ECLI:NL:RBZUT:2011:BU4425

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850108-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • Kleinrensink
  • Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in geweldszaak tegen horecamedewerker

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 15 november 2011, stond verdachte C terecht, die als portier werkzaam was in een horecagelegenheid. Hij werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en mishandeling van een persoon genaamd [slachtoffer] op 12 april 2009 in Doetinchem. De verdachte en zijn medeverdachten verklaarden dat de aangever agressief was en dat zij hem onder controle wilden brengen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van getuigenverklaringen en videobeelden van de incidenten.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever over het geweld dat hij had ondergaan niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. De aangever had gedetailleerd beschreven dat hij was gegooid en geslagen door de portiers, maar de rechtbank vond geen causaal verband tussen de pijn die hij had ervaren en de handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de handelingen van de portiers niet van dien aard waren dat daaruit zwaar lichamelijk letsel kon voortvloeien.

De officier van justitie had gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde, maar achtte de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel bewezen. De rechtbank volgde echter het standpunt van de officier van justitie niet en sprak de verdachte vrij van zowel de poging tot zware mishandeling als de mishandeling. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten had gepleegd. Dit vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Althoff, en de rechters mrs. Van der Hooft, Kleinrensink en Draisma, waarbij de laatste twee niet in staat waren het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850108-09
Uitspraak d.d.: 15 november 2011
Tegenspraak / dip/oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte C],
geboren te [plaats] (Marokko) op [1976],
wonende te [plaats, adres]
Raadsman: mr. A.E.L.M. Fontijn, advocaat te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 november 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 april 2009 te Doetinchem ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
- met kracht bij zijn nek en/of keel en/of lichaam heeft gegrepen en/of gepakt
en/of
- vervolgens met kracht aan zijn lichaam heeft getrokken en/of gesleurd ([horecagelegenheid] in) en/of
- (in [horecagelegenheid]) tegen/op de grond heeft gegooid en/of geduwd en/of gewerkt
en/of
- (boven)op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- (daarbij) met kracht tegen/op de hand(en) en/of arm(en) van die [slachtoffer]
heeft getrapt en/of geschopt en/of is gaan staan en/of
- met kracht elders op het lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 12 april 2009 te Doetinchem tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer],
- met kracht bij zijn nek en/of keel en/of lichaam heeft gegrepen en/of gepakt
en/of
- vervolgens met kracht aan zijn lichaam heeft getrokken en/of gesleurd ([horecagelegenheid] in) en/of
- (in [horecagelegenheid]) tegen/op de grond heeft gegooid en/of geduwd en/of gewerkt
en/of
- (boven)op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- (daarbij) met kracht tegen/op de hand(en) en/of arm(en) van die [slachtoffer]
heeft getrapt en/of geschopt en/of is gaan staan en/of
- met kracht elders op het lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Op 12 april 2009 waren verbalisanten belast met het horecatoezicht in Doetinchem. Omstreeks 4.30 uur werden zij gewenkt door een jeugdtoezichthouder, omdat er een vechtpartij gaande was in horecagelegenheid [horecagelegenheid] in [adres te plaats]. Op straat werden verbalisanten aangesproken door een hen onbekende man. De man zei dat zijn vriend door de Grutstraat liep en werd aangeroepen door portiers van [horecagelegenheid]. Zijn vriend is naar de deur van [horecagelegenheid] gelopen. De man zag dat zijn vriend door vier portiers naar binnen is getrokken. De man had vervolgens gezien dat zijn vriend binnen door vier portiers in elkaar werd geslagen. Verbalisanten zijn naar [horecagelegenheid] gegaan en troffen in de hal een man met een bebloed gezicht aan met drie portiers om zich heen. Verbalisanten hebben de man, die [slachtoffer] was genaamd, mee naar buiten genomen. Van een collega hoorden zij kort daarna dat de betreffende persoon bedreigingen had geuit naar de portiers van [horecagelegenheid] en dat de portiers aangifte daarvan wensten te doen. Ter plaatse waren inmiddels meerdere eenheden van de politie aanwezig, omdat via de horecatelefoon melding was gemaakt van een aanhouding ter zake bedreiging bij [horecagelegenheid]. Later die dag heeft [medeverdachte A] aangifte van bedreiging gedaan. Tijdens het daaropvolgende onderzoek ontstond de verdenking dat de portiers [slachtoffer] hadden mishandeld. Naar aanleiding daarvan is onder meer [verdachte C] als verdachte aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde. Hij heeft betoogd dat de handelingen die de portiers hebben verricht in zijn algemeenheid niet geschikt kunnen worden geacht voor het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat medeverdachte [medeverdachte A] aangever onder bedwang heeft willen krijgen teneinde hem aan te houden. Aangever was agressief. Meerdere getuigen hebben verklaard dat aangever eerder was gezien met een mes. Tijdens de vechtpartij maakte aangever bewegingen in de richting van zijn broeksband, op grond waarvan zijn cliënt meende dat hij een mes wilde pakken. Aannemelijk is dat zijn cliënt op de arm of hand van aangever heeft gestaan. Dat levert echter objectief gezien geen poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling op, aldus de raadsman.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat zijn cliënt dient te worden ontslagen van rechtsvervolging omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. Zijn cliënt wilde voorkomen dat aangever hem dan wel zijn collega's of andere aanwezigen met een mes zou aanvallen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet bewezen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de handelingen die verdachte en de medeverdachten [medeverdachte B] en [medeverdachte A] pleegden niet van dien aard waren dat daarvan zwaar lichamelijk letsel was te duchten. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde evenmin bewezen. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Ter terechtzitting zijn de videobeelden bekeken die zijn opgenomen door de beveiligingscamera's bij [horecagelegenheid] te Doetinchem. De rechtbank heeft daarop waargenomen dat medeverdachte [medeverdachte A] aangever niet bij zijn nek of lichaam heeft vastgepakt, maar bij zijn kleding. De rechtbank heeft verder waargenomen dat [medeverdachte A] aangever niet klemvast heeft vastgehouden. Gelet hierop acht de rechtbank het ten laste gelegde achter het eerste aandachtstreepje niet bewezen.
Door en namens verdachte wordt niet betwist dat hij op de hand en arm van aangever heeft gestaan en dat hij tegen aangevers hand en arm heeft geschopt. De rechtbank heeft ter terechtzitting op de eerdergenoemde videobeelden waargenomen dat verdachte bewegingen maakt waarbij het lijkt of hij met zijn rechterbeen herhaaldelijk van boven naar beneden beweegt. Deze bewegingen kunnen passen bij hetgeen hij heeft verklaard. Verder blijkt uit ondermeer de verklaringen van verdachte en de medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] dat [medeverdachte A] aangever [horecagelegenheid] heeft binnengetrokken dan wel gesleurd, hem naar de grond heeft gewerkt en bovenop hem is gaan zitten. Aangevers verklaring dat hij met kracht elders op het lichaam is getrapt of geschopt wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Aangever heeft gedetailleerd beschreven wat met hem is gebeurd. Hij heeft daarbij onder meer verklaard dat hij op de grond is gegooid en heel veel klappen en trappen van de portiers heeft gehad. Hij heeft geprobeerd zijn hoofd te beschermen maar kreeg toch harde klappen tegen zijn neus en kaak. Hij voelde pijn over zijn hele lichaam, het meest aan zijn neus en kaak, aldus verdachte.
De rechtbank overweegt dat aangevers verklaring over de klappen tegen zijn neus en kaak geen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Een causaal verband tussen de pijn aan de neus en kaak van verdachte en het door verdachte en zijn mededaders gepleegde geweld ontbreekt daarom naar het oordeel van de rechtbank. Aangever heeft verder onvoldoende specifiek verklaard dat hij door de handelingen die de portiers hebben verricht, te weten het naar binnen trekken/sleuren, het naar de grond werken, het staan op zijn hand en arm en het daar tegen aan schoppen/trappen letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Uit de medische informatie blijkt voorts niet dat verdachte letsel had aan zijn handen en/of armen, noch zijn er foto's van eventueel letsel op de armen en handen. Gelet hierop acht de rechtbank de mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Kleinrensink en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 november 2011.
Mrs. Kleinrensink en Draisma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.