ECLI:NL:RBZUT:2011:BU7450

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
6 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/950391-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • A. van der Hooft
  • J. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing tijdens overval op cafetaria met gebruik van nepwapen

Op 6 december 2011 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte C, die op 18 maart 2011 samen met medeverdachten een overval heeft gepleegd op een cafetaria in Apeldoorn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, de cafetaria is binnengegaan met een bedekt gezicht en een nepwapen. Tijdens de overval heeft hij gedreigd met geweld en geprobeerd geld af te persen van de medewerkers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid en de noodzaak voor begeleiding door de reclassering. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een begeleid wonen project en het volgen van een CoVa-training. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder de artikelen die betrekking hebben op afpersing en poging tot afpersing.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950391-11
Uitspraak d.d.: 6 december 2011
tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte C],
geboren te [plaats op 1991],
wonende te [plaats]
thans gedetineerd in PI Overijssel, HvB Karelskamp, Almelo.
Raadsvrouw: mr. L. Thomson, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
27 september 2011 en 22 november 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, nadat de tenlastelegging ter terechtzitting op de voet van artikel 314a Sv is gewijzigd, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] en/of [slachtofferoffer B] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [cafetaria], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), hierin bestaande dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- die snackbar is binnen gegaan terwijl hij zijn gezicht had bedekt/verborgen
en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] heeft gericht en/of heeft getoond en/of
- een (plastic) tas in de richting van die [slachtoffer A] heeft gegooid en/of die [slachtoffer A] mondeling dreigend heeft toegevoegd "pak het tasje...doe het geld er in... geef me geld...", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte A] op of omstreeks 18 maart 2011 te Apeldoorn ter uitvoering van het door die [medeverdachte A] en/of verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] en/of [slachtofferoffer B] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [cafetaria], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte A] en/of
zijn mededader(s), hierin bestaande dat voornoemde [medeverdachte A]
- die snackbar is binnen gegaan terwijl hij zijn gezicht had bedekt/verborgen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] heeft gericht en/of heeft getoond en/of
- een (plastic) tas in de richting van die [slachtoffer A] heeft gegooid en/of die [slachtoffer A] mondeling dreigend heeft toegevoegd "pak het tasje...doe het geld er in... geef me geld...", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18 maart 2011 te Apeldoorn opzettelijk behulpzaam is geweest door achter die [medeverdachte A] aan te lopen in de richting van die snackbar en/of (vervolgens) op de uitkijk te gaan staan;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 18 maart 2011 omstreeks 23.34 uur heeft een overval plaatsgevonden op [cafetaria] in het [winkelcentrum te plaats]. Een man is het cafetaria binnengekomen, heeft met een (nep)pistool in zijn hand gewezen naar een persoon achter de kassa en gezegd dat hij geld wilde hebben. Hierop heeft een medewerker van het cafetaria iets tegen de man met dat pistool gezegd, waarop deze zonder buit het cafetaria heeft verlaten. Hierop is een onderzoek gestart met de naam Bleekbok.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarbij heeft hij zich gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer A], de bekennende verklaring van verdachte en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte A].
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de aangifte van [slachtoffer A]2, de verklaring van getuige [slachtoffer B]3, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte A]4 en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting tot bewezenverklaring kan worden gekomen van het primair ten laste gelegde feit. Nu verdachte heeft feit heeft bekend en er geen verweer is gevoerd terzake het primair ten laste gelegde medeplegen wordt met die opsomming volstaan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 18 maart 2011 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer A] en/of [slachtofferoffer B] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [cafetaria], hierin bestaande dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen,
- die snackbar is binnen gegaan terwijl hij zijn gezicht had bedekt/verborgen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] heeft gericht en/of heeft getoond en
- een plastic tas in de richting van die [slachtoffer A] heeft gegooid en die [slachtoffer A] mondeling dreigend heeft toegevoegd "pak het tasje...doe het geld er in... geef me geld...",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Zij heeft betoogd dat verdachte heeft verklaard dat hij op tijd heeft ingezien dat hij niets te maken heeft willen hebben met deze overval c.q. afpersing en dat hij is weggegaan. Volgens de verdediging is er sprake van vrijwillige terugtred.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van dit verweer.
Beoordeling door de rechtbank.
Vrijwillige terugtred
Uit het onderzoek ter terecht zitting komt het volgende naar voren.
Volgens medeverdachte [medeverdachte A] zaten verdachte en zijn twee medeverdachten in de auto van medeverdachte [medeverdachte A] en hebben zij5 de auto vlak bij het [winkelcentrum] neergezet. Even later hebben ze in overleg de auto verplaatst naar een straat verderop omdat ze vonden dat hij teveel in het zicht stond. Daar hebben ze besproken wat ze gingen doen. Afgesproken is dat medeverdachte [medeverdachte B] de auto zou rijden en dat verdachte en [medeverdachte A] het zouden doen. [medeverdachte A] heeft verklaard dat ze dit goed hebben doorgesproken. Dit om er zeker van te zijn dat verdachte hem, [medeverdachte A], niet zou laten staan. [medeverdachte A] heeft verklaard dat hij voorop liep en het balletjespistool had. Hij is het cafetaria in gestormd, verdachte zou bij de deur blijven staan omdat ze niet wisten of ze een knop hadden waarmee ze de deur konden sluiten. [medeverdachte A] heeft verklaard dat ze daar wel over hadden nagedacht. Ze liepen kort achter elkaar, hij denkt een meter of twee achter elkaar. [medeverdachte A] heeft verklaard dat hij verdachte voor het laatst bij de deur van het cafetaria heeft gezien. Die moest [medeverdachte A] open doen en hij wist niet meer of je moest trekken of duwen. Later heeft verdachte aan [medeverdachte A] verteld dat hij, toen hij (verdachte) zag dat [medeverdachte A] twee stappen achteruit deed in het cafetaria, hij het niet vertrouwd had en dat hij weggerend was. Dat was nadat [medeverdachte A] had geroepen dat hij geld wilde. [medeverdachte A] deed een paar stappen achteruit om overzicht te bewaren. [medeverdachte A] heeft verklaard dat hij het hazenpad heeft genomen toen hij verdachte niet meer zag staan. Toen [medeverdachte A] bij de auto kwam, zag hij verdachte in de auto liggen. [medeverdachte A] is daar ook gaan liggen. [medeverdachte A] zou op de achterbank gaan liggen zodat ze maar één persoon zouden zien in de auto en dat verkleinde de pakkans weer, aldus [medeverdachte A].
Verdachte heeft verklaard6 dat hij nieuwe kleren wilde hebben en dat hij wel mee zou lopen. Hij zou dan ook geld krijgen. Hij moest op de uitkijk blijven staan, dat was alles. Medeverdachte [medeverdachte B] moest in de auto blijven wachten, om weg te rijden. De auto is geparkeerd in een zijstraat om via een steeg makkelijk weg te komen. Verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachte A] is meegelopen. Hij heeft gezien dat [medeverdachte A] het balletjespistool heeft gepakt, dat lag onder de voorstoel. Verdachte zou, als [medeverdachte A] binnen was, op de uitkijk staan. Hij heeft gezien dat [medeverdachte A] de deur open heeft gedaan en naar binnen is gelopen. Hij heeft gezien dat [medeverdachte A] richting de balie is gelopen. Toen is hij 'm gesmeerd. Hij is op de achterbank van de auto gesprongen en is daar gaan liggen. Hij is op de achterbank gaan liggen om niet gezien te worden. Toen kwam [medeverdachte A] eraan en hij is ook op de achterbank gaan liggen. Vervolgens zijn ze naar het huis van verdachte gereden. Het vest dat [medeverdachte A] droeg, heeft verdachte in zijn kast gelegd. Ze hebben afgesproken dat het onder hun drieën zou blijven7.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte vrijwillig is teruggetreden. Daartoe kent de rechtbank betekenis toe aan de politieverklaring van verdachte die niet meer inhoudt dan dat hij 'm is gesmeerd en aan de verklaring van [medeverdachte A] voor zover die inhoudt dat verdachte later aan [medeverdachte A] heeft verteld dat hij (verdachte), toen hij (verdachte) zag dat [medeverdachte A] twee stappen achteruit deed in het cafetaria, het niet vertrouwd had en dat hij (verdachte) weggerend was. Voorts zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] na korte tijd naar de auto teruggekeerd en vervolgens zijn ze met z'n drieën weggereden, waarbij verdachte naast en medeverdachte [medeverdachte A] op de achterbank heeft gelegen zodat ze niet gezien zouden worden. Het beroep op vrijwillige terugtred wordt derhalve verworpen.
Toerekeningsvatbaarheid
Naar de persoon van verdachte is psychologisch onderzoek verricht8, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van H.E.W. Koornstra (psycholoog) van 17 november 2011.
Koornstra heeft aangegeven dat er bij verdachte sprake is van laagbegaafdheid en een gedragsstoornis. In de manier waarop een en ander heeft plaatsgevonden met betrekking tot de onderhavige tenlastelegging, is de beïnvloedbaarheid van verdachte duidelijk te herkennen. Zoals bij hem vaker voorkomt, realiseerde verdachte zich pas wat er gaande was toen hij zich al midden in de situatie bevond. Er lijkt geen sprake van initiatieven van verdachte noch van enige andere actieve inbreng. Dat verdachte de situatie echter geenszins kon overzien, blijkt wel uit de manier waarop hij zich aan het feit wilde onttrekken; het kwam niet bij hem op werkelijk weg te lopen of hulp te halen. Op grond van de doorwerking van de problematiek, waarbij verdachte niet in staat is situaties adequaat in te schatten en te overzien, wordt geadviseerd hem voor zijn rol in het hem ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Met de conclusie van de psycholoog dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot 24 maanden gevangenisstraf waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte de bijzondere voorwaarde op te leggen dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt begeleiding door Baanbrekers, deelnemen aan een begeleid wonen project en/of het volgen van een CoVa-training.
De raadsvrouw heeft betoogd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest een passende straf is. Verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar en uit het psychologisch rapport blijkt dat van hem niet verwacht kon worden dat hij hulp zou hebben ingeroepen ter voorkoming van het plegen van dit delict. Gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het belang van de maatschappij is het belangrijk dat hij op korte termijn kan starten met deelname aan een begeleid wonen project.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte, samen met twee anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing. Verdachte heeft het gevoel van veiligheid van het personeel en de bezoekers van het cafetaria aangetast. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijke (poging tot) afpersing veelal daarvan langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Roofovervallen of pogingen daartoe veroorzaken ook in de maatschappij in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers en de maatschappij.
De reclassering9 schat het recidiverisico in als hoog. Ook wordt ingeschat dat er een hoog risico bestaat op onttrekken aan voorwaarden. De William Schrikker Groep geeft aan dat zij verdachte veel kansen heeft gegeven om zijn leven te beteren. Het enige moment waarop het iets beter met hem leek te gaan was toen hij in Tsjechië zat, ver weg van zijn vrienden in Apeldoorn. Eenmaal terug ging verdachte vrijwel onmiddellijk weer de fout in. De reclassering is van mening dat verdachte beter tot zijn recht zal komen als hij gedurende een periode van drie jaar intensief wordt begeleid door de Stichting Kwadrant en de Reclassering Nederland.
De rechtbank houdt tevens rekening met het uitgebreide strafblad van verdachte.
De rechtbank zal in het voordeel van verdachte rekening houden met zijn jonge leeftijd, met het feit dat er sprake is van een poging en dus niet van een voltooid delict en dat hij verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Tevens houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte een behandeling zal moeten ondergaan na detentie.
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank een gevangenisstraf passend. Voor de duur van de gevangenisstraf wordt aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten die door het LOVS zijn vastgesteld. Daarbij wordt als richtlijn voor een overval van een winkel met bedreiging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren genoemd. Hier is het bij een poging gebleven. Strafverzwarende factoren zijn het medeplegen en het gebruik van een nepwapen.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden opleggen, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om gedwongen begeleiding en behandeling mogelijk te maken. De voorwaardelijke gevangenisstraf is lager dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank acht een enigszins kortere voorwaardelijke straf passend en geboden vanwege de uitgebreide documentatie van verdachte, de ernst van het gepleegde feit terwijl zij voorts rekening heeft gehouden met de afdoening van de zaken van de medeverdachten. In deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding een enigszins langer deel van de gevangenisstraf onvoorwaardelijk op te leggen, dan door de officier van justitie gevorderd.
Als bijzondere voorwaarde legt de rechtbank verdachte op dat hij zich dient te gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering, ook als dit inhoudt begeleiding door Baanbrekers, het deelnemen aan een begeleid wonen project en/of het volgen van een CoVa-training.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 47, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die
hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit
noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde;
- zich zal laten begeleiden door Baanbrekers;
- zal deelnemen aan een begeleid wonen project;
- een CoVa-training zal volgen;
- zich na zijn invrijheidsstelling op uitnodiging zal melden bij de reclassering en daarna zo frequent als deze instelling dat nodig acht;
- op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit
medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een
identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage
zal aanbieden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Van der Hooft en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2011.
Mr. Kropman is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0620 2011079591, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 10 juni 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A] d.d. 18 maart 2011
3 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer B] d.d. 18 maart 2011
4 Proces-verbaal van verhoor mede-verdachte [medeverdachte A], p. 60-63
5 Proces-verbaal van verhoor mede-verdachte [medeverdachte A], p. 60-62
6 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 19-20
7 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 78-81, 87,
8 Psychologisch onderzoek Pro Justitia, H.E.W. Koornstra (psycholoog) d.d. 17 november 2011
9 Reclasseringsadvies d.d. 18 november 2011