ECLI:NL:RBZUT:2011:BU4417

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850106-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • Kleinrensink
  • Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in geweldszaak tegen horecamedewerkers

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 15 november 2011, stond verdachte B terecht, die als portier werkzaam was bij een horecagelegenheid in Doetinchem. Hij werd beschuldigd van het gebruik van geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer], op 12 april 2009. De tenlastelegging omvatte zowel poging tot zware mishandeling als mishandeling. Tijdens de zitting op 1 november 2011 werd het bewijs onderzocht, waaronder videobeelden van de incidenten en verklaringen van de betrokkenen.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten, [medeverdachte A] en [medeverdachte C], consistent waren en dat zij handelden uit een noodzaak om de agressieve [slachtoffer] onder controle te brengen. De rechtbank concludeerde dat de handelingen van de portiers niet zodanig waren dat er sprake kon zijn van zwaar lichamelijk letsel. De verklaringen van de aangever over het geweld dat hij had ondergaan, vonden geen steun in andere bewijsmiddelen, zoals medische rapporten.

Uiteindelijk sprak de rechtbank verdachte vrij van zowel de primair als de subsidiair ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen en dat de handelingen van de portiers niet als mishandeling konden worden gekwalificeerd. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de zaak zorgvuldig hadden beoordeeld en de belangen van alle partijen in acht hadden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850106-09
Uitspraak d.d.: 15 november 2011
Tegenspraak / dnip/oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats op 1963],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. P.H.J.N. Aarnoudse, advocaat te Deventer.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 november 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 april 2009 te Doetinchem ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
- met kracht bij zijn nek en/of keel en/of lichaam heeft gegrepen en/of gepakt
en/of
- vervolgens met kracht aan zijn lichaam heeft getrokken en/of gesleurd ([horecagelegenheid] in) en/of
- (in [horecagelegenheid]) tegen/op de grond heeft gegooid en/of geduwd en/of gewerkt
en/of
- (boven)op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- (daarbij) met kracht tegen/op de hand(en) en/of arm(en) van die [slachtoffer]
heeft getrapt en/of geschopt en/of is gaan staan en/of
- met kracht elders op het lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 12 april 2009 te Doetinchem tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer],
- met kracht bij zijn nek en/of keel en/of lichaam heeft gegrepen en/of gepakt
en/of
- vervolgens met kracht aan zijn lichaam heeft getrokken en/of gesleurd ([horecagelegenheid] in) en/of
- (in [horecagelegenheid]) tegen/op de grond heeft gegooid en/of geduwd en/of gewerkt
en/of
- (boven)op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- (daarbij) met kracht tegen/op de hand(en) en/of arm(en) van die [slachtoffer]
heeft getrapt en/of geschopt en/of is gaan staan en/of
- met kracht elders op het lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Op 12 april 2009 waren verbalisanten belast met het horecatoezicht in Doetinchem. Omstreeks 4.30 uur werden zij gewenkt door een jeugdtoezichthouder, omdat er een vechtpartij gaande was in horecagelegenheid [horecagelegenheid] in [adres te plaats]. Op straat werden verbalisanten aangesproken door een hen onbekende man. De man zei dat zijn vriend door de Grutstraat liep en werd aangeroepen door portiers van [horecagelegenheid]. Zijn vriend is naar de deur van [horecagelegenheid] gelopen. De man zag dat zijn vriend door vier portiers naar binnen is getrokken. De man had vervolgens gezien dat zijn vriend binnen door vier portiers in elkaar werd geslagen. Verbalisanten zijn naar [horecagelegenheid] gegaan en troffen in de hal een man met een bebloed gezicht aan met drie portiers om zich heen. Verbalisanten hebben de man, die [slachtoffer] was genaamd, mee naar buiten genomen. Van een collega hoorden zij kort daarna dat de betreffende persoon bedreigingen had geuit naar de portiers van [horecagelegenheid] en dat de portiers aangifte daarvan wensten te doen. Ter plaatse waren inmiddels meerdere eenheden van de politie aanwezig, omdat via de horecatelefoon melding was gemaakt van een aanhouding ter zake bedreiging bij [horecagelegenheid]. Later die dag heeft [medeverdachte A] aangifte van bedreiging gedaan. Tijdens het daaropvolgende onderzoek ontstond de verdenking dat de portiers [slachtoffer] hadden mishandeld. Naar aanleiding daarvan is onder meer [verdachte B] als verdachte aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde. Hij heeft betoogd dat de handelingen die de portiers hebben verricht in zijn algemeenheid niet geschikt kunnen worden geacht voor het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het primair en het subsidiair tenlastegelegde bepleit. Hij heeft betoogd dat kan worden getwijfeld aan de geloofwaardigheid van aangevers verklaring nu in zijn verklaring veel tegenstrijdigheden zijn te vinden. Het doel van de portiers was het onder controle brengen van aangever. Van aangever was bekend dat hij in het verleden een wapen had. Toen aangever naar zijn broekzak/riem greep is afwerend geschopt om te voorkomen dat aangever een wapen kon pakken. Er is geen excessief geweld gebruikt en het geweld is gestopt toen aangever rustig werd, aldus de raadsman. De raadsman heeft verder betoogd dat niet duidelijk is of er een causaal verband is tussen het gebruikte geweld en het in de medische informatie beschreven letsel, nu de medische verklaring van latere datum is. Subsidiair heeft de raadsman een beroep op noodweer gedaan. Zijn cliënt moest zichzelf en anderen verdedigen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet bewezen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de handelingen die verdachte en de medeverdachten [medeverdachte C] en [medeverdachte A] pleegden niet van dien aard waren dat daarvan zwaar lichamelijk letsel was te duchten. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde evenmin bewezen. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Ter terechtzitting zijn de videobeelden bekeken die zijn opgenomen door de beveiligingscamera's bij [horecagelegenheid] te Doetinchem. De rechtbank heeft daarop waargenomen dat medeverdachte [medeverdachte A] aangever niet bij zijn nek of lichaam heeft vastgepakt, maar bij zijn kleding. De rechtbank heeft verder waargenomen dat [medeverdachte A] aangever niet klemvast heeft vastgehouden. Gelet hierop acht de rechtbank het ten laste gelegde achter het eerste aandachtstreepje niet bewezen.
Door en namens verdachte wordt niet betwist dat hij tegen aangevers hand en/of arm heeft geschopt. De rechtbank heeft ter terechtzitting op de eerdergenoemde videobeelden waargenomen dat verdachte een beweging maakt die kan passen bij hetgeen hij heeft verklaard. Verder blijkt uit ondermeer de verklaringen van verdachte en de medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte C] dat [medeverdachte A] aangever [horecagelegenheid] heeft binnengetrokken dan wel gesleurd, hem naar de grond heeft gewerkt, bovenop hem is gaan zitten en dat [medeverdachte C] op de hand en arm van aangever heeft gestaan en tegen aangevers hand en arm heeft geschopt. Aangevers verklaring dat hij met kracht elders op het lichaam is getrapt of geschopt wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Aangever heeft gedetailleerd beschreven wat met hem is gebeurd. Hij heeft daarbij onder meer verklaard dat hij op de grond is gegooid en heel veel klappen en trappen van de portiers heeft gehad. Hij heeft geprobeerd zijn hoofd te beschermen maar kreeg toch harde klappen tegen zijn neus en kaak. Hij voelde pijn over zijn hele lichaam, het meest aan zijn neus en kaak, aldus verdachte.
De rechtbank overweegt dat aangevers verklaring over de klappen tegen zijn neus en kaak geen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Een causaal verband tussen de pijn aan de neus en kaak van verdachte en het door verdachte en zijn mededaders gepleegde geweld ontbreekt daarom naar het oordeel van de rechtbank. Aangever heeft verder onvoldoende specifiek verklaard dat hij door de handelingen die de portiers hebben verricht, te weten het naar binnen trekken/sleuren, het naar de grond werken, het staan op zijn hand en arm en het daar tegen aan schoppen/trappen letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Uit de medische informatie blijkt voorts niet dat verdachte letsel had aan zijn handen en/of armen, noch zijn er foto's van eventueel letsel op de armen en handen. Gelet hierop acht de rechtbank de mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Kleinrensink en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 november 2011.
Mrs. Kleinrensink en Draisma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.