ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8882

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940088-11 en 06/940005-10 (tul)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. van Valderen
  • M. van der Mei
  • A. Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachten in mensenhandelzaak na vrijwillige prostitutieverklaring slachtoffer

In de zaak tegen verdachte A, die samen met medeverdachten B en C werd beschuldigd van mensenhandel en het dwingen van een vrouw tot prostitutie, heeft de rechtbank Zutphen op 21 oktober 2011 uitspraak gedaan. De rechtbank sprak de verdachten vrij, omdat het slachtoffer, een vrouw uit Doetinchem, twee keer onder ede had verklaard dat zij vrijwillig in de prostitutie had gewerkt en niet was gedwongen door de verdachten. De rechtbank oordeelde dat de beschuldigingen niet wettig en overtuigend bewezen waren. De officier van justitie had betoogd dat er sprake was van dwang, geweld en misbruik van de kwetsbare positie van het slachtoffer, maar de rechtbank vond dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren en niet ondersteund door ander bewijs.

De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat het slachtoffer in eerdere verklaringen had aangegeven dat zij vrijwillig in de prostitutie was gegaan en dat zij geen dwang of druk had ervaren. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van het slachtoffer niet overeenkwam met de werkelijkheid, en dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf af, omdat de feiten niet bewezen waren.

De uitspraak benadrukt het belang van consistente en overtuigende verklaringen van slachtoffers in zaken van mensenhandel en de noodzaak voor de rechtbank om zorgvuldig te oordelen over de bewijsvoering. De vrijspraak van de verdachten toont aan dat zonder voldoende bewijs, zelfs ernstige beschuldigingen niet kunnen leiden tot een veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/940088-11 en 06/940005-10 (tul)
Uitspraak d.d.: 21 oktober 2011
Tegenspraak / dip / onip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats, 1991],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. A.A. Dooijeweerd, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 oktober 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010
tot en met 13 februari 2011 te Doetinchem en/of te Zwolle en/of te Deventer,
in elk geval (telkens) in Nederland en/of in Duitsland,
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen
een ander, te weten, [slachtoffer]
(lid 1, onder 1°)
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing,
misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie,
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het
oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer],
en/of
(lid 1, onder 4°)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde
middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere)
feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden,
door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare
positie
die [slachtoffer] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te
stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of
de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft
ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s) wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor
beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
en/of
(lid 1, onder 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer],
en/of
(lid 1, onder 9°)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing,
misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie
die [slachtoffer] heeft bewogen hem, verdachte en/of diens mededader(s)
te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor
een derde,
immers heeft verdachte en/of diens mededader(s) (één of meermalen)
-terwijl die [slachtoffer] een relatie met hem, verdachte, had en/of
-tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij altijd wel zin had en/of dat ze
daarmee veel geld kon verdienen en/of dat hij, verdachte en/of diens
mededader(s) een miljoen wilden en dat hij, verdachte en/of dat die [slachtoffer] dat geld voor hem kon verdienen en/of
-voorgesteld om op de tippelzone te gaan werken en/of voorgesteld om in een
club in Zwolle te gaan werken en/of
-tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze achter de ramen moest gaan werken
en/of gezegd dat die [slachtoffer] op de Bokkingshang (prostitutiegebied)
nog meer geld kon verdienen en/of dat het op de Bokkinghang veiliger was
en/of
-die [slachtoffer] mishandeld en/of
-die [slachtoffer] naar (seks)club [naam club] en/of de Bokkingshang gebracht
en/of gehaald en/of
-gecontroleerd hoeveel klanten die [slachtoffer] had en hoeveel geld ze
daarmee had verdiend en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze te weinig
geld had verdiend en/of
-het door die [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en/of
(deels) aangewend voor zijn/hun eigen gebruik en/of
-tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, verdachte en/of diens
mededader(s) een boekhouder voor haar (die [slachtoffer]) zouden regelen
en/of dat ze hiervoor 1800 euro, althans een geldbedrag, af moest staan en/of
die [slachtoffer] mishandeld en/of bedreigd en/of
-tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij en/of diens mededader(s) nog een
geldbedrag van 10.000 euro wilden hebben voor hun hulp en/of
-de mobiele telefoon en/of privé-contacten en/of privé-bezigheden van die [slachtoffer] gecontroleerd (teneinde haar privé-leven te kunnen beheersen)
en/of
-die [slachtoffer] in een of meer woning(en) ondergebracht en/of
gehuisvest;
art 273f lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 6 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 9 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober
2010 tot en met 13 februari 2011 te Doetinchem en/of te Zwolle en/of te
Deventer en/of elders in Nederland,
(telkens) opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meerdere malen,
althans eenmaal, met kracht
- tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of een
stoot heeft gegeven en/of
- tegen het lichaam heeft geschopt en/of een knietje heeft gegeven en/of
- met kracht bij de keel heeft gegrepen,
waardoor (telkens) deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Op 9 februari 2011 heeft [moeder slachtoffer] telefonisch de politie in Doetinchem geïnformeerd dat haar dochter [slachtoffer] seksueel was misbruikt. Mevrouw [slachtoffer] heeft zich vervolgens onder meer in gezelschap van haar dochter [slachtoffer] bij de politie in Doetinchem gemeld. Beiden vertelden dat [slachtoffer] door haar vriend [verdachte A] (verdachte) was geprostitueerd in Deventer. Verbalisant heeft daarop het onderzoek overgedragen aan de afdeling Mensenhandel en Prostitutie (Mepro) in Apeldoorn. Tijdens een intakegesprek aldaar heeft [slachtoffer] verklaard dat ze op 9 februari 2011 door verdachte in het gezicht was geslagen. In de periode van oktober 2010 tot 9 februari 2011 werd ze bovendien door hem gedwongen om in de prostitutie te werken. Ze moest haar verdiende geld afstaan en veertien uur per dag werken. Ze mocht geen contacten onderhouden met vrienden en ze werd losgeweekt van haar familie. Ook moest ze zich bij de Kamer van Koophandel laten inschrijven en een postadres nemen om te voorkomen dat haar familie argwaan zou krijgen omtrent haar werkzaamheden. Ze werd door verdachte mishandeld en bedreigd, aldus [slachtoffer]. Verdachte had twee vrienden, genaamd [verdachte B] en [verdachte C]. Ze heeft deze twee personen € 1.800,- moeten geven voor het leveren van diensten. Dit betrof het inhuren van een boekhouder, van wie ze geen gebruik wilde maken. Beide personen hebben haar ook wel naar haar werkplek in de prostitutie gebracht. [slachtoffer] heeft vervolgens aangifte van mishandeling en mensenhandel gedaan tegen verdachte en de medeverdachten [verdachte B] en [verdachte C].
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van feit 1 meent de officier van justitie dat [slachtoffer] weliswaar verschillende verklaringen heeft afgelegd, maar dat haar uitleg over de intrekking van haar verklaring niet overtuigend is. Haar aangifte kan daarom worden gebruikt voor het bewijs. De aangifte wordt volgens de officier van justitie bovendien in voldoende mate ondersteund door hetgeen de verschillende getuigen verklaren over wat zij van [slachtoffer] hebben gehoord of over wat zij zelf hebben waargenomen betreffende de relatie tussen [slachtoffer] en verdachte gedurende de ten laste gelegde periode.
De officier van justitie heeft voorts betoogd dat voor een bewezenverklaring de volgende elementen van belang zijn: middelen, handelingen en het oogmerk van uitbuiting. Uitgaande van de aangifte en de bedoelde getuigenverklaringen meent de officier van justitie, dat voldaan is aan deze drie elementen:
- middelen: er is gebruik gemaakt van dwang, misleiding, geweld en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht door verdachte en de medeverdachten [verdacht[verdachte B] en [verda[verdachte C] en afpersing door [verdachte B] en [verdachte C]. Voor zover [slachtoffer] vrijwillig met de prostitutiewerkzaamheden is begonnen, is vervolgens de druk bij haar zodanig opgevoerd, dat zij daaraan geen weerstand kon bieden.
- handelingen: verdachte heeft [slachtoffer] geworven, [verdachte B] en [verdachte C] hebben haar vervoerd.
- oogmerk van uitbuiting door werken in de prostitutie en afdragen van het daarmee verdiende geld.
De officier van justitie meent verder dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie betoogd dat [slachtoffer] bij haar verklaring is gebleven dat zij naar aanleiding van een sms van een klant door verdachte is mishandeld en dat verdachte haar in de herfstvakantie een klap heeft gegeven. [naam A] heeft verklaard dat [slachtoffer] haar had verteld dat verdachte haar vaker mishandelde. Ook zijn blauwe plekken bij [slachtoffer] waargenomen, aldus de officier van justitie. Zij acht het onder 2 ten laste gelegde eveneens bewezen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van beide feiten bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat [slachtoffer] in haar aangifte tegenstrijdig en inconsistent heeft verklaard. Op 19 februari 2011 heeft zij echter een gespecificeerde, weliswaar afwijkende maar wel consistente verklaring afgelegd. [slachtoffer] wilde veel geld verdienen, zocht spanning en wilde in de prostitutie. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] nadien onder ede verklaard dat zij niet is gedwongen tot prostitutie, dat zij vrijwillig met het werk is begonnen en dat werk ook vrijwillig is blijven doen en dat zij op geen enkel moment dwang of drang heeft gevoeld om de prostitutie in te gaan en daarin werkzaam te blijven. Ter terechtzitting van 7 oktober 2011 is zij, als getuige onder ede, bij die verklaring gebleven.
Ook blijkt volgens de raadsman niet van mishandeling door verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] bij de politie verklaringen heeft afgelegd met een verschillende strekking. Zo heeft zij tijdens het intakegesprek en vervolgens in haar aangifte verklaard dat zij zou zijn gedwongen tot prostitutie door verdachte en de medeverdachten [verdachte B] en [verdachte C]. Daarbij zou geweld zijn gebruikt en moest zij geld, een bedrag van € 1.800,-, afstaan aan [verdachte C].
Op 19 februari 2011, enkele dagen na haar aangifte, is [slachtoffer] teruggekomen op haar aangifte en heeft ze verklaard dat ze in de zomer van 2010 het idee kreeg om in de prostitutie te gaan werken. Ze wilde veel geld verdienen. Ze heeft verdachte over haar plannen verteld en verdachte heeft contact gezocht met [verdacht[verdachte B] die in het wereldje van de prostitutie zou zitten en die hij kende uit de gevangenis. Tijdens een etentje heeft ze van [verdachte B] en diens vriend [verdachte C] informatie gekregen. [slachtoffer] heeft de verklaring dat ze een bedrag van € 1.800.- moest afstaan aan [verdachte C] en dat ze door [verdachte C] is geslagen ook ter terechtzitting gehandhaafd.
Op 13 april 2011 heeft [slachtoffer] in het kader van een mini-instructie onder ede een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Ook is zij op de terechtzitting van 7 oktober 2011 onder ede als getuige gehoord. Haar verklaringen bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting houden kort samengevat in dat zij vrijwillig de prostitutie is ingegaan. Ze is daartoe niet gedwongen door verdachte noch door een van de medeverdachten. [slachtoffer] bleef bij haar verklaring dat ze twee dagen voor Oud & Nieuw door [verdachte C] is geslagen en € 1.800,- aan hem moest afgeven.
Mede gelet op het feit dat [slachtoffer] twee keer onder ede heeft verklaard dat ze vrijwillig werkzaamheden in de prostitutie heeft verricht en daartoe niet is gedwongen door verdachte en de medeverdachten, acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Hoewel de rechtbank de sms-berichten die verdachte en [slachtoffer] elkaar stuurden belastend acht voor verdachte, is de rechtbank van oordeel dat deze onvoldoende zijn voor het oordeel dat sprake is geweest van dwang tot het verrichten van werkzaamheden in de prostitutie. Ook verder is er ten aanzien van de aangifte geen ondersteunend bewijs. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de verklaringen van de getuigen telkens zijn gebaseerd op hetgeen [slachtoffer] heeft verteld ten tijde van het doen van aangifte terwijl zij later heeft verklaard dat de aangifte niet overeenkwam met de werkelijkheid.
Met betrekking tot het verwijt van de officier van justitie dat omstreeks Oud & Nieuw 2010 in de auto van [verdacht[verdachte B] door [verda[verdachte C] in het bijzijn van verdachte geweld is gebruikt tegen [slachtoffer] en zij onder dwang een bedrag van € 1.800,- moest afgeven, overweegt de rechtbank dat ook dat niet kan worden bewezen. De verklaring van [slachtoffer] wordt ook hier wederom niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. De medeverdachten [verdachte B] en [verdachte C] hebben het geweld en het onder dwang afgeven van geld ontkend. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hetgeen [slachtoffer] bij de rechter-commissaris over de mishandeling heeft verklaard niet klopt. Dat getuige [moeder slachtoffer], moeder van [slachtoffer], heeft verklaard dat ze een dikke plek bij het rechteroog van haar dochter heeft gezien, leidt niet tot een ander oordeel nu uit haar verklaring niet naar voren komt wanneer zij dat letsel heeft gezien. Nu een causaal verband niet zonder meer kan worden aangenomen tussen het incident in de auto omstreeks Oud & Nieuw en het door de moeder waargenomen letsel, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor dwang. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] zowel bij de rechter-commissaris als ter terechtzitting onder ede heeft verklaard dat verdachte haar niet heeft mishandeld. Dat bij [slachtoffer] blauwe plekken zijn waargenomen acht de rechtbank onvoldoende voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde mishandeling nu uit de getuigenverklaringen niet althans onvoldoende naar voren komt wanneer het letsel bij [slachtoffer] is waargenomen. Daarnaast heeft [slachtoffer] verklaard dat zij wel eens blauwe plekken had door het paardrijden. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde gelet op het voorgaande niet bewezen.
Vordering tenuitvoerlegging
De vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde 12 maanden gevangenisstraf straf dient te worden afgewezen, nu de rechtbank de aan verdachte ten laste gelegde feiten niet bewezen acht en verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
• wijst af de vordering van de officier van justitie van 12 september 2011, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Zutphen van 12 juli 2010 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden.
Aldus gewezen door mrs. Van Valderen, voorzitter, Van der Mei en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2011.