ECLI:NL:RBZUT:2011:BU5669

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1394
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Tj. Gerbranda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van omgevingsvergunning voor het kappen van bomen in Ermelo

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 23 november 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning die was verleend voor het kappen van 44 bomen aan de Varenlaan in Ermelo. De voorzieningenrechter heeft de omgevingsvergunning geschorst, omdat er onvoldoende duidelijkheid bestond over de exacte locatie van monumentale bomen binnen de groep te kappen bomen. De rechtbank merkte op dat er geen lijst van deze monumentale bomen beschikbaar was, wat de beoordeling van de vergunning bemoeilijkte. Daarnaast was er onzekerheid over de toekomst van het bestemmingsplan en de bouwvergunningen, wat de noodzaak van de kap in twijfel trok. De voorzieningenrechter oordeelde dat het kappen van de bomen niet onmiddellijk noodzakelijk was, aangezien de kap slechts drie dagen zou duren en uitstel geen onoverkomelijke vertraging van de bouwactiviteiten zou veroorzaken.

De schorsing van de omgevingsvergunning blijft van kracht totdat de rechtbank een definitieve uitspraak doet in de hoofdzaak, die gepland staat voor 9 februari 2012. De rechtbank heeft ook bepaald dat de gemeente Ermelo het betaalde griffierecht van € 152,00 aan de verzoeker moet vergoeden en dat de gemeente in de proceskosten van de verzoeker moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 874,00. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat verzoeker als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat hij voldoet aan het nabijheids- en zichtcriterium, en dat er onvoldoende motivatie was van de gemeente waarom alle 44 bomen gekapt moesten worden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral wanneer monumentale bomen in het geding zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: 11/1394
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
[verzoeker]
te Ermelo,
verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 augustus 2011 heeft verweerder aan de gemeente Ermelo een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van 44 bomen op het perceel Varenlaan 31 (Klaverlaan) te Ermelo.
Verzoeker heeft beroep ingesteld. Verzoeker heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 november 2011, waar verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. S. Lemhour, medewerker Stichting Achmea Rechtsbijstand te Tilburg. Het verzoek is gevoegd behandeld met het verzoek onder registratienummer 11/1420. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. Oosterveer, advocaat te Ermelo, M.C.T. Bossink, juridische beleidsmedewerker en H.J. Zwart, boswachter in dienst van de gemeente Ermelo. Na sluiting van het onderzoek zijn de zaken weer gesplitst en wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist.
2.2 Met betrekking tot de ontvankelijkheid van verzoeker overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Daarvoor is volgens vaste rechtspraak (onder meer) vereist dat de betrokkene een hem persoonlijk aangaand belang heeft dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen. Op basis van dit criterium wordt ten aanzien van een besluit tot verlening van een kapvergunning in het algemeen als belanghebbende aangemerkt degene die op geringe afstand van de bomen woont (nabijheidscriterium) of vanuit zijn woning daarop zicht heeft (zichtcriterium).
Uit de stukken, het verhandelde ter zitting en op basis van de door partijen getoonde foto's is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan het zicht- en/of het nabijheidscriterium voldoet en dat hij door het kappen van de bomen in een, hem in voldoende mate van anderen onderscheidend, rechtstreeks belang wordt getroffen. De voorzieningenrechter volgt verweerder dan ook niet in zijn standpunt dat verzoeker niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
2.3 Verzoeker heeft in dit verband aangevoerd dat het met de huidige vergunning mogelijk wordt de betreffende bomen te kappen vooruitlopend op het ter plekke uit te voeren bouwproject. Het spoedeisend belang is wat verzoeker betreft, gelegen in de omstandigheid dat het bestemmingsplan dat de bebouwing mogelijk maakt, nog ter beoordeling voorligt bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en dat tegen de verleende bouwvergunning(en) nog beroep bij deze rechtbank aanhangig is. Verzoeker is van mening dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de 44 bomen alle moeten worden gekapt, welke bomen als monumentaal zijn aangemerkt en dat er een onomkeerbare situatie ontstaat als tot kap wordt overgegaan en later blijkt dat het bouwplan moet worden aangepast en de kap niet nodig zal blijken te zijn. Ook heeft hij aangevoerd dat een aantal bomen als te behouden bomen zijn aangemerkt terwijl deze niet staan in het betrokken perceel zodat door verweerder een te positief beeld is gegeven.
2.4 Namens verweerder is aangevoerd dat de kapvergunning is getoetst aan artikel 4:8 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De monumentale bomen waarvan in een aantal gevallen sprake is, hebben weliswaar natuurwaarde maar dat staat vergunningverlening niet in de weg omdat slechts een geringe aantasting van de natuurwaarde zal ontstaan. Vele andere eiken en grove dennen blijven bovendien staan. Afgewogen tegen het belang van de realisatie van de woningbouw, een maatschappelijk belang dat zeker aanwezig is in Ermelo waar woningschaarste heerst, dient dit laatste belang zwaarder te wegen, waarbij er door verweerder op gewezen is dat er een herplantverplichting bestaat van 16 bomen.
2.5 De voorzieningenrechter is gelet op hetgeen hiervoor is weergegeven, van oordeel dat nog onvoldoende duidelijkheid bestaat over de exacte locatie van de monumentale bomen, mede omdat de lijst van deze bomen bij de huidige stukken ontbreekt. Ook overigens is de voorzieningenrechter van oordeel dat thans nog zoveel onduidelijkheid bestaat of het bestemmingsplan en de bouwvergunning(en) in ongewijzigde vorm stand zullen kunnen houden dat het belang van verzoeker dient te prevaleren boven het belang van verweerder om aanstonds tot kap over te kunnen gaan. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat H.J. Zwart, boswachter, ter zitting heeft aangegeven dat de kapwerkzaamheden niet langer hoeven te duren dan een dag of drie, zodat uitstel van deze kap totdat op de beroepen tegen de kapvergunning en het beroep tegen de bouwvergunning(en) zal zijn beslist, niet leidt tot onoverkomenlijke vertraging van de bouwactiviteiten. De rechtbank is voornemens de hiervoor bedoelde beroepen en het inmiddels door verzoeker ingestelde beroep tegen de omgevingsvergunning voor de bouw van 25 woningen te behandelen op de zitting van 9 februari 2012.
2.6 Gezien het voorgaande is er aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende schorsing van het besluit tot de uitspraak op beroep.
Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van verzoeker. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden ter zake van rechtsbijstand 2 punten toegekend, waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- schorst het besluit tot de uitspraak op het beroep;
- bepaalt dat verweer het betaalde griffierecht van € 152,00 aan verzoeker vergoedt;
- veroordeelt verweer in de proceskosten van verzoek tot een bedrag van € 874,00 , te betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Tj. Gerbranda. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 november 2011.