ECLI:NL:RBZUT:2011:BU9869

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940360-10 en 06/801373-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • A. van Valderen
  • J. Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op supermarkt met vuurwapens en afpersing

In deze zaak werd verdachte B. beschuldigd van betrokkenheid bij een gewapende overval op een supermarkt in Ermelo op 10 september 2010. Tijdens de overval, die plaatsvond in de vroege ochtend, bedreigden verdachte en een mededader meerdere medewerkers en klanten met vuurwapens, waarbij zij eisten dat er geld werd afgegeven. De overvallers wisten uiteindelijk een bedrag van ongeveer 3.000 euro te bemachtigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op dat moment geen vaste woon- of verblijfplaats had, samen met een ander de overval heeft gepleegd. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdachte werd aangehouden na een achtervolging door getuigen, waarbij hij een mes trok. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van een echt vuurwapen en de bedreiging van meerdere personen de ernst van het delict vergrootte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden, met inachtneming van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging bevolen van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen wapens en munitie onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940360-10 en 06/801373-08 (tul)
Uitspraak d.d.: 23 december 2011
tegenspraak / dip / iop
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats] (Turkije) op [datum] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in H.v.B. Zutphen te Zutphen.
Raadsman: mr. A.W. Syrier advocaat te Utrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 april 2011, 29 juni 2011, 27 september 2011 en 9 december 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 10 september 2010 te Ermelo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] en/of
[slachtoffer E] en/of [slachtoffer F] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (in totaal 3.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer G] en/of [supermarkt] ([adres] te Ermelo), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- met (een) bivakmuts(en) over zijn/hun gezicht/hoofd de [supermarkt] is/zijn binnengelopen/binnengedrongen en/of
- (vervolgens) een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op voornoemde [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] en/of [slachtoffer E] en/of [slachtoffer F] en/of een of meer andere in die winkel aanwezige perso(o)n(en) (oa [slachtoffer H]) heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] de woorden: "Geld, geld!" en/of "Doe de kassala open!" heeft/hebben toegevoegd en/of die [slachtoffer E] en/of [slachtoffer F] mondeling dreigend heeft/hebben toegevoegd "kluis, kluis" en/of "ik wil geld, opschieten naar de kluis" en/of
- in aanwezigheid van die [slachtoffer E] en/of [slachtoffer F] een (vuur-)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, eenmaal of meermalen heeft "doorgeladen"en/of
- nadat verdachte en zijn mededader(s) de winkel had(den) verlaten en/of [slachtoffer F] en/of [slachtoffer I] verdachtes mededader had(den) vastgegrepen, (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getrokken/gepakt en/of dit mes aan [slachtoffer F] en/of [slachtoffer I] heeft/hebben getoond/voorgehouden
en/of
hij op of omstreeks 10 september 2010 te Ermelo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (in totaal 3.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer G] en/of [supermarkt] ([adres] te Ermelo), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] en/of [slachtoffer E] en/of [slachtoffer F] en/of [slachtoffer I], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- met (een) bivakmuts(en) over zijn/hun gezicht/hoofd de [supermarkt] is/zijn binnengelopen/binnengedrongen en/of
- (vervolgens) een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op voornoemde [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] en/of [slachtoffer E] en/of [slachtoffer F] en/of een of meer andere in die winkel aanwezige perso(o)n(en) (oa [slachtoffer H]) heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] de woorden: "Geld, geld!" en/of "Doe de kassala open!" heeft/hebben toegevoegd en/of die [slachtoffer E] en/of [slachtoffer F] mondeling dreigend heeft/hebben toegevoegd "kluis, kluis" en/of "ik wil geld, opschieten naar de kluis" en/of
- in aanwezigheid van die [slachtoffer E] en/of [slachtoffer F] een (vuur-)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, eenmaal of meermalen heeft "doorgeladen"en/of
nadat verdachte en zijn mededader(s) de winkel had(den) verlaten en/of [slachtoffer F] en/of [slachtoffer I] verdachtes mededader had(den) vastgegrepen, (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getrokken/gepakt en/of dit mes aan [slachtoffer F] en/of [slachtoffer I] heeft/hebben getoond/voorgehouden;
Feit 2
hij op of omstreeks 10 september 2010 te Ermelo een of meer wapens van categorie III, te weten een revolver (merk Nagant, type Army M1895, kal 7.62 x 38 mm), en/of munitie van categorie III, te weten zeven patronen (.32 S&W Long), voorhanden heeft gehad;
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Aanleiding tot het onderzoek was een melding van een gewapende overval.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen toegelicht en opgesomd. Zij heeft daaraan toegevoegd dat zij de verklaring die verdachte ter terechtzitting van 9 december 2011 heeft afgelegd over de reden van zijn aanwezigheid op de parkeerplaats waar hij is aangehouden, volstrekt ongeloofwaardig acht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van beide ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, omdat deze niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De raadsman heeft dit standpunt ter terechtzitting toegelicht.
Beoordeling door de rechtbank
Op 10 september 2010 vond een overval plaats op de [supermarkt] aan de [adres] te Ermelo,3 waarbij een geldbedrag van ongeveer € 3.000,00 werd buitgemaakt.4 Op camerabeelden is te zien dat twee overvallers omstreeks 08.08 uur de supermarkt binnenkomen. Beiden hebben een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp bij zich. De ene dader, die bij de kassa blijft, heeft een revolver, de ander een zilverkleurig pistool. Verder is te zien dat de dader met de revolver een bivakmuts draagt.5
De man met de revolver dwong twee medewerksters bij de informatiebalie tot afgifte van geld uit de kassa. Zodra zij die overvaller zag, dook aangeefster [slachtoffer C] op de grond achter de balie, gilde zij en drukte zij op de overvalknop. Kort daarna zei die overvaller dat [slachtoffer C] en haar collega op moesten staan en dat zij moesten opschieten, omdat hij geld wilde hebben. Hij sprak gehaast en zei: "geld, geld, geld"6 en "doe de kassala open!"7 De man hield het vuurwapen in zijn rechter hand steeds op aangeefster en haar collega gericht. Hij keek goed om zich heen wat er gebeurde en richtte het wapen ook op een klant die in de buurt stond. De overvaller zei dat hij het geld uit de kassa wilde hebben. Toen aangeefster erin geslaagd was om de kassa te openen, pakte zij geldbiljetten uit de kassa en gooide deze op de balie. Hoewel de overvaller desgevraagd zei dat hij geen muntgeld wilde hebben, gooide zij ook wat muntgeld op de balie. De overvaller pakte een plastic tasje van [supermarkt] met het logo erop bij kassa 1 en stopte daar de bankbiljetten in.8 Terwijl de man bij de kassa stond, kwam getuige [slachtoffer H] aanlopen. De man richtte het wapen op haar en riep "wegwezen jij, ga weg".9
De andere overvaller had een zilverkleurig pistool bij zich. Hij dwong een medewerkster tot afgifte van geld uit het kantoor achter de winkel. Deze medewerkster, getuige [slachtoffer E], verklaarde dat deze man schreeuwde: "Ik wil geld, ik wil geld, opschieten naar de kluis." De man richtte het pistool op getuige en duwde haar in de richting van het kantoor. Onderweg kwamen zij getuige [slachtoffer F] tegen, die zijn handen omhoog deed en tegen de overvaller zei dat hij rustig moest doen. De overvaller laadde het vuurwapen hierop driemaal door.10,11 De overvaller gaf getuige een plastic tasje, waar zij een briefje van 100 euro en een stapeltje van ongeveer 50 biljetten van 10 euro deed uit een bakje op het bureau in het kantoor. De overvaller voelde in het bakje of er nog meer geld in zat, pakte de groene tas uit de handen van getuige en rende weg. Getuige ging achter hem aan en zag dat beide overvallers naar buiten renden en schuin de parkeerplaats over staken naar een steegje schuin tegenover de supermarkt, tussen de huizen aan de [straat].12 De overvallers vluchtten elk op een fiets weg. Getuige [getuige A], een postbezorger die toevallig voorbij de supermarkt kwam op het moment van de overval, achtervolgde hen. De mannen fietsten in de richting van de heide.13
Getuige [slachtoffer F] zag de overvallers ook via de parkeerplaats rennen naar twee fietsen, een damesfiets en een mountainbike, waarop zij wegvluchtten. Getuige riep nog iets naar hen, waarop beide overvallers hun hoofd omdraaiden. Zij hadden hun bivakmuts toen al afgedaan. Getuige is vervolgens samen met zijn collega [slachtoffer I] in de auto op zoek gegaan naar de overvallers. Op de parkeerplaats bij [zwembad] zagen zij twee jongens die in een witte plastic tas van de [supermarkt] aan het kijken waren.14 Getuige herkende deze jongens als de overvallers, aan de hand van hun kleding en de plastic tas van de [supermarkt] supermarkt in hun handen.15 De twee gingen ervandoor toen ze getuige zagen. Ze probeerden langs de auto van getuige heen te vluchten, waarbij één van de overvallers in botsing kwam met de auto. Hij viel hierdoor op de grond. Getuige sprong direct uit de auto en pakte de overvaller om zijn nek. Met enige moeite wisten getuigen [slachtoffer F] en [slachtoffer I] de man onder controle te houden tot de politie ter plaatse was.16 Terwijl zij deze man in bedwang probeerden te houden, pakte de man een mes. Getuige [slachtoffer I] wist te bewerkstelligen dat hij dit weer losliet.17
Toen de politie ter plaatse kwam, werd de man aangehouden. Deze man bleek verdachte te zijn. In een straal van anderhalve meter van verdachte zagen verbalisanten onder meer de volgende voorwerpen liggen: een zwarte bivakmuts, zwarte handschoenen, een mes en een plastic zak met opdruk '[supermarkt]', met daarin geldcoupures.18 Onder andere de bivakmuts en de plastic '[supermarkt]'-tas werden veiliggesteld. De bivakmuts werd voor onderzoek naar het NFI gezonden.19
Het celmateriaal in de bemonstering van de bivakmuts leverde volgens het NFI een DNA-mengprofiel op van minimaal drie personen, van wie ten minste één man. Uit dit mengprofiel is een DNA-hoofdprofiel afgeleid, waarmee het DNA-profiel van verdachte overeenkomt. De kans dat het DNA van een willekeurig gekozen persoon hiermee matcht is kleiner dan één op één miljard.20 Gelet op verdachtes aanwezigheid op de parkeerplaats en de omstandigheden waaronder hij daar is aangetroffen (o.m. het door getuigen beschreven gedrag, het aantreffen van de bivakmuts) is de rechtbank van oordeel dat het celmateriaal dat is aangetroffen aan de binnenzijde van het mondgat van de bivakmuts van verdachte afkomstig is en dat verdachte de bivakmuts ook heeft gedragen.
In de plastic tas zat een geldbedrag van in totaal € 209,65, bestaande uit 14 biljetten van 10 euro, 13 biljetten van 5 euro en wat kleingeld (4 euro en 65 cent).21 Aangeefster [slachtoffer C] heeft verklaard dat er op het moment van de overval een klein bedrag in de kassa zat: het wisselgeld waar de dag mee gestart wordt. Volgens haar ging het om ongeveer 10 briefjes van € 5,- in de kassa en ongeveer 15 briefjes van en € 10,-.22
Nadat de aangehouden verdachte was afgevoerd, trof een getuige op de parkeerplaats een revolver en enkele euromunten aan.23 Verbalisant stelde vast dat zich in de trommel van de revolver zeven patronen bevonden. De revolver en de patronen werden apart veiliggesteld.24 Verbalisant stelde bij onderzoek aan de revolver vast dat het gaat om een revolver, geschikt om projectielen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. De verbalisant concludeert hieruit dat het een vuurwapen van categorie III betreft (in de zin van artikel 1 onder 3e juncto artikel 2, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie). De munitie betrof 7 patronen van het kaliber .32, merk S&W Long.25
De kleding die verdachte droeg op het moment van aanhouding in beslag genomen en gefotografeerd. Bij een vergelijking van deze foto's met de camerabeelden, die bij hetzelfde proces-verbaal zijn opgenomen, is te zien dat de kleding van de overvaller met de revolver, die bij de kassa bleef, overeenkomsten vertoont met de kleding die verdachte op het moment van zijn aanhouding droeg. Opvallende details zijn vooral de uiteinden van de sluiting van de schoenen en de sluitingen op de schouders van zijn jas.26
Nadere overwegingen betreffende het bewijs
De raadsman heeft aangevoerd dat de herkenning door getuigen [slachtoffer F] en [slachtoffer I] van verdachte en zijn mededader als de overvallers onvoldoende betrouwbaar is. Immers, zij verklaren over een aantal zaken niet eensluidend. De herkenning door deze getuigen betreft voorts een conclusie, die geen steun vindt in het dossier. De verklaringen van deze getuigen moeten daarom worden uitgesloten van het bewijs, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt het volgende. Getuige [slachtoffer F] heeft verklaard dat hij de overvallers herkende aan hun kleding en de plastic '[supermarkt]' tas die zij in hun handen hielden. Op de foto's die zijn gemaakt van de kleding die verdachte ten tijde van zijn aanhouding droeg, is te zien dat deze sterke gelijkenissen vertoont met de kleding van de overvaller met de revolver, zoals deze is te zien op de camerabeelden van de overval. De verklaring van getuige [slachtoffer I] ondersteunt de verklaring van getuige [slachtoffer F]. De rechtbank heeft, anders dan de raadsman, ook overigens geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer F] en [slachtoffer I]. Deze twee verklaringen komen in grote lijnen overeen en verschillen slechts in detail van elkaar. Dat zij niet beiden telkens een identieke gang van zaken betreffende de 'aanhouding' van verdachte beschrijven, acht de rechtbank verklaarbaar, gelet op de commotie ter plaatse en de verschillen in herinneringsvermogen die nu eenmaal tussen mensen bestaan. Op de belangrijke (beslis)punten verschillen hun verklaringen niet. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
De raadsman heeft voorts betoogd dat het DNA-materiaal op de aangetroffen bivakmuts mogelijk gecontamineerd is, doordat getuige [slachtoffer I] deze muts zou hebben aangeraakt. Vanwege de eerdere worsteling met verdachte zou hij mogelijk biologische contactsporen van verdachte aan zijn handen hebben gehad en die op de bivakmuts overgedragen kunnen hebben.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Voorop wordt gesteld dat het dossier geen aanknopingspunten bevat voor de stelling dat getuige [slachtoffer I] de bivakmuts in handen heeft gehad.
Verder blijkt uit het rapport van het NFI dat de bemonstering waaruit het DNA-mengprofiel is verkregen, is gedaan aan de binnenzijde van het mondgat van de bivakmuts. Deze vindplaats past niet (zonder meer) in het scenario van de verdediging, terwijl daarvoor ook geen mogelijke verklaring aannemelijk is geworden. Daarbij moet bedacht worden dat het gaat om een match tussen het DNA van verdachte met het hoofdprofiel dat uit het mengprofiel is verkregen. De bemonstering bevatte dus een relatief grote hoeveelheid celmateriaal dat, naar de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, afkomstig is van verdachte. De verdediging heeft niet althans niet voldoende onderbouwd dat en waarom via 'secondary transfer' een zodanige hoeveelheid celmateriaal zou zijn overgedragen dat uit de bemonstering van de binnenzijde van het mondgat van de bivakmuts een mengprofiel werd verkregen waarvan het hoofdprofiel matcht met verdachtes DNA-profiel met de hiervoor genoemde bijzonder hoge zeldzaamheidswaarde.
Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van de verdediging voor de aanwezigheid van het DNA-materiaal op de bivakmuts onaannemelijk.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 10 september 2010 's ochtends op de parkeerplaats van [zwembad] in Ermelo had afgesproken met zijn ex-vriendin. Hij was te vroeg voor hun afspraak en fietste daarom nog een rondje over de heide. Toen hij de parkeerplaats weer op wilde gaan, zag hij twee jongens op fietsen langskomen. Met één van hen kwam hij in botsing, waardoor hij ten val kwam. Vervolgens ontstond een ruzie tussen verdachte en de jongen. Tijdens dit conflict kwam de auto van aangever [slachtoffer F] aanrijden, die verdachte aanreed. Vervolgens werd hij door de inzittenden van de auto vastgegrepen en daarna aangehouden door de politie, zonder dat hij wist waarom of waarvoor.
Deze verklaring vindt zijn weerlegging in de hierboven opgenomen bewijsmiddelen en hetgeen daaromtrent is overwogen. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte dan ook ongeloofwaardig, te meer daar deze op geen enkele wijze steun vindt in het dossier.
Samenvattende beschouwingen
Uit het bovenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte de persoon is die op de camerabeelden van de overval op de supermarkt te zien is bij de servicebalie. Immers, zijn kleding vertoont sterke overeenkomsten met die van de persoon met revolver en bivakmuts op de camerabeelden. Voorts is hij kort na de overval door twee getuigen aan zijn kleding en de plastic tas van de supermarkt herkend. Vervolgens is hij vastgegrepen en aangehouden. Daarbij zijn in zijn nabijheid onder meer een plastic '[supermarkt]'-tas met daarin geldcoupures en kleingeld (overeenkomstig de verklaring van aangeefster [slachtoffer C]), een bivakmuts en een geladen revolver aangetroffen. Het DNA-materiaal in de bivakmuts bleek een mengprofiel te bevatten waarvan het hoofdprofiel overeen komt met het DNA van verdachte, terwijl de kans dat het DNA van een willekeurig persoon hiermee matcht zeer klein is. Op grond van dit alles acht de rechtbank het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Feit 1
hij op 10 september 2010 te Ermelo tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer C] en [slachtoffer D] en [slachtoffer E] en [slachtoffer F] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (in totaal 3.000 euro), toebehorende aan [slachtoffer G] en/of [supermarkt] ([adres] te Ermelo), welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader
- met een bivakmuts hun hoofd de [supermarkt] zijn binnengelopen en
- vuurwapens, althans een of meer op vuurwapens gelijkende voorwerpen op voornoemde [slachtoffer C] en [slachtoffer D] en [slachtoffer E] en [slachtoffer F] en andere in die winkel aanwezige personen (o.a. [slachtoffer H]) hebben gericht en
- die [slachtoffer C] en [slachtoffer D] de woorden: "Geld, geld!" en "Doe de kassala open!" heeft toegevoegd en die [slachtoffer E] en [slachtoffer F] mondeling dreigend heeft toegevoegd "kluis, kluis" en "ik wil geld, opschieten naar de kluis" en
- in aanwezigheid van die [slachtoffer E] en [slachtoffer F] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen heeft "doorgeladen" en
en
hij op 10 september 2010 te Ermelo tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (in totaal 3.000 euro), toebehorende aan [slachtoffer G] en/of [supermarkt] ([adres] te Ermelo),
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer C] en [slachtoffer D] en [slachtoffer E] en [slachtoffer F] en [slachtoffer I], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader
- met bivakmutsen over hun hoofd de [supermarkt] zijn binnengelopen en
- vuurwapens, althans een of meer op vuurwapens gelijkende voorwerpen op voornoemde [slachtoffer C] en [slachtoffer D] en [slachtoffer E] en [slachtoffer F] en andere in die winkel aanwezige personen (o.a. [slachtoffer H]) hebben gericht en
- die [slachtoffer C] en [slachtoffer D] de woorden: "Geld, geld!" en "Doe de kassala open!" heeft toegevoegd en die [slachtoffer E] en [slachtoffer F] mondeling dreigend heeft toegevoegd "kluis, kluis" en "ik wil geld, opschieten naar de kluis" en
- in aanwezigheid van die [slachtoffer E] en [slachtoffer F] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen heeft "doorgeladen"en
nadat verdachte en zijn mededader de winkel hadden verlaten en [slachtoffer F] en [slachtoffer I] verdachte hadden vastgegrepen, een mes heeft gepakt;
Feit 2
hij op 10 september 2010 te Ermelo een wapen van categorie III, te weten een revolver, merk Nagant, type Army M1895, kal 7.62 x 38 mm, en munitie van categorie III, te weten zeven patronen (.32 S&W Long), voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (het wapen) en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (de munitie).
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van de tijd die hij reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft onder verwijzing naar de LOVS-oriëntatiepunten betoogd dat een gevangenisstraf van 2 jaar voor een overval als deze passend is. De aanwezigheid van het vuurwapen is weliswaar strafverzwarend, maar voor het overige is het er 'redelijk netjes' aan toegegaan, aldus de raadsman. Voorts dient bij de bepaling van de strafmaat rekening te worden gehouden met de aanzienlijke periode die sinds de aanhouding van verdachte is verstreken, hoewel de redelijke termijn strikt genomen niet overschreden is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte opgemaakte (beknopte) reclasseringsadvies d.d. 13 september 2010, de brief van de reclassering d.d. 15 oktober 2010 en het over verdachte door psychiater N.J. Verhoef van het NIFP opgemaakte rapport van trajectconsult d.d. 4 oktober 2010.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich samen met een mededader op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een overval op een supermarkt. Daarbij zijn verdachte en zijn mededader beiden met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp de winkel ingegaan en hebben zij daar diverse personen onder bedreiging van deze vuurwapens (of daarop gelijkende voorwerpen) gedwongen tot de afgifte van geld. Daarnaast is door henzelf geld weggenomen. Ook op een klant werd een vuurwapen gericht. Verdachte en zijn mededader hebben bij deze overval een aanzienlijk geldbedrag buitgemaakt: ongeveer € 3000,-.
De revolver, waarvan uit de camerabeelden blijkt dat verdachte deze in zijn handen hield tijdens de overval, was op het moment van de aanhouding van verdachte geladen met zeven patronen. De mededader van verdachte heeft het zilverkleurige pistool dat hij in zijn hand hield tijdens de overval meermalen doorgeladen, hetgeen op de betrokken slachtoffers diepe indruk moet hebben gemaakt. Het gebruik van ten minste één echt, geladen vuurwapen en het doorladen van het andere vuurwapen of daarop gelijkende voorwerp rekent de rechtbank verdachte ernstig aan.
Tevens heeft verdachte zich hevig verzet tegen zijn aanhouding, toen hij door getuigen [slachtoffer F] en [slachtoffer I] op een parkeerplaats was aangetroffen en vastgepakt. Daarbij heeft hij getracht een mes te pakken.
Door aldus te handelen heeft verdachte de betrokken personen grote vrees aangejaagd. Voorts heeft hij hen aanzienlijke schade berokkend en ongemak veroorzaakt. De ervaring leert dat slachtoffers van berovingen op winkels in het algemeen langdurig lijden onder de psychische gevolgen daarvan. Daarnaast versterken feiten als deze reeds in de samenleving heersende gevoelens van onrust en onveiligheid.
Gezien de bijzondere ernst van dit feit acht de rechtbank een langdurige vrijheidsstraf aangewezen. Bij de bepaling van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten. Het gebruik van een echt vuurwapen en (minstgenomen) een daarop gelijkend voorwerp jegens meerdere personen (winkelmedewerkers en een klant) is strafverzwarend, net als het gebruik van vermommingen en het medeplegen.
Al het voorgaande in samenhang bezien, brengt de rechtbank uit het oogpunt van speciale preventie tot oplegging van een hogere gevangenisstraf dan de door de officier van justitie is geëist. De straf die zij heeft geëist, acht de rechtbank gelet op verdachtes strafblad, zoals hierboven weergegeven, onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partijen [slachtoffer C] en [slachtoffer D] zullen niet-ontvankelijk verklaard worden in hun respectievelijke vorderingen, nu geen van hen een te vorderen bedrag heeft opgegeven.
De benadeelde partij [slachtoffer J] zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu zij als verzekeraar van aangever geen rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 06/801373-08
Door de politierechter te Zutphen is bij vonnis van 10 december 2008 aan verdachte onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, waarbij de proeftijd is bepaald op 2 jaar. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen en de proeftijd is ingegaan op 25 december 2008. De officier van justitie vordert thans de tenuitvoerlegging van deze straf, omdat verdachte zich niet heeft gehouden aan de algemene voorwaarde dat hij zich niet schuldig zal maken aan een nieuw strafbaar feit.
De raadsman heeft, gelet op de door hem bepleite vrijspraak van verdachte, gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in deze vordering.
Nu bewezen is dat verdachte zich na aanvang van de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, is de rechtbank van oordeel dat de aan verdachte bij voornoemd vonnis opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer gelegd dient te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14g, 27, 36c, 36d, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (het wapen) en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (de munitie);
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) JAREN en 6 (ZES) MAANDEN;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Wapen - Nagant M1895 - vuurwapen NAGANT M1895 .32 mm (ligt bij
RWBM)
- 7.00 STK Munitie - SMITH & WESSON - 7 stuks munitie .32 mm
* verklaart de volgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vordering:
- [slachtoffer J]
- [slachtoffer D]
- [slachtoffer C]
* gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 10 december 2008 (parketnummer 06/801373-08), te weten van:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (ÉÉN) MAAND.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Van Valderen en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Brugman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2011.
Mr. Van Valderen en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoot:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit - voor zover niet anders aangeduid - delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2010163086, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord- West Veluwe, (map 2/3, p. 172-196) gesloten en ondertekend op 27 april 2011.
2 Stam proces-verbaal d.d. 27 april 2011, map 2/3, p. 186.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C] d.d. 10 september 2010, map 2/3, p. 416-418.
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer G] d.d. 10 december 2010, map 2/3, p. 414-415.
5 Proces-verbaal d.d. 10 september 2010, map 2/3, p. 402-411.
6 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C] d.d. 10 september 2010, map 2/3, p. 416-418.
7 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer D] d.d. 10 september 2010, map 2/3, p. 420.
8 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C] d.d. 10 september 2010, map 2/3, p. 416-418.
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer H] d.d. 2 september 2010, p. 423.
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer E] d.d. 10 september 2010, dossiernummer
PL 0611 201070922, p. 78-79.
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer F] d.d. 10 september 2010, map 2/3, p. 428.
12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer E] d.d. 10 september 2010, dossiernummer
PL 0611 201070922, p. 78-79.
13 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] d.d. 10 september 2010, map 2/3, p. 432-437.
14 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer F] d.d. 10 september 2010, map 2/3, p. 428-429.
15 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer F] d.d. 14 september 2010, map 2/3, p. 430.
16 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer F] d.d. 10 september 2010, map 2/3, p. 428-429.
17 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer I] d.d. 10 september 2010, map 2/3 p. 441.
18 Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte B] d.d. 10 september 2010, dossiernummer
PL 0611 201070922, p. 27-29.
19 Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 7 oktober 2010, dossiernummer PL 0611 201070922, p. 115-118.
20 Deskundigenrapport van het NFI d.d. 21 oktober 2010, dossiernummer PL 0611 201070922, p. 138-142.
21 Proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 10 september 2010, dossiernummer
PL 0611 201070922, p. 10-11.
22 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C] d.d. 10 september 2010, map 2/3, p. 416-418.
23 Proces-verbaal van verhoor van getuige [verbalisant] d.d. 10 september 2010, map 2/3, p. 425-426.
24 Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 7 oktober 2010, dossiernummer PL 0611 201070922, p. 115-118.
25 Proces-verbaal d.d. 19 november 2010, dossiernummer PL 0611 201070922, p. 88-89.
26 Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 7 oktober 2010, dossiernummer PL 0611 201070922, p. 115 en p. 119-123.