ECLI:NL:RBZUT:2011:BU1435

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940154-11 en 06/850494-10 (gevoegd ttz.)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • A. Ouweneel
  • F. Follender Grossfeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en mishandeling van kind en partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op zijn zes maanden oude kind, alsook aan mishandeling van datzelfde kind en zijn partner. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder het volgen van een behandeling bij een forensische polikliniek. De proeftijd van het voorwaardelijk strafdeel is vastgesteld op vijf jaar.

De feiten zijn als volgt: op 21 maart 2011 heeft de verdachte in Apeldoorn zijn kind meerdere keren hard tegen het hoofd geslagen, wat resulteerde in een subdurale bloeding en andere verwondingen. De verdachte heeft erkend dat hij zijn kind heeft geslagen en dat hij in paniek handelde. Daarnaast heeft hij in oktober 2010 zijn kind ook al mishandeld door hem hard tegen het hoofd te slaan, wat leidde tot een blauw oog. Ook heeft hij zijn partner op 2 juli 2010 mishandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat dit niet afdoet aan de ernst van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere ten laste gelegde feiten, maar de bewezenverklaring van de mishandelingen en de poging tot doodslag is overtuigend onderbouwd met getuigenverklaringen en medische rapporten. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie gevolgd, waarbij de nadruk lag op de noodzaak van behandeling om herhaling te voorkomen. De rechtbank heeft de verdachte ook aangesproken op zijn eerdere geweldsdelicten en het gebrek aan professionele hulp na eerdere incidenten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/940154-11 en 06/850494-10 (gevoegd ttz.)
Uitspraak d.d.: 25 oktober 2011
Tegenspraak / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1956],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Doetinchem.
Raadsvrouw: L. Thomson, advocaat te Apeldoorn
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 oktober 2011.
De tenlastelegging
Nadat de dagvaarding in de zaak met parketnummer [06/940154-11] overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 maart 2011 in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (geboren op [2010]) van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) tegen de slaap en/of het voorhoofd en/of de neus, althans op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) heen en weer/door elkaar heeft geschud, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 21 maart 2011 in de gemeente Apeldoorn aan zijn zoon genaamd [slachtoffer] (geboren op [2010]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een bloeding/bloedprop in de hersenen), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, opzettelijk (met kracht) tegen de slaap en/of het voorhoofd en/of de neus, althans op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of die [slachtoffer] meerdere malen, althans
eenmaal, (met kracht) heen en weer/door elkaar te schudden;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 21 maart 2011 in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan zijn zoon genaamd [slachtoffer] (geboren op [2010]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) tegen de slaap en/of het voorhoofd en/of de neus, althans op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) heen en weer/door elkaar heeft geschud, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 maart 2011 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren op [2010]), (met kracht) bij de neus en/of een voetje heeft gepakt en/of (vervolgens) daarin (met kracht) heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 27 oktober 2010, althans in de maand oktober 2010, in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan zijn zoon genaamd [slachtoffer] (geboren op [2010]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer] (met kracht) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 27 oktober 2010, althans in de maand oktober 2010, in de gemeente Apeldoorn opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren op [2010]), (met kracht) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en in de zaak met parketnummer: 06/850494-10 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 juli 2010 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [partner van verdachte], meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 23 maart 2011 heeft verdachte zich bij de politie te Apeldoorn gemeld. In het gesprek dat volgde heeft verdachte meegedeeld dat hij zich kwam aangeven omdat hij op 21 maart 2011 zijn zoontje van zes maanden oud zou hebben geslagen. Zijn zoontje reageerde niet meer, maar haalde nog wel adem. Hij was naar een buurman gegaan, die hen naar het ziekenhuis had gebracht. Door de klappen zou zijn zoontje een inwendige bloeding in het hoofd opgelopen hebben, waarvoor hij in het ziekenhuis was opgenomen. De politie heeft vervolgens contact opgenomen met het ziekenhuis en kreeg de bevestiging dat verdachtes zoontje in het ziekenhuis was opgenomen in verband met een bloeding in zijn hoofd. Verdachte is vervolgens aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer [06/940154-11] onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 06/850494-10 ten laste gelegde feit.
De officier van justitie baseert de bewezenverklaring ondermeer op de bekennende verklaring van verdachte, zowel ter zitting als tegenover de politie.
Voorts baseert zij de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 van parketnummer [06/940154-11] op de verklaring van dr. Marlet van het AMK, de status van het ziekenhuis, de foto's waarop het uitwendige letsel zichtbaar is, de verklaringen van [partner van verdachte] en [moeder slachtoffer] en het rapport van het NFI. Ten aanzien van feit 1 is er bij het slaan en schudden sprake van poging tot doodslag. Bij verdachte was op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet: hij heeft willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] door zijn handelen zou komen te overlijden.
De bewezenverklaring van feit 3 van parketnummer [06/940154-11] baseert zij voorts op de verklaringen van [partner van verdachte], [naam A], [naam B], [moeder slachtoffer] en [naam C] en het proces-verbaal van bevindingen van uitlezing van chatgesprekken uit de computer en de daarop aangetroffen foto's waarop de verkleuringen van het oog van [slachtoffer] nog te zien zijn. Bij dit feit is er sprake van poging tot zware mishandeling. Voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel kan aangenomen worden, aldus de officier van justitie.
Het feit onder parketnummer 06/850494-10 acht zij voorts bewezen op de aangifte door [partner van verdachte]s.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Ten aanzien parketnummer [06/940154-11] onder 1 primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat in het rapport van het NFI slechts in algemene zin is aangegeven dat dit soort handelen de dood tot gevolg kan hebben. Hoewel verdachte heeft erkend dat hij zijn zoontje heeft geslagen blijkt niet met welke kracht hij heeft geslagen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat dit ook kan gelden voor het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde, maar dat zij zich ten aanzien van de bewezenverklaring daarvan refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien parketnummer [06/940154-11] onder 3 primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet is gebleken dat verdachte met zo veel kracht heeft geslagen dat daardoor het letsel is veroorzaakt. Een blauw oog is bovendien geen poging tot zware mishandeling, aldus de raadsvrouw. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder parketnummer [06/940154-11] onder 2 ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 06/850494-10 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het onder parketnummer 06.940277-11 onder 1 en 2 ten laste gelegde
Uit de medische specialistenbrief2 blijkt dat [slachtoffer], geboren op [2010], op 21 maart 2011 is opgenomen in het ziekenhuis. Er is geconcludeerd dat er bij hem sprake was van een subduraal hematoom en retinabloedingen. Verder zat op de linkerslaap een klein hematoom, op de neusrug een rode plek en op de linker voetzool enkele kleine hematomen. Tijdens onderzoek is daarvoor geen medische verklaring gevonden. De combinatie van bevindingen wijst op geweld van buitenaf als oorzaak.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 11 oktober 2011 erkend dat hij zijn zoontje [slachtoffer] op 21 maart 2011 te Apeldoorn twee klappen heeft gegeven. Hij heeft eerst één harde klap tegen de zijkant van het hoofd gegeven. Direct daarna heeft hij één harde klap tegen de voorzijde van het hoofd gegeven. [slachtoffer] trok daarna een raar gezicht. Hoewel hij niet met volle kracht heeft geslagen, kon hij aan de uitdrukking van [slachtoffer] zien dat de klappen hard waren geweest, aldus verdachte. Hij heeft hem uit de kinderstoel gehaald en op de bank gelegd. Vervolgens heeft hij [slachtoffer] hard in het voetje geknepen. Omdat [slachtoffer] vervolgens weg viel heeft hij hem wat geschud. Samen met een buurman heeft hij [slachtoffer] naar het ziekenhuis gebracht.
Verdachte heeft bij de politie diverse verklaringen3 afgelegd. Hij heeft aldaar, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij met zijn rechterhand op de linkerzijde van het gezicht van [slachtoffer] sloeg (pag. 303) en dat hij hem daarna nog een hele harde klap tegen zijn voorhoofd heeft gegeven terwijl hij op dat moment heel erg boos was (pag. 307). [slachtoffer], die al voor de klappen huilde, huilde erna heel erg. Hij trok erna ook een raar, opgeblazen gezicht. Verdachte werd heel erg boos, is naar de bank gelopen en heeft [slachtoffer] bij de bank "smerig" bij zijn voet gepakt. Toen [slachtoffer] op de bank lag, zakte hij met zijn hoofd weg (pag. 323). Omdat verdachte dacht dat [slachtoffer] dood zou gaan heeft hem toen van de bank gepakt en drie tot vier keer heen en weer geschud (pag. 324).
M.V.L. Marlet is vertrouwensarts bij het AMK. Hij heeft verklaard4 dat hij heeft gesproken met de behandelend specialisten van [slachtoffer]. Uit onderzoek van [slachtoffer] met de MRI was gebleken dat er sprake was van een subdurale bloeding. De uitslag van bloedonderzoek was normaal, hetgeen aangaf dat de bloeding daarmee niet normaal was. De oogarts had retinabloedingen in beide ogen geconstateerd. Dit soort letsel kan ontstaan bij schudden, maar kun je ook krijgen bij een fors trauma van het hoofd en alles wat er tussen ligt of de combinatie van beiden. Ook zijn er plekken opgevallen op het puntje van de neus en onderaan de voet. Er is geen medische verklaring voor het letsel. Dit zal zijn ontstaan kort voor het moment dat het kind naar het ziekenhuis is gebracht. Wat het hersenletsel betreft heeft de baby geluk gehad, aldus Marlet.
Dr. Bilo heeft een forensisch-medisch rapport opgemaakt5. Hij heeft geconcludeerd dat de blauwe plekken die op 21 maart 2011 bij [slachtoffer] zijn aangetroffen (op de linkerslaap, op de linkervoetzool en mogelijk op de neus), zijn ontstaan op basis van een trauma. Het is vrijwel uitgesloten dat [slachtoffer] op basis van eigen handelen, passend bij zijn ontwikkelingsniveau, de hematomen zelf kan hebben veroorzaakt. Voor de afwijkingen in het hoofd en in de ogen zijn geen aanwijzingen gevonden voor aangeboren of verworven aandoeningen. Vanwege de leeftijd bij opname kan een geboortetrauma uitgesloten worden geacht. Dit betekent dat een trauma na de geboorte als verklaring resteert. De conclusie van dr. Bilo is dat de bevindingen bij [slachtoffer] (klinische verschijnselen en de lichamelijke afwijkingen) kunnen worden verklaard op basis van een contacttrauma als gevolg van een of meer dan een klap tegen de zijkant van het hoofd, mits hierbij sprake is geweest van voldoende kracht. Voorts vermeldt dr. Bilo in zijn rapport dat diverse onderzoeken uitwijzen dat bijna 20% van de kinderen met toegebracht schedelhersenletsel overlijdt.
Uit voornoemde bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat verdachte op 21 maart 2011 zijn zoontje, die toen zes maanden oud was, twee keer hard tegen het hoofd heeft geslagen en dat hij hem vervolgens ook hard in zijn voetje heeft geknepen, waardoor bij [slachtoffer] een subdurale bloeding, retinabloedingen en hematomen zijn veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de aard van het handelen van verdachte, te weten het twee keer hard op het hoofd slaan van een zes maanden oud kind, redelijkerwijs geen andere conclusie toelaat dan dat hij zich ten minste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn zoontje ten gevolge hiervan zou komen te overlijden. Het is algemeen bekend dat het hoofd van een dergelijk jong kind erg kwetsbaar is en in die fase van het leven nog veel ondersteund en beschermd moet worden. Het slaan daarop kan snel leiden tot ernstige schade, met als gevolg het overlijden.
De rechtbank acht op grond van het vorenoverwogene het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde "(met kracht) heen en weer/door elkaar heeft geschud". Daartoe wordt het volgende overwogen.
Dr. Bilo heeft in zijn rapport tevens geconcludeerd dat een combinatie van een contacttrauma en een acceleratie-deceleratietrauma op basis van de verklaringen van verdachte over het slaan en schudden zeer wel mogelijk is.
Verdachte heeft verklaard, dat het kopje van [slachtoffer] er bij neerviel en dat zijn ogen wegdraaiden en er geen contact meer met verdachte was. [slachtoffer] was slap. Verdachte heeft [slachtoffer] heel even licht geschud, drie tot vier keer heen en weer, in de hoop dat hij een teken van leven zag. Hij heeft geschud uit paniek, bang dat [slachtoffer] dood zou gaan.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet is gebleken dat verdachte opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, om zijn zoontje van het leven te beroven door hem te schudden, maar heeft gehandeld enkel om hem weer bij zijn positieven te krijgen, hoe onverstandig dergelijk handelen ook is geweest.
Ten aanzien van het onder parketnummer 06.940277-11 onder 3 ten laste gelegde
Verdachte heeft ter terechtzitting van 11 oktober 2011 erkend dat hij in oktober 2010 te Apeldoorn zijn zoontje [slachtoffer], toen deze zes weken oud was, met een vlakke hand tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze een blauw oog heeft gekregen. Hij wist dat de klap die hij gegeven had te hard was voor een kind.
De verdachte heeft bij de politie diverse verklaringen6 afgelegd. Hij heeft aldaar, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij [slachtoffer] met de vlakke hand tegen het hoofd heeft geslagen en dat hij voor zo'n kind met te harde kracht heeft geslagen (pag. 317).
[moeder slachtoffer] heeft verklaard, dat zij rond de verjaardag van haar zoontje, 27 oktober 2010, bij [slachtoffer] een blauw oog heeft gezien7.
[naam A] heeft verklaard8 dat zij [slachtoffer] op 27 oktober 2010 heeft gezien op een verjaardag en dat hij toen een blauw oog had.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in oktober 2010 zijn zoontje, die toen ongeveer anderhalve maand oud was, een keer hard tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor een blauw oog is veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de aard van het handelen van verdachte, hard tegen het hoofd van [slachtoffer] slaan, die toen ongeveer zes weken oud was, redelijkerwijs geen andere conclusie toelaat dan dat verdachte zich ten minste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn zoontje ten gevolge hiervan zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Het is algemeen bekend dat het hoofd van een jong kind erg kwetsbaar is en in die fase van het leven nog veel ondersteund en beschermd moet worden. Het slaan daarop kan snel leiden tot ernstige schade.
De rechtbank acht op grond van het hiervoor overwogene het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 06/850494-11 ten laste gelegde
De verdachte heeft ter terechtzitting van 11 oktober 2011 erkend dat hij zijn partner [partner van verdachte] op 2 juli 2010 in de gemeente Apeldoorn met kracht in het gezicht heeft geslagen. Hij heeft haar meer dan één keer geslagen.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op de aangifte9 door [partner van verdachte].
Gelet op de omstandigheid dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit gaaf en onomwonden heeft bekend, is ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het onder parketnummer 06/850494-11 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 21 maart 2011 in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het voornemen om opzettelijk [slachtoffer] (geboren op [2010]) van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] meerdere malen, met kracht tegen de slaap en/of het voorhoofd en/of de neus heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 21 maart 2011 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [slachtoffer] (geboren op [2010]), met kracht bij een voetje heeft gepakt en vervolgens daarin met kracht heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij in de maand oktober 2010, in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het voornemen om aan zijn zoon genaamd [slachtoffer] (geboren op [2010]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer] met kracht in het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en in de zaak met parketnummer: 06/850494-10 dat:
hij op 2 juli 2010 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [partner van verdachte], meerdere malen met kracht in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
[06/940154-11]:
1. primair: poging tot doodslag;
2. mishandeling, begaan tegen zijn kind;
3. primair: poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn kind;
06/850494-10
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte is een rapport opgemaakt door J.G. Fennema, psycholoog, gedateerd
25 juli 2011. De conclusie daarvan is dat er bij verdachte sprake is een ziekelijke stoornis in de impulsbeheersing en kenmerken van een posttraumatische stressstoornis (chronisch). Ook is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis met ontwijkende, afhankelijke, obsessief-compulsieve en antisociale trekken. Deze hebben de gedragskeuzes en het gedrag van betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde bepaald. Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie van de deskundige verenigen en zij neemt die conclusie over. Hoewel de rapporteur het rapport enkel heeft gebaseerd op het onder 1 ten laste gelegde feit, gaat de rechtbank er vanuit dat de mate van toerekenbaarheid ook van toepassing is op de overige feiten, aangezien de rapporteur heeft vastgesteld dat er sprake is van een chronische stoornis.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering en dat verdachte zal meewerken aan een ambulante behandeling. Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat dit soort feiten leiden tot veel onbegrip in de maatschappij. Het is nauwelijks te geloven en schokkend dat iemand zijn eigen kind zo slaat. Gelet op de bij verdachte aanwezige problematiek is behandeling noodzakelijk om herhaling te voorkomen. Deze behandeling dient te starten tijdens de detentie en kan na de detentie ambulant voortgezet worden.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij van oordeel is dat de officier van justitie een (te) fikse straf heeft geëist. Verdachte is immers verminderd toerekeningsvatbaar. Verdachte staat bovendien open voor behandeling en is bereid zich aan de te stellen voorwaarden te houden. Gezien de financiële situatie van het gezin heeft de verdachte er bovendien alle belang bij snel weer aan het werk te kunnen. Er dient aldus met een lichtere straf te worden volstaan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zijn zoontje [slachtoffer] op twee verschillende momenten hard tegen het hoofd heeft geslagen. Het eerste moment was al toen [slachtoffer] ongeveer anderhalve maand oud was. Hij heeft dit gedaan uit kennelijke onmacht omdat zijn zoontje niet ophield met huilen, waardoor hij geïrriteerd raakte. [slachtoffer] heeft naar aanleiding van het incident op 21 maart 2011 onder meer diverse bloedingen in zijn hoofd gehad. Het op een dergelijke wijze omgaan met weerloze (zeer) jonge kinderen is volstrekt ontoelaatbaar en de rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij, als persoon bij wie zijn zoontje veilig zou moeten zijn, zich zo heeft misdragen. Dat het nu goed gaat met [slachtoffer] is een gelukkige omstandigheid, maar niet aan het handelen van verdachte te danken.
Verdachte had in 2010 al wel besef van zijn problemen met betrekking tot agressie. Het is verdachte daarbij echter kwalijk te nemen dat hij, na zijn zwangere vriendin in begin juli 2010 te hebben mishandeld, omdat zij zich bemoeide met het door hem proberen te starten van hun auto, nagelaten heeft (professionele) hulp te zoeken. Dat geldt des te sterker na het incident met [slachtoffer] in oktober 2010 toen, zoals ook blijkt uit de verklaringen van onder meer [naam A] en [moeder slachtoffer], verdachte desgevraagd geantwoord heeft dat het blauwe oog van [slachtoffer] was veroorzaakt door aanraking met de bril van verdachte. Ook toen heeft hij zijn kop in het zand gestoken, terwijl de omstandigheden, waardoor verdachte naar eigen zeggen niet goed in zijn vel stak, grotendeels ongewijzigd bleven. Hij is in een neerwaartse spiraal terecht gekomen waardoor het door hem toegepaste geweld toenam, met als climax onder meer de poging tot doodslag op zijn zoontje in maart 2011.
Voorts is de rechtsorde door dit soort feiten ernstig geschokt. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is voor feiten als de onderhavige passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij ook gelet op straffen die in (enigszins) vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de omstandigheden dat hij geen justitiële documentatie heeft en zijn hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid.
In het omtrent verdachte opgemaakte psychologisch rapport en in het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport wordt in overweging gegeven bij een voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarde te stellen dat verdachte een behandeling dient te volgen. Deze dient gericht te zijn op het verkrijgen van inzicht in factoren die aanleiding hebben gegeven tot de ten laste gelegde feiten. Dit zou een langer durende behandeling moeten zijn bij een forensisch psychiatrische polikliniek. Verder wordt een langdurig reclasseringscontact geïndiceerd geacht.
Aangezien er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte, gezien de ernst van zijn problematiek - door deskundige Fennema is de kans op recidive als hoog ingeschat zolang de risicofactoren welke aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde niet zijn verminderd in aantal en ernst en verdachte geen behandeling heeft ondergaan - wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zal de proeftijd van het voorwaardelijk op te leggen strafdeel op 5 jaren worden gesteld. Daarbij wordt tevens in aanmerking genomen dat de relatie tussen verdachte en zijn partner in stand is gebleven, waardoor verdachte op enig moment weer omgang met zijn kind zal hebben.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45, 57, 287, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer [06/940154-11] onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 06/850494-10 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
parketnummer [06/940154-11]:
1. primair: poging tot doodslag;
2. mishandeling, begaan tegen zijn kind;
3. primair: poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn kind;
parketnummer 06/850494-10:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) jaar niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 5 (vijf) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang als de reclassering zulks nodig oordeelt. Veroordeelde dient zich daartoe binnen twee dagen volgend op zijn invrijheidstelling te melden bij Reclassering Nederland te Zwolle of Zutphen (afhankelijk van zijn woonplaats). Hierna moet veroordeelde zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden, zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
- zich ambulant zal laten behandelen in de forensische polikliniek van het AFPN te Zwolle of een soortgelijke instelling, voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van het AFPN of soortgelijke instelling zullen worden gegeven;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Ouweneel en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2011.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2011038494, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, District Recherche Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 12 mei 2011.
2 Medische specialistenbrief d.d. 25 maart 2011 van het Gelreziekenhuis, pag. 157-159
3 Processen-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 252-342
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige M.V.L. Marlet, pag. 146-152
5 Forensisch medisch rapport van Dr. R.A.C. Bilo d.d. 30 augustus 2011
6 Processen-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 252-342
7 Proces-verbaal van verhoor van [moeder slachtoffer], pag. 181-185, mn. pag. 182
8 Proces-verbaal van verhoor van [naam A], pag. 186-190
9 Proces-verbaal van aangifte door A.M. Goosen, pag. 20-25 van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nummer PL062B 2010096765-1, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, District Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 15 juli 2010.