ECLI:NL:RBZUT:2011:BV0491
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding met betrekking tot de vermogens van minderjarige kinderen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen werd behandeld, vorderde de vrouw in het kader van de boedelscheiding na echtscheiding een bedrag ter aanzuivering van het spaargeld van de kinderen van de man. De partijen, die op 15 december 2008 in het huwelijk traden, zijn op 18 november 2010 gescheiden. De vrouw vorderde onder andere een bedrag van € 185.000,- ter zake van overbedeling, een gebruiksvergoeding van € 300,- per maand voor de echtelijke woning, en betalingen van € 11.500,- voor de kinderen uit een eerdere relatie. De man voerde verweer en stelde een vordering in reconventie in, waarin hij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vroeg en de vrouw verzocht om medewerking aan de uitbetaling van bedragen aan zijn kinderen.
De rechtbank oordeelde dat beide partijen vorderingen hadden met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, maar dat er onenigheid bestond over de wijze van verdeling. De rechtbank stelde vast dat de vermogens van de kinderen in beginsel af te zonderen zijn van de vermogens van de ouders, maar dat ouders, indien zij het gezag over hun kind hebben, bevoegd zijn het bewind over het vermogen van het kind te voeren. De rechtbank benadrukte dat ouders als goede bewindvoerders moeten handelen en aansprakelijk zijn voor schade door slecht bewind.
De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan tot na de aktewisseling, waarbij partijen hun bewijsopdracht konden uitvoeren. De zaak werd opnieuw op de rol gezet voor 21 december 2011, waarbij partijen hun standpunten verder konden toelichten. Het vonnis werd uitgesproken door mr. M. Engelbert-Clarenbeek op 23 november 2011.