Sector Straf
Meervoudige Jeugdstrafkamer
Parketnummer: 06/940012-11
Uitspraak d.d. 8 november 2011
Tegenspraak / dnip
Raadsman: mr. N.P. Scholte, advocaat te Apeldoorn.
[verdachte],
geboren te [plaats op 1995],
wonende te [plaats, adres],
thans verblijvende te 8084 PD 't Harde, Zwaluwenburg 3 (Stichting Chu Chin).
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 25 oktober 2011.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Putten, althans op het traject tussen Nijkerk en Putten, in
elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, althans een persoon, te weten [slachtoffer A], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, als medewerker Service en veiligheid bij de Nederlandse spoorwegen, belast met de controle van vervoersbewijzen, (tevens buitengewoon opsporingsambtenaar), (met kracht en/of met gebalde vuist) in/tegen diens gezicht/hoofd heeft geslagen/gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Putten, althans op het (spoor)traject tussen Nijkerk en Putten, in elk geval in Nederland, [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] (beiden conducteur/conductrice van de Nederlandse spoorwegen, althans medewerker Service en veiligheid bij de Nederlandse spoorwegen en belast met de controle van vervoersbewijzen) (in de trein) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk, in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], dreigend (tegen een persoon die naast hem zat, althans in zijn nabijheid) gezegd :"ik heb al eerder een conducteur neergestoken, dat weet je toch?" en/of "ik heb wel een mes voor je", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl hij, verdachte, op dat moment een (ingeklapt) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp (zichtbaar) in zijn handen had en/of dat voorwerp toonde aan die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B];
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 09 januari 2011 te Putten [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] (allen conducteur/conductrice bij de Nederlandse spoorwegen, althans medewerker Service en veiligheid bij de Nederlandse spoorwegen en belast met de controle van vervoersbewijzen) (op het perron) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] één of meermalen dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak jullie allemaal dood, wie wil er als eerste, jij, jij, jij, of jij" en/of "ik ben net vrij, het kan me niet schelen of ik jullie neersteek of niet", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of waarbij hij, verdachte, een hand in zijn (linker) binnenzak hield, althans een hand naar zijn (linker) binnenzak bracht, (terwijl [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] wist(en) dat hij verdachte een mes bij zich had);
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 4 november 2010 in de gemeente Putten, althans op het (trein)traject Amersfoort - Harderwijk, in ieder geval in Nederland, [slachtoffer D] (conducteur) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer D] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik had die kankerkop van jou al moeten verbouwen" en/of "Je weet niet wie je voor je hebt. Ik kom net uit de gevangenis en ik ben psychisch. Ik had die kankerkop van jou moeten verbouwen", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Pnr. 820905/10)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 21 december 2010 te Harderwijk wederrechtelijk is binnengedrongen, althans zich wederrechtelijk heeft bevonden in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten de bibliotheek (aan [adres], aldaar);
(Pnr. 821035/10)
art 139 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 21 december 2010 te Harderwijk opzettelijk beledigend (een) (politie)ambtena(a)r(en), te weten [politieambtenaar A] en/of [politieambtenaar B], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, belast met de incidentenafhandeling in de gemeente Harderwijk (en in uniform gekleed) in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "mafkees" en/of "klootzakken", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Pnr. 821035/10)
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 22 november 2010 in de gemeente Harderwijk en/of in de gemeente Apeldoorn, (telkens) als jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten De Ambelt was ingeschreven, (telkens) niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken;
(parketnummer 06.865009/11)
art 2 lid 3 Leerplichtwet 1969
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, zij het dat verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 deels ontkennende verklaringen heeft afgelegd.
Beoordeling van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde.
De rechtbank acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 31:
De aangifte van [slachtoffer A]2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
"Op zondag 9 januari 2011 was ik aangesteld als BOA, in dienst bij NS-Reizigers. Op
9 januari 2011tussen de treinstations Nijkerk en Putten zag ik op het achterste balkon van de trein twee jongens zitten op de in de trein aanwezige klapstoeltjes. Ik heb deze jongens om een geldig vervoersbewijs gevraagd. Ik hoorde jongen 2 tegen mij zeggen: "Die zijn we vergeten te kopen". Ik zag dat beide jongens gingen staan. Ik zei tegen de jongens dat ze bij ons een kaartje konden kopen. Ik zag en hoorde dat de jongens hier niet op reageerden. Hierop heb ik nogmaals gezegd dat ze bij mij een kaartje konden kopen. Ik zag dat de jongens hier wederom niet op reageerden. Ik heb mij daarna gelegitimeerd als BOA. Ik zag dat mijn collega [slachtoffer A] op dat moment met jongen 2 in gesprek was gegaan. Vervolgens heb ik jongen 1 (rechtbank: naar later blijkt verdachte) nogmaals de inzage in een geldig legitimatiebewijs gevorderd. Ik hoorde hem zeggen "die heb ik niet bij me". Ik heb de jongen toen meegedeeld dat hij was aangehouden voor het reizen zonder geldig vervoersbewijs en het niet op eerste vordering tonen van een geldig identiteitsbewijs. Ik hoorde dat mijn collega [slachtoffer A] de andere jongen op dat moment ook had aangehouden op dezelfde gronden.
Jongen 1 wil ik in dit proces-verbaal van aangifte verder noemen als verdachte.
Ik vertelde de verdachte dat we bevoegd waren om te fouilleren teneinde zijn identiteit vast te stellen. Ik vroeg de verdachte zijn zakken leeg te maken. Ik zag dat verdachte zijn broekzakken leegmaakte. Ik vroeg de verdachte vervolgens om ook zijn jaszakken leeg te maken. Ik zag dat de verdachte uit zijn binnenzak aan de linkerzijde van zijn jas een zilverkleurig voorwerp pakte. Ik hoorde de verdachte tegen mij zeggen: "een mes". Ik zag dat het mes ingeklapt was, maar doordat ik een deel van het snijvlak zag wist ik zeker dat het een mes was.
Ik zag dat de verdachte naar jongen 2 keek. Ik hoorde de verdachte op luide toon zeggen: "ik heb al eens een conducteur neergestoken, dat weet je toch"?
Ik voelde mij op dat moment erg bedreigd. Ik zag dat de verdachte het mes weer in de binnenzak aan de linkerzijde van zijn jas stopte. Ik zag dat hij zijn rechterhand in diezelfde zak hield.
Op het moment dat de trein op het station in Putten stopte, hebben wij tegen de jongens gezegd dat ze de trein uitmoesten. Wij zijn vervolgens met de jongens de trein verlaten. Ik zag dat er nog twee collega's naar ons toe kwamen, [slachtoffer C] en [naam 1].
Wij zijn vervolgens via perron 1 naar de wachtruimte gelopen. Op het moment dat wij aankwamen bij de wachtruimte heb ik aan collega [naam 1] gevraagd of hij de politie wilde bellen met het verzoek of zij met spoed wilden komen. Ik zag dat de verdachte met zijn rechterhand bij zijn linker binnen jaszak bleef zitten. Ik voelde mij bedreigd door wat verdachte had gezegd en doordat hij met zijn rechterhand constant bij het mes zat. Ik zag dat mijn collega [slachtoffer B] jongen 2 de wachtruimte in begeleidde. Ik hoorde toen gelijk de verdachte schreeuwen: "blijf van mijn broertje af kankerneger". Ik zag dat de verdachte ten tijde van zijn schreeuwen naar mijn collega [slachtoffer A] keek. Ik zag dat de verdachte naar mijn collega [slachtoffer A] liep. Hierop zag ik dat collega [slachtoffer C] tussen de verdachte en collega [slachtoffer A] ging staan. Ik zag dat de verdachte zijn rechterhand uit zijn linker binnen jaszak haalde. Ik kon niet zien of de verdachte het mes vast had. Ik zag dat de linkerarm van de verdachte in mijn richting kwam. Ik zag dat de hand van de verdachte tot een vuist gebald was. Vervolgens voelde ik een harde klap bij mijn rechteroog. Ik voelde hierdoor pijn aan de rechterzijde van mijn gezicht.
Ik zag dat de verdachte om zich heen keek. Ik zag dat de verdachte zijn rechterhand weer naar de linker binnenzak van zijn jas bracht. Ik zag dat de verdachte vervolgens ongeveer twintig meter bij ons vandaan wegrende. Ik zag dat de verdachte vervolgens stil bleef staan. Na ongeveer een minuut later zag ik dat de verdachte onze kant weer op liep. Ik hoorde dat de verdachte riep terwijl hij naar ons toeliep en hij ons aankeek: "ik maak jullie dood". Op het moment dat de verdachte voor ons zag ik dat de verdachte mij aankeek. Ik hoorde de verdachte zeggen: "sorry dat ik jou heb geslagen, want ik sla geen vrouwen. De klap was voor hem bedoeld". Hierbij zag ik dat de verdachte mijn collega [slachtoffer C] aanwees. Ik zag dat de verdachte zijn rechterarm weer naar zijn binnenzak aan de linkerzijde van zijn jas bracht. Ik hoorde de verdachte zeggen: "ik maak jullie allemaal dood, wie wil er als eerst, jij, jij, jij? of jij"? Ik zag dat de verdachte bij het uitspreken van de woorden jij, jij, jij of jij, met zijn linkerwijsvinger mij en mijn collega's aanwees. Ik hoorde de verdachte vervolgens zeggen: "ik ben net vrij, het kan me niets schelen of ik jullie neersteek of niet". Ik voelde mij op dat moment erg bedreigd. Ik zag dat de verdachte vervolgens wegrende. Ik zag dat de politie de verdachte had staande gehouden."
Voorts: "Op maandag 10 januari 2011 heb ik mijn huisarts bezocht. Deze heeft na onderzoek geconstateerd dat ik het volgende letsel heb opgelopen: lichte kneuzing rondom de oogkas met daarbij een zwelling."
De geneeskundige verklaring3 inzake [slachtoffer A], inhoudende: uitwendig waargenomen letsel: lichte kneuzing rechter oogkas met zwelling.
De aangifte van [slachtoffer B]4, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
"Op zondag 9 januari 2011 omstreeks 20.13 uur was ik belast met het vervoerbewijscontrole in trein 5671. Ik hoorde mijn collega zeggen dat twee doelgroepers de trein in stapten op station Nijkerk. Ik en mijn collega [slachtoffer A] zijn meteen richting deze jongens gegaan om ook van deze twee personen hun vervoerbewijzen te controleren.
Ik hoorde de jongens kort na elkaar zeggen dat ze geen vervoerbewijs hadden en dat ze deze waren vergeten te kopen. Ik hoorde dat mijn collega [slachtoffer A] twee keer hun legitimatiebewijs had gevorderd. Ik heb de jongens ook nog eens twee keer gevorderd om hun legitimatiebewijs. Ik hoorde mijn collega [slachtoffer A] zeggen dat de jongens hun zakken leeg moesten halen. Ik zag dat jongen 1 vervolgens uit zijn linker binnen zak een mes haalde. Ik hoorde de jongens zeggen: "ik heb wel een mes voor je". Op dat moment voelde ik mij erg bedreigd. Vervolgens hoorde ik [slachtoffer A] tegen de jongens zeggen dat ze waren aangehouden. Ik hoorde dat jongen 1 verbaal agressief werd.
Op zondag 9 januari 2011 omstreeks 20.31 uur kwamen wij aan op perron 1 op station Putten. Vervolgens zijn we in formatie naar de wachtruimte gelopen. Ik heb jongen 2 uiteindelijk de wachtruimte ingeduwd. Ik hoorde vervolgens achter mij gestommel, ik keek om en ik zag dat mijn collega's [slachtoffer A] en [slachtoffer C] aan het vechten waren met jongen 1. Vervolgens hield het gevecht op en hoorde ik jongen 1 weer dezelfde scheldwoorden aanhalen als eerder genoemd in de trein. Ik zag nadat jongen 1 klaar was met schelden dat hij langs ons heen rende in de richting van de Stationsstraat. Ik zag dat een taxichauffeur zijn armen spreiden en jongen 1 probeerde tegen te houden. Vervolgens zag ik dat jongen 1 dreigend kwam terug lopen met zijn rechterhand in zijn linker binnenzak. Ik wist nog van de situatie in de trein dat hij daar zijn mes had. Tijdens het lopen hoorde ik dat jongen 1 roep met luide stem: "wie wil er eerst? Want ik steek jullie allemaal neer. Jij, jij, jij of jij"? Ik hoorde hem dit vier keer herhalen."
De aangifte van [slachtoffer C]5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
"Op zondag 9 januari 2011 omstreeks 20.35 uur kwamen wij aan op station Putten. Wij waren op dat moment bezig met een reiziger die geen vervoersbewijs kon tonen. Op het moment dat wij op het achterste balkon van de trein aankwamen, zag ik dat mijn collega's [slachtoffer A] [slachtoffer B] en [slachtoffer A] net uitstapten, samen met twee jonge jongens.
Ik zag dat de jongens meeliepen richting de wachtruimte. Ik hoorde dat de beide jongens onderweg veel aan het schelden waren. Ik hoorde mijn collega [slachtoffer A] zeggen dat een van de jongens een mes bij zich had en ze wees daarbij naar de eerste jongen.
Ik hoorde dat de eerste jongen ook op agressieve toon begon te schreeuwen en ik zag dat hij snel naar mij toe kwam lopen. Ik hoorde dat hij riep "he kankerneger, blijf van mijn broertje af". Ik zag dat de eerste jongen zijn rechterhand in zijn linkerbinnenzak van zijn jas hield. Ik zag dat hij een vuist maakte en met kennelijke kracht uithaalde. Ik draaide mijn hoofd weg van de vuist, waardoor de vuist mijn gezicht miste. Ik duwde de jongen vervolgens met zijn rug richting de muur van de wachtruimte in een poging om hem onder controle te houden. Ik zag en voelde dat de jongen met zijn armen begon te draaien, waardoor ik mijn grip op de jas verloor. Ik zag dat de jongen op het moment dat hij loskwam van mijn greep wegrende in de richting van de Stationsstraat.
Binnen een minuut nadat de jongen was weggerend, kwam hij terug en begon hij weer op luide stem te schreeuwen en te schelden. Hij schelde richting mijn collega [slachtoffer A] en stapte op hem af. Ik zag dat de eerste persoon zijn rechterhand weer in zijn linkerbinnenzak van zijn jas hield. Ik zag dat de jongen ons een voor een aankeek en ik hoorde hem ondertussen vragen: "ik maak jullie dood! Wie wil? Jij, jij, jij"?"
De verklaring van verdachte6 bij de politie, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
" Ik heb al mijn zakken leeggehaald waar mijn mes ook bij zat. Ik heb mijn mes de hele avond in het hoesje gehad, ik heb hem alleen getoond.
Ik had gewoon de neiging om iemand te slaan. Ik heb die vrouw per ongeluk geraakt.
Als ik hard geslagen had, dan was die vrouw niet eens opgestaan, weet je."
Ter zitting is verdachte bij zijn verklaring gebleven.
In aanvulling op voormelde opsomming van de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank ten aanzien van feit 1, de mishandeling van aangeefster [slachtoffer A], nog dat er, gelet op haar aangifte en op de verklaring van verdachte bij de politie, waarin hij onder meer heeft verklaard dat hij de neiging had om iemand te slaan en dat hij haar vervolgens per ongeluk heeft geslagen, ten minste sprake is van voorwaardelijke opzet. Verdachte heeft, door zo te handelen en om zich heen te slaan, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangeefster letsel en pijn zou kunnen toebrengen.
De aangifte van [slachtoffer D]8, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
"Donderdag 4 november 2010 was ik aan het controleren op de trein tussen Amersfoort en Harderwijk. Ik vroeg daar aan een reiziger of hij zijn vervoersbewijs wilde tonen. Hij toonde mij een buskaart. Ik vertelde hem dat hij een kaartje bij mij direct kon kopen. Ik had inmiddels zijn buskaart in handen.
Ik ben toen begonnen met het uitschrijven van een vervoersbewijs."
Voorts:
"Ik hoorde dat de man die voor mij stond mij begon te bedreigen. Ik hoorde dat hij zei: "Geef hier die kankerkaart en ik had die kankerkop van jou al moeten verbouwen." Dat heeft hij wel een keer of twintig geroepen. Ik voelde mij hierdoor bedreigd. Ik hoorde dat hij zei: "je weet niet wie je voor je hebt, ik kom net uit de gevangenis ik ben psychisch ik had die kankerkop van je moeten verbouwen." Ik zag ook dat hij het schuim op zijn mond had staan. Ook zag ik dat hij met zijn handen voor mijn hoofd ging staan wijzen dit op een afstand van ongeveer vijf centimeter van mijn gezicht af."
De verklaring van verdachte9 bij de politie, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
" Donderdag 4 november 2010 stapte ik in de trein van Apeldoorn naar Amersfoort. Ik
wilde naar Harderwijk reizen. In de trein naar Harderwijk werd ik gecontroleerd door een conducteur. Ik liet mijn busabonnement zien. Ik zag dat de conducteur weg liep met mijn busabonnement. Ik liep achter de conducteur aan. We zeiden nare dingen tegen elkaar. Ik was geïrriteerd omdat hij mijn busabonnement niet terug wilde geven.
Wij hebben beiden lelijke dingen tegen elkaar geroepen. Als de conducteur het zo begrepen heeft.
Ter zitting is verdachte bij zijn verklaring gebleven, met dien verstande dat hij nog heeft verklaard dat hij de bewoordingen zoals ze in de tenlastelegging staan, heeft gebruikt.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen. De bedreiging is van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Ten aanzien van feit 510:
De aangifte van [slachtoffer E]11.
De bekennende verklaring van verdachte12 bij de politie, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
"Ik heb gehoord dat de vrouw in de bibliotheek tegen mij zei dat ik weg moest gaan. Ik ging niet weg omdat ik het wilde rechtzetten.
U vraagt mij of ik straks bij de bibliotheek ben geweest. Ja, daar ben ik toch opgepakt.
U vraagt mij of mij daar is verteld dat ik daar moest vertrekken. Ja.
U vraagt mij of ik dat uit vrije wil heb gedaan, of onder begeleiding van uw collega's.
Onder begeleiding van uw collega's."
Ter zitting is verdachte bij zijn verklaring gebleven.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte dit feit gaaf en onomwonden heeft erkend, is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten13.
De bekennende verklaring van verdachte14 bij de politie, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
"U vraagt mij wat ik heb gezegd. Dat ik hem een mafkees vond.
U vraagt mij of ik "klootzakken" heb gezegd tegen uw collega's. Ik zei: ik vind jullie klootzakken. En ik zei: ik vind jullie mafkezen."
Ter zitting is verdachte bij zijn verklaring gebleven, met dien verstande dat hij nog aanvullend heeft verklaard dat hij de woorden zoals ze in de tenlastelegging staan, heeft gebruikt en dat dit toen bedoeld was om de verbalisanten te beledigen.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte dit feit gaaf en onomwonden heeft erkend, is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van feit 715:
Het proces-verbaal Uitvoering Leerplichtwet16.
De bekennende verklaring van verdachte17 bij de politie, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
"Ik weet dat ik volledig leerplichtig ben en dat ik de lessen moet bezoeken op de school waar ik sta ingeschreven. Het klopt dat ik vanaf 1 september 2010 tot en met 8 november 2010 de school regelmatig heb verzuimd. Vanaf 8 november 2010 ben ik helemaal niet meer naar school geweest."
Ter zitting is verdachte bij zijn verklaring gebleven.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte dit feit gaaf en onomwonden heeft erkend, is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde, heeft begaan, te weten dat:
hij op 9 januari 2011 te Putten, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer A], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, als medewerker Service en veiligheid bij de Nederlandse spoorwegen, belast met de controle van vervoersbewijzen, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, met kracht en met gebalde vuist tegen dier gezicht/hoofd heeft geslagen/gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op 9 januari 2011 op het spoortraject tussen Nijkerk en Putten, [slachtoffer A] en [slachtoffer B], beiden conductrice/conducteur van de Nederlandse spoorwegen, althans medewerker Service en veiligheid bij de Nederlandse spoorwegen en belast met de controle van vervoersbewijzen, in de trein heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk, in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer A] en [slachtoffer B], dreigend tegen een persoon die naast hem zat, gezegd : "ik heb al eerder een conducteur neergestoken, dat weet je toch?" en "ik heb wel een mes voor je", terwijl hij, verdachte, op dat moment een ingeklapt mes, zichtbaar toonde aan die [slachtoffer A] en [slachtoffer B];
hij op 9 januari 2011 te Putten [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C], allen conducteur/conductrice bij de Nederlandse spoorwegen, althans medewerker Service en veiligheid bij de Nederlandse spoorwegen en belast met de controle van vervoersbewijzen, op het perron heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en [slachtoffer C] meermalen dreigend de woorden toegevoegd : "ik maak jullie allemaal dood, wie wil er als eerste, jij, jij, jij, of jij" en "ik ben net vrij, het kan me niet schelen of ik jullie neersteek of niet", althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking en waarbij hij, verdachte, een hand in zijn linkerbinnenzak hield, terwijl [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en [slachtoffer C] wisten dat hij verdachte een mes bij zich had;
hij op 4 november 2010 in de gemeente Putten, althans op het treintraject Amersfoort - Harderwijk, [slachtoffer D], conducteur, heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer D] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik had die kankerkop van jou al moeten verbouwen" en "Je weet niet wie je voor je hebt. Ik kom net uit de gevangenis en ik ben psychisch. Ik had die kankerkop van jou moeten verbouwen";
hij op 21 december 2010 te Harderwijk zich wederrechtelijk heeft bevonden in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten de bibliotheek (aan [adres], aldaar);
hij op 21 december 2010 te Harderwijk opzettelijk beledigend politieambtenaren, te weten [politieambtenaar A] en [politieambtenaar B], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, belast met de incidentenafhandeling in de gemeente Harderwijk, en in uniform gekleed, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "mafkees" en "klootzakken";
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2010 tot en met 22 november 2010 in de gemeente Apeldoorn, als jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten De Ambelt was ingeschreven, telkens niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel
van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1 : mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Feit 2 en 3 : telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Feit 4 : bedreiging met zware mishandeling;
Feit 5 : wederrechtelijk in een voor de openbare dienst bestemd lokaal vertoevende,
zich niet op de vordering van een bevoegde ambtenaar aanstonds verwijderen;
Feit 6 : eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Feit 7 : als leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, de
verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen jeugddetentie, waarvan 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met daarbij de bijzondere voorwaarde van verplicht jeugdreclasseringscontact, ook als dat inhoudt het meewerken aan de reeds gestarte behandeling bij Chu Chin in 't Harde.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de strafmaat op het standpunt gesteld dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde nog aanzienlijke agressieproblemen had, maar dat hij nu, sinds hij bij Chu Chin verblijft, op een positieve manier is veranderd. Hij pleit daarom voor oplegging van een flinke voorwaardelijke straf als stok achter de deur. Het werken aan zijn problematiek is belangrijker dan een afstraffing, aldus de raadsman. De raadsman sluit zich aan bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en van de jeugdreclassering.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een groot aantal (gewelds-)delicten, bestaande uit een mishandeling van een conductrice, meerdere (verbale en fysieke) bedreigingen van diverse conducteurs, een lokaalvredebreuk, een belediging van twee agenten en een overtreding van de Leerplichtwet.
Met name de fysieke en verbale bedreigingen tegen de conducteurs in de trein en later op het perron, betreffen traumatische gebeurtenissen voor de slachtoffers. Dat de gedragingen voor de slachtoffers nadelige gevolgen hebben gehad en nog altijd hebben, is onder meer gebleken uit de toelichting van de door de slachtoffers ingediende vorderingen tot schadevergoeding. Daarnaast draagt een dergelijke handelwijze bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte acht geslagen op het op naam van verdachte gesteld uittreksel justitiële documentatie van 22 september 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten. Blijkbaar heeft deze veroordeling, waarvoor verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde nog in een proeftijd liep, en de daarin begrepen waarschuwing, hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 20 oktober 2011 en met het rapport van de jeugdreclassering van 25 oktober 2011, waaruit naar voren komt dat verdachte binnen de begeleiding/aanpak van Chu Chin gedragsveranderingen laat zien. De vorm van aanpak heeft een positief effect op zijn gedrag en houding, hij oogt niet meer agressief, hij loopt tevreden rond op het terrein en voert zijn dagelijkse werkzaamheden uit. Ook de verlofweekenden verlopen goed; hij houdt zich aan de gemaakte afspraken, wat weer vertrouwen geeft in de begeleiding.
De raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering adviseren oplegging van een deels voorwaardelijke werkstraf met de bijzondere voorwaarde van verplicht jeugdreclasseringscontact en daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf.
Op grond van voorgaande acht de rechtbank een deels voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur geïndiceerd, om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt, alsmede ter ondersteuning van een optimale en verdere medewerking van verdachte aan de in gang gezette behandeling bij Chu Chin en aan de begeleiding van jeugdreclassering. Aan de voorwaardelijke straf zal de bijzondere voorwaarde van jeugdreclasseringscontact worden verbonden. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaar.
Daarnaast zal aan verdachte, gelet op de ernst en de hoeveelheid van de strafbare feiten en uit oogpunt van vergelding en normhandhaving, nog een onvoorwaardelijke werkstraf worden opgelegd. De tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht, zal op de onvoorwaardelijke werkstraf in mindering worden gebracht.
In beslag genomen voorwerpen
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met behulp waarvan het onder 2 en 3 bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A], bijgestaan door gemachtigde C.M. Buckens, p/a Postbus 19298, 3501 DG Utrecht (bank.rek.nr. [nummer]), heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 500,00 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partij [slachtoffer B], bijgestaan door gemachtigde C.M. Buckens, p/a Postbus 19298, 3501 DG Utrecht (bank.rek.nr. [nummer]), heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 500,00 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partij [slachtoffer C], bijgestaan door gemachtigde C.M. Buckens, , p/a Postbus 19298, 3501 DG Utrecht (bank.rek.nr. [nummer]), heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 500,00 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde feit.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen tot de gevraagde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van bovenstaande vorderingen heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze, gelet op de huidige jurisprudentie en gelet op het gegeven dat van een opsporingsambtenaar een meer dan gemiddeld incasseringsvermogen mag worden verwacht, gematigd dienen te worden. Ten aanzien van de hoogte van de schadebedragen refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het de rechtbank voldoende gebleken dat ieder van de
benadeelde partijen als gevolg van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde handelen van
verdachte immateriële schade heeft geleden die de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid schat op telkens € 300,00. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. De vordering is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2011, voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de benadeelde partijen ten aanzien van het overig gevorderde niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, nu de verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij [slachtoffer D], bijgestaan door gemachtigde C.M.Th. Willemars, p/a Postbus 19298, 3501 DG Utrecht (bank.rek.nr. [nummer]), heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 276,00 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde feit.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van deze benadeelde partij tot het gevraagde bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft zich ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het de rechtbank voldoende gebleken dat de
benadeelde partij als gevolg van het onder feit 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte
rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag, te weten
€ 276,00, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor
toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht tevens telkens de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke artikelen
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36b, 36c, 36f, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 77aa, 91, 139, 266, 267, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969.
Beslissing
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en
7 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan
hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
Feit 1 : mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Feit 2 en 3 : telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Feit 4 : bedreiging met zware mishandeling;
Feit 5 : wederrechtelijk in een voor de openbare dienst bestemd lokaal vertoevende,
zich niet op de vordering van een bevoegde ambtenaar aanstonds verwijderen;
Feit 6 : eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Feit 7 : als leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, de
verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomen.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 160 (honderdzestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 80 (tachtig) dagen;
* bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf, groot 80 (tachtig) uren, subsidiair 40 (veertig) dagen jeugddetentie, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en
voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Bureau
Jeugdzorg Gelderland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.;
- dat veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van
zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer
vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 vouwmes, kleur grijs;
* veroordeelt verdachte betreffende de feiten 1, 2 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], p/a Postbus 19298, 3501 DG Utrecht (bank.rek.nr. [nummer]), van een bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2011 en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] voornoemd, een bedrag te betalen van € 300,00, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte betreffende feit 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer C], p/a Postbus 19298, 3501 DG Utrecht (bank.rek.nr. [nummer]), van een bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2011 en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer C] voornoemd, een bedrag te betalen van € 300,00, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte betreffende de feiten 2 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], p/a Postbus 19298, 3501 DG Utrecht (bank.rek.nr. [nummer]), van een bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2011 en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B] voornoemd, een bedrag te betalen van € 300,00, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte betreffende feit 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer D], p/a Postbus 19298, 3501 DG Utrecht (bank.rek.nr. [nummer]), van een bedrag van € 276,00, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer D]
voornoemd, een bedrag te betalen van € 276,00, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 5 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* heft op het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Ouweneel, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. Van der Hooft en Peters, rechters, in tegenwoordigheid van Vriezekolk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 november 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
PL26SM-2011001629, gesloten en ondertekend op 4 mei 2011 te Zwolle door [naam 2 en naam 3],
beiden hoofdagent.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], pag. 49-52
3 Geneeskundige verklaring, pag. 56
4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], pag. 57-63
5 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], pag. 64-68
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 40-45
7 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
PL0611-2010162561-1, gesloten en ondertekend op 25 november 2010 te Putten door [naam 4], hoofdagent.
8 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer D], pag. 3-5
9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 10 en 11
10 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
PL0612-2011001172-1, gesloten en ondertekend op 3 januari 2011 te Harderwijk door Visch,
hoofdagent.
11 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer E], pag. 8 en 9
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 15 en 21 en 22
13 Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten, pag. 19 en 20
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 17 en 18
15 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte proces-verbaal Uitvoering Leerplichtwet, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-
verbaal nummer 2010-138, gesloten en ondertekend op 30 december 2010 te Harderwijk door Van
Norden, leerplichtambtenaar.
16 Proces-verbaal Uitvoering Leerplichtwet 1969 van het Regionaal Bureau Leerlingzaken
17 Proces-verbaal van verhoor van verdachte