ECLI:NL:RBZUT:2011:BU8770

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-950384-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • A. van der Mei
  • J. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke handel in cocaïne en hennep met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 december 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte is veroordeeld voor drie feiten die betrekking hebben op de verkoop en het bezit van cocaïne en hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 december 2010 tot en met 14 juli 2011 in Nederland opzettelijk ongeveer 1200 gram cocaïne heeft verkocht en/of afgeleverd, en op 14 juli 2011 ongeveer 49,78 gram cocaïne en meer dan 30 gram hennep aanwezig had. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, tapgesprekken en de bekennende verklaring van de verdachte zelf. De officier van justitie had gevorderd tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft een lagere straf opgelegd van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan een leefstijltraining. De rechtbank heeft ook beslist over de verbeurdverklaring van in beslag genomen telefoons, die zijn gebruikt bij de strafbare feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de drugshandel en de risico's voor de volksgezondheid die daarmee gepaard gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950384-11
Uitspraak d.d. 20 december 2011
Tegenspraak / dip - oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1976],
wonende te [plaats ],
thans verblijvende in het huis van bewaring Ooyerhoekseweg - Zutphen, Zutphen, Verlengde Ooyerhoekseweg 21.
Raadsvrouw: mr. W.D.M. de Boer, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 oktober 2011 en 6 december 2011.
De tenlastelegging
Nadat ter terechtzitting de dagvaarding is aangepast op grond van het in art. 314a van het Wetboek van Strafvordering bepaalde, is aan verdachte ten laste gelegd, dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 13 juli 2011, in de gemeente Apeldoorn en/of in de gemeente Amsterdam, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1200 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 14 juli 2011 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 47,98 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
3.
zij op of omstreeks 14 juli 2011, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 159 gram hennep, althans een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Feiten 1, 2 en 3
Aanleiding van het onderzoek
In 2010 en 2011 kreeg de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid (hierna: RCIE) meldingen over de handel in drugs door verdachte. Op 7 juni 2011 werd een start gemaakt met het projectmatig onderzoeken van de handel in harddrugs door verdachte. Na het inzetten van BOB methodieken (telefoontaps; stelselmatige observaties) zijn verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte B] - als bestuurster van een rode Alfa - op donderdagavond 14 juli 2011 te Apeldoorn aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van feit 1, te weten het verkopen en vervoeren van cocaïne. Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de tapgesprekken en de getuigenverklaringen van [getuige A], [getuige B], [getuige C], [getuige D], [getuige E] en [getuige F]. De officier van justitie gaat uit van de delictsperiode vanaf Kerst 2010.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de feiten 2 en 3 op het standpunt gesteld dat deze feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezenverklaard, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van feit 1, nu uit de observaties die hebben plaatsgevonden geen handel in verboden middelen kon worden vastgesteld. Het uit de getuigenverklaringen van [medeverdachte B], [getuige F], [getuige D], [getuige A] en [getuige E] te destilleren bewijs kan niet toereikend worden geacht om te kunnen dienen als basis voor een veroordeling van feit 1. De raadsvrouw heef zich subsidiair op het standpunt gesteld dat bij een veroordeling van feit 1 uit dient te worden gegaan van de periode eind december 2010 (kerst 2010) tot 30 juni 2011, derhalve maximaal 6 maanden. Qua hoeveelheid zou in dat geval maximaal om een bedrag van € 3.622,00 kunnen gaan, ergo maximaal om een hoeveelheid van 72,44 gram, maar zeer waarschijnlijk minder.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat bij het aanwezig hebben van 47,98 cocaïne in acht moet worden genomen dat verdachte 15 tot 20 gram van deze cocaïne voor eigen gebruik bij zich had.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat ook bij dit feit in acht moet worden genomen dat sprake is van eigen gebruik. Een veroordeling kan volgens de raadsvrouw uitsluitend gebaseerd zijn op het deel dat eigen gebruik overstijgt.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Uit het dossier blijkt van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft op 16 juli 2011 bij de politie verklaard dat hij bij zijn aanhouding 40 gram gekookte coke bij zich had, dat was verdeeld in acht blokken van 5 gram. Daarnaast had hij nog een hoeveelheid bolletjes bij zich. Hij had het in Amsterdam gekocht bij iemand waar hij wel vaker wat haalde. Hij kwam één keer in de twee weken bij die persoon.2 Als hij wat haalde was niet alles voor eigen gebruik. Hij gebruikte zelf cocaïne.3
Verdachte heeft ter terechtzitting voorts verklaard dat het telefoonnummer [nummer 1] zijn telefoonnummer kan zijn. Ook heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij cocaïne met vrienden heeft gedeeld en aan een paar vrienden wel eens heeft verkocht. Hij kwam een keer in de twee weken in Amsterdam, maar dan was hij niet altijd bij die jongen geweest, zo is zijn verklaring bij de politie op dit punt bedoeld. Hij heeft een half jaar bij die jongen ingekocht. Vanaf januari zou kunnen, aldus verdachte. Hij kwam bij die jongen eenmaal in de drie weken of eenmaal in de maand. Hij is misschien wel 10 of 11 maal daar drugs wezen kopen, in hoeveelheden van 30, 40, of 45 gram.
Getuige [getuige F] heeft op 6 september 2011 bij de politie verklaard dat hij verdachte eind 2010 in [naam, adres in plaats] ontmoette. Het was tussen Kerst en Oud en Nieuw 2010. Enkele personen uit een bepaalde scene hadden hem verteld dat je bij verdachte in [naam] basecoke kon kopen. Met basecoke bedoelde [getuige F] gekookte coke, ook wel crack genoemd. [getuige F] vroeg aan verdachte of hij wat voor hem had en verdachte bevestigde dat hij wel crack voor [getuige F] had. [getuige F] kocht toen voor 20 euro crack bij verdachte. Hij kreeg daar een klein bolletje voor. De kwaliteit van de crack was goed. Nadat [getuige F] ongeveer een maand regelmatig cocaïne bij verdachte had gekocht, gaf verdachte in januari 2011 hem zijn telefoonnummer. [getuige F] heeft in de eerste periode van 2011 alleen in de weekenden van verdachte gekocht. Hij kocht meestal voor 20 euro, soms voor 10 euro. Later, toen [getuige F] wist waar verdachte woonde, mocht hij de door hem bestelde cocaïne bij verdachtes woning ophalen.
Op een dag kwam [getuige F] bij de woning van verdachte in [plaats]. Hij had verdachte gebeld omdat hij cocaïne wilde kopen. [getuige F] ging naar de woning en trof verdachte en [naam 1] in de tuin van die woning aan. [getuige F] had toen voor 20 euro cocaïne gekocht.4
[getuige F] wist dat verdachte een rijontzegging had. Verdachte vroeg aan [getuige F] of hij tijd en zin had om met hem naar Amsterdam te rijden. Hij moest geld aan iemand betalen.5
[getuige F] kocht in het begin van de periode alleen in het weekend. Met de periode bedoelde hij vanaf december 2010. Hoe meer geld [getuige F] had hoe vaker hij van verdachte kocht. De laatste paar maanden had [getuige F] veel werk en daardoor meer geld en toen haalde hij vaak bij verdachte. Zeker om de twee dagen voor 20 of 10 euro. Het waren bolletjes en de kwaliteit verschilde. Soms goed en soms minder goed. Verdachte was altijd degene van wie hij uiteindelijk de cocaïne geleverd kreeg.6
Getuige [getuige D] heeft op 25 juli 2011 bij de politie verklaard dat zijn mobiele nummer [nummer 2] is.7 Hij blowde en gebruikte cocaïne. Hij gebruikte een jaar of iets korter.
Hij haalde in Apeldoorn cocaïne bij een donker persoon, maar geen neger. De persoon was rond de 35 jaar. Die persoon had kort zwart haar en soms was hij kaal. Hij is 1.80 á 1.85 meter lang. [getuige D] parkeerde zijn auto op een plaats en dan kwam die persoon eraan en stapte bij hem in de auto. De ene keer spraken zij af bij de KFC in Apeldoorn en dan weer bij de McDonald's in Apeldoorn Zuid. Hij maakte de afspraken met de dealer via de telefoon. En dezelfde persoon leverde die drugs. Hij wist dit omdat de stem overeenkwam.8
[getuige D] denkt dat hij sinds een half jaar kocht hij bij die persoon, vanaf december 2010 of januari 2011. De laatste drie maanden was hij vaker gaan gebruiken en haalde hij wekelijks cocaïne bij die persoon. Daarvoor haalde hij het ene weekend wel en het ander niet. De ene keer kocht hij voor 50 euro en de andere keer voor 100 euro. Voor 50 euro kreeg hij iets minder dan een gram en voor 100 euro kreeg hij 2 gram. Het was verpakt in bolletjes van plastic.9
[getuige D] had van zijn dealer het telefoonnummer [nummer 3] een maand of twee in bezit. [getuige D] had daarvoor een ander telefoonnummer van die dealer gehad.10
Uit de opgenomen tapgesprekken tussen de [nummers]-lijn van [getuige D] en de [nummers]-lijn van verdachte blijkt het volgende.
Op 9 juni 2011 om 20.04 uur belt de [nummers]-lijn met de [nummers]-lijn. In het opgenomen gesprek vraagt de beller aan gebelde: "half uurtje 50?". Waarop de gebelde antwoordt: "goed man".11 Op 15 juni 2011 om 18.17 uur belt de [nummers]-lijn met de [nummers]-lijn: de beller zegt: "Ja, half uurtje? 50?" Waarop de gebelde antwoordt: "Ja".12
Getuige [getuige E], woonachtig te [plaats], heeft op 2 augustus 2011 bij de politie verklaard dat zij cocaïne gebruikt. Zij had telefoonnummers van personen uit Apeldoorn.13 Zij leerde [naam 2] met Kerst 2010 kennen. Toen is het basen begonnen.14 [getuige E] bestelde zelf en [getuige A] ([getuige A], eveneens getuige/rechtbank), een huisvriend van [getuige E], bestelde ook voor [getuige E]. [getuige E] bestelde voor 50 euro en [getuige A] voor 200 of 250 euro.15
Eén van de telefoonnummers die door haar werden gebeld, eindigde op [nummers]. Zij bestelde met een telefoonnummer dat eindigde op [nummers].16
[getuige E] heeft voorts verklaard dat [naam 3] een dealer was. Sinds zij [naam 2] kende, bestelde zij bij [naam 3]. Zij verklaarde desgevraagd in het begin het meeste af te nemen bij [naam 3] en [naam 4] en op het laatst bij [naam]. Het zou kunnen dat haar telefoonnummer [nummer 5] was. 17
[getuige E] werd een foto getoond van verdachte en zij verklaarde dat deze persoon [naam 3] was. Ze bestelde ook wel eens met de telefoon van [getuige A].18
[getuige E] heeft ten slotte verklaard dat zij wekelijks bij [naam 3] bestelde voor 50, 80 of 100 euro. [naam 3] leverde bij de caravan van [getuige E]. De eerste keer dat zij [naam 3] zag, was Kerst 2010. Dat was ook de eerste keer dat zij bij [naam 3] bestelde. [naam 2] bestelde al eerder cocaïne bij [naam 3].19
Uit de opgenomen tapgesprekken tussen de [nummers]-lijn van [getuige E] en de [nummers]-lijn van verdachte blijkt het volgende.
Op 9 juni 2011 om 21.35 uur belt de [nummers]-lijn met de [nummers]-lijn. De gebelde wordt gevraagd of hij naar [plaats] kan komen. De beller vraagt vervolgens "100 ja?". Waarop de gebelde zegt met tien minuten terug te bellen.20
Op 28 juni 2011 om 19.15 uur wordt een sms-bericht door de [nummers]-lijn naar de [nummers]-lijn gestuurd met de tekst: "tel. Doet het niet goed. Zorg dat ik buiten ben rond 9. 100 mar".21
Op 30 juni 2011 om 23.14 uur belt de [nummers]-lijn met de [nummers]-lijn van verdachte (stemherkenning). De beller vraagt of gebelde tijd heeft en of hij verder weg moet. Gebelde antwoordt dat hij even moest kijken of hij vervoer kon regelen. Waarop de beller antwoordde "ja, voor 80" en gebelde daarop weer antwoordde met "[naam]".22
Getuige [getuige A] heeft op 2 augustus 2011 bij de politie verklaard dat hij te bereiken is op telefoonnumer [nummer 6]. [naam 5] was een kennis van hem en een gebruiker en zij had niet altijd beltegoed. Zij belde dan en dan werd er bij [getuige A] gebracht.23 [getuige A] nam soms een trekje van [naam 5]. [naam 5] gebruikte alleen maar coke. Zij gebruikte veel drugs. [getuige A] belde ook wel eens voor haar. Eén keer in de week of zo belde hij. Meestal belde zij met de telefoon van [getuige A] omdat haar beltegoed op was. En zij belde zelf ook nog, ook wel met de telefoon van [getuige A].24 En dat was buiten de één keer per week dat [getuige A] belde.25
[getuige A] heeft verder verklaard dat [naam 5] zei wie hij moest bellen. Zij zei dan voor 100 euro of 50 euro. Dan kwamen zij naar [plaats]. [getuige A] zei dan bij Mar in [plaats] en dan wisten zijn waar zij moesten komen. Eén van de dealers van [naam 5] was een vriend van haar. Zij noemde hem [naam 3]. De laatste twee weken bestelde zij bij een ander dan [naam 3]. De periode daarvóór bestelde zij bij [naam 3]. [naam 3] was ongeveer 35 jaar en hij had twee kinderen bij zich. Hij kwam, behalve een keer, in een rode Alfa Romeo. [naam 3] kwam ook uit Apeldoorn.26
[getuige A] bestelde al maanden voor [naam 5], in ieder geval na februari 2011. Zij bestelde meestal bij [naam 3]. [getuige A] had [naam 3] drie, vier of vijf keer gezien. Hij zou [naam 3] herkennen als hij hem zou zien.27 Als hij het nummer van [naam 3] belde dan kwam hij ook. [naam 3] had het telefoonnummer [nummer 3]. [naam 3] sms'te dat hij een nieuw nummer had op 8 juli 2011. Het oude telefoonnummer was [nummer 1]. Het nieuwe telefoonnummer van [naam 5] was [nummer 4]. Haar oude nummer was [nummer 5].28
Met betrekking tot het voorgehouden tapgesprek met nummer [nummer] heeft [getuige A] verklaard dat hij dat vaker had gedaan. De 100 was 100 euro.29
[getuige A] werd een foto getoond en hij herkende [naam 3] als zijnde de persoon op de foto.30
Op 15 juni 2011 om 21.37 uur belt de 900 lijn van [getuige A] met de [nummers]-lijn van verdachte (tapgesprek nummer [nummer]). De beller vraagt, zakelijk weergegeven, aan gebelde of deze voor 100 kan komen brengen of niet. Gebelde antwoordt bevestigend.31
Getuige en medeverdachte [medeverdachte B] heeft op 15 juli 2011 bij de politie verklaard dat zij met verdachte voor haar aanhouding in Amsterdam is geweest. Verdachte is toen ergens in de Bijlmer bij een vriend van hem geweest.32 Ze waren daar al vaker bij die vriend geweest.33 Vanaf dat verdachte zijn rijbewijs kwijt was gingen zij vaker dan voorheen. Vanaf februari was verdachte zijn rijbewijs kwijt. Als zij naar Amsterdam gingen, gingen zij de ene keer wel naar die vriend en de andere keer niet. Als verdachte bij die vriend was, bleef hij altijd ongeveer tien minuten binnen. Verdachte belde onderweg altijd wel. Het gesprek was in het Papiaments.34 Nadat ze in Amsterdam waren geweest zijn ze weleens in [plaats] bij een camping geweest.35 Ook vanuit Apeldoorn is ze daar wel naar toe gereden.36
De rechtbank leidt uit de voormelde verklaringen van verdachte en getuigen alsmede uit de hiervoor vermelde tapgesprekken af dat verdachte in de tenlastegelegde periode van december 2010 tot het moment van aanhouding op 14 juli 2011 heeft gehandeld in cocaïne. Voorts volgt daar uit, dat er meerdere afnemers zijn die op verschillende tijdstippen op verschillende plaatsen verschillende hoeveelheden drugs hebben gekocht bij en geleverd hebben gekregen door verdachte.
De rechtbank acht derhalve het tenlastegelegde feit bewezen.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen37;
- het proces-verbaal van bevindingen38;
- het proces-verbaal Narcotic Identification Test (cocaïne)39;
- het proces-verbaal Narcotic Identification Test (cocaïne)40;
- de bekennende verklaring van verdachte41, welke hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen42;
- de processen-verbaal Narcotic Identification Test (hennep)43;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris44, welke hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2010 tot en met 13 juli 2011 in
Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 14 juli 2011 in de gemeente Apeldoorn, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 49,78 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op 14 juli 2011, in de gemeente Apeldoorn, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank heeft in de bewezenverklaring van feit 2, tweede regel, de hoeveelheid "47,98", als kennelijke verschrijving, verbeterd gelezen als "49,78".
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod;
Feit 2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
Feit 3: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren. Bij de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de officier van justitie de bijzondere voorwaarde gekoppeld van een verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt het volgen van een leefstijltraining. Bij de strafeis heeft de officier van justitie in het nadeel van verdachte rekening gehouden met de ernst van de feiten, de intensiteit en de hoeveelheid van de handel. Tevens heeft zij gewezen op de omstandigheid dat verdachte langer geleden voor onder meer overtreding van de Opiumwet is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden.
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest op te leggen, gecombineerd met een voorwaardelijk deel met de bijzondere voorwaarde dat hij contact onderhoudt met reclassering en zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. Eventueel is verdachte is bereid om in plaats van een eventueel hogere onvoorwaardelijke straf, een werkstraf te verrichten of onder elektronisch toezicht te worden gesteld.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd - de handel in en het bezit van harddrugs, alsmede bezit van softdrugs.
Hij handelde in cocaïne. Dit schadelijke verdovend middel heeft door toedoen van verdachte het maatschappelijk verkeer bereikt, met alle daarmee gepaard gaande risico's voor de volksgezondheid. Verdachtes handelen heeft het immers mogelijk gemaakt dat een groep gebruikers werd voorzien van drugs. Verdachte heeft daardoor de gezondheid van die gebruikers in gevaar gebracht. Blijkbaar heeft de verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen. De handel in drugs dient krachtig te worden bestreden. Verdachte heeft bovendien een aanzienlijke hoeveelheid hennep voorhanden gehad.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij vaker is veroordeeld voor strafbare feiten. In 1999 is verdachte zelfs veroordeeld door deze rechtbank voor (onder meer) overtreding van artikel 2, onder B, van de Opiumwet tot (onder meer) een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De aan hem toen opgelegde straf en de daarin begrepen waarschuwing, alsmede ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel hebben hem er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw een soortgelijke delict te plegen.
De rechtbank acht daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting in Opiumwet zaken van het Landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken. Deze houden, voor zover hier van belang, in dat bij dealen van harddrugs vanuit een pand en/of op straat gedurende een periode van 6 tot 12 maanden met enige regelmaat, als oriëntatiepunt geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank gaat in onderhavige zaak uit van een periode van ruim 6 maanden.
De rechtbank heeft verder bij de strafoplegging rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 27 september 2011. In dit advies is vermeld dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld. Met name zijn justitieel verleden en de levensstijl (delictbeleving) die hij er tot aan het moment van zijn aanhouding op na hield voorspellen de hoge kans dat verdachte zal recidiveren. Op grond van het recidiverisico, de criminogene factoren en de interventies in het verleden, is een Leefstijltraining (kort) geïndiceerd.
Alles afwegende zal de rechtbank, die uitgaat van een kortere periode, verdachte tot een iets lagere straf veroordelen dan door de officier van justitie is geëist, te weten een gevangenisstraf voor duur van 15 (vijftien) maanden, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij legt de rechtbank de bijzondere voorwaarden op van toezicht door de reclassering en het volgen van een leefstijltraining (kort).
In beslag genomen voorwerpen
De rechtbank heeft te beslissen wat er moet gebeuren met de in beslag genomen telefoons, te weten drie telefoons van het merk Samsung respectievelijk van het type Sgh-E900, Sgh-E730 en GT-E1120.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de drie telefoons dienen te worden verbeurd verklaard.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn naar het oordeel van de rechtbank vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan of voorbereid.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op:
- de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, en
- de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de
Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de
Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de
Opiumwet gegeven verbod.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 (vijf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en
voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
- zich na zijn invrijheidsstelling op uitnodiging zal melden bij de reclassering en daarna zo frequent als deze instelling dat nodig acht;
- moet deelnemen aan de volgende gedragsinterventie: Leefstijltraining (kort);
- op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven telefoons, te weten:
- een Samsung type Sgh-E900;
- een Samsung type Sgh-E730;
- een Samsung type GT-E1120.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Van der Mei en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2011073529, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, team Apeldoorn Noord Opsporing, gesloten en ondertekend op 15 september 2011.
2 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p.844 en 845.
3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p.846.
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F], p. 939.
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F], p. 940.
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F], p. 942.
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D], p. 879.
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D], p. 880.
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D], p. 881.
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D], p. 882.
11 Tapgesprekken, p. 834 en 835.
12 Tapgesprekken, p. 838.
13 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E], p. 897.
14 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E], p. 898.
15 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E], p. 899.
16 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E], p. 900.
17 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E], p. 901.
18 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E], p. 902.
19 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E], p. 903.
20 Tapgesprekken, p. 687.
21 Tapgesprekken, p. 691.
22 Tapgesprekken, p. 693.
23 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p. 905.
24 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p. 906.
25 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p. 907.
26 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p. 908.
27 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p. 909.
28 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p. 910.
29 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p. 911.
30 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], p. 912.
31 Tapgesprekken, p. 697.
32 Proces-verbaal van verhoor van getuige en medeverdachte [medeverdachte B], p. 853.
33 Proces-verbaal van verhoor van getuige en medeverdachte [medeverdachte B], p. 854.
34 Proces-verbaal van verhoor van getuige en medeverdachte [medeverdachte B], p. 861.
35 Proces-verbaal van verhoor van getuige en medeverdachte [medeverdachte B], p. 873.
36 Proces-verbaal van verhoor van getuige en medeverdachte [medeverdachte B], p. 875.
37 Proces-verbaal van bevindingen, p. 506.
38 Proces-verbaal van bevindingen, p. 527 en 528.
39 Proces-verbaal Narcotic Identification Test (cocaïne), p. 666 en 667.
40 Proces-verbaal Narcotic Identification Test (cocaïne), p. 668 en 669.
41 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 844 en 845.
42 Proces-verbaal van bevindingen, p. 525.
43 Proces-verbaal Narcotic Identification Test (hennep), p. 672 en 673 en het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex art 36e 2e lid Sr, opgemaakt, gesloten en ondertekend op 8 oktober 2011 door [naam]of, brigadier van politie Apeldoorn, ongenummerde dossierpagina's achter p. 273.
44 Proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 18 juli 2011, p. 1 en 2.