ECLI:NL:RBZUT:2011:BU4451

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/801022-09 (36e Sr)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Kleinrensink
  • M. van der Hooft
  • J. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 15 november 2011 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure naar aanleiding van een strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de hennepkwekerij, en dit voordeel is berekend op een bedrag van € 26.796,36. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie om dit bedrag te ontnemen, toegewezen. De verdediging voerde aan dat de huisvestingskosten van de hennepkwekerij in mindering moesten worden gebracht op het vastgestelde bedrag, maar de rechtbank ging hier niet op in, omdat de verdachte en zijn raadsman geen concrete bedragen hebben gepresenteerd en deze ook niet uit het dossier konden worden afgeleid.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de hennepkwekerij is aangetroffen en de verklaringen van de verdachte over de opbrengsten van de oogsten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanwijzingen waren voor eerdere oogsten en dat de verdachte heeft verklaard dat er in totaal drie oogsten zijn geweest, waarvan de eerste twee mislukt waren. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op één gerealiseerde oogst, met een opbrengst van 434 planten.

De rechtbank heeft de verdachte de verplichting opgelegd om het vastgestelde bedrag van € 26.796,36 aan de Staat te betalen, zonder dat er een draagkrachtverweer is gevoerd. De beslissing is genomen na een openbare terechtzitting op 1 november 2011, waar de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman zijn gehoord. De rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen, met name artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en heeft de uitspraak gedaan in de meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/801022-09 (36e Sr)
Uitspraak d.d.: 15 november 2011
Tegenspraak / oip/aangezegd/oip/oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1971],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. J.J.L. Maalsté, advocaat te Utrecht
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van de in het openbaar gehouden terechtzitting van 1 november 2011, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman.
Procesgang
Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank van heden is veroordeelde ter zake van de in zijn strafzaak bewezenverklaarde feiten voor zover hier van belang, gekwalificeerd als:
feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en;
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking,
tot straf veroordeeld.
Vordering van het Openbaar Ministerie
De schriftelijke vordering van het Openbaar Ministerie houdt in dat aan veroordeelde als wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden ontnomen een bedrag van € 26.796,36.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen gelet op de door hem in de strafzaak bepleite vrijspraak. Subsidiair meent de raadsman dat op de vordering de door verdachte betaalde huur in mindering dient te worden gebracht.
Overweging met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel1
De rechtbank overweegt dat op 27 januari 2009 in de woning aan [adres te plaats] een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen2. Ook zijn aanwijzingen aangetroffen dat er eerdere oogsten waren geweest. Zo werden in de woning vele vuilniszakken aangetroffen met hennepplanten/hennepafval. Ook vertoonden de matten op de koolstoffilters duidelijke verkleuringen, die duidden op langdurig gebruik en werden in de kwekerij afvoerputjes/goten en lekkages in de watervoorziening aangetroffen, die onder de kalk en andersoortige groene aanslag zaten.
Veroordeelde heeft verklaard3 dat er in totaal drie oogsten zijn geweest en dat de hennepkwekerij vóór de vierde oogst is opgerold. De eerste twee oogsten waren volgens verdachte mislukt. Hij zou bij een goede oogst € 1.500,- krijgen. Voor de eerste twee oogsten heeft hij niets gekregen, voor de derde oogst kreeg hij € 1.500,-, aldus veroordeelde.
In de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel4 is uitgegaan van één gerealiseerde oogst. Verder is uitgegaan van 15 planten per m2, in totaal 434 planten.
Volgens berekening aan de hand van het rapport BOOM betreffende standaardberekeningen en normen van april 2005 is de standaardopbrengst 28,2 gram hennep per plant en is de verkoopprijs gesteld op € 2.370,- per kilogram. Dat resulteert in de volgende berekening:
434 planten x 1 oogst x 28,2 gram (= 12.238,80 gram) x € 2,37 = € 29.005,96.
Op dit bedrag is een bedrag van € 300,- in mindering te worden gebracht, zijnde afschrijvingskosten, en een bedrag van € 1.909,60, zijnde variabele kosten ten bedrage van
€ 4,40 per plant. Volgens berekening bedraagt het netto bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel € 26.796,36.
De rechtbank overweegt dat de raadsman heeft betoogd dat ook de huisvestingskosten op dit bedrag in mindering moeten worden gebracht. De rechtbank zal daaraan voorbijgaan nu de veroordeelde noch raadsman heeft aangegeven hoe hoog deze kosten zijn geweest en deze kosten ook niet anderszins uit het dossier naar voren komen.
Omvang van de betalingsverplichting
Er is geen draagkrachtverweer gevoerd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de veroordeelde de verplichting opleggen het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat aan de Staat te betalen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
- Stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 26.796,36 (zesentwintigduizend zevenhonderdzesennegentig euro en zesendertig eurocent);
- Legt aan de veroordeelde, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van in totaal
€ 26.796,36 (zesentwintigduizend zevenhonderdzesennegentig euro en zesendertig eurocent).
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Van der Hooft en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 november 2011.
Mrs. Kleinrensink en Draisma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0622/09-203526, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 10 juni 2009.
2 Rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, p.35
3 Proces-verbaal van verhoor van veroordeelde [verdachte], p.86
4 Rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, p.36