te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in [slachtoffer 1 ] anus en
- het aftrekken van die [slachtoffer 1] en
- het zichzelf door die [slachtoffer 1] laten aftrekken,
die feitelijkheden er in bestaande dat verdachte
- voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale protesten van [slachtoffer 1] en
- als vader van die [slachtoffer 1] een psychisch overwicht op [slachtoffer 1] had en
- wist dat die [slachtoffer 1] lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van zijn geestvermogens (te weten zwakbegaafdheid en/of een laag IQ en autisme)
dat hij niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken
of daartegen weerstand te bieden;
2.
hij tijdstippen in de periode van 1 januari 1997 tot 13 juli 1999 te Hardenberg door feitelijkheden, [slachtoffer 2] (geboortedatum [datum] 1991), zijnde verdachtes dochter, heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten het door die [slachtoffer 2] laten betasten van zijn penis, en bestaande die feitelijkheden er in dat verdachte die [slachtoffer 2] gebood zijn penis aan te raken en de hand van [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en naar zijn penis heeft gebracht en is voorbijgaan aan de (verbale) protesten van die [slachtoffer 2] en terwijl hij als [slachtoffer 2]'s vader en gelet op haar (jonge) leeftijd een psychisch en fysiek overwicht op die [slachtoffer 2] had;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 22 mei 2008 tot en met 22 mei 2010, te Hardenberg, met [slachtoffer 3] (geboortedatum [datum] 1999), zijnde de zoon van verdachte, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de penis van die [slachtoffer 3]; terwijl die [slachtoffer 3] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 primair: Verkrachting, terwijl het feit wordt begaan tegen zijn kind, meermalen
gepleegd;
Feit 2 primair: Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl het feit wordt begaan
tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
Feit 3: Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, terwijl het feit wordt begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is onder meer een psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn opgenomen in een Pro Justitia rapport van drs. L.P. Heinsman, psychiater, van 27 september 2011. In dit rapport wordt - onder meer - het volgende geconstateerd:
Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO (met borderline, afhankelijke en ontwijkende trekken) en zwakbegaafdheid. Zowel voorafgaand als ten tijde van het tenlastegelegde komt de rol van de persoonlijkheidsstoornis en de zwakbegaafdheid naar voren. Betrokkene lijkt vooral door de combinatie van zijn persoonlijkheidsstoornis (vermijden, belangrijke intermenselijke contacten, aanpassen, een negatief zelfbeeld, beperkte copingvaardigheden, problemen met de hantering van intimiteit) en zijn zwakbegaafdheid (beperkte impulscontrole, waarschijnlijk cognitief en pedagogisch overvraagd zijn), beperkt te zijn geweest in zijn keuzevrijheid van handelen.
Geadviseerd wordt betrokkene ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, voor zover bewezen geacht, als licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde kan vanwege de ontkennende houding van betrokkene geen uitspraak worden gedaan.
Omtrent de persoon van verdachte is onder meer een psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn opgenomen in een Pro Justitia rapport van drs. M. van Heteren, GZ-psycholoog, van 28 september 2011. In dit rapport wordt - onder meer - het volgende geconstateerd:
Bij betrokkene is sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling. Hij is qua gebrekkige ontwikkeling zwakbegaafd en hij ontwikkelde op basis van een angstig ambivalente hechting een persoonlijkheidsstoornis NAO met zowel afhankelijke als borderline trekken. Qua ziekelijke stoornis is er ten gevolge van ernstige mishandeling door zijn oudste broer sprake van een posttraumatische stress stoornis.
Betrokkene heeft op basis van de persoonlijkheidsstoornis zijn impulsen onvoldoende leren beheersen. Dit geldt voor boosheid en seksualiteit maar betrokkene heeft op basis van dezelfde problematiek met de impulsregulatie in het verleden ook ernstige gokschulden opgebouwd. Daarnaast maakt de zwakbegaafdheid dat hij onvoldoende cognitieve controle heeft op zijn impulsieve gedrag.
Geadviseerd wordt betrokkene voor het tenlastegelegde, vanwege de diverse op elkaar ingrijpende stoornissen, indien bewezen verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt deze conclusies over en zal verdachte conform het advies van de GZ-psycholoog verminderd toerekeningsvatbaar achten.
Verdachte is strafbaar nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht en met een proeftijd van vijf jaren. Bij de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de officier van justitie de volgende bijzondere voorwaarden gevorderd, te weten een meldingsplicht, de verplichting dat verdachte zich zal gedragen naar aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt, een behandeling bij de Tender of een soortgelijke instelling alsmede de verplichting om omgang met zijn kinderen alleen te laten plaatsvinden met goedkeuring en in overleg met de reclassering. Bij de strafeis heeft de officier van justitie in het nadeel van de verdachte rekening gehouden met de ernst van de feiten. De officier van justitie heeft het verdachte kwalijk genomen dat hij drie van zijn vier kinderen seksueel heeft misbruikt uit zucht naar seksuele bevrediging. Bovendien is één kind zwakbegaafd en autistisch. In het voordeel van verdachte heeft de officier van justitie rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte, met de rapporten van de psychiater en psycholoog, waaruit blijkt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, en met het feit dat verdachte wil meewerken aan behandeling die door de deskundigen noodzakelijk wordt geacht.
De raadsman heeft bepleit een lagere gevangenisstraf dan is geëist op te leggen. Hij heeft aangevoerd om verdachte een dusdanige straf op te leggen dat hij zo spoedig mogelijk uit detentie kan worden ontslagen. Er zou een voorwaardelijke straf met de gewenste voorwaarden kunnen worden opgelegd. Verdachte is bereid zich te houden aan de door de rechtbank opgelegde voorwaarden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van ontucht met zijn (destijds) minderjarige dochter en zoon. Daarnaast heeft hij zijn zwakbegaafde en autistische (meerderjarige) zoon meermalen verkracht. Verdachte heeft de feiten gepleegd in een situatie waarin zijn kinderen zich thuis veilig en geborgen moesten kunnen voelen. De verdachte heeft aldus het door zijn kinderen en hun moeder in hem gestelde vertrouwen op grove wijze beschaamd en een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn kinderen, die vanwege hun leeftijd en hun relatie tot de verdachte in een kwetsbare positie verkeerden en niet in afdoende mate in staat waren om aan het handelen van de verdachte weerstand te bieden. Deze gedragingen kunnen, naar de ervaring leert, voor de slachtoffers ernstige psychische gevolgen hebben. Dat de gedragingen voor zijn kinderen nadelige psychische gevolgen hebben gehad en nog altijd hebben, is gebleken uit de schriftelijke verklaringen bij de voegingsformulieren. Handelend als bewezenverklaard kan de verdachte slechts het oog hebben gehad op bevrediging van zijn eigen lustgevoelens, waarbij hij zich in het geheel niet heeft bekommerd om de schade die hij daarbij bij zijn minderjarige kinderen en hun omgeving zou kunnen aanrichten.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het feit dat het misbruik van zijn destijds minderjarige dochter zich lang geleden heeft afgespeeld. Bovendien heeft de aangifte en de getuigenverklaringen van zijn kinderen en alles wat daarop is gevolgd grote impact op het gezin als geheel en op zijn eigen leven gehad. Verdachte heeft voor wat betreft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ter terechtzitting blijk gegeven het verwijtbare van zijn handelen in te zien. Voor wat betreft [slachtoffer 3] heeft hij zijn verantwoordelijkheid echter niet genomen.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid en zijn blanco strafblad.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met de eerder vermelde rapporten van drs. L.P. Heinsman, psychiater, en van drs. M. van Heteren, GZ-psycholoog en met het reclasseringsadvies van 27 september 2011.
Door de psychiater is onder meer naar voren gebracht dat de kans op recidive afhankelijk is van het contact met zijn kinderen. Het kan worden ingeschat als laag tot matig. Gezien de aanwezige neiging tot relatievorming kan op termijn de kans op recidive niet geheel worden uitgesloten. De klinische risicotaxatie ligt in het verlengde van gestructureerde risicotaxatie door middel van de SVR-20. Betrokkene scoort vooral op items rond seksualiteit en sociaal-maatschappelijke inbedding.
Betrokkene is geïndiceerd voor een intensieve behandeling welke zowel klinisch als op deeltijdbasis zou kunnen worden ondergaan. Indien toezicht en sociaal-maatschappelijke inbedding toereikend zijn, bestaat er vanuit behandelperspectief de voorkeur voor een deeltijdbehandeling als bijvoorbeeld die van De Tender in Deventer. Indien de kaders voor een deeltijdbehandeling ontreikend worden geacht, wordt een (start met een) klinische behandeling geadviseerd. Hierbij zou kunnen worden gedacht aan een FPA of FPK. Geadviseerd wordt daarom een behandeling als bijzondere voorwaarde in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf. Verder wordt door de psychiater een verplicht reclasseringstoezicht geadviseerd.
Door de psycholoog is onder meer naar voren gebracht dat de recidivekans als verhoogd wordt ingeschat. Bij betrokkene is sprake van een veelheid van factoren. Naast impulsiviteit en onvoldoende cognitieve controle op het gedrag, voelt betrokkene zich chronisch tekortgedaan, er wordt niet naar hem geluisterd en zelf kan hij vanwege de beperkte verbale mogelijkheden zich onvoldoende verbaal verweren. Dat maakt dat in intieme relaties betrokkene snel teleurgesteld is en zijn (seksuele) heil elders moet zoeken. De gestandaardiseerde risicotaxatie score van de SVR is zorgelijk omdat deze een verhoging op de seksualisatie items laat zien.
Betrokkene is gebaat bij een intensieve behandeling die zowel 24uurs klinisch zou kunnen aanvangen als direct in deeltijd zou kunnen plaatsvinden. Aan beide vormen kleven zowel voor- als nadelen. Klinisch is betrokkene niet plaatsbaar in de FPK te Assen en zal dan dus op een algemene forensische afdeling terechtkomen alwaar de zedenexpertise niet zo groot is. Wel kan er controle op betrokkene in algemene zin plaatsvinden. Bij de zedendeeltijd op De Tender te Deventer is er direct aandacht voor de zedenbehandeling en raakt betrokkene ook niet in een sterk afhankelijke positie daar waar hij sterk afhankelijke trekken heeft. Geadviseerd wordt de reclassering te doen onderzoeken wat de beste kans van slagen heeft. De behandeling kan volgens de psycholoog het best plaatsvinden onder een voorwaardelijk strafdeel met verplicht reclasseringscontact en een lange proeftijd.
In het reclasseringsadvies is vermeld dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag gemiddeld. Recidive is moeilijk in te schatten. Rapporteur schat het wel wat hoger in dan het RISCprofiel aangeeft. Betrokkene wordt omschreven als een kwetsbare man met een behoorlijke intimiteitbehoefte. Vanuit deze behoefte zou hij tot delicten als de onderhavige komen. De reclassering acht een behandeling noodzakelijk. Om ervoor te zorgen dat de behandeling in een forensische setting plaatsvindt en dat betrokkene deze behandeling ook volhoudt, wordt een reclasseringstoezicht geadviseerd. Gezien de directe samenhang van de problematiek met het criminele gedrag van betrokkene, wordt hij verplicht om zich hiervoor te laten behandelen in een forensische psychiatrische polikliniek. Naast een meldingsgebod wordt als bijzondere voorwaarde geadviseerd dat de omgang met de kinderen alleen zal plaatsvinden met goedkeuring en in overleg met de reclassering. Geadviseerd wordt voorts dat betrokkene verplicht zal worden om deze bijzondere voorwaarde na te leven en zich zal houden aan de opdrachten van de reclassering die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk zijn.
De rechtbank merkt hierbij op dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij is gemotiveerd voor een (ambulante) behandeling.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het voor het voorkomen van herhaling noodzakelijk is dat verdachte een (ambulante) behandeling volgt en (daarbij) door de reclassering verder zal worden begeleid.
In de houding van verdachte, het belang van hulpverlening maar ook de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, ziet de rechtbank aanleiding om een straf op te leggen als door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank zal daarom verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldingsgebod, dat de omgang met de kinderen van verdachte alleen zal plaatsvinden met goedkeuring en in overleg met de reclassering en dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante (forensische psychiatrische poliklinische) behandeling. De rechtbank is van oordeel dat in het belang van verdachte en van de maatschappij een goede behandeling geboden is, zodat zij daarmee rekening heeft gehouden bij de op te leggen straf.
Gelet op de persoon van verdachte, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat deze verdachte weer een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarnaast is van belang dat verdachte contact wil houden met zijn minderjarige zoon [slachtoffer 3]. Daarom zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van vijf jaren worden verbonden.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1], vertegenwoordigd door zijn moeder [moeder van slachtoffers] (wettelijke vertegenwoordiger), heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 4.427,02 (€ 177,02 materiële schade en € 4.250,-- immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 4.012,90 (€ 12,90 vergoeding medicatie en € 4.000,-- immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer 3], vertegenwoordigd door zijn moeder [moeder van slachtoffers] (wettelijke vertegenwoordiger), heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.500,--, immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer 1] tot het verzochte bedrag met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd dat de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dienen te worden gematigd tot een bedrag van respectievelijk € 2.012,90 en € 1.500,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vorderingen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard dan wel dat deze dienen te worden afgewezen nu deze vorderingen te laat zijn ingediend. Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft hij gesteld dat de door [moeder van slachtoffers] ingediende voegingsformulieren niet rechtsgeldig zijn ingediend. [slachtoffer 1] is al meerderjarig, terwijl er ten aanzien van [slachtoffer 3] sprake is van gezamenlijk gezag. De vorderingen dienen te worden betrokken bij de echtscheidingsprocedure en niet in deze strafprocedure. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het tijdstip van het indienen van de vorderingen het volgende. Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard nu deze te laat zijn ingediend en hij daarom deze vorderingen niet heeft kunnen bespreken met verdachte, dient dit verweer te worden verworpen, omdat een benadeelde partij zich op grond van artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering vóór de aanvang van de terechtzitting of ter terechtzitting met een vordering tot schadevergoeding kan voegen in het strafproces, mits dit gebeurt vóór het requisitoir. Dat de raadsman de voegingsformulieren een paar dagen voor aanvang van de terechtzitting heeft ontvangen, is derhalve niet te niet laat.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank voorts. Ouders van minderjarige slachtoffers kunnen zich op grond van artikel 51c van het Wetboek van Strafvordering als wettelijk vertegenwoordiger voegen namens hun kind. Uit het dossier is gebleken dat [moeder van slachtoffers] ten tijde van het indienen van de vordering van [slachtoffer 3] de wettelijke vertegenwoordiger was. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] is door haar onbetwist gesteld dat zij mentor / bewindvoerder van [slachtoffer 1] is, reden waarom zij op die grond de wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 1] was en is. De vorderingen zijn dus rechtsgeldig ingediend.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als gevolg van het onder respectievelijk 1 primair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade hebben geleden. De ervaring leert dat een slachtoffer door zodanig handelen immateriële schade lijdt. Zulks is uit de aangiftes en de slachtofferverklaringen ook gebleken en op grond daarvan voldoende aannemelijk geworden.
De rechtbank zal de door [slachtoffer 1] verzochte immateriële schade van € 4.250,-- toewijzen, nu zij dit bedrag alleszins redelijk en billijk acht. De verzochte schadevergoeding voor extra gemaakte reiskosten ten bedrage van € 177,02 zal eveneens worden toegewezen.
De rechtbank zal de door [slachtoffer 2] geleden immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op € 1.000,--. Daarbij heeft de rechtbank gelet op min of meer soortgelijke gevallen, de mate van het onrechtmatig handelen van verdachte en het tijdsverloop tussen het onder 2 primair bewezen verklaarde en de ingediende vordering. De door de benadeelde partij verzochte schadevergoeding van medicatie ten bedrage van € 12,90 zal in het geheel worden toegewezen. De rechtbank zal de door [slachtoffer 2] verzochte wettelijke rente toewijzen met ingang van de pleegdatum van het feit, namelijk 1 januari 1997.
De rechtbank zal de door [slachtoffer 3] geleden immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op € 1.500,--. Daarbij heeft de rechtbank gelet op min of meer soortgelijke gevallen en de mate van het onrechtmatig handelen van verdachte.
De vorderingen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] worden derhalve toegewezen voor een bedrag van respectievelijk € 4.427,02 en € 1.012,90, en € 1.500,--. Het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2010, het bedrag aan [slachtoffer 2] vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1997 en het bedrag aan [slachtoffer 3] vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2008. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering en kunnen derhalve dit deel van de vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 242, 246, 247 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1, primair: Verkrachting, terwijl het feit wordt begaan tegen zijn kind,
meermalen gepleegd;
Feit 2: Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl het feit wordt
begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
Feit 3: Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die
van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige
handelingen plegen, terwijl het feit wordt begaan tegen zijn
kind, meermalen gepleegd.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 5 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat:
- veroordeelde na een schriftelijke oproep een afspraak dient te maken voor het
toezichtspreekuur bij de reclassering, locatie Almelo op het adres Schouwburgplein 15
te Almelo. Dit spreekuur vindt plaats op maandag- en donderdagmiddag tussen
13.30 uur en 16.30 uur. Hierna moet de veroordeelde zich gedurende door de
reclassering bepaalde perioden blijven melden bij de reclassering zo frequent als en
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en
voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering,
zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde
zich ambulant zal laten behandelen door forensische psychiatrische polikliniek De
Tender (of een soortgelijke instelling). De
veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding van die
forensische psychiatrische polikliniek zullen worden gegeven;
- de omgang met de kinderen van veroordeelde alleen zal plaatsvinden met goedkeuring
en in overleg met de reclassering;
- veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn
identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken
of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht
ter inzage aanbieden;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan [moeder van slachtoffers], wettelijke vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres], [postcode] [plaats], rekeningnummer [nummer] van een bedrag van € 4.427,02, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2010 met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres], [postcode] [plaats], rekeningnummer [nummer] van een bedrag van € 1.012,90 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1997, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan [moeder van slachtoffers], wettelijke vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres], [postcode] [plaats], rekeningnummer [nummer] van een bedrag van € 1.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2008 met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 4.427,02, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 54 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 1.012,90, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van € 1.500,-- met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 25 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Aldus gewezen door mrs. Heenk, voorzitter, Kleinrensink en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2011.
Voetnoot:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0610 2011034890, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, team recherche Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 8 juni 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte door [moeder van slachtoffers], p. 21, 25-28, p. 29-31.
3 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1], p. 41 en de transcriptie p. 1-87.
4 Rapport omtrent [slachtoffer 1] 's Heerenloo, p. 158 -160.
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 117-123.
6 Proces-verbaal van het studioverhoor van [slachtoffer 1], p. 26.
7 Proces-verbaal van het studioverhoor van [slachtoffer 1], p. 33.
8 Proces-verbaal van het studioverhoor van [slachtoffer 1], p. 34.
9 Proces-verbaal van het studioverhoor van [slachtoffer 1], p. 36.
10 Proces-verbaal van het studioverhoor van [slachtoffer 1], p. 37.
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 121.
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 122.
13 Proces-verbaal van aangifte door [moeder van slachtoffers], p. 21, 23-24.
14 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2], p. 80-84.
15 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 101-104.
16 Stichting gereformeerde geestelijke gezondheidszorg.
17 Proces-verbaal van aangifte van [moeder van slachtoffers], p. 24.
18 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], p. 49.
19 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], p. 50.
20 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], p. 54.
21 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], p. 51.
22 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], p. 58.
23 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], p. 71.
24 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 129.