Sector Straf
Meervoudige Jeugdstrafkamer
Parketnummer: 06/940025-11
Uitspraak d.d. 8 november 2011
Tegenspraak / dip
Raadsvrouw: mr. W.D.M. de Boer, advocaat te Apeldoorn
[verdachte],
geboren te [plaats op 1993],
wonende te [plaats, adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 25 oktober 2011.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 januari 2011 te Apeldoorn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Oostkreek, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld bestond uit het duwen en/of trekken en/of slaan en/of schoppen (tegen het lichaam van die [slachtoffer A]) en/of uit het met een stroomstootwapen (tasergun), althans een soortgelijk voorwerp, tegen het lichaam van die [slachtoffer A] stoten en/of duwen en/of drukken (terwijl dat wapen aan stond) en/of het dreigen met genoemd wapen/voorwerp;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 15 januari 2011 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] (met kracht en/of met gebalde vuist) in/tegen diens gezicht/hoofd, althans lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of (met kracht) heeft geduwd en/of met een stroomstootwapen (tasergun), althans een soortgelijk wapen, tegen het lichaam van die [slachtoffer A] heeft gestoten en/of geduwd en/of gedrukt (terwijl dat stroomstootwapen aan stond), waardoor voornoemde [slachtoffer A] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 26 november 2010 in de gemeente Apeldoorn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [cafetaria], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C], welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans eenmaal geven van een (zogenaamde) kopstoot tegen het hoofd en/of
het lichaam van die [slachtoffer B], en/of
- het meermalen, althans eenmaal stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van
die [slachtoffer B], en/of
- het meermalen, althans eenmaal schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer B],
en/of
- het meermalen, althans eenmaal schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer C],
en/of
- het meermalen, althans eenmaal stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van
die [slachtoffer C];
(Pnr. 821002/10)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 26 november 2010 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
1)
[slachtoffer B]
- meermalen, althans eenmaal een (zogenaamde) kopstoot tegen het hoofd en/of het lichaam
heeft gegeven, en/of
- meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen,
en/of
- meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze
[slachtoffer B] letsel (een bloedneus) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, en/of
2)
[slachtoffer C]
- meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, en/of
- meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschompt en/of
geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer C] pijn heeft ondervonden;
(Pnr. 821002/10)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft in haar pleidooi ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde tot uitdrukking gebracht dat de bewijsmiddelen ontoereikend zijn om tot een bewezenverklaring te komen en zij heeft de rechtbank verzocht verdachte hiervan vrij te spreken. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij naar voren gebracht dat er geen sprake is geweest van een samenhang tussen de diverse geweldshandelingen, nu er geen overleg heeft plaatsgevonden tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] voorafgaand aan de vechtpartij. Verdachte heeft ter terechtzitting hierover zelfs verklaard dat hij tegen [medeverdachte] had gezegd dat hij aangever [slachtoffer C] zou "pakken" omdat deze "stoer" naar hem keek en dat [medeverdachte] tot verdachtes verwondering tegen hem zei dat hij die andere jongen dan ging "pakken".
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde merkt de raadsvrouw op dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever [slachtoffer B] heeft mishandeld, aangezien verdachte niet met hem heeft gevochten en zelfs helemaal niet betrokken is geweest bij deze mishandeling. Naar mening van de raadsvrouw dient verdachte van dit onderdeel te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend.
De aangifte van [slachtoffer A]2.
De verklaring van getuige [getuige A]3.
De verklaring van getuige [getuige B]4.
De verklaring van getuige [getuige C]5.
De bekennende verklaring van verdachte6 bij de politie afgelegd op 16 januari 2011, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
"Ik was gisteren niet zo best in orde. Ik zal nu duidelijk verklaren wat er gebeurd is. Ik was met een aantal vrienden in het [buurthuis]. Ik ben daar vandaan naar het huis van [naam 1] gelopen. Wij stonden te wachten. Ik stond met mijn kont op de motorkap van een auto. Wij waren wat aan het schreeuwen. De buurman tegenover de woning van [naam 1] kwam naar buiten en sprak [naam 2] aan. Vervolgens zie ik dat de buurman naast [naam 1] ook naar buiten komt. Die man kwam vlak voor mij staan en zei mij dat ik die auto niet moest vernielen. Die man stond op nog geen halve meter afstand voor mij op het moment dat hij mij aansprak. Ik gaf antwoord terug en noemde hem "gek". Die man werd boos dat ik hem zo noemde. Die man kwam weer vlak voor mij staan en daar was ik niet van gediend. Uit volle macht heb ik die man een duw met mijn beide armen gegeven. Ik zag dat die man daardoor onderuit ging en in de bosjes viel. Die man kwam weer overeind en liep achter mij aan omdat ik weg wilde lopen. Die man haalde mij in en hij pakte mij beet bij mijn schouder. Ik bedacht mij geen moment en ik draaide mij om en haalde met volle kracht uit en sloeg met mijn gebalde rechtervuist die man in zijn gezicht. Ik was op dat moment boos en opgefokt. Ik zag dat die man door die klap door de knieën ging. Hij kon voorkomen dat hij viel door zijn hand op de grond te plaatsen. Ik kreeg toen wel de kans om weg te komen. Onderwijl viel ik nog een keer waardoor ik een gat in mijn broek opliep.
Ik weet wel dat [naam 2] door een van de andere jongens is geholpen. Een van die andere jongens waarvan ik de naam niet zeg, vloog de buurman waar [naam 2] problemen mee had, om zijn nek om [naam 2] daarmee te helpen. Ik heb wat duw- en trekwerk gezien.
Wij waren daar met meerdere jongens aanwezig en meerderen van ons hebben wat lopen duwen, trekken en vechten."
Ter zitting is verdachte bij zijn verklaring gebleven.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte dit feit gaaf en onomwonden heeft erkend, is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De aangifte van [slachtoffer B]8, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, dat hij en zijn vriend op 26 november 2010 buiten cafetaria [cafetaria] te Apeldoorn ruzie kregen met twee jongens en dat hij van een van die twee jongens drie à vier kopstoten heeft gekregen en dat hij tevens een vuistslag tegen zijn hoofd heeft gehad. Hij zag voorts dat de andere jongen zijn vriend Jurgen in de bosjes duwde.
De aangifte van [slachtoffer C]9, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, dat hij en zijn vriend [slachtoffer B] op 26 november 2010 op de [cafetaria] werden geroepen door twee jongens en dat de jongens naar hen toe kwamen lopen. Een van de jongens begon ineens heel agressief te praten. De agressie was in eerste aanleg alleen tegen [slachtoffer B]. Een van de jongens gaf [slachtoffer B] twee à drie keer een kopstoot en [slachtoffer B] werd ook tegen een verhuisbord aangegooid. Bij het opstaan van [slachtoffer B] trapte de andere jongen met kracht op het lichaam van [slachtoffer B]. Toen hij, [slachtoffer C], wegliep kreeg hij de twee jongens achter hem aan. De jongen die [slachtoffer B] had getrapt pakte hem vast en trapte hem twee keer tegen het lichaam. De andere jongen sloeg hem vervolgens uit het niets vier keer op zijn hoofd.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte]10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, dat hij op 26 november 2010 samen met verdachte in cafetaria [cafetaria] was. Buiten voor de cafetaria stonden twee jongens die hij niet kende. Verdachte zei tegen hem dat hij vond dat die jongens wel erg boos naar hem hadden gekeken. Hij zei daarbij dat hij vond dat een van hen wel heel stoer kon doen. Na het eten maakte verdachte nog een opmerking en hij zei dat hij vond dat een van de jongens nog steeds stoer aan het kijken was. Hij hoorde dat verdachte iets tegen de jongens riep. Verdachte zei tegen de jongens dat ze niet zo stoer moesten doen. Hij zag dat verdachte in de richting van een van die jongens liep en hem bij diens vest pakte en dat met kracht omhoog duwde. Hij, [medeverdachte], liep op dat moment met verdachte mee en was naast hem gaan staan. Hij zag dat verdachte de jongen die hij vasthad met kracht in de struiken duwde. De andere jongen die op verdachte af kwam rennen, werd door hem teruggeduwd en hij wilde hem een kopstoot geven. De eerste miste en direct daarna stootte hij nogmaals, waarbij hij die jongen met zijn voorhoofd hard tegen het gezicht raakte. Door de klap van die kopstoot liep de jongen achteruit en struikelde waarna hij met zijn hoofd tegen een "Te Koop" bord viel. Hij zag dat verdachte de andere jongen twee keer tegen zijn hoofd stompte. Beide jongens renden vervolgens weg.
De verklaring van verdachte11 bij de politie, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven dat hij met [medeverdachte] op een avond patat zat te eten in de [cafetaria]. Hij kan zich herinneren dat hij een van de twee jongens twee of drie keer een harde stomp tegen het hoofd heeft gegeven en dat [medeverdachte] de andere jongen een serie van vier kopstoten gaf, waarvan de eerste mis was, met als gevolg dat aangever [slachtoffer B] een bloedneus had. Op de vraag waarom hij die avond ruzie heeft gemaakt met twee jongens die hij niet kende, antwoordde hij dat hij door de drank heeft gedacht dat ze - de twee jongens - de hele tijd naar hem zaten te kijken.
Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij en [medeverdachte] ieder een van de twee jongens die ze hadden gezien in de cafetaria hebben mishandeld.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededader zich schuldig hebben gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld. De rechtbank overweegt daarbij
dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen dat verdachte en zijn medeverdachte van te voren - al dan niet stilzwijgend - hebben afgesproken om te gaan vechten met aangevers, dat hun rollen uitwisselbaar waren en dat ze ook daadwerkelijk op hetzelfde moment en tijdstip met de aangevers zijn gaan vechten en dus gezamenlijk hebben gehandeld. De rechtbank stelt dan ook vast dat er sprake is van een voldoende wezenlijke en significante bijdrage van verdachte aan de (openlijke) geweldshandelingen. Van twee los van elkaar staande mishandelingen is geen sprake geweest, aldus de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feit, heeft begaan, te weten dat:
hij op 15 januari 2011 te Apeldoorn met een ander, op of aan de openbare weg, de Oostkreek, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld bestond uit het duwen en slaan tegen het lichaam van die [slachtoffer A] en uit het met een stroomstootwapen (tasergun), tegen het lichaam van die [slachtoffer A] duwen of drukken terwijl dat wapen aan stond.
hij op 26 november 2010 in de gemeente Apeldoorn met een ander, op of aan de openbare weg, de [cafetaria], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B] en [slachtoffer C], welk geweld bestond uit:
- het meermalen geven van een kopstoot tegen het hoofd en
- het eenmaal stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer B], en
- het meermalen schoppen of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer C], en
- het meermalen stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer C].
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel
van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1 primair en feit 2 primair: telkens: openlijk en in vereniging geweld plegen tegen personen
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is een rapport, gedateerd 18 oktober 2011, opgemaakt door H.R.J. ter Borg, GZ-psycholoog. In dit rapport wordt, zakelijk weergegeven, het volgende geconstateerd.
Bij betrokkene kan gesproken worden van een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis, met daarnaast kenmerken van een autisme spectrumstoornis.
Bij betrokkene is sprake van een achterblijvende sociale en emotionele ontwikkeling. Hierdoor is hij meer dan leeftijdsgenoten omgevingsafhankelijk. Door zijn pervasieve tekort en oppositionele houding reageert hij sterk op van binnenuit en van buitenaf komende prikkels. De reden dat hij zo agressief werd kwam door de drank, maar was ook het gevolg van snel gekwetst zijn. Betrokkene denkt al snel dat anderen hem uitdagen.
De aanwezigheid van zijn vrienden heeft volgens onderzochte niet, maar volgens onderzoeker wel, een rol gespeeld in de mate van het toegepaste geweld. Wanneer betrokkene drank gebruikt vervagen grenzen en treden in sterke mate agressieve impulsen naar buiten. De snelle ontremming is niet uitsluitend het gevolg van drank. Hij had echter wel kunnen weten dat bij veel drank hij niet meer helder kan nadenken. Zijn (tijdens het tenlastegelegde) zwakke zelfcontrole is echter ook het gevolg van zijn ontwikkelingsstoornis, het is een van nature geladen en snel overprikkelde jongere die sociale gebeurtenissen soms afwijkend interpreteert. Door deze endogene condities kon hij zich niet beheersen en zijn wil in vrijheid bepalen.
Alles afwegende kan betrokkene volgens onderzoeker licht verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
Met de conclusie van dit rapport, te weten dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feit, gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest, waarvan 70 uren, subsidiair 35 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt begeleiding door Lijn 5 of een soortgelijke instelling, zolang deze dit nodig acht.
Door en namens verdachte is ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met het gegeven dat verdachte in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis vanaf begin februari tot begin augustus via Emir Europe geplaatst was in een gastgezin in Frankrijk. Verdachte heeft, ondanks dat deze 6 maanden hem erg zwaar zijn gevallen, goed meegewerkt op de boerderij in Frankrijk, heeft zich goed ontwikkeld en heeft een positieve lijn ingezet.
De raadsvrouwe is het enerzijds eens met de deskundigen dat verdachte de consequenties van zijn handelen moet ervaren, maar anderzijds is zij van mening dat thans reeds gebleken is dat hij deze inmiddels heeft ondervonden. Zij stelt zich op het standpunt dat de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke werkstraf buitenproportioneel is, nu verdachte 6 maanden alleen in Frankrijk heeft gezeten/gewerkt. De raadsvrouwe verzoekt dan ook de straf te beperken tot een voorwaardelijke straf met daarnaast de bijzondere voorwaarde van verplicht jeugdreclasseringscontact en begeleiding door Lijn 5.
Tot slot heeft de raadsvrouw nog opgemerkt dat rekening moet worden gehouden met verdachtes licht verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich in korte tijd schuldig heeft gemaakt aan een tweetal (openlijke) geweldsdelicten. Verdachte heeft bij het eerste feit met zijn mededader aangever, die de jongens 's nachts heeft aangesproken op hun rumoerige en agressieve gedrag in de straat, geslagen en geschopt. Aangever heeft daarbij ook een stroomstootwapen tegen zich aan gedrukt gekregen. Daarnaast heeft verdachte zich bij het tweede feit samen met een andere mededader, schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen twee volstrekt willekeurige personen. Ook hier heeft verdachte zich agressief en gewelddadig opgesteld en dat kennelijk alleen omdat een van hen "stoer" bleef kijken naar verdachte.
Het gaat om ernstige geweldsdelicten die een voor de rechtsorde schokkend karakter hebben en die leiden tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Bovendien heeft verdachte op geen enkele manier rekening gehouden met de gevolgen die zijn daden voor de slachtoffers zouden kunnen hebben en hij heeft bovendien door zijn handelen het gevoel van veiligheid van de slachtoffers in ernstige mate aangetast.
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte acht geslagen op het op naam van verdachte gesteld uittreksel justitiële documentatie van 22 september 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Blijkbaar heeft deze veroordeling, waarvoor verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde nog in een proeftijd liep, en de daarin begrepen waarschuwing, hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden de omstandigheid dat de bewezen verklaarde feiten in licht verminderde mate aan verdachte toegerekend kunnen worden.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging voorts rekening gehouden met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 20 oktober 2011, waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen, om verdachte de consequenties te laten ervaren van zijn gedrag.
De rechtbank heeft daarnaast in ogenschouw genomen hetgeen voornoemde gz-psycholoog in zijn rapport met betrekking tot de kans op recidive heeft vermeld. De deskundige is van mening dat verdachte meer dan gemiddeld afhankelijk is van externe controle en regulatie, zodat onder vergelijkbare omstandigheden en zonder behandeling recidive zich kan voordoen. De kans hierop wordt echter niet als hoog ingeschat vanwege de relatief gunstige gezinsomstandigheden, zijn wil om te veranderen en zijn redelijke morele besef.
Voornoemde deskundige is van mening dat verdachte baat heeft bij een reclasseringstoezicht waarin ook ruimte is voor gezinsgesprekken. Door dit toezicht kan verdachte nog twee jaar gevolgd worden en kan hij geholpen worden op het gebied van alcoholpreventie, het afmaken van een schoolopleiding, het vinden van werk en het nadenken over een verantwoorde vrijetijdsbesteding.
De rechtbank is van oordeel dat uit het oogpunt van vergelding en normhandhaving en om verdachte de consequenties te laten ervaren van zijn strafbare gedrag, een deels onvoorwaardelijke werkstraf passend en geboden is.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank, alles afwegend, een werkstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden. De rechtbank zal hiervan 50 uren voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal als bijzondere voorwaarde worden gekoppeld dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg Gelderland, afdeling jeugdreclassering, ook als dat inhoudt begeleiding door Lijn 5 of een soortgelijke instelling, zolang deze dit nodig acht. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren. De tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht, zal op de onvoorwaardelijke werkstraf in mindering worden gebracht.
Deze straf is lager dan de eis van de officier van justitie, die op zichzelf passend was voor deze feiten, nu de rechtbank in iets verdergaande mate rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat verdachte tengevolge van die feiten 'verplicht' is geweest om deel te nemen aan een project in Frankrijk, waar hij veel op zichzelf was aangewezen en welke deelname hij met goed gevolg heeft afgerond.
Toepasselijke wettelijke artikelen
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 27, 77a, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2
primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan
hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
feit 1 primair en feit 2 primair: telkens: openlijk en in vereniging geweld plegen
tegen personen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
* bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf, groot 50 (vijftig) uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en
voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Bureau
Jeugdzorg Gelderland, afdeling jeugdreclassering, zolang deze instelling dit
noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt begeleiding door Lijn 5 of een soortgelijke
instelling, zolang deze dit nodig acht;
- dat veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van
haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer
vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* heft op het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Ouweneel, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. Peters en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van Vriezekolk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 november 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
PL0625/2011007731-1, gesloten en ondertekend op 17 januari 2011 te Apeldoorn door [naam], hoofdagent.
2 Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer A], pag. 11 en 12 en pag. 15 en 16
3 Proces-verbaal van verklaring van getuige [getuige B], pag. 122-123
4 Proces-verbaal van verklaring van getuige [getuige B], pag. 92-98
5 Proces-verbaal van verklaring van getuige [getuige C], pag. 100-104
6 Proces-verbaal verklaring verdachte, pag. 112-114
7 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
PL062B/2010173602-1, gesloten en ondertekend op 15 december 2010 te Apeldoorn door W.A.
Nijhof, brigadier.
8 Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer B], pag. 21-22 en 25-26
9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], pag. 41-43 en 45-47
10 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], pag. 30-33 en 34-35
11 Proces-verbaal verklaring verdachte, pag. 36-39