ECLI:NL:RBZUT:2011:BU4414
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van der Hooft
- Kleinrensink
- Draisma
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in geweldszaak tegen horecamedewerkers na vechtpartij
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 15 november 2011, stond de verdachte, een portier van een horecagelegenheid, terecht voor de beschuldiging van poging tot zware mishandeling en mishandeling van een persoon genaamd [slachtoffer]. De feiten vonden plaats op 12 april 2009 in Doetinchem, waar de verdachte en medeverdachten betrokken waren bij een vechtpartij. De verdachte en zijn medeverdachten verklaarden dat de aangever agressief was en dat zij hem wilden aanhouden en onder controle brengen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en medeverdachten in overweging genomen, evenals de videobeelden van de incidenten.
De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten niet van dien aard waren dat daaruit zwaar lichamelijk letsel kon voortvloeien. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van zowel poging tot zware mishandeling als mishandeling. De verklaringen van de aangever over het geweld dat hij had ondervonden, vonden geen steun in andere bewijsmiddelen, en er was geen causaal verband aangetoond tussen de handelingen van de portiers en het letsel van de aangever. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie had gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde, maar had de subsidiaire mishandeling wel bewezen geacht. De verdediging stelde dat de verdachte handelde vanuit de intentie om de aangever aan te houden en dat de letsels meer aan de aangever zelf te wijten waren. De rechtbank volgde de redenering van de officier van justitie en de verdediging niet en sprak de verdachte vrij van zowel de primaire als de subsidiaire beschuldigingen.