RECHTBANK ZUTPHEN
Sector strafrecht
Meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
Parketnummers: 06/940124-11
Uitspraak d.d.: 6 december 2011
Tegenspraak/oip/dip
[verdachte B],
geboren te [plaats op 1993],
verblijvende te Avenier lokatie Zutphen, Verlengde Ooyerhoekseweg 30
Raadsman: mr. Sandberg, advocaat te Vorden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 21 juni, 23 augustus en 22 november 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 maart 2011 te Beek, althans in de gemeente Montferland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) op/tegen
het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of
op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen (terwijl hij en/of
zijn medeverdachte een aansteker in zijn/hun vuist(en)/hand(en) hield(en)),
waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide
voet) op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben geschopt
en/of getrapt meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd
en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen (terwijl hij
en/of zijn medeverdachte een aansteker in zijn/hun vuist(en)/hand(en)
hield(en)), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 8 maart 2011 te Beek, althans in de gemeente Montferland,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Sint Jansgildestraat,
in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet)
schoppen en/of trappen op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die
[slachtoffer], en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) stompen en/of slaan
op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] (terwijl hij
en/of zijn medeverdachte een aansteker in zijn/hun vuist(en)/hand(en)
hield(en)), waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en/of
- (vervolgens) het meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide
voet) schoppen en/of trappen op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam
van die [slachtoffer], en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) stompen
en/of slaan op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer]
(terwijl hij en/of zijn medeverdachte een aansteker in zijn/hun
vuist(en)/hand(en) hield(en)), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 08 maart 2011 te Beek, althans in de gemeente Montferland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide voet) op/tegen
het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of
op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen (terwijl hij en/of
zijn medeverdachte een aansteker in zijn/hun vuist(en)/hand(en) hield(en)),
waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met geschoeide
voet) op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben geschopt
en/of getrapt meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd
en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen (terwijl hij
en/of zijn medeverdachte een aansteker in zijn/hun vuist(en)/hand(en)
hield(en)), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 19 december 2010 te Heelweg, althans in de gemeente Oude
IJsselstreek, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant A], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, hoofdagent en/of hondengeleider, werkzaam in de basis
politiezorg van district Achterhoek, in diens/dier tegenwoordigheid één of
meerdere malen mondeling heeft toegevoegd de woorden "domme lul" en/of
"kankerwouten" en/of "kankerlijer"", althans woorden van gelijke beledigende
aard en/of strekking.
(Parketnummer 821022-10 gevoegd bij parketnummer 940124-11)
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft in zijn pleitnota onder punt 6, zakelijk weergegeven, gesteld dat de zaak (bij feit 1) als categorie A zaak had moeten worden aangemeld en dat door de politie ten onrechte is aangenomen dat het hier om een categorie B zaak ging. De raadsman heeft gesteld dat een opsporingsambtenaar niet als deskundige op het gebied van verstandelijke beperkingen heeft te gelden. Diens beoordeling of iemand wel of geen persoon met een kennelijke verstandelijke beperking of cognitieve functiestoornis is, mag en kan geen beperking opleveren bij de vraag hoe toepassing moet worden gegeven aan het recht op consultatie en rechtsbijstand bij een politieverhoor. Nu verdachte in het kader van een eerdere strafzaak door een psychiater en een psycholoog is onderzocht en hij door hen licht tot verminderd toerekeningsvatbaar is geacht, had verdachte - zo begrijpt de rechtbank het verweer van de raadsman - als een persoon met een verstandelijke beperking moeten worden aangemerkt en kon hij geen afstand doen van zijn recht op consultatie en recht op rechtsbijstand, hetgeen er toe moet leiden dat zijn verklaringen die hij heeft afgelegd bij de politie moeten worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank stelt voorop dat het verweer in beginsel geen bespreking zou behoeven, nu verdachte ter terechtzitting van 22 november 2011 duidelijk en ondubbelzinnig het onder feit 1 aan hem ten laste gelegde feit heeft erkend. Gebruik van verdachtes' verklaringen die hij heeft afgelegd bij de politie zou derhalve niet strikt noodzakelijk zijn. Bovendien is verdachte pas voor zichzelf belastend gaan verklaren tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris, in tegenwoordigheid van zijn advocaat.
De rechtbank zal het verweer van de raadsman niettemin bespreken.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, niet van oordeel dat de opsporingsambtenaar verdachte had moeten classificeren als een persoon met een kennelijk verstandelijke beperking of een cognitieve functiestoornis. De in het verweer van de raadsman besloten opvatting dat iedere aangehouden verdachte eerst moet worden bezocht door een gedragsdeskundige, alvorens hem de vraag kan worden gesteld of hij een advocaat wenst te consulteren, kan niet uit de Salduz-jurisprudentie worden afgeleid. Voor zover de raadsman heeft bedoeld te stellen, dat de opsporingsambtenaar verdachte had moeten aanmerken als een persoon met een kennelijk verstandelijke beperking, nu verdachte recent was onderzocht door een psycholoog en een psychiater, faalt het verweer eveneens, nu de opsporingsambtenaar niet bekend kon worden verondersteld met de bevindingen van de gedragsdeskundigen die verdachte recentelijk hadden onderzocht.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat een bij een verdachte vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid in het kader van een andere strafzaak, nog niet a priori wil zeggen dat verdachte in zijn algemeenheid verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verminderde toerekeningsvatbaarheid niets hoeft te zeggen over iemands verstandelijke vermogens.
De verklaringen van verdachte door hem afgelegd bij de politie zijn aldus gewoon bruikbaar voor het bewijs. Verdachte heeft immers herhaaldelijk aangegeven geen gebruik te willen maken van bijstand van een advocaat1 en hij kon en mocht dat ook doen.
Het verweer, onder 7 van de pleitnota, dat verdachtes' vrije advocaatkeuze is geschonden, hetgeen zou moeten leiden tot strafvermindering faalt eveneens. Verdachte heeft namelijk bij het verhoor in verband met de inverzekeringstelling verklaard dat hij al een advocaat had gesproken2. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte een voorkeursadvocaat heeft opgegeven. Aan de enkele vermelding van de naam van mr. Sandberg op pagina 25 van het proces-verbaal van politie komt in dit verband onvoldoende feitelijke betekenis toe.
Overwegingen omtrent het bewijs
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 8 maart 2011 is te Beek, gemeente Montferland, aangever [slachtoffer] rond 1 uur
's nachts door verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] tegen zijn hoofd geslagen en tegen zijn lichaam geschopt tengevolge waarvan hij bewusteloos raakte en letsel en pijn heeft bekomen4.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 primair. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat uit de aangifte van het slachtoffer en de getuigenverklaring van [getuige] blijkt dat het slachtoffer flink in elkaar is geslagen en dat beide verdachten door zijn gegaan met schoppen en slaan terwijl het slachtoffer op de grond lag. Uit de beide verklaringen blijkt niet dat het slachtoffer tegen het hoofd is geschopt. De officier van justitie verzoekt de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij te spreken.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte bij pleitnota gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor bewezenverklaring van feit 1 primair. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het slachtoffer niet meer heeft aangeraakt toen hij op de grond lag.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het onder feit 1 primair tenlastgelegde bewezen. Verdachte heeft bij de politie erkend dat hij op 8 maart 2011, samen met medeverdachte [medeverdachte A], het slachtoffer [slachtoffer], tegen zijn hoofd heeft geslagen en tegen zijn lichaam geschopt. Op de terechtzitting van 22 november 2011 is verdachte bij deze verklaring gebleven. De rechtbank acht de getuigenverklaring van [getuige]5, waarin hij stelt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] het slachtoffer eerst tegen de grond hadden geslagen en geschopt en vervolgens het slachtoffer bleven schoppen en stompen, hierbij in het bijzonder redengevend. Bovendien verklaart medeverdachte [medeverdachte A]6 7 dat hij het slachtoffer terwijl het op de grond lag, nog een schop heeft gegeven. Voorts heeft de rechtbank de foto van het slachtoffer na de mishandeling8 en de medische verklaring9 bij haar oordeel betrokken.
Aanleiding van het onderzoek10
Op zondag 19 december 2010 is agent [verbalisant A] opgeroepen om naar uitgaansgelegenheid [uitgaansgelegenheid te plaats] te komen waar een aantal jongens was opgehouden, nadat ze de ruit van een bus hadden vernield. Aangever [verbalisant A] doet aangifte van belediging op zondag 19 december 2010 tijdens het uitoefenen van zijn functie van hoofdagent.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 2. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij niet meer precies weet hoe het is gegaan en dat hij veel had gedronken, terwijl agent [verbalisant A] heel precies beschrijft hoe het conflict is verlopen. Uit de wet blijkt dat een op ambtseed opgemaakt verbaal voldoende is om dit delict te kunnen bewijzen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte bij pleitnota gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor bewezenverklaring van feit 2 primair. De raadsman geeft aan dat, nu het proces-verbaal van de agent het enige bewijsmiddel is, en die agent een direct eigen belang heeft, dit proces-verbaal kritisch moet worden bezien.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het onder feit 2 tenlastgelegde bewezen. Zij acht daartoe de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Agent [verbalisant A] was opgeroepen om naar uitgaansgelegenheid [uitgaansgelegenheid te plaats] te komen, waar een aantal jongens was opgehouden nadat ze de ruit van een bus zouden hebben vernield11. Verdachte bemoeide zich steeds met het betoog dat de collega van [verbalisant A], [verbalisant B], hield tegen de jongens12. Verdachte werd daar meerdere malen op aangesproken. Hij ging ermee door en begon bovendien te schelden toen [verbalisant A] hem bij zijn schouder pakte om hem te kalmeren13. Verdachte is vervolgens aangehouden door [verbalisant A] en hij bleef [verbalisant A] uitschelden terwijl hij werd vervoerd naar het politiebureau14. Verdachte heeft verklaard dat hij misschien de woorden 'kanker en kut' heeft genoemd15 en dat hij heeft lopen fulmineren. Zijn opmerking dat dit tegen [uitgaansgelegenheid] was gericht en niet tegen de verbalisant acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat er, mede gelet op het feit dat de aangifte van [verbalisant A] een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal is, voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is en acht het tenlastegelegde feit bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van feit 1 primair:
hij op 8 maart 2011 te Beek, in de gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen met kracht en met geschoeide voet tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en getrapt, en meermalen met kracht tegen het hoofd en tegen het lichaam heeft/hebben gestompt terwijl zijn mededader een aansteker in zijn vuist hield,
waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en
- vervolgens meermalen met kracht en met geschoeide voet tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en getrapt en meermalen tegen het lichaam heeft/hebben gestompt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 19 december 2010 te Heelweg, in de gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant A], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, hoofdagent en hondengeleider, werkzaam in de basis politiezorg van district Achterhoek, in diens tegenwoordigheid één of meerdere malen mondeling heeft toegevoegd de woorden "domme lul"en/of "kankerwouten"en/of "kankerlijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 primair: medeplegen van poging tot zware mishandeling;
Feit 2: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
Over de persoon van verdachte is op 4 november 2011 door de Raad voor de Kinderbescherming een rapport opgemaakt waaruit blijkt dat verdachte belast is met forse problematiek, waardoor een behandeling noodzakelijk wordt geacht. Verdachte ervaart geen problemen en ziet geen meerwaarde in hulp. Ondanks de duidelijke kaders van de Jeugd Reclassering en de grote inzet van ouders, is hulp niet van de grond gekomen. Deze hulp kan nu gedwongen worden ingezet omdat bij arrest van het gerechtshof Arnhem op 14 september 2011 een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is opgelegd voor de duur van twee jaar.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 74 dagen met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 20 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan de proeftijd is de bijzondere voorwaarde gekoppeld dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen hem te geven door de reclassering.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte van feit 2 vrij te spreken. Voor het overige feit heeft de raadsman de rechtbank verzocht in geval van bewezenverklaring rekening te houden met de persoon van verdachte, de psychologische en psychiatrische rapportage die tot licht verminderderde toerekeningsvatbaarheid concluderen in de zaak waarvoor verdachte de PIJ-maatregel heeft opgelegd gekregen en de door de Raad voor de Kinderbescherming voorgestelde geheel voorwaardelijke jeugddetentie met proeftijd en de daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte op 14 september 2011 door het gerechtshof te Arnhem voor eerdere feiten is veroordeeld tot een PIJ-maatregel voor de duur van twee jaar en dat dus artikel 63 van het Wetboek van strafrecht van toepassing is. Daarnaast heeft de rechtbank de tijd dat verdachte heeft vastgezeten in voorlopige hechtenis voor onderhavige feiten meegewogen in de beoordeling van de straf.
Alles in aanmerking nemend komt de rechtbank voor de tenlastegelegde feiten tot oplegging van een jeugddetentie van 74 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Aan de proeftijd is de bijzondere voorwaarde gekoppeld dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen hem te geven door de reclassering.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.891,91 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde. Aanvankelijk bedroeg die vordering € 1.291,91 (materiële schade: € 391,91 en immateriële schade: € 900,00). Ter terechtzitting is die vordering, onder overlegging van enkele bescheiden, verhoogd tot € 1.891,91 (de immateriële schade is gesteld op € 1.500,00).
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor de helft van het bedrag.
Verdachte heeft de vordering tot een bedrag van € 1.291,91 erkend. Voor wat betreft het meer gevorderde heeft hij het woord gelaten aan zijn raadsman.
De raadsman heeft ten aanzien van het meer gevorderde, voor zover het de € 1.291,91 te boven gaat, een tweetal formele verweren gevoerd. Dat deel van de vordering zou niet-ontvankelijk zijn omdat het niet ook middels een schriftelijk voegingsformulier is ingediend en voorts is een verhoging van een civiele vordering in jeugdstrafzaken eerst ter zitting in strijd met internationale verdragen. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar enkele bepalingen uit het EVRM en het Handvest van de Verenigde Naties.
Het eerst verweer faalt. De wet stelt als eis dat een civiele vordering in beginsel middels een schriftelijk voegingsformulier aanhangig moet worden gemaakt. Ter zitting kan een vordering evenwel ook mondeling worden gedaan, aldus artikel 51g Sv. De wet stelt niet als eis dat een verhoging ter terechtzitting ook middels een (tweede) voegingsformulier dient te geschieden.
Het tweede verweer faalt eveneens. In de, recent gewijzigde, Nederlandse strafwetgeving is de mogelijkheid opgenomen om ook in jeugdstrafzaken een civiele vordering in te dienen, welke vordering ook eerst ter zitting kan worden gedaan. Dat een en ander is strijd zou zijn met het Internationale recht is de rechtbank niet gebleken.
Voor zover de raadsman de rechtbank nog heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk af te wijzen, nu deze te complex en ingewikkeld is en zich daardoor niet leent voor behandeling in een strafgeding, wordt dit eveneens verworpen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering komt de rechtbank niet onredelijk voor en is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 45, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 266, 267 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1 primair: medeplegen van poging tot zware mishandeling;
Feit 2: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 74 (vierenzeventig) dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf in mindering wordt gebracht;
* bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 20 (twintig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
o zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Bureau Jeugdzorg;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
o zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres, plaats], rekeningnummer [nummer] van een bedrag van € 1.891,91, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] een bedrag te betalen van € 1.891,91, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 18 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van Apeldoorn, voorzitter, Ouweneel en Djebali, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2011.
Voetnoten:
1 Proces-verbaal aanhouding en voorgeleiding i.v.m. aanhouding, pagina 14 en 16
2 Proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. inverzekeringstelling, pagina 19
3 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer BVH 2011030937 en BVH 2011031642, Regio Noord- en Oost Gelderland, Team Montferland District Achterhoek, gesloten en ondertekend op 26 maart 2011 te Didam.
4 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer], pagina 64 t/m 66
5 Getuigenverklaring [getuige], pagina 80-82
6 Proces-verbaal mededader [medeverdachte A], pagina 119
7 Proces-verbaal mededader [medeverdachte A], pagina 123
8 Foto mishandeling, pagina 68-70
9 Medische verklaring, pagina 73
10 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL06422010183452-14, Regio Noord- en Oost Gelderland, Team Oude IJsselstreek, District Achterhoek, gesloten en ondertekend op 26 december 2011 te Ulft.
11 proces-verbaal van bevindingen, pagina 18 en 19
12 Proces-verbaal van bevindingen hulpofficier van justitie [verbalisant B], pagina20
13 Proces-verbaal aangifte [verbalisant A], pagina 25
14 Proces-verbaal aangifte [verbalisant A], pagina24-26 en proces-verbaal van bevindingen,pagina18 en 19
15 Proces-verbaal verklaring verdachte, pagina 15-17