ECLI:NL:RBZUT:2011:BU8779
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van der Hooft
- A. van der Mei
- K. Kropman
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 december 2011 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde, die in zijn strafzaak was veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, werd geconfronteerd met een vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van een bedrag van € 11.904,00. De verdediging betwistte de hoogte van deze vordering en stelde dat de berekening niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij getuigenverklaringen en tapgesprekken zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de veroordeelde in de periode van Kerst 2010 tot en met juli 2011 wederrechtelijk voordeel had verkregen door de verkoop van cocaïne. Na een gedetailleerde berekening van de inkoop- en verkoopprijzen, alsook de kosten voor eigen gebruik, heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 8.138,00. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de reiskosten van de veroordeelde en de bespaarde kosten door eigen gebruik van cocaïne. De rechtbank legde de verplichting op aan de veroordeelde om dit bedrag aan de Staat te betalen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.