ECLI:NL:RBZUT:2012:BV1073

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940339-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Jong
  • A. van der Hooft
  • J. Gerbranda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke gevangenisstraf voor mishandeling met gebruik van wurggreep

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 17 januari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee mishandelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bijzondere voorwaarden. De mishandelingen vonden plaats op 26 augustus 2011 in Borculo, waar de verdachte [slachtoffer A] en [slachtoffer B] heeft mishandeld. Bij de mishandeling van [slachtoffer A] heeft de verdachte gebruik gemaakt van een wurggreep, wat een beangstigende ervaring voor het slachtoffer was. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de impact van de mishandelingen op de slachtoffers en de stoornissen van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke handicap en problemen met impulsbeheersing.

De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 47 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden geëist, maar de rechtbank heeft besloten om de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen, mede gezien zijn nagenoeg blanco strafblad en de noodzaak voor behandeling. De rechtbank heeft ook de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer A] beoordeeld, waarbij een bedrag van € 300,-- voor immateriële schade is toegewezen, terwijl andere delen van de vordering niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft de verdachte bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldingsgebod bij de reclassering en klinische behandeling in een zorginstelling, om de kans op recidive te verkleinen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940339-11
Uitspraak d.d.: 17 januari 2012
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1986],
thans verblijvende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. W.H. Teusink, advocaat te Wezep.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 januari 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 26 augustus 2011 te Borculo,
gemeente Berkelland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A] van het leven te beroven, met dat opzet
-meermalen, althans eenmaal een armklem om de nek/keel van die [slachtoffer A] heeft
aangelegd en/of (vervolgens) die armklem met veel kracht heeft aangetrokken
en/of de keel van die [slachtoffer A] met kracht heeft dichtgedrukt en/of (aldus) die
[slachtoffer A] gedurende enige tijd de ademhaling heeft belet en/of belemmerd en/of
-(vervolgens/daarbij) die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal (met kracht)
op/tegen het oog en/of de kaak, althans in/tegen het gezicht heeft geslagen
en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 26 augustus 2011 te Borculo,
gemeente Berkelland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet
-meermalen, althans eenmaal een armklem om de nek/keel van die [slachtoffer A] heeft
aangelegd en/of (vervolgens) die armklem met veel kracht heeft aangetrokken
en/of de keel van die [slachtoffer A] met kracht heeft dichtgedrukt en/of (aldus) die
[slachtoffer A] gedurende enige tijd de ademhaling heeft belet en/of belemmerd en/of
-(vervolgens/daarbij) die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal (met kracht)
op/tegen het oog en/of de kaak, althans in/tegen het gezicht heeft geslagen
en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 26 augustus 2011 te Borculo,
gemeente Berkelland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A],
-meermalen, althans eenmaal een armklem om de nek/keel heeft aangelegd en/of
(vervolgens) die armklem met veel kracht heeft aangetrokken (waardoor de keel
van die [slachtoffer A] met kracht werd dichtgedrukt en/of die [slachtoffer A] gedurende enige
tijd de ademhaling werd belet en/of belemmerd) en/of
-(vervolgens/daarbij) meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het oog
en/of de kaak, althans in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of
-meermalen, althans eenmaal op/tegen het been, althans op/tegen het lichaam
heeft geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 26 augustus 2011 te Borculo, gemeente Berkelland,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer B]
-(met kracht) bij de nek/keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) gedurende
enkele seconden (met kracht) de keel heeft dichtgedrukt en/of
-meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het lichaam heeft geduwd
(ten gevolge waarvan die [slachtoffer B] ten val is gekomen) en/of
-(vervolgens) (met kracht) op/tegen het been, althans op/tegen het lichaam
heeft geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 26 augustus 2011 werd de noodhulpbemanning door de politiemeldkamer te Apeldoorn gezonden naar de woonvoorziening van [stichting te plaats]. Daar ter plaatse werden de verbalisanten aangesproken door aangever [slachtoffer A]. Op 27 augustus 2011 werd door de moeder van [slachtoffer B] aangifte gedaan van mishandeling van haar zoon.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Niet bewezen kan worden dat verdachte het opzet had om [slachtoffer A] van het leven te beroven, dan wel om aan [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte dient hiervan dan ook vrijgesproken te worden.
De officier van justitie heeft verder geconcludeerd tot de bewezenverklaring van de onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft hij onder meer verwezen naar de aangiften, de verklaring van [slachtoffer B] en de bekennende verklaring van verdachte, zoals verdachte deze heeft afgelegd bij de politie.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Namens verdachte is aangevoerd dat het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit de bewijsmiddelen kan niet blijken dat verdachte opzet had om [slachtoffer A] van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Er was sprake van een worsteling tussen [slachtoffer A] en verdachte, waarbij verdachte uiteindelijk de overhand kreeg. Nu niet bewezen kan worden dat het gevolg van poging doodslag of poging zware mishandeling zeker zou zijn ingetreden - al dan niet in de kansopzet variant - dient verdachte van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake is van een eigen aandeel van [slachtoffer A]. Verdachte dient ook hiervan te worden vrijgesproken, omdat verdachte zich tegen een aanval van [slachtoffer A] heeft verdedigd door het toepassen van een judogreep.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad om [slachtoffer A] van het leven te beroven, dan wel om aan [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen t.a.v. feit 1 meer subsidiair
De rechtbank acht voor het bewijs van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden:
- proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer A];3
- proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A];4
- proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B];5
- proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C];6
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd tijdens zijn verhoor bij de politie7 en bevestigd ter terechtzitting.
De onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde handelingen zijn door verdachte bekend. Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte zich verdedigde tegen een aanval van [slachtoffer A] door het toepassen van een judogreep. De rechtbank begrijpt dit verweer als een beroep op noodweer. De rechtbank zal dit verweer dan ook bespreken in het kader van de strafbaarheid van verdachte.
Bewijsmiddelen t.a.v. feit 2
De rechtbank acht voor het bewijs van het onder 2 ten laste gelegde feit voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden:
- proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [slachtoffer B];8
- proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer B];9
- proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer A];10
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd tijdens zijn verhoor bij de politie11 en bevestigd ter terechtzitting.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1 meer subsidiair.
hij op 26 augustus 2011 te Borculo, gemeente Berkelland, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer A],
- een armklem om de nek/keel heeft aangelegd en vervolgens die armklem met veel kracht heeft aangetrokken, waardoor de keel van die [slachtoffer A] met kracht werd dichtgedrukt en die [slachtoffer A] gedurende enige tijd de ademhaling werd belemmerd en
- met kracht tegen het gezicht heeft geslagen en
- tegen het been heeft geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 26 augustus 2011 te Borculo, gemeente Berkelland, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer B]
- met kracht bij de nek/keel heeft vastgepakt en
- meermalen met kracht tegen het lichaam heeft geduwd en
- vervolgens met kracht tegen het been heeft geschopt,
waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Noodweer
Voorzover de raadsman heeft beoogd te stellen dat er ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde sprake is geweest van noodweer, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de door verdachte afgelegde verklaring blijkt dat [slachtoffer A] verdachte aansprak op zijn gedrag, nadat verdachte [slachtoffer B] had mishandeld. Hierbij is het T-shirt van verdachte gescheurd. Vervolgens werd verdachte boos en heeft hij [slachtoffer A] onderuit geschopt, waarna verdachte op [slachtoffer A] ging liggen en in hem in de houdgreep nam.12 Het kapot scheuren van het T-shirt, ongeacht de wijze waarop dit zou zijn gebeurd, is naar oordeel van de rechtbank in deze situatie niet aan te merken als een wederrechtelijke aanranding waar verdachte zich tegen mocht verdedigen. In deze situatie is dan ook geen sprake geweest van noodweer. Daarbij komt dat het door verdachte toegepaste geweld niet in verhouding staat tot het gescheurde
T-shirt.
De rechtbank verwerpt gelet op het voorgaande dan ook het door de raadsman gedane beroep op noodweer.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1 meer subsidiair en feit 2, telkens: mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte zijn meerdere rapporten uitgebracht. De rechtbank heeft onder meer kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport Pro Justitia, d.d. 27 november 2011, opgesteld door psychiater A.C.M. Kleinsman, en het psychologisch rapport Pro Justitia, d.d. 30 november 2011 , opgesteld door GZ-psycholoog C.T.H.M. Salet. Uit de rapporten blijkt onder meer het volgende.
Bij verdachte is sprake van een licht verstandelijke handicap, ADHD/ADD en een weinig rijpe identiteitsontwikkeling. Daarnaast kan er gesproken worden van een geringe frustratietolerantie, een stoornis in de impulsbeheersing en agressieregulatie problematiek.
Deze stoornissen waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Door zijn zwakbegaafdheid was verdachte niet in staat de situatie te overzien en te beoordelen. De stoornis in de impulsbeheersing maakte dat hij overmatig heftig reageerde en nauwelijks nog te sturen was. Zowel de zwakbegaafdheid als de persoonlijkheidsstoornis hebben de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed.
Met name de geringe frustratietolerantie, de stoornis in de impulsbeheersing en de agressieregulatie problematiek waren in dat verband van belang. Verdachte was op het moment van escalatie onvoldoende in staat om zijn gedrag bij te sturen of te remmen. Bovendien ontbreekt het hem aan volhoudend intern geweten.
Er wordt geadviseerd verdachte voor het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank neemt deze conclusie over en is van oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 47 dagen met aftrek van de tijd door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Hiertoe heeft de officier van justitie onder meer het volgende aangevoerd. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige mishandelingen, die op beide slachtoffers een diepe indruk heeft gemaakt. Verdachte heeft een nagenoeg blanco strafblad. Tevens houdt de officier van justitie rekening met de stoornissen van verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat er rekening moet worden gehouden met de omtrent verdachte uitgebrachte rapporten. Verdachte dient als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Een voorwaardelijke bestraffing is gezien de ernst van het feit, mede in het licht van de reeds ondergane (voorlopige) hechtenis en de vooruitzichten van verdachte op de voortzetting van zijn behandeling, op zijn plaats.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee mishandelingen. Deze mishandelingen hebben op de slachtoffers diepe indruk gemaakt. De rechtbank rekent het verdachte met name aan dat hij bij de mishandeling van [slachtoffer A] gebruik heeft gemaakt van een wurggreep, hetgeen beangstigend is geweest voor dit slachtoffer.
De rechtbank houdt rekening met de stoornissen van verdachte, zoals hiervoor onder 'Strafbaarheid van de verdachte' omschreven en het feit dat verdachte voor het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar is. Daarnaast houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met zijn nagenoeg blanco strafblad.
Verder houdt de rechtbank rekening met de omtrent verdachte uitgebrachte rapporten. Uit zowel het hiervoor genoemde psychiatrisch rapport als het hiervoor genoemde psychologisch rapport blijkt dat de stoornissen van verdachte van invloed zijn op de kans op recidive, welke kans als groot wordt ingeschat.
In het belang van de ontwikkeling van verdachte en om de kans van het plegen van soortgelijke delicten in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen, is een stringente structuur en controle noodzakelijk. Verdachte is nog sterk afhankelijk van externe sturing en van strikte regels die gekoppeld zijn aan een straffe controle. Geadviseerd wordt verdachte intramuraal te laten behandelen. Verdachte staat open voor de behandeling, lijkt zich aan het behandelaanbod te willen conformeren en heeft laten zien dat hij goed gedijt binnen een duidelijke en gecontroleerde structuur.
Geadviseerd wordt om aan verdachte als bijzondere voorwaarde een klinische behandeling op te leggen in een SGLVG-afdeling, zoals afdeling De Boog waar verdachte thans verblijft.
Ook houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsadvies d.d. 3 januari 2012. Door de reclassering wordt geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en opname in een zorginstelling.
Gelet op de ernst van de delicten, de persoonlijke omstandigheden, de omtrent verdachte uitgebrachte rapporten en mede gelet op de strafoplegging in soortgelijke zaken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden. De rechtbank zal hierbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de reclassering.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 719,20, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, gevoegd in het strafproces.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gevorderde immateriële schade (€ 550,--) en de schade met betrekking tot de blouse (€ 90,--) toegewezen kan worden. Voor het overige (de schade met betrekking tot de oorbellen ad € 79,20) dient de benadeelde partij in diens vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman heeft aangevoerd dat uit het voorhanden zijnde beeldmateriaal en de verklaringen van getuigen niet blijkt dat de blouse en oorbellen van verdachte zijn beschadigd. Op de foto's die direct na het feit zijn gemaakt is geen schade te zien aan de oorbellen en de blouse van [slachtoffer A]. Tevens dient rekening te worden gehouden met het eigen aandeel van [slachtoffer A] ten aanzien van het ten laste gelegde. De vordering dient dan ook afgewezen te worden.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de blouse en oorbellen van [slachtoffer A] zijn beschadigd bij diens mishandeling door verdachte en de vordering van de benadeelde partij is op deze punten ook onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu een verdere behandeling van dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan haar vordering voor dit deel aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen psychische schade heeft geleden en dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank acht gelet op alle omstandigheden een bedrag van € 300,-- voor immateriële schade van de benadeelde redelijk en billijk. De rechtbank zal dit bedrag dus toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente zoals gevorderd. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1 meer subsidiair en feit 2, telkens: mishandeling
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Veroordeelde moet zich hiervoor melden bij Reclassering Nederland, Unit Zutphen. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht;
- zich klinisch zal laten behandelen in GGNet FPA De Boog te Warnsveld. De rechtbank bepaalt de duur van de klinische behandeling op maximaal twee jaar, of zoveel korter als de reclassering dit noodzakelijk oordeelt. De veroordeelde zal zich houden aan de regels die hem door of namens de leiding van de FPA zullen worden gegeven;
- op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 meer subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A] (bankrekening [banknummer]) een bedrag van € 300,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] (voornoemd), een bedrag te betalen van € 300,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. De Jong, voorzitter, Van der Hooft en Gerbranda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 januari 2012.
Mr. Gerbranda is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2011123551, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 3 september 2011.
2 (Stam)proces-verbaal, dossierpagina's 2 en 3
3 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], dossierpagina 24 e.v.
4 Proces-verbaal van verhoor [getuige A], dossierpagina 37 e.v.
5 Proces-verbaal van verhoor [getuige B], dossierpagina 39 e.v.
6 Proces-verbaal van verhoor [getuige C], dossierpagina 42 e.v.
7 Proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina 45 e.v. en proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina 48 e.v.
8 Proces-verbaal van aangifte [naam 1] namens [slachtoffer B], dossierpagina 53 e.v.
9 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer B], dossierpagina 56 e.v.
10 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], dossierpagina 24 e.v.
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina 45 e.v. en proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina 48 e.v.
12 Proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina 46