RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850368-11
Uitspraak d.d.: 2 december 2011
tegenspraak / dnip
[verdachte]
geboren te [plaats] op [datum] 1969,
wonende te [plaats] aan de [adres].
Raadsvrouw: mr. I. Vreeken, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 01 juli 2010 tot en met 30 september 2010, te Winterswijk, met [slachtoffer] (geboortedatum [datum] 2000), buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd en/of die [slachtoffer] tot het dulden van ontuchtige handelingen heeft verleid, (telkens) door op een zolderkamer van zijn, verdachtes, woning, in aanwezigheid van die [slachtoffer], te masturberen, terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 01 juli 2010 tot en met 30 september 2010, te Winterswijk, opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden, door zich op een niet openbare plaats, te weten een zolderkamer van zijn woning, met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of daarbij te masturberen, terwijl daarbij een persoon, te weten [slachtoffer], haars ondanks tegenwoordig was.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Aanleiding voor het onderzoek is de aangifte door [moeder van slachtoffer], moeder van [slachtoffer], ter zake van een zedenmisdrijf. [slachtoffer] heeft haar moeder, [moeder van slachtoffer], verteld dat verdachte de rits van zijn broek heeft open gedaan, zijn penis uit zijn broek heeft gehaald en aan zijn penis heeft getrokken.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat het tenlastegelegde op meerdere tijdstippen is gepleegd. [slachtoffer] heeft tijdens het studioverhoor over de keer op de zolderkamer gedetailleerd kunnen verklaren. Verdachte heeft ontkend dat het tenlastegelegde meer dan één keer heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde voor zover de tenlastelegging ziet op meerdere tijdstippen.
De officier van justitie acht de getuigenverklaringen die [slachtoffer] tijdens het studioverhoor heeft afgelegd authentiek en betrouwbaar. Zij heeft gedetailleerd verklaard en is consistent in de verklaringen die zij heeft afgelegd tegenover haar moeder en de politie.
Primair is tenlastegelegd ontucht met een kind. Vast staat dat er een ethische norm is overschreden. De vraag is echter of sprake is van ontucht. Uit de jurisprudentie die is verschenen, kan worden opgemaakt dat er geen contact hoeft te zijn tussen de dader en het kind. Met andere woorden: er hoeft geen wederkerige handeling te hebben plaatsgevonden maar er moet wel interactie hebben plaatsgevonden met het kind. Verdachte heeft zijn penis in erecte vorm laten zien aan [slachtoffer]. Dit levert geen ontucht op. Verdachte heeft verder niets tegen [slachtoffer] gezegd. Er is derhalve geen sprake van interactie. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
De officier van justitie acht het subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van ontucht met een kind maar van schennis van de eerbaarheid. Ten aanzien van ontucht met een kind is een lichamelijke aanraking tussen dader en slachtoffer geen voorwaarde. Er moet wel enige voor het plegen of dulden van ontucht relevante interactie te hebben plaatsgevonden. De raadsman heeft betoogd dat in casu geen sprake is geweest van enige voor het plegen of dulden van ontucht relevante interactie. Verdachte heeft eenmaal in aanwezigheid van het slachtoffer gemasturbeerd.
Op grond van het bovenstaande heeft de raadsman betoogd dat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Het subsidiair tenlastgelegde kan wel bewezen worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Op 26 november 2010 deed [moeder van slachtoffer], namens haar dochter [slachtoffer], aangifte van zedenmisdrijven2. [slachtoffer] is geboren op [datum] 2000. De aangifte is gedaan tegen verdachte omdat hij, volgens aangeefster, seksuele handelingen heeft verricht bij zichzelf in aanwezigheid van [slachtoffer]. Aangeefster heeft verklaard dat [slachtoffer] sinds maart 2010 veel met [dochter van de verdachte], de dochter van verdachte, heeft gespeeld maar dat aan dat samen spelen in oktober 2010 een abrupt einde is gekomen3. Aangeefster en haar echtgenoot hebben [slachtoffer] gevraagd waarom zij niet meer met [dochter van de verdachte] wilde spelen. [slachtoffer] heeft haar ouders verteld dat verdachte in haar aanwezigheid de rits van zijn broek open deed, zijn ding (penis) eruit haalde en eraan ging trekken4.
[slachtoffer] heeft in haar getuigenverhoor, dat conform het scenariomodel studioverhoor heeft plaatsgevonden5, verklaard dat zij in de zomervakantie bij haar vriendinnetje [dochter van de verdachte] op de zolderkamer van [dochter van de verdachte] heeft gespeeld6. Verdachte is de zolderkamer binnengekomen en heeft zijn dochter [dochter van de verdachte] gevraagd beneden het poesje te halen. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat zij boven moest blijven7. Verdachte heeft toen zijn penis uit zijn broek gehaald en heeft in haar aanwezigheid gemasturbeerd. Verdachte stond bij de deur en [slachtoffer] stond bij het raam van de zolderkamer. [slachtoffer] heeft verklaard dat de penis van verdachte steeds groter en roder werd en dat verdachte zijn penis heen en weer deed8. Verdachte had een spijkerbroek aan en stopte zijn penis na het masturberen weer in zijn spijkerbroek. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte tijdens het masturberen tegen haar heeft gezegd dat [slachtoffer] het niet mocht doorvertellen9.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij drie keer heeft gezien dat verdachte zijn penis uit zijn broek heeft gehaald in de grote vakantie10.
Verdachte heeft zowel bij de politie11 als ter terechtzitting in grote lijnen bekennende verklaringen afgelegd. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij op zolder was met [slachtoffer] en zijn dochter. Verdachte heeft zijn dochter naar beneden gestuurd om de kat naar buiten te laten. Verdachte is de slaapkamer van zijn dochter [dochter van de verdachte] ingelopen met alleen een badjas aan die open was. Verdachte heeft verklaard dat hij toen aan [slachtoffer] zijn penis heeft laten zien, aan zijn penis heeft gezeten12 en zich heeft gemasturbeerd13, dit alles in aanwezigheid van [slachtoffer]. Tijdens de terechtzitting14 heeft verdachte verklaard dat hij, toen hij zijn dochter naar beneden stuurde, van plan was om aan [slachtoffer] zijn penis te laten zien en dat hij in de deuropening stond, ongeveer anderhalve meter van [slachtoffer] af. Verdachte heeft verder verklaard dat hij tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat ze het niet verder mocht vertellen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] over het voorval op de zolderkamer van [dochter van de verdachte], gelet op de gedetailleerdheid daarvan, authentiek overkomen en derhalve door de rechtbank als betrouwbaar worden aangemerkt. Verdachte heeft ook bekend dat hij in haar bijzijn heeft gemasturbeerd, namelijk dat hij zijn blote penis aan het aftrekken was.
Net als de officier van justitie en de raadsman gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte eenmaal in bijzijn van [slachtoffer] heeft gemasturbeerd. Dat en wanneer dit vaker dan een keer zou zijn gebeurd, kan op basis van het dossier niet worden bewezen verklaard.
De rechtbank gaat verder uit van de verklaringen van [slachtoffer] voor wat betreft de periode waarin de handelingen van verdachte hebben plaatsgevonden, namelijk de zomervakantie.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de gedragingen van verdachte ontucht opleveren, zoals primair tenlastegelegd, of schennispleging, zoals subsidiair tenlastegelegd.
De rechtbank is van oordeel dat wel degelijk sprake is geweest van een voor ontucht relevante interactie tussen verdachte en [slachtoffer]. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer] is, zonder dat zij daarop invloed kon uitoefenen, met de seksuele gedragingen van verdachte geconfronteerd. Verdachte heeft immers zijn dochter [dochter van de verdachte] van de zolder naar beneden gestuurd en heeft tegen de 10-jarige [slachtoffer] gezegd dat ze boven moest blijven. Verdachte is in de deuropening van de zolderkamer, waarin [slachtoffer] zich bevond, gaan staan. Verdachte heeft daardoor een situatie gecreëerd waarin [slachtoffer] de zolderkamer niet kon verlaten zonder verdachte te moeten passeren die daar, trekkend aan zijn ontblote penis, stond. [slachtoffer] heeft daarover verklaard dat ze het eng vond. Verdachte heeft derhalve een situatie gecreëerd waarin [slachtoffer] zijn handelingen heeft moeten dulden. [slachtoffer] heeft op de handelingen van verdachte gereageerd door haar hoofd af te wenden maar dat ze het door het raam toch zag. De voor ontucht relevante interactie volgt bovendien uit het door verdachte van [slachtoffer] verlangen dat ze boven bleef en door tegen [slachtoffer] te zeggen, terwijl verdachte aan het masturberen was, dat ze het niet door mocht vertellen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door te handelen zoals hierboven beschreven, een sociaal-ethische norm heeft overschreden. De handelingen van verdachte zijn, gepleegd in de context als hierboven omschreven en gelet op de sociaal-ethische normen, als ontuchtig aan te merken.
De rechtbank komt derhalve anders dan de officier van justitie en de raadsman, op grond van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen en bewijsoverweging tot een bewezenverklaring van het primair aan verdachte ten laste gelegde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 01 juli 2010 tot en met 30 september 2010, te Winterswijk, met [slachtoffer] (geboortedatum [datum] 2000), buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd en die [slachtoffer] tot het dulden van ontuchtige handelingen heeft verleid, door op een zolderkamer van zijn, verdachtes, woning, in aanwezigheid van die [slachtoffer], te masturberen, terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven zich zorgen te maken over het gedrag van verdachte omdat het feit in aanwezigheid van een kind van 10 jaar oud en in het huis van verdachte heeft plaatsgevonden. Verdachte is vaker met justitie in contact gekomen wegens exhibitioneren en door de reclassering wordt dan ook opgemerkt dat de angst voor recidive groot is. Uit het NIFP rapport blijkt dat verdachte hele dagen met seks bezig is. Verdachte heeft aangegeven dat hij zich zorgen maakt over zijn werk en zijn huis. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de persoonlijke belangen van verdachte niet opwegen tegen de belangen van de maatschappij. Dit betekent dat verdachte in behandeling moet. De officier van justitie heeft aangegeven rekening te houden met het feit dat verdachte vaker veroordeeld is voor schennis van de eerbaarheid en met het hoge recidiverisico.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Dit onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering (inclusief een meldingsgebod) en een behandeling bij De Tender of een soortgelijke instelling ook als dat een dagbehandeling inhoudt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte het strafbare karakter van zijn gedrag inziet. Verdachte heeft in het verleden drie keer een transactie gekregen voor het plegen van schennis maar er is nu sprake van een eenmalige gebeurtenis. Er bestaat een relatie tussen de stress die verdachte heeft ervaren op zijn werk bij zijn voormalige werkgever en zijn gedrag. Inmiddels heeft verdachte een nieuwe baan gevonden waar hij geen stress ervaart waardoor hij niet langer aandrang heeft tot exhibitioneren. Volgens de raadsman heeft verdachte zijn woning en zijn woonplaats moeten verlaten in verband met het werk van zijn echtgenote en ter bescherming van zijn gezin. Dat is een straf op zich.
Een gedwongen therapie heeft funeste gevolgen voor het werk van verdachte, zijn woning en zijn gezin. De Tender biedt alleen een groepstherapie gedurende anderhalf tot twee jaar gedurende 4 dagen per week. De behandeling kan alleen overdag plaatsvinden op werkdagen. Deze straf en de gevolgen daarvan staan niet in verhouding tot het strafbare feit.
Op grond van dit alles heeft de raadsman gepleit voor een werkstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact waarbij ook in het kader van die contacten rekening wordt gehouden met het werk van verdachte. De raadsman heeft verzocht om een nader onderzoek naar alternatieven voor de behandeling door de Tender.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Verdachte heeft bewerkstelligd alleen te zijn met [slachtoffer] waarna hij staande in de deuropening van de zolderkamer zijn blote penis aan [slachtoffer] heeft laten zien en in aanwezigheid van [slachtoffer] heeft gemasturbeerd. Verdachte heeft bovendien, nadat hij zijn dochter [dochter van de verdachte] naar beneden had gestuurd en tegen [slachtoffer] had gezegd dat ze moest blijven, tijdens het masturberen tegen [slachtoffer] gezegd dat zij het niet mocht doorvertellen. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de geestelijke integriteit van het slachtoffer. Bij zijn handelen heeft verdachte louter en alleen oog gehad voor zijn eigen directe behoeftebevrediging en heeft hij zich niet bekommerd om de gevoelens van [slachtoffer]. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van kinderen, vooral op jonge leeftijd. Dat het feit een grote impact op [slachtoffer] heeft gehad, blijkt ook uit haar slachtofferverklaring. Uit de daarbij gevoegde brief van drs. M. van der Maat, orthopedagoog/GZ psycholoog van GGNet blijkt dat [slachtoffer] als gevolg van de grensoverschrijdende seksuele contacten PTSS-klachten heeft ontwikkeld. Er heeft een traumabehandeling plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich hiervan, blijkens de verklaringen die hij bij de politie en ter terechtzitting heeft afgelegd, slechts in geringe mate rekenschap gegeven. Dat is schokkend, te meer omdat verdachte tijdens de terechtzitting blijk heeft gegeven geen verschil te zien tussen dit feit, namelijk het exhibitioneren in bijzijn van een minderjarige en de eerdere feiten terzake van schennispleging op zijn documentatie. Het feit is des te ernstiger nu verdachte de vader is van het vriendinnetje van [slachtoffer]. Het vertrouwen dat zij als kind in de vader van haar vriendinnetje mocht stellen en de veiligheid die zij van hem mocht verwachten, heeft verdachte op ernstige wijze beschaamd en veronachtzaamd. Daarnaast veroorzaken feiten als het onderhavige gevoelens van afschuw en verontwaardiging in de samenleving.
Verdachte heeft in het verleden driemaal een transactie gekregen voor het plegen van schennis. Ondanks dat verdachte in het verleden een therapie heeft gevolgd en zich bewust is van de gevolgen, is verdachte toch opnieuw in de fout gegaan, ditmaal in aanwezigheid van een kind van 10 jaar oud.
In het reclasseringsadvies van 5 september 2011 is opgenomen dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Volgens de reclassering heeft De Tender in de beschrijvende diagnose gesteld dat verdachte obsessief bezig is met seks. De Tender acht de situatie zorgelijk en onbehandeld is de kans op recidive groot. Verdachte is eerder gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis NAO met ontwijkende en borderline trekken. Verdachte heeft een gebrekkig probleembesef. De reclassering heeft een dagbehandeling geadviseerd bij de forensische polikliniek De Tender. Het beoogd eindresultaat is dat verdachte inzicht krijgt in de diagnose en de invloed daarvan op zijn (delict)gedrag. Verdachte dient inzicht te krijgen in zijn impulsieve seksueel ontremde gedrag en dit te leren controleren. Ondanks de negatieve consequenties van een dagbehandeling voor het werk van verdachte en zijn gezin blijft een dagbehandeling, zoals ter terechtzitting toegelicht door Meurs, reclasseringswerker, noodzakelijk omdat onbehandeld de kans op recidive hoog blijft. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij een meldingsgebod en een behandelverplichting als bijzondere voorwaarden worden geadviseerd.
De rechtbank wijst af het verzoek van de raadsman om aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting teneinde alternatieven te kunnen zoeken voor een dagbehandeling bij De Tender op werkdagen. Het verzoek is onvoldoende specifiek en daarnaast onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank acht zich voldoende geïnformeerd en voorgelicht door het rapport van de reclassering en de ter zitting gegeven toelichting door Meurs, reclasseringswerker, die er op neerkomt dat gezien de ernst van de problematiek een ambulante behandeling bij bijvoorbeeld een vrijgevestigde therapeut niet toereikend zal zijn. De rechtbank kan zich vinden in de bevindingen en conclusies van de reclassering en neemt deze over.
Mede gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf, passend en geboden. Aan verdachte zal derhalve een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, worden opgelegd, onder de bijzondere voorwaarde (onder meer) dat verdachte (ambulant) behandeling ondergaat voor zijn persoonlijkheidsproblematiek in relatie tot het onderhavige feit, zoals door de reclassering beschreven, ook als dat inhoudt het volgen van een dagbehandeling.
Het betoog van de raadsman dat een dagbehandeling grote gevolgen zal hebben voor het werk en het gezin van verdachte, doet hieraan niet af. Gelet op de ernst van de problematiek bij verdachte, de documentatie van verdachte en het grote recidivegevaar is naar het oordeel van de rechtbank een dagbehandeling namelijk noodzakelijk.
De rechtbank zal in het voordeel van verdachte echter rekening houden met de omstandigheid dat er tussen [slachtoffer] en verdachte geen direct lichamelijk contact is geweest en anderzijds met het gewicht van de dagbehandeling en de gevolgen daarvan voor verdachtes persoonlijke omstandigheden. Rekening houdend met aspecten van proportionaliteit zal de behandeling voor zover het gaat om een dagbehandeling daarom worden beperkt tot een periode van (totaal) maximaal drie maanden. Deze beperking in tijd geldt derhalve niet voor de eventuele overige (ambulante) behandelvormen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich, middels haar wettelijk vertegenwoordiger [moeder van slachtoffer], met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 525,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadetoebrengende feit, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft de toewijzing gevorderd van de gehele vordering omdat de vordering voldoende is onderbouwd.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte bereid is schadevergoeding te betalen aan [slachtoffer] maar dat de op het voegingsformulier genoemde casus ziet op ontucht met lichamelijk contact waarvan in casu geen sprake is geweest.
Met inachtneming van de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de door [slachtoffer] gevorderde schadevergoeding voldoende is onderbouwd en in redelijkheid voor vergoeding in aanmerking komt.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* wijst af het verzoek om aanhouding;
* verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) MAANDEN, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door De Tender of een soortgelijke instelling met dien verstande dat de duur van een eventuele dagbehandeling beperkt is tot een periode van (totaal) maximaal drie maanden. De veroordeelde zal zich houden aan regels die door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven;
- zich na zijn invrijheidsstelling op uitnodiging zal melden bij de reclassering en daarna zo frequent als deze instelling dat nodig acht;
- op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], van een bedrag van € 525,- (vijfhonderenvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2010 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 525,- (vijfhonderdenvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2010, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 (tien) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Kropman, voorzitter, Mei en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 december 2011.
De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Voetnoot:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0640-2010170079 Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 20 maart 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte door [moeder van slachtoffer] d.d. 26 november 2010, p. 27-33
3 Proces-verbaal van aangifte door [moeder van slachtoffer] d.d. 26 november 2010, p. 29
4 Proces-verbaal van aangifte door [moeder van slachtoffer] d.d. 26 november 2010, p. 30
5 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2010, p. 34
6 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2010, p. 35
7 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2010, p. 35
8 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2010, p. 38
9 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2010, p. 39
10 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2010, p. 36
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 1 maart 2011, p. 79, 81-82
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 1 maart 2011, p. 80
13 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 1 maart 2011, p. 81
14 Proces-verbaal van de terechtzitting