RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers 06/940216-11 en 06/850861-11
Uitspraak d.d. 14 december 2011
Tegenspraak / dip (2x)
[verdachte],
geboren te [plaats] (Irak) op [1984],
wonende te [adres].
Raadsvrouw: mr. Hoezen, advocaat te Winterswijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 november 2011. Ter terechtzitting is de voeging gelast van de onder de parketnummers 06/940216-11 en 06/850861-11 tegen verdachte aangebrachte zaken.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
inzake parketnummer 06/940216-11
hij op of omstreeks 15 mei 2011 te Doetinchem ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, die
[slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] met een mes, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp, eenmaal of meermalen in het been/de benen, althans in het
onderlichaam heeft gestoken/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 15 mei 2011 te Doetinchem opzettelijk mishandelend
[slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], met een mes, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp, eenmaal of meermalen in het been/de benen, althans in het
onderlichaam heeft gestoken/geprikt, waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen
en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 15 mei 2011 te Doetinchem opzettelijk mishandelend [slachtoffer C] eenmaal of meermalen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of
tegen het bovenlichaam heeft geslagen/gestompt en/of met kracht tegen/naar de
grond heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
inzake parketnummer 06/850861-11
hij in of omstreeks van 24-09-2011 tot 26-09-2011 te Doetinchem, in elk geval
in Nederland, een fiets (Giant, kleur grijs) heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die fiets wist dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks van 24-09-2011 tot 26-09-2011 te Doetinchem, in elk geval
in Nederland, een fiets (Giant, kleur grijs) heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging inzake 06/850861-11 taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Aanleiding tot het onderzoek inzake parketnummer 06/940216-111
Op 15 mei 20112 werd de politie door de uitbater van discotheek [discotheek] middels de "horecatelefoon" in kennis gesteld van een ruzie die had plaatsgevonden voor de deur van zijn discotheek. Ter plaatse bleek dat er een steekpartij had plaatsgevonden en dat de dader niet meer ter plaatse was. Aan de hand van het door ter plaatse aanwezige personen opgegeven signalement en door toedoen van twee oplettende stadswachten werd verdachte kort daarop aangetroffen en aangehouden. In de onmiddellijke nabijheid van verdachte werd een mes aangetroffen.
A. Aanleiding tot het onderzoek inzake parketnummer 06/850861-113
Op 26 september 2011 omstreeks 12.25 uur is4 de wijkagent [verbalisant] naar de C 1000 aan het Schouwburgplein te Doetinchem gegaan, waar twee medewerkers van de afdeling handhaving van de gemeente Doetinchem zouden staan met een persoon die zijn gestolen fiets had herkend en een persoon -verdachte- die met deze fiets was aangetroffen. De eigenaar van de fiets gaf later op te zijn [slachtoffer D]. Hij herkende de fiets aan de scheur in het zadel.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het inzake parketnummer 06/940216-11 onder 1 primair tenlastegelegde, in de zin van een poging tot zware mishandeling, en het onder 2 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Zij heeft zich daarbij onder meer gebaseerd op de aangiften van [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C], de medische verklaringen, de verklaring van de getuige [getuige A] en de verklaring die verdachte zelf heeft afgelegd.
Ter zake de poging tot zware mishandeling is er in ieder geval sprake van voorwaardelijk opzet, nu verdachte op straat met een mes is gaan zwaaien dicht bij een aantal mensen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 06/850861-11 tenlastegelegde acht zij de subsidiair ten laste gelegde schuldheling bewezen op basis van de aangifte, de herkenning van de fiets door aangever en de omstandigheden waaronder verdachte zegt de fiets te hebben gekocht.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er weliswaar een ruzie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer C], maar dat er geen bewijs is voor een mishandeling als onder feit 2 inzake parketnummer 06/09840216-11 aan verdachte is tenlastegelegd. Wat er daarna op die 15e mei 2011 is gebeurd, is niet precies duidelijk geworden. Uit de verklaring die door de getuige [getuige B] is afgelegd blijkt dat deze getuige dacht dat verdachte gedacht zal hebben dat hij geslagen zou worden en dat verdachte niet degene is geweest die is begonnen met slaan. Gezien de omstandigheden kon en mocht verdachte zich bedreigd voelen en wilde hij zich daartegen verdedigen. Verdachte zag een grote groep op zich afkomen en de houding van die groep kwam op hem als bedreigend over. Verdachte was het jaar daarvoor door twee mannen in elkaar geslagen en sindsdien droeg hij een mes op zak om zich te kunnen verdedigen, terwijl eveneens een rol speelt de ervaringen die verdachte in zijn jeugd in Irak heeft opgedaan. Er is sprake van noodweer danwel putatief noodweer.
Met betrekking tot de aan verdachte ten laste gelegde heling van een fiets heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte van dat feit dient te worden vrijgesproken, aangezien er geen reden is om te veronderstellen dat de fiets van diefstal afkomstig was. Daar is meer voor nodig dan enkel de verklaring van iemand die zegt dat het zijn fiets is; er is geen aangifte gedaan en 'aangever' heeft niet gezegd waar hij de fiets aan heeft herkend.
D. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het ten laste gelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In het dossier bevinden zich verschillende stukken, waaronder verklaringen van diverse personen, zoals hierna zakelijk en verhalenderwijs weergegeven:
Met betrekking tot de dagvaarding onder parketnummer 06/940216-11
Verdachte heeft verklaard5 dat hij in de late avond van 14 mei 2011 naar [discotheek] is gegaan. Toen hij op een gegeven moment weer naar buiten kwam is hij, boos omdat [slachtoffer C] tegen anderen had gezegd hij nog geld van hem tegoed had, meteen ruzie gaan maken met [slachtoffer C] voor de deur van [discotheek]. Hij heeft zwaaibewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer C]. [slachtoffer C] weerde af. Omdat [slachtoffer C] niet met hem mee wilde lopen, heeft hij vervolgens uit zijn jaszak een klein uitklapbaar mes gepakt en (half) uitgeklapt. Toen hij [slachtoffer C] hoorde zeggen:"doe dat nu niet", heeft hij het mes op straat gegooid om te laten zien dat hij het zonder mes wilde uitvechten.
Toen er vervolgens twee jongens op hen toe kwamen rennen, heeft hij zich onmiddellijk tegen die jongens gekeerd. Deze twee jongens begonnen hem te slaan en hij heeft vervolgens het weggegooide mes opgepakt omdat hij zich wilde verdedigen. Hij zag dat de jongens midden op straat stonden en is naar ze toegelopen met het uitgeklapte mes met de punt naar voren gericht. Vervolgens werd er weer gevochten. Hij maakte zwaaibewegingen met zijn mes in de richting van de benen van de twee jongens die dicht bij elkaar stonden. Hij heeft niet gevoeld dat hij de jongens heeft geraakt, maar toen hij op enig moment iets afstand moest nemen, zag hij dat één van de jongens bloed op zijn broek had. Toen hij het bloed zag, is hij weggelopen naar het station, waar hij later werd aangehouden door de politie. Toen hij de politie zag, heeft hij het mes naast zich weggegooid tussen fietsen. Nadat hij was aangehouden, heeft één van de agenten het mes opgepakt.
Verdachte heeft bij de politie aangevoerd dat het niet zijn bedoeling is geweest om de jongens met het mes te raken. Ze stonden echter zo dicht bij elkaar en doordat die jongens ook op hem af kwamen en op hem insloegen, was het mogelijk dat hij hen met het mes zou raken. Ze kwamen op hem af, ondanks dat hij het mes in handen had (pag. 61).
Verdachte heeft ook aangevoerd dat hij de zwaaibewegingen heeft gemaakt omdat ze met z'n tweeën op hem afkwamen en hij zich wilde verdedigen, aangezien hij vorig jaar nog door twee mannen in elkaar was geslagen (pag. 60). Hij had een mes bij zich omdat hij zich niet nog een keer in elkaar wilde laten slaan.
Overigens heeft verdachte nog verklaard dat hij tussen 20.00 en 22.30 uur zeven halve liters Amstel bier had gedronken en dat hij in [discotheek] 4 à 5 glazen bier heeft gedronken en 2 glazen Wodka.
Ter terechtzitting heeft verdachte dienovereenkomstig verklaard6. Hij was dronken en op het moment dat hij - na de ruzie met [slachtoffer C] - twee jongens en een meisje op zich af zag komen lopen, heeft hij het mes gepakt. Het mes had hij eerder bij de ruzie met [slachtoffer C] weggegooid. Hij wilde zich verdedigen aangezien hij vorig jaar nog door twee mannen in elkaar was geslagen. Het heeft het mes gebruikt door zwaaiende begingen te maken toen de jongens vlak bij hem stonden. Hij heeft niet gemerkt dat hij heeft gestoken.
[slachtoffer C] heeft verklaard7 dat [verdachte] vanuit de [discotheek] naar buiten kwam en meteen tegen hem begon te schelden en zei dat hij met hem wilde vechten. [verdachte] wilde per se hebben dat hij met hem mee zou lopen, maar dat wilde hij niet. [verdachte] probeerde hem met zijn vuist te slaan, maar hij heeft dat kunnen ontwijken en hij heeft zich verdedigd. Hij zag dat [verdachte] een aanloop nam en hij werd vervolgens door [verdachte] op de grond geduwd. Nadat hij was opgestaan, zag hij dat [verdachte] op ongeveer twee à drie meter van hem afstond en een mes uit zijn binnenzak pakte en uitklapte. [verdachte] probeerde hem uit te lokken. Hij heeft tegen [verdachte] gezegd: "als je echt een man bent, dan gooi je dat mes weg en dan gaan we het uitpraten of uit vechten" en de keuze aan [verdachte] gelaten. Hij zag dat [verdachte] vervolgens het mes weggooide en dat het mes midden op de straat terecht kwam.
[verdachte] kwam vervolgens op hem afgelopen en er is toen nog wel een beetje geduwd en getrokken, maar niet geslagen. Hij hoorde aan voetstappen dat er mensen aan kwamen lopen en hij zag vervolgens dat [verdachte] om hem heen liep naar die mensen. Hij heeft het groepje uit elkaar gehaald, maar [verdachte] wilde steeds weer naar het groepje toe. Hij heeft gezien dat [verdachte] naar het mes liep, dat oppakte en de groep probeerde uit te lokken. Vervolgens is [verdachte] op de groep afgesprongen en zijn er volgens hem klappen uitgewisseld. Hij heeft niet gezien dat [verdachte] iemand heeft gestoken. Achteraf zag hij dat een jongen uit de groep gestoken was en bloedde aan de binnenkant van zijn linkerbeen.
Aangever [slachtoffer B] heeft verklaard8 dat hij op zondag 15 mei 2011 omstreeks 00.40 uur geschreeuw bij de [discotheek] vandaan hoorde komen. Hij was daar buiten samen met zijn vriendin [getuige C] en [slachtoffer A]. Hij is daar toen naar toe gegaan. Hij wilde de boel sussen. Hij zag daar een jongen met krulletjes die hij eerder die avond in de [discotheek] ook had gezien. Die jongen kwam op hem af en gaf hem twee schoppen op zijn linkerbeen. [getuige C] en [slachtoffer A] duwden de jongen weg. Hij zag vervolgens dat zijn broek onder het bloed zat en voelde iets branden op zijn linkerbovenbeen en hij voelde dat er een gat in zijn linkerbeen zat. Hij hoorde van een buitenlandse jongen die voor de [discotheek] stond dat hij ook gestoken was.
Hij hoorde dat de jongen [verdachte] heette.
Later heeft aangever [slachtoffer B] nog verklaard9 dat hij een snijwond heeft aan de voorkant van zijn bovenbeen en een echte steekwond. Dat was een diepe gapende wond.
Nadat hij was geschopt, zag hij dat de jongen [getuige C] hard aan de haren trok. [slachtoffer A] is toen tussenbeiden gesprongen en heeft de jongen met de krullen geslagen en weggeduwd. Hij hoorde van [slachtoffer A] dat de jongen met de krullen een mes in de handen had gehad. Hij begreep van [slachtoffer A] dat hij ook was gestoken. Hij heeft gezien dat nadat hij de eerste schop had gekregen [getuige C] de jongen ook nog een klap verkocht.
[getuige C] heeft verklaard10 dat zij samen met [slachtoffer A] en haar vriend [slachtoffer B] rond 00.30 uur vanuit de [discotheek] naar buiten is gegaan om een frisse neus te halen. Later kwam [naam A] met drie anderen er nog bij. Na een minuut of tien hoorden zij een hoop geschreeuw bij de deur van de [discotheek]. Zij hoorde dat er ruzie was. [slachtoffer B] is naar de ingang van de [discotheek] gelopen en zij is samen met [naam A] achter hem aangelopen en daarna kwam [slachtoffer A]. Zij zag dat een jongen [slachtoffer B] op het linkerbovenbeen schopte.
Uit de verklaring van [getuige C] blijkt verder dat de jongen haar aan de haren heeft vastgepakt. Zij werd vervolgens door een jongen van achteren vastgepakt en naar achteren getrokken. Van die jongen heeft zij later de naam gekregen van de jongen die [slachtoffer B] had geschopt, te weten de naam "[verdachte]". Zij zag dat er een streep bloed over de broek van [slachtoffer B] liep en dat de broek na een paar seconden was doorweekt van het bloed.
Uit een medische verklaring11 blijkt dat bij aangever [slachtoffer B] op 15 mei 2011 door een arts een wond aan het linkerbovenbeen is waargenomen.
Een getuige12 zag ergens tussen 00.30 en 01.00 uur vanuit haar woonkamer samen met haar vriend dat er op de stoep voor de ingang van de discotheek [discotheek] twee buitenlandse, getinte mannen aan het vechten waren en tegen elkaar aan het schreeuwen waren. Zij is met haar vriend naar het balkon gegaan, waar vandaan ze het nog beter konden zien. Zij zag dat er twee blanke jongens en twee blanke meisjes aan kwamen lopen en dat één van de twee jongens tussen de twee ruziemakende mannen sprong, kennelijk om de ruzie te sussen.
Zij zag dat de getinte man met een gezet/fors postuur de man die de ruzie wilde sussen bij zijn kleding vast had en dat er over en weer werd getrokken en geduwd. Zij zag dat er plotseling uit de richting waar de gezette/forse man ruzie maakte met de andere man iets door de lucht vloog en terecht kwam aan de andere kant van de weg. Zij zag dat het een mes was van ongeveer 15/20 cm. Kort daarop zag zij dat de gezette/forse man ophield met ruzie maken, het mes opraapte en wegliep.
[slachtoffer A] heeft hierover verklaard13 dat hij samen met [slachtoffer B] en [getuige C] buiten bij de discotheek [discotheek] stond. Hij zag dat er een getinte jongen - Marokkaans of Koerdisch - op zijn vriend [slachtoffer B] kwam afgelopen en dat de jongen een mes in zijn hand had. Hij zag dat de jongen [slachtoffer B] twee maal in het linkerbeen stak. Hij is er vervolgens heengegaan en heeft de jongen in zijn gezicht geslagen. Hij zag en voelde dat de jongen hem in zijn linkerbovenbeen stak en vervolgens wegrende.
Uit een medische verklaring14 blijkt dat bij aangever [slachtoffer A] op 15 mei 2011 door een arts een wond aan het linkerbovenbeen is waargenomen.
[slachtoffer A] heeft later aanvullend verklaard15 dat [slachtoffer B] ineens een schop van die Koerd of Marokkaan kreeg. Hij is toen naar [slachtoffer B] en die Koerd toegelopen, heeft tegen de Koerd gezegd dat hij moest oprotten en heeft hem een klap in het gezicht gegeven. Hij voelde opeens dat hij gestoken werd, hij voelde dat er in zijn linkerbovenbeen werd geprikt.
Hij zag eerst dat [slachtoffer B] door de Koerd in het bovenbeen werd gestoken. Hij zag dat de Koerd een stekende beweging maakte naar het bovenbeen van [slachtoffer B]. Hij heeft echter geen mes of een ander steekvoorwerp in de hand van de Koerd gezien. Hij had ook niet gelijk door dat hij zelf in zijn been was gestoken.
Door een getuige werd gezien16 dat voor de discotheek op het trottoir een jongen die hij kent als [slachtoffer C] op de grond lag. Vlak voor [slachtoffer C] stond een jongen die hij kent als [verdachte]. Getuige vermoedde dat [slachtoffer C] op de grond was geduwd door [verdachte]. Beiden hadden kennelijk een onenigheid, waarover wist getuige niet. Nagenoeg gelijktijdig met deze waarneming zag getuige dat [verdachte] een mes weggooide. Dit mes kwam aan de overzijde
van de straat terecht. Getuige zag dat een groep personen, die eerder op een bankje op de Veemarkt had gezeten, naar [slachtoffer C] en [verdachte] toeliep. [slachtoffer C] lag op dat moment nog op de grond. Getuige zag dat [slachtoffer C] probeerde overeind te komen en zag ook dat [verdachte] iets afstand nam van [slachtoffer C], maar meteen daarop liep [verdachte] op de groep af die naar
hun toe kwam. Getuige hoorde dat [verdachte] riep: 'wat komen jullie doen? Heb ik problemen met jullie'. Toen hij dit zei stond hij voor de groep die inmiddels voor [discotheek] stond op het trottoir en deels op de rijbaan. Meteen nadat [verdachte] dat had gezegd zag getuige dat [verdachte] naar de overzijde van de straat liep en daar het mes dat hij had weggegooid oppakte en meteen weer terug liep naar de groep."
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vorenstaande tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit kan worden gekomen. De rechtbank verwerpt het door de raadsvrouw gedane beroep op noodweer, nu uit verschillende verklaringen blijkt dat verdachte op de andere personen is toegelopen. Hij heeft het mes gepakt en is om [slachtoffer C] heen gelopen en vervolgens heeft de confrontatie met [slachtoffer A] en [slachtoffer B] plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat in die context niet kan worden gesproken van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen in beginsel enige verdediging door verdachte was gerechtvaardigd. Het beroep op noodweer wordt dan ook, evenals het beroep op putatief noodweer, verworpen. Opzet wordt bewezen verklaard in de de zin van voorwaardelijk opzet. Door met een mes te zwaaien in de onmiddellijke nabijheid van de slachtoffers heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard hen met dat mes te raken
De rechtbank komt op grond daarvan tot de volgende bewezenverklaring van het onder 1 aan verdachte ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer C] is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dat feit dient te worden vrijgesproken, nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden opgemaakt dat [slachtoffer C] pijn heeft ondervonden of letsel heeft opgelopen dat aan een gedraging van verdachte kan worden gerelateerd.
Met betrekking tot de dagvaarding onder parketnummer 06/850861-11
Verdachte heeft verklaard17 dat hij op 25 september 2011 van een hem onbekende 15 a 16 jarige jongen met een Turks uiterlijk de (dames)fiets - Giant grijs met 7 versnellingen - op straat bij het station in Doetinchem heeft gekocht voor een bedrag van 35 euro. De fiets werd hem aangeboden voor 50 euro.
[slachtoffer D] heeft verklaard18 dat hij zijn fiets op 24 september 2011 afgesloten had gestald in een fietsenstalling in Doetinchem. Toen hij op 25 september 2011 omstreeks 02.30 uur weer terugkwam, bleek de fiets weg te zijn. Hij wist toen dat zijn fiets gestolen was. Het was een damesfiets van het merk Giant, kleur zwart/grijs, sticker achterop het spatbord met daarop "[naam fietsenmaker] Fietsenmaker", in het zadel zat een scheur, de handvaten zaten een beetje los, er zitten nopjes op de handvaten, alleen nog een linker jasbeschermer, trommelremmen met 7 versnellingen. Toen hij op 26 september 20011 bij de C 1000 was, zag hij zijn fiets staan. Hij herkende de fiets aan de genoemde kenmerken. Hij heeft iemand van de gemeente aangesproken en samen hebben ze toen gewacht tot er weer iemand naar de fiets kwam om hem mee te nemen. Hij heeft die persoon toen aangesproken. Vervolgens kwam de wijkagent erbij.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte de hem subsidiair ten laste gelegde schuldheling heeft begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het inzake parketnummer 06/940216-11 onder 2 tenlastegelegde en het inzake parketnummer 06/850861-11 primair tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het inzake parketnummer 06/940216-11 onder 1 primair tenlastegelegde en het inzake parketnummer 06/850861-11 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
inzake parketnummer 06/940216-11
hij op 15 mei 2011 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer A] en [slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, die [slachtoffer A] en die [slachtoffer B] met een mes eenmaal of meermalen in het been/de benen heeft gestoken/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
inzake parketnummer 06/850861-11
hij in de periode van 24-09-2011 tot 26-09-2011 te Doetinchem een fiets (Giant, kleur grijs) heeft verworven en voorhanden heeft gehad , terwijl hij ten tijde van het verwerven van die fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
inzake parketnummer 06/940216-11
1 primair: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
inzake parketnummer 06/850861-11
subsidiair: schuldheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en een proeftijd van twee jaar, met bijzondere voorwaarden als omschreven in het rapport van de reclassering van 22 juli 2011. Daarnaast heeft de officier een werkstraf gevorderd van 240 uur subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat verdachte in het vervolg anders te werk zal gaan en dat hij gemotiveerd is om een behandeling te ondergaan, zoals ook blijkt uit het rapport van de reclassering.
De rechtbank heeft het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de nacht van 14 op 15 mei 2011in Doetinchem nabij de discotheek [discotheek] onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid drank schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsdelict. Verdachte heeft na een eerder conflict die avond de confrontatie gezocht met twee hem onbekende personen. Verdachte heeft zich bewust bediend van een mes terwijl [slachtoffer A] en [slachtoffer B] naar zijn eigen zeggen vlak bij hem stonden. Beide personen zijn daarbij gewond geraakt en de psychische impact op hen was groot, zoals aangegeven in de toelichtingen van de benadeelden.
Dit soort uitgaansgeweld zorgt bovendien voor een toenemend onveiligheidsgevoel in de samenleving, burgers die 's avonds ternauwernood nog op straat durven te gaan en interventie mijden wanneer iemand in een dergelijke situatie verzeild raakt.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een schuldheling.
In het nadeel van verdachte weegt dat hij vaker is veroordeeld ter zake van mishandeling en vernieling.
Verdachte heeft aangegeven een behandeling te willen volgen als door de reclassering voorgesteld, opdat hij leert zijn lage frustratietolerantie te hanteren en niet te vervallen in agressie. Wanneer betrokkene niet wordt behandeld, is er volgens de reclassering sprake van een hoog gemiddeld recidiverisico. De combinatie van een lage frustratietolerantie, beperkte agressieregulatie, het middelengebruik, problemen op verschillende praktische gebieden en mogelijke persoonlijkheidsproblematiek als gevolg van zijn traumatische verleden kunnen leiden tot herhaling van delictgedrag.
De rechtbank ziet dan ook aanleiding om verdachte naast een werkstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden reclasseringstoezicht onder de door de reclassering noodzakelijk geachte bijzondere voorwaarden zoals aangegeven in het advies van 22 juli 2011.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd, alleen al omdat zij anders dan de officier één feit niet bewezen acht en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht dient te worden toegepast.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 500,00 (materieel spijkerbroek half jaar oud € 100,-- (aanschafwaarde € 185,--); immaterieel € 400,--) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het inzake parketnummer 06/940216-11 onder 1 tenlastegelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 980,00 (materieel broek 3 maanden oud € 100,-- en schoenen 3 maanden oud € 80,--; immaterieel € 800,--) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het inzake parketnummer 06/940216-11 onder 1 tenlastegelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts heeft de benadeelde partij [slachtoffer D] zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 74,45 (materiële schade: slot, jasbeschermers, versnellingskabel en montagekosten) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het inzake parketnummer 06/850861-11 1 tenlastegelegde.
Verder heeft [naam B] zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 326,80 (materieel blouse 1 jaar oud € 26,80; immaterieel € 300,--) gevoegd in het strafproces, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer D] integraal zullen worden toegewezen en dat de benadeelde [naam B] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering, omdat de vordering niet ziet op enig ten laste gelegd feit.
Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelden [slachtoffer A] en [slachtoffer B] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [slachtoffer B] het dubbele aan smartegeld vraagt in vergelijking met [slachtoffer A], terwijl daarvoor geen duidelijke reden voorhanden is. De door elk gevraagde vergoeding voor de schade opgelopen aan de broeken is veel voor broeken van een paar maanden oud. Ten aanzien van de door [slachtoffer B] opgevoerde schade aan schoenen is de schade onduidelijk in samenhang met de tenlastelegging.
De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat verdachte niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade aan de fiets van de benadeelde [slachtoffer D], nu verdachte de fiets heeft gekocht in de staat zoals die bij hem werd aangetroffen.
Ten aanzien van de benadeelde [naam B] heeft de raadsvrouw zich geconformeerd aan het door de officier van justitie ingenomen standpunt.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen Van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelden als gevolg van het inzake parketnummer 06/940216-11 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade hebben geleden. Verdachte is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Ten aanzien van de door de benadeelde partijen opgevoerde schade aan de broeken is de rechtbank van oordeel dat daarvoor geen buitensporige bedragen worden gevraagd. In beide gevallen zal die schade worden toegewezen.
De benadeelde [slachtoffer B] zal voor het overige materiële gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu die - betwiste - schade niet in samenhang kan worden gebracht met het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade begroot de rechtbank deze telkens op een bedrag van € 400,00, een en ander passend achtend bij de door de benadeelden beschreven omstandigheden en impact van de gebeurtenissen op 15 mei 2011. Voor het overige zal benadeelde partij [slachtoffer B] in zijn vordering immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer D] zijn de concrete omstandigheden bepalend voor de beantwoording van de vraag of er voldoende verband bestaat tussen de helingshandeling en de door de rechthebbende op het geheelde goed geleden schade om te kunnen aannemen dat deze door die helingshandeling rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat er onvoldoende causaal verband is tussen de door de benadeelde partij geclaimde schade en de helingshandeling. De vordering dient derhalve te worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [naam B] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid, aanhef en sub b, van het Wetboek van Strafvordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffers.
In beslag genomen voorwerpen
Onder verdachte is volgens de lijst van in beslag genomen voorwerpen in beslag genomen: een vouwmes, bruin handvat en metalen lemmet.
Door de officier van justitie is de verbeurdverklaring van het mes gevorderd en de raadsvrouw heeft zich daaraan geconformeerd.
Anders dan gevorderd, zal de rechtbank de onttrekking aan het verkeer van dit mes bevelen, nu
het inzake parketnummer 06/940216-11 bewezenverklaarde met behulp van dit mes is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 22c, 22d, 24c, 27, 36b, 36c, 45 57, 63, 302 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het inzake parketnummer 06/940216-11 onder 2 tenlastegelegde en het inzake parketnummer 06/850861-11 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte inzake parketnummer 06/940216-11 onder 1 primair tenlastegelegde en het inzake parketnummer 06/850861-11 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
inzake parketnummer 06/940216-11
1 primair: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
inzake parketnummer 06/850861-11
subsidiair: schuldheling;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Dat houdt het navolgende in:
Meldingsgebod
De veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Hij kan zich hiertoe wenden tot E. Kuijer, de hem reeds bekende toezichthouder.
Hierna moet hij zich twee jaren blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland dit nodig acht.
Andere voorwaarden het gedrag van de veroordeelde betreffende
Afhankelijk van de resultaten en inzichten in de behandeling van betrokkene, moet hij een of meerdere van de eerdergenoemde gedragsinterventies (Arbeidsvaardigheden training- ArVa, Cognitieve vaardigheidstraining - CoVa, Leefstijltraining (SVG) danwel Leefstijltraining-kort (SVG) en Module budgetteren-aanvullig CoVa) volgen, indien hij daartoe de aanwijzing krijgt van zijn toezichthouder.
Behandelverplichting
Veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen bij een ambulante instelling als NeFaGGZ of indien nodig Kairos dan wel een soortgelijke instelling;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een vouwmes, bruin handvat en metalen lemmet;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres] (bankrekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] voornoemd, een bedrag te betalen van € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2011, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], [adres] (bankrekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B] voornoemd, een bedrag te betalen van € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2011, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer D], wonende te [adres], af;
* verklaart de benadeelde partij [naam B], wonende te [adres], niet-ontvankelijk in haar vordering;
* heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Heenk en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 december 2011.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het stamproces-verbaal van de politie Regio Noord- en Oost Gelderland, District Achterhoek, gedateerd 26 juni 2011, opgemaakt door verbalisanten [verbalisanten] (voor zover niet anders is vermeld)
2 Stamproces-verbaal, doorgenummerde dossierpag.4
3 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het stamproces-verbaal van de politie Regio Noord- en Oost Gelderland, District Achterhoek, gedateerd 26 september 2011, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (voor zover niet anders is vermeld)
4 Stamproces-verbaal doorgenummerde dossierpag. 6 en relaas en bevindingen verbalisant [verbalisant], doorgenummerde dossierpag. 22
5 Verklaring verdachte, doorgenummerde dossierpag. 59, 60 en 61
6 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 november 2011
7 Verklaring aangever [slachtoffer C], doorgenummerde dossierpag 48, 49, 50
8 Verklaring [slachtoffer B] d.d. 15 mei 2011 te 02.00 uur, doorgenummerde dossierpag. 70
9 Verklaring [slachtoffer B] d.d. 15 mei 2011, doorgenummerde dossierpag. 78 en 81
10 Verklaring L. Nieuwenhuis, doorgenummerde dossierpag. 84 en 85
11 Geneeskundige verklaring d.d. 18 mei 2011, doorgenummerde dossierpag. 76
12 Verklaring P.A.J. [getuige B], doorgenummerde dossierpag. 101, 102 en 103
13 Verklaring [slachtoffer A] d.d. 15 mei 2011 te 01.20 uur, doorgenummerde dossierpag. 107
14 Geneeskundige verklaring d.d. 18 mei 2011, doorgenummerde dossierpag. 112
15 Verklaring [slachtoffer A] d.d. 16 mei 2011, doorgenummerde dossierpag 114, 115
16 Relaas verbalisant [verbalisant], doorgenummerde dossierpag. 57
17 Verklaring verdachte, doorgenummerde dossierpag. 25, alsmede de verklaring van verdachte ter terechtzitting
18 Aangifte [slachtoffer D], doorgenummerde dossierpag. 18/19