ECLI:NL:RBZUT:2011:BU4414

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850110-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • Kleinrensink
  • Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in geweldszaak tegen horecamedewerkers na vechtpartij

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 15 november 2011, stond de verdachte, een portier van een horecagelegenheid, terecht voor de beschuldiging van poging tot zware mishandeling en mishandeling van een persoon genaamd [slachtoffer]. De feiten vonden plaats op 12 april 2009 in Doetinchem, waar de verdachte en medeverdachten betrokken waren bij een vechtpartij. De verdachte en zijn medeverdachten verklaarden dat de aangever agressief was en dat zij hem wilden aanhouden en onder controle brengen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en medeverdachten in overweging genomen, evenals de videobeelden van de incidenten.

De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten niet van dien aard waren dat daaruit zwaar lichamelijk letsel kon voortvloeien. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van zowel poging tot zware mishandeling als mishandeling. De verklaringen van de aangever over het geweld dat hij had ondervonden, vonden geen steun in andere bewijsmiddelen, en er was geen causaal verband aangetoond tussen de handelingen van de portiers en het letsel van de aangever. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

De officier van justitie had gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde, maar had de subsidiaire mishandeling wel bewezen geacht. De verdediging stelde dat de verdachte handelde vanuit de intentie om de aangever aan te houden en dat de letsels meer aan de aangever zelf te wijten waren. De rechtbank volgde de redenering van de officier van justitie en de verdediging niet en sprak de verdachte vrij van zowel de primaire als de subsidiaire beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850110-09
Uitspraak d.d.: 15 november 2011
Tegenspraak / dip/oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats op 1971],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: M.F. Wijngaarden, advocaat te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 november 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 april 2009 te Doetinchem ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
- met kracht bij zijn nek en/of keel en/of lichaam heeft gegrepen en/of gepakt
en/of
- vervolgens met kracht aan zijn lichaam heeft getrokken en/of gesleurd ([horecagelegenheid] in) en/of
- (in [horecagelegenheid]) tegen/op de grond heeft gegooid en/of geduwd en/of gewerkt
en/of
- (boven)op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- (daarbij) met kracht tegen/op de hand(en) en/of arm(en) van die [slachtoffer]
heeft getrapt en/of geschopt en/of is gaan staan en/of
- met kracht elders op het lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 12 april 2009 te Doetinchem tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer],
- met kracht bij zijn nek en/of keel en/of lichaam heeft gegrepen en/of gepakt
en/of
- vervolgens met kracht aan zijn lichaam heeft getrokken en/of gesleurd ([horecagelegenheid] in) en/of
- (in [horecagelegenheid]) tegen/op de grond heeft gegooid en/of geduwd en/of gewerkt
en/of
- (boven)op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- (daarbij) met kracht tegen/op de hand(en) en/of arm(en) van die [slachtoffer]
heeft getrapt en/of geschopt en/of is gaan staan en/of
- met kracht elders op het lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Op 12 april 2009 waren verbalisanten belast met het horecatoezicht in Doetinchem. Omstreeks 4.30 uur werden zij gewenkt door een jeugdtoezichthouder, omdat er een vechtpartij gaande was in horecagelegenheid [horecagelegenheid] in [adres te plaats]. Op straat werden verbalisanten aangesproken door een hen onbekende man. De man zei dat zijn vriend door de Grutstraat liep en werd aangeroepen door portiers van [horecagelegenheid]. Zijn vriend is naar de deur van [horecagelegenheid] gelopen. De man zag dat zijn vriend door vier portiers naar binnen is getrokken. De man had vervolgens gezien dat zijn vriend binnen door vier portiers in elkaar werd geslagen. Verbalisanten zijn naar [horecagelegenheid] gegaan en troffen in de hal een man met een bebloed gezicht aan met drie portiers om zich heen. Verbalisanten hebben de man, die [slachtoffer] was genaamd, mee naar buiten genomen. Van een collega hoorden zij kort daarna dat de betreffende persoon bedreigingen had geuit naar de portiers van [horecagelegenheid] en dat de portiers aangifte daarvan wensten te doen. Ter plaatse waren inmiddels meerdere eenheden van de politie aanwezig, omdat via de horecatelefoon melding was gemaakt van een aanhouding ter zake bedreiging bij [horecagelegenheid]. Later die dag heeft [verdachte A] aangifte van bedreiging gedaan. Tijdens het daaropvolgende onderzoek ontstond de verdenking dat de portiers [slachtoffer] hadden mishandeld. Naar aanleiding daarvan is onder meer [verdachte A] als verdachte aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde. Hij heeft betoogd dat de handelingen die de portiers hebben verricht in zijn algemeenheid niet geschikt kunnen worden geacht voor het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat zijn cliënt de bedoeling had aangever aan te houden en onder controle te brengen. Omdat aangever zo wild was, kon zijn cliënt niet anders dan met enige kracht aangever proberen te bedwingen. Dat bij aangever letsel is ontstaan is meer aan aangever dan aan zijn cliënt te wijten. De raadsman meent dat het voor poging tot zware mishandeling en voor mishandeling vereiste opzet niet kan worden bewezen. Volgens de raadsman was verder geen sprake van een bewuste en nauwe samenwerking. Alle portiers hebben gehandeld vanuit hun eigen verantwoordelijkheid en naar bevind van zaken. Er zijn geen afspraken gemaakt en zijn cliënt kon zich niet distantiëren van het handelen van de medeverdachten [medeverdachte B] en [medeverdachte C], aldus de raadsman. Volgens de raadsman dient zijn cliënt van het primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet bewezen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de handelingen die verdachte en de medeverdachten [medeverdachte B] en [medeverdachte C] pleegden niet van dien aard waren dat daarvan zwaar lichamelijk letsel was te duchten. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde evenmin bewezen. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Ter terechtzitting zijn de videobeelden bekeken die zijn opgenomen door de beveiligingscamera's bij [horecagelegenheid] te Doetinchem. De rechtbank heeft daarop waargenomen dat verdachte aangever niet bij zijn nek of lichaam heeft vastgepakt, maar bij zijn kleding zoals ook door verdachte is verklaard. De rechtbank heeft verder waargenomen dat verdachte aangever niet klemvast heeft vastgehouden. Gelet hierop acht de rechtbank het ten laste gelegde achter het eerste aandachtstreepje niet bewezen.
Door en namens verdachte wordt niet betwist dat verdachte aangever [horecagelegenheid] heeft binnengetrokken dan wel gesleurd, hem naar de grond heeft gewerkt en bovenop hem is gaan zitten of liggen. Verder blijkt uit ondermeer de verklaringen van verdachte en de medeverdachten [medeverdachte B] en [medeverdachte C] dat [medeverdachte C] op de hand en arm van aangever heeft gestaan en dat [medeverdachte C] en [medeverdachte B] tegen aangevers hand en/of arm hebben geschopt. De rechtbank heeft ter terechtzitting op de eerdergenoemde videobeelden waargenomen dat [medeverdachte B] en [medeverdachte C] bewegingen maken die kunnen passen bij hetgeen zij hebben verklaard. Aangevers verklaring dat hij met kracht elders op het lichaam is getrapt of geschopt wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Aangever heeft gedetailleerd beschreven wat met hem is gebeurd. Hij heeft daarbij onder meer verklaard dat hij op de grond is gegooid en heel veel klappen en trappen van de portiers heeft gehad. Hij heeft geprobeerd zijn hoofd te beschermen maar kreeg toch harde klappen tegen zijn neus en kaak. Hij voelde pijn over zijn hele lichaam, het meest aan zijn neus en kaak, aldus verdachte.
De rechtbank overweegt dat aangevers verklaring over de klappen tegen zijn neus en kaak geen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Een causaal verband tussen de pijn aan de neus en kaak van verdachte en het door verdachte en zijn mededaders gepleegde geweld ontbreekt daarom naar het oordeel van de rechtbank. Aangever heeft verder onvoldoende specifiek verklaard dat hij door de handelingen die de portiers hebben verricht, te weten het naar binnen trekken/sleuren, het naar de grond werken, het staan op zijn hand en arm en het daar tegen aan schoppen/trappen letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Uit de medische informatie blijkt voorts niet dat verdachte letsel had aan zijn handen en/of armen, noch zijn er foto's van eventueel letsel op de armen en handen. Gelet hierop acht de rechtbank de mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Kleinrensink en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 november 2011.