RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
economische politierechter
parketnummer: 06/925033-11
datum uitspraak: 28 november 2011
tegenspraak/dip
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [1954 te plaats],
wonende te [plaats, adres].
Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2011.
Ter terechtzitting gegeven beslissing
De economische politierechter zal op 28 november 2011 te 13.30 uur schriftelijk vonnis wijzen.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij,
in of omstreeks het jaar 2009 en 2010 te [plaats],
al dan niet opzettelijk op een bedrijf gelegen aan [adres] gemiddeld
gedurende het jaar 2009 436 varkens en/of
gedurende het jaar 2010 103 varkens,
in elk geval een groter aantal varkens, heeft gehouden dan het op dat bedrijf
rustende varkensrecht;
art 19 Meststoffenwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover er in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of andere kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
A. Het standpunt van het openbaar ministerie:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdachte heeft jarenlang varkens gehouden en weet, althans had moeten weten hoe hij met varkensrechten om moe(s)t gaan.
B. Het standpunt van de verdachte:
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij als gevolg van onder meer herstructurering van zijn bedrijf en door ziekte zich er niet van bewust is geweest dat hij teveel varkens hield. Hij heeft voldoende mest afgevoerd en het milieu geen schade toegebracht.
C. Beoordeling door de economische politierechter:
De economische politierechter gaat bij de beoordeling van het tenlastegelegde van het volgende uit:
Naar aanleiding van een voorselectie aan de hand van aan- en afvoermeldingen over 2009, heeft de Algemene Inspectiedienst begin 2011 bij verdachtes varkens- en akkerbouwbedrijf een controle op dierrechten uitgevoerd. Daarbij is aan de hand van de (mest)boekhouding, inclusief maandstaten en aan- en afvoerlijsten, door middel van veelsaldokaarten het gemiddeld in 2009 en 2010 gehouden aantal vleesvarkens berekend: respectievelijk 1.762 en 1.429. De verdachte heeft deze berekening niet betwist. Het maximaal op verdachtes bedrijf te houden aantal dieren bedroeg 1.326 varkenseenheden. Er was over 2009 en 2010 derhalve sprake van een overschrijding van het productieplafond met respectievelijk 436 en 103 varkenseenheden.
Naar het oordeel van de economische politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in 2009 en 2010 te [plaats] opzettelijk op een bedrijf gelegen aan [adres] gemiddeld een groter aantal varkens heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht.
Van belang hierbij is dat in zaken als deze naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad voor een bewezenverklaring van ‘opzettelijk’ niet is vereist dat het handelen ook op het overtreden van de norm is gericht.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene verklaarde levert op het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 19 van de Meststoffenwet, meermalen opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte conform de richtlijn voor strafvordering voor het tenlastegelegde te veroordelen tot een geldboete van € 9.000,- subsidiair 80 dagen hechtenis, waarvan € 5.000,- subsidiair 60 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Een ontnemingsmaatregel is geen reden om van de standaardgeldboete af te wijken. De officier van justitie heeft rekening gehouden met de milieurisico’s van overbemesting en met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het gegeven dat hij geen documentatie heeft op het gebied van de meststoffenwetgeving.
Desgevraagd heeft de officier van justitie aangegeven dat de gevorderde geldboete geen afroomcomponent bevat.
De verdachte heeft aangegeven dat hij na het opfokken van beren met zijn bedrijf in 2009 is overgeschakeld op het houden van vleesvarkens waarbij hij vrijgekomen stalruimte heeft benut voor de huisvesting van extra dieren. De verdachte heeft verklaard in de toekomst overschrijding van dierrechten zeker te voorkomen. Door de herstructurering van zijn bedrijf heeft hij vooralsnog alleen maar verlies geleden.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op verdachtes financiële draagkracht, zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De economische politierechter heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat bij een controle aan het licht is gekomen dat de verdachte teveel dieren hield, waardoor hij in strijd met de Meststoffenwet en de met die wet nagestreefde doelen heeft gehandeld. De economische politierechter acht na te melden, gedeeltelijk voorwaardelijke, geldboete passend en geboden, mede in aanmerking genomen dat de door de verdachte over 2009 en 2010 gerealiseerde besparing bij het leasen van varkensrechten als wederrechtelijk verkregen voordeel wordt ontnomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Wet op de economische delicten: artikelen 1a, 2, 6;
Meststoffenwet: artikel 19;
Wetboek van Strafrecht: artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 91.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De economische politierechter:
• verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen wat de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 19 van de Meststoffenwet, meermalen opzettelijk begaan;
• verklaart de verdachte strafbaar;
• veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 9.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 80 dagen hechtenis;
• bepaalt dat een gedeelte groot € 6.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 53 dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Van Lookeren Campagne, economische politierechter, in tegenwoordigheid van De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2011.