ECLI:NL:RBZUT:2011:BU5515

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850047-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Troost
  • A. Prisse
  • J. Tas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje, heeft de Rechtbank Zutphen op 23 november 2011 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat het slachtoffer ten tijde van de handelingen jonger was dan zestien jaar. Zowel de rechtbank, het Openbaar Ministerie als de raadsman waren het erover eens dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te staven. De verklaringen van het slachtoffer en haar moeder gaven geen duidelijkheid over de exacte leeftijd van het slachtoffer op het moment van de vermeende handelingen. Het slachtoffer had verklaard dat het misbruik begon toen zij vijftien of zestien jaar oud was, wat niet overeenkomt met de tenlastelegging die zich richtte op een periode waarin zij nog niet de leeftijd van zestien jaar had bereikt.

De rechtbank overwoog dat de omstandigheden van de zaak, zoals de aard van de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, en de context waarin de handelingen zouden hebben plaatsgevonden, niet voldoende waren om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ontuchtige handelingen zoals ten laste gelegd. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte de zorg of waakzaamheid over het slachtoffer had, wat een cruciaal element is in de beoordeling van de zaak.

Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Rechtbank Zutphen, onder leiding van voorzitter M. Troost, met de rechters A. Prisse en J. Tas.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850047-09
Uitspraak d.d.: 23 november 2011
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1969],
wonende te [adres].
Raadsman: M.Ü. Özsüren, advocaat te Harderwijk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
1999 tot en met 18 juni 2000 te Ermelo en/of Amersfoort en/of Harderwijk, met
[slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen,
althans eenmaal met zijn penis de mond van die [slachtoffer] binnengedrongen;
art 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
1999 tot en met 18 juni 2002 te Ermelo en/of Damwoude, gemeente Datumadeel
en/of Amersfoort en/of Harderwijk, althans elders in Nederland, ontucht heeft
gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige [slachtoffer], geboren op [1984], immers heeft hij
opzettelijk ontuchtig
- meermalen, althans eenmaal de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- meermalen, althans eenmaal de vagina van die [slachtoffer] betast en/of
- meermalen, althans eenmaal zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- meermalen, althans eenmaal de vagina van die [slachtoffer] gekust en/of gelikt;
ALTHANS, dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1999
1-1-1999 tot en met 18 juni 2000 te Ermelo en/of Amersfoort en/of Harderwijk
met [slachtoffer], geboren op [1984], die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handelingen heeft gepleegd en/of genoemde [slachtoffer] tot het plegen en/of dulden
van (een) zodanige handeling(en) heeft verleid, bestaande die ontuchtige
handeling(en) hierin dat verdachte
- meermalen, althans eenmaal de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- meermalen, althans eenmaal de vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- meermalen, althans eenmaal de vagina van die [slachtoffer] heeft gekust en/of
gelikt en/of
- meermalen, althans eenmaal zich heeft laten aftrekken door die [slachtoffer].
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 14 oktober 2008 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van verkrachting, aanranding en het moeten dulden en plegen van ontuchtige handelingen door en bij verdachte.
Door verdachte is ter zitting verklaard dat er door hem ontuchtige handelingen zijn verricht,waarvan verdachte zegt dat die niet bestonden uit binnendringen van het lichaam van [slachtoffer]. Hij weet niet wanneer die handelingen hebben plaatsgevonden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [slachtoffer] ten tijde van het plegen van de handelingen door verdachte jonger was dan zestien jaar. Ook kan niet bewezen worden dat zij ten tijde van de handelingen aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [slachtoffer] ten tijde van het plegen van de handelingen door verdachte jonger was dan zestien jaar, dan wel aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1, 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op grond van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer], haar moeder [moeder slachtoffer] en verdachte kan niet worden vastgesteld wanneer de ten laste gelegde handelingen zouden hebben plaatsgevonden. Door [slachtoffer] is bij de rechter-commissaris verklaard dat het misbruik is begonnen toen zij 15 of 16 jaar oud was. Ook is door [moeder slac[slachtoffer] verklaard dat haar dochter 15 of 16 jaar oud was toen zij voor het eerst contact kreeg met verdachte. Op grond van de verklaringen en ook anderszins komt niet vast te staan dat de handelingen hebben plaatsgevonden vóór 19 juni 2011, de dag waarop [slachtoffer] de leeftijd van zestien jaar bereikte.
Evenmin kan bewezen worden dat [slachtoffer] aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. De rechtbank overweegt dat het antwoord op de vraag of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht, afhankelijk is van alle omstandigheden van het geval, zoals het overwicht dat tussen de verdachte en de minderjarige bestaat op grond van de aard en de duur van de betrekking tussen beiden, de plaats waar de ten laste gelegde gedragingen plaatsvonden en de leeftijd van verdachte en van de minderjarige. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet bewezen worden dat in het onderhavige geval, gelet op onder meer het karakter en de duur van de oppassituatie, het slachtoffer [slachtoffer] aan de zorg, opleiding en/of waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd ten tijde van het plegen van de ontuchtige handelingen.
Nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1, 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, Prisse en Tas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2011.