RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Strafrecht
Meervoudige kamer voor Jeugdstrafzaken
Parketnummer: 06/820235-11
Uitspraak d.d.: 6 december 2011
Tegenspraak/oip/dip
[verdachte A]
geboren te [plaats op 1995],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. Hofstede, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 18 juli, 23 augustus en 22 november 2011.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 maart 2011 te Beek, althans in de gemeente Montferland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) op/tegen
het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of
op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen (terwijl hij en/of
zijn medeverdachte een aansteker in zijn/hun vuist(en)/hand(en) hield(en)),
waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide
voet) op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben geschopt
en/of getrapt meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd
en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen (terwijl hij
en/of zijn medeverdachte een aansteker in zijn/hun vuist(en)/hand(en)
hield(en)), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 8 maart 2011 te Beek, althans in de gemeente Montferland,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Sint Jansgildestraat,
in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet)
schoppen en/of trappen op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die
[slachtoffer], en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) stompen en/of slaan
op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] (terwijl hij
en/of zijn medeverdachte een aansteker in zijn/hun vuist(en)/hand(en)
hield(en)), waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en/of
- (vervolgens) het meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide
voet) schoppen en/of trappen op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam
van die [slachtoffer], en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) stompen
en/of slaan op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer]
(terwijl hij en/of zijn medeverdachte een aansteker in zijn/hun
vuist(en)/hand(en) hield(en)), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 08 maart 2011 te Beek, althans in de gemeente Montferland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) op/tegen
het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of
op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen (terwijl hij en/of
zijn medeverdachte een aansteker in zijn/hun vuist(en)/hand(en) hield(en)),
waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide
voet) op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben geschopt
en/of getrapt meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd
en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen (terwijl hij
en/of zijn medeverdachte een aansteker in zijn/hun vuist(en)/hand(en)
hield(en)), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 primair. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat uit de aangifte van het slachtoffer en de getuigenverklaring van [getuige A] blijkt dat het slachtoffer flink in elkaar is geslagen en dat beide verdachten door zijn gegaan met schoppen en slaan terwijl het slachtoffer op de grond lag. Uit de beide verklaringen blijkt niet dat het slachtoffer tegen het hoofd is geschopt. De officier van justitie verzoekt de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij te spreken.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor bewezenverklaring van feit 1 primair, nu verdachte en medeverdachte [medeverdachte B] niet vooraf afspraken hebben gemaakt over de mishandeling van het slachtoffer. De raadsman stelt dat het tenlastegelegde feitelijk twee elkaar opvolgende incidenten behelst. Verdachte is slechts bij het eerste incident betrokken geweest, aldus de raadsman. De raadsman heeft gesteld dat verdachte toen één klap heeft uitgedeeld en dat niet duidelijk is welk letsel deze klap heeft opgeleverd, noch dat duidelijk is of het stompen met een aansteker in de vuist tot een hardere klap heeft geleid. Bovendien heeft de raadsman aangevoerd dat emoties een rol speelden bij het conflict en dat de rol van verdachte klein is geweest.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de aangifte komt naar voren dat op 8 maart 2011 te Beek, gemeente Montferland, [slachtoffer] rond 1 uur 's nachts door verdachte en medeverdachte [medeverdachte B] tegen zijn hoofd is geslagen en tegen zijn lichaam is geschopt tengevolge waarvan hij bewusteloos raakte en letsel en pijn heeft bekomen2.
De rechtbank is - anders dan de raadsman heeft gesteld - van oordeel dat verdachte een voldoende wezenlijke en significante rol heeft gespeeld bij de mishandeling van het slachtoffer. Verdachte heeft immers op 8 maart 2011 de eerste klap uitgedeeld aan het slachtoffer3, waarna hij vervolgens samen met medeverdachte [medeverdachte B], het slachtoffer [slachtoffer], ook toen hij op de grond lag4 5 tegen zijn hoofd heeft geslagen en tegen zijn lichaam heeft geschopt, tengevolge waarvan het slachtoffer bewusteloos raakte en letsel en pijn heeft bekomen6. De rechtbank acht de getuigenverklaring van [getuige A]7, waarin hij stelt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte B] het slachtoffer eerst tegen de grond hadden geslagen en geschopt en vervolgens het slachtoffer bleven schoppen en stompen, hierbij in het bijzonder redengevend. De rechtbank heeft de foto van het slachtoffer na de mishandeling8 en de medische verklaring9 bij haar oordeel betrokken. Deze sluiten aan bij het door [getuige A] beschreven geweld.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de rol van verdachte weliswaar een kleinere is geweest dan die van zijn medeverdachte [medeverdachte B], doch er is naar het oordeel van de rechtbank, ondanks die beperktere rol van verdachte, wel degelijk sprake van een bewuste nauwe en volledige samenwerking tussen verdachten, zodat sprake is van medeplegen, hetgeen er ook toe leidt dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door [medeverdachte B] aan [slachtoffer] toegebrachte letsel.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan te weten dat:
hij op 8 maart 2011 te Beek, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen met kracht en met geschoeide voet tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en getrapt, en meermalen met kracht tegen het hoofd en tegen het lichaam heeft/hebben gestompt terwijl hij een aansteker in zijn vuist hield,
waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en
- vervolgens meermalen met kracht en met geschoeide voet tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en getrapt en meermalen tegen het lichaam heeft/hebben gestompt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Feit 1 primair: medeplegen van poging tot zware mishandeling
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur waarvan 30 uur voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaren. Aan de proeftijd dient de bijzondere voorwaarde te worden gekoppeld dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen hem te geven door de Jeugdreclassering.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht indien het tot een bewezenverklaring komt verdachte te veroordelen tot een werkstraf als door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte de initiator is van het geweld jegens het slachtoffer [slachtoffer] en dat het slachtoffer ten gevolge van dit geweld forse materiële en immateriële schade heeft opgelopen.
De rechtbank houdt eveneens rekening met het feit dat verdachte niet eerder voor een geweldsmisdrijf is veroordeeld en dat er op persoonlijk vlak geen zorgen zijn over verdachte.
Alles in aanmerking nemend komt de rechtbank tot oplegging van een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 30 uren voorwaardelijk, subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaar. Aan de proeftijd is de bijzondere voorwaarde gekoppeld dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
Vordering tot schadevergoeding
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.891,91 in het strafproces gevoegd.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor de helft van het bedrag.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij niet hoofdelijk toe te wijzen nu medeverdachte [medeverdachte B] geen geld heeft om zijn deel van de vordering te voldoen, waardoor de kosten feitelijk alleen door verdachte zullen worden gedragen. Voorts heeft de raadsman gepleit dat de hoogte van de schadevergoeding niet in verhouding staat tot het aandeel van verdachte in de mishandeling.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, de inhoud van het voegingsformulier en bijlagen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering komt de rechtbank niet onredelijk voor en is voor toewijzing vatbaar.
Het verweer van de raadsman tegen oplegging van de hoofdelijkheid is invoelbaar, doch hoofdelijkheid vloeit nu eenvoudigweg voort uit de wet. Er is geen reden om de wet op dit punt terzijde te stellen. Dat zou er immers toe leiden dat de benadeelde partij met een substantieel deel van de schade zou blijven zitten. Bovendien heeft verdachte in geval van betaling van het geheel een regresrecht op zijn medeverdachte hetgeen ook na verloop van tijd nog kan worden geëffectueerd.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 24a, 27, 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1 primair: medeplegen van poging tot zware mishandeling;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een taakstraf te weten een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf, groot 30 (dertig) uren niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde
o zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Bureau Jeugdzorg;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
o zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Jeugdreclassering;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres, plaats], rekeningnummer [nummer] van een bedrag van € 1.891,91, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] een bedrag te betalen van € 1.891,91, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 18 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van Apeldoorn, voorzitter, Ouweneel en Djebali, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer BVH 2011030937 en BVH 2011031642, Regio Noord- en Oost Gelderland, Team Montferland District Achterhoek, gesloten en ondertekend op 26 maart 2011 te Didam.
2 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer], pagina 64 t/m 66
3 Proces-verbaal verklaring verdachte, pagina 115-116
4 Proces-verbaal verdachte, pagina 119
5 Proces-verbaal verdachte, pagina 123
6 Proces-verbaal verhoor medeverdachte [medeverdachte B], pagina 99-100 en 107-112
7 Getuigenverklaring [getuige A], pagina 80-82
8 Foto mishandeling, pagina 68-70
9 Medische verklaring, pagina 73