ECLI:NL:RBZUT:2012:BV1271

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
18 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940028-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ouweneel
  • A. van der Hooft
  • F. Follender Grossfeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor ernstige geweldsdelicten met sadistische elementen

Op 18 januari 2012 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte B, die samen met medeverdachten betrokken was bij ernstige geweldsdelicten tegen slachtoffer A. De rechtbank heeft verdachte B veroordeeld tot 24 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke straf omvatten verplicht reclasseringcontact en deelname aan behandelingen. De rechtbank heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, ondanks de leeftijd van verdachte, vanwege zijn verstandelijke vermogens en ego-ontwikkeling.

De feiten zijn als volgt: op 16 januari 2011 heeft verdachte B, samen met medeverdachten, slachtoffer A ernstig mishandeld. Dit gebeurde in een opgefokte stemming, waarbij het slachtoffer zonder motief werd aangevallen. Hij werd geslagen, met een steen geraakt, en met een stanleymes verwond. De mishandelingen waren zo ernstig dat het slachtoffer vreesde voor zijn leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan zeer ernstige en sadistische feiten.

De rechtbank heeft de rol van verdachte B in de geweldshandeling als kleiner beoordeeld in vergelijking met die van medeverdachte A, maar heeft toch geoordeeld dat hij niet alleen geweld heeft toegepast, maar ook heeft gefaciliteerd. De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van brandstichting, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hierbij betrokken was. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, slachtoffer A, tot schadevergoeding toegewezen, met uitzondering van de kosten die verband hielden met de brandstichting, waarvoor verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940028-11
Uitspraak d.d.: 18 januari 2012
Tegenspraak / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats, 1991],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Doetinchem.
Raadsman: A.W. Syrier, advocaat te Utrecht
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
11 oktober 2011 en 4 januari 2012, alsmede naar aanleiding van het tussenvonnis van
25 oktober 2011.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 11 oktober 2011 is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2011 te Silvolde, althans in de gemeente Oude IJsselstreek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer A]
-met een (leren) riem heeft/hebben gewurgd, althans de keel heeft hebben dichtgeknepen door voornoemde riem (krachtig) aan te trekken/snoeren om de keel van die [slachtoffer A] en/of
-meermalen, althans eenmaal, met (kracht) met een (grote) steen/kei, althans met een hard en zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd geslagen, althans voornoemde steen/kei, althans voornoemd hard en zwaar voorwerp (met kracht) naar/tegen het hoofd van die [slachtoffer A] gegooid/geworpen en/of
-meermalen, althans eenmaal, met een stanleymes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de hals/keel gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 16 januari 2011 te Silvolde, althans in de gemeente Oude IJsselstreek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer A]
-meermalen, althans eenmaal, met een (leren) riem heeft/hebben gewurgd, althans de keel heeft/hebben dichtgeknepen door voornoemde riem (krachtig) aan te trekken/snoeren om de keel van die [slachtoffer A] en/of
-meermalen, althans eenmaal, met (kracht) met een (grote) steen/kei, althans een hard en/of zwaar voorwerp op/tegen het hoofd geslagen, althans voornoemde steen/kei, althans voornoemd hard en/of zwaar voorwerp (met kracht) naar/tegen het hoofd van die [slachtoffer A] gegooid/geworpen en/of
-meermalen, althans eenmaal, met een stanleymes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de hals/keel gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2011 te Silvolde tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel((een) gebroken hand(en) en/of (diepe) sneeën/krassen in het gezicht en/of een barst/breuk in de schedelen/of een snee in de hals/keel), heeft/hebben toegebracht, door deze opzettelijk
-meermalen, althans eenmaal, met een Stanleymes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht en/of de hals/keel te snijden en/of krassen en/of
-meermalen, althans eenmaal, met een steen/kei, althans een hard/zwaar voorwerp op tegen het hoofd en/of de hand(en) te slaan, althans voornoemd voorwerp (met kracht) op/tegen het hoofd of de handen van die [slachtoffer A] te gooien/werpen;
en/of
hij op of omstreeks 16 januari 2011 te Silvolde, althans in de gemeente Oude IJsselstreek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A]
-meermalen, althans eenmaal, met een Stanleymes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht en/of de hals/keel te snijden en/of krassen en/of
-meermalen, althans eenmaal, met een steen/kei, althans een hard/zwaar voorwerp op tegen het hoofd en/of de hand(en) te slaan, althans voornoemd voorwerp (met kracht) op/tegen het hoofd of de handen van die [slachtoffer A] te gooien/werpen
-meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) in/op het gezicht, althans op tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam heeft/hebben gestompt/geslagen en/of
-meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) op tegen de zijkant van het (boven) lichaam en/of het (linker)bovenbeen heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
-meerdere malen, althans eenmaal, heeft/ hebben getracht die [slachtoffer A] vast te
binden, waardoor voornoemde [slachtoffer A] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
Artikel 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 16 januari 2011 te Silvolde, althans in de gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte van een bankpasje (teneinde geld te kunnen
pinnen), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en /of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin beston(en)dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), die [slachtoffer A]
-meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op het gezicht, althans op tegen het hoofd, heeft/hebben gestompt/geslagen en/of
-meermalen, althans eenmaal, met kracht die keel heeft/hebben dichtgeknepen/dichtgedrukt (gehouden) en/of
-meerdere, althans (een) Stanleymes(sen) heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer A] heeft gezegd dat hij ([slachtoffer A]) hem/hen mee moest naar buiten en/of
-meermalen, althans eenmaal, met een Stanleymes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht heeft/hebben gesneden en/of gekrast en/of
-(vervolgens) meermalen, althans eenmaal, om zijn ([slachtoffer A]) bankpasje vroeg(en) en/of
-met een (leren) riem met zijn hand(en) heeft/hebben vastgebonden aan speeltoestellen en/of een boom en/of
-een (leren) riem om de nek heeft/hebben aangetrokken/ aangesnoerd (gehouden) en/of (vervolgens) zeggen/roepen/overleggen met zijn mededader(s) "dan zijn we van hem af" en/of
meermalen, althans eenmaal, (met) een (grote) steen op tegen het hoofd/lichaam, althans de hand(en) gooien/werpen/slaan en/of
-meermalen, althans eenmaal, met een Stanleymes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, in de keel/hals heeft/hebben gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 16 januari 2011 te Silvolde, althans in de gemeente Oude IJsselstreek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bakpasje, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke
poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachten en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer A]
-meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op het gezicht, althans op tegen het hoofd, heeft/hebben gestompt/geslagen en/of
-meermalen, althans eenmaal, met kracht die keel heeft/hebben dichtgeknepen/dichtgedrukt (gehouden) en/of
-meerdere, althans (een) Stanleymes(sen) heeft/hebben getoond en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer A] heeft gezegd dat hij ([slachtoffer A]) hem/hen mee moest naar buiten en/of
-meermalen, althans eenmaal, met een Stanleymes, althans een scherp en of puntig voorwerp, in het gezicht heeft/hebben gesneden en/of gekrast en/of
-(vervolgens) meermalen, althans eenmaal, om zijn ([slachtoffer A]) bankpasje vroeg(en) en/of
-met een (leren) riem met zijn hand(en) heeft/hebben vastgebonden aan speeltoestellen en/of een boom en/of
-een (leren) riem om de nek heeft/hebben aangetrokken/ aangesnoerd (gehouden) en/of (vervolgens) zeggen/roepen/overleggen met zijn mededader(s) "dan zijn we van hem af" en/of
-meermalen, althans eenmaal, (met) een (grote) steen op/tegen het hoofd/lichaam, althans de hand(en), gooien/werpen/slaan en/of
-meermalen, althans eenmaal, met een Stanleymes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de keel/hals heeft/hebben gesneden;
artikel 47 wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 16 januari 2011 te Silvolde, althans in de gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in een (beneden)woning (gelegen aan de [adres]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (de vlam van meerdere, althans een, aansteker(s)), in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met de gordijnen en/of (overige) inboedel van voornoemde woning,
althans met (een) brandbare (vloei)stof(fen), ten gevolge waarvan die gordijnen en/of (een deel van) de (overige) inboedel van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inventaris van die woning en/of belendende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer (mede) bewoner(s) van het
huizenblok met boven en benedenwoningen/appartementencomplex gelegen aan dat
[adres], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander of anderen te duchten was.
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Geldigheid van de dagvaarding
De raadsman van verdachte heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat de dagvaarding voor wat betreft de feiten 1 en 2 partieel nietig dient te worden verklaard. De dagvaarding bevat namelijk innerlijke tegenstrijdigheden, die maken dat het voor verdachte onduidelijk is wat hem wordt verweten. Zo zijn de feitelijke handelingen “in keel snijden” en “met steen op hoofd slaan” twee keer, cumulatief tenlastegelegd, hetgeen ontoelaatbaar is. Als namelijk aan de bewijsvraag zou worden toegekomen, zou een bewezenverklaring kunnen volgen voor zowel een poging doodslag als een zware mishandeling, ten aanzien van dezelfde feitelijke handelingen, maar dan anders gekwalificeerd, zonder dat de betrokken strafbepalingen een ander belang beogen te beschermen, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt.
De vraag is of de tenlastelegging met betrekking tot de feiten 1 en 2 aan duidelijkheid zodanig te wensen over laat, dat deze (partieel) nietig moet worden verklaard. Eén van de in artikel 261 van Wetboek van Strafvordering (Sv.) gestelde eisen is immers dat een tenlastelegging een voldoende geconcretiseerde omschrijving geeft van de feiten die aan een verdachte ten laste worden gelegd, zodat de rechter op basis van de tenlastelegging weet wat hij moet onderzoeken en het een verdachte voldoende duidelijk is waarvan hij wordt beschuldigd. Vooropgesteld wordt dat een tenlastelegging daarbij moet worden beschouwd in samenhang met het daaraan ten grondslag liggende dossier.
Zowel in feit 1 als in feit 2 is opgenomen – kort gezegd – het verwijt dat verdachte aangever met een stanleymes in de hals/keel heeft gesneden, alsmede het verwijt dat verdachte aangever met een steen/kei op het hoofd heeft geslagen. In feit 1 (primair) is één en ander beide als een poging doodslag (in vereniging) tenlastegelegd en in feit 2 beide als een voltooide zware mishandeling (in vereniging). De wijze waarop de onderhavige tenlastelegging is geredigeerd, is naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig dat er daardoor een onduidelijke tenlastelegging is ontstaan. Verdachte en zijn raadsman hebben in het vervolg van de behandeling, na voering van het preliminaire verweer, ook geen moment de indruk gewekt dat het niet duidelijk was welke verwijten aan verdachte werden gemaakt. Voorts geldt dat de enkele omstandigheid dat een bepaalde feitelijke handeling in dezelfde tenlastelegging in twee afzonderlijke feiten is opgenomen, niet zonder meer partiële nietigheid van die tenlastelegging met zich mee brengt. Voor deze situatie is immers artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) geschreven.
Voor zover de raadsman nog heeft bedoeld te stellen dat er bij feit 2 sprake is van een tweede vervolging voor hetzelfde feit, hetgeen om die reden (partiële) nietigheid van de dagvaarding zou opleveren, dan faalt het verweer eveneens. Van een tweede vervolging, waarbij de raadsman kennelijk doelt op artikel 68 Sr., is nog geen sprake, nu het feit nog niet onherroepelijk is afgedaan. Dit overigens nog daargelaten dat artikel 68 Sr. betrekking heeft op de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en niet ook op de geldigheid van een tenlastelegging.
Concluderend is naar het oordeel van de rechtbank de tenlastelegging, in samenhang met het dossier, voldoende duidelijk en voldoet deze aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, zodat verdachte voldoende duidelijk is wat hem verweten wordt. Het verweer wordt verworpen.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 16 januari 2011 omstreeks 05.40 uur werd door de meldkamer Oost Nederland gemeld dat er brand was in een woning aan de [adres] te Silvolde. Verbalisanten zijn ter plaatse gegaan en hebben een onderzoek ingesteld. De verbalisanten werden geroepen door twee brandweermannen die een man bij zich hadden met een erg bebloed gezicht. Zij hadden deze man aangetroffen op een parkeerplaats in de buurt van de woning. Uit een eerste gesprek met de man bleek dat hij was overvallen. De man zei dat hij de namen van die personen niet kon vertellen, omdat zij hem anders zouden vermoorden. Wat later noemde hij de voornamen van personen die bij hem op bezoek waren geweest. De man heeft vervolgens aangifte gedaan. Er is onderzoek ingesteld, ondermeer naar de identiteit van de personen. Verdachte en de mogelijke medeverdachten zijn nog die zelfde dag aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 cumulatief ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen uitvoerig toegelicht en opgesomd.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft zij gevorderd dat verdachte vrijgesproken dient te worden, aangezien niet bewezen kan worden dat verdachte en/of zijn medeverdachten van aangever zijn bankpas hebben willen stelen, al dan niet met geweld.
Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie eveneens vrijspraak gevorderd, nu geen bewijsmiddelen voorhanden zijn, die maken dat verdachte als medepleger van de betreffende brandstichting kan worden beschouwd.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde gesteld dat er geen sprake is geweest van een poging tot doodslag. Onvoldoende duidelijk is dat de verschillende geweldshandelingen de aanmerkelijke kans op de dood in het leven hebben geroepen.
Uit de letselverklaring blijkt niet van (ernstig) hoofdletsel dat past bij zodanig grof geweld dan het een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Daarnaast blijkt onvoldoende dat met zoveel kracht en zo diep is gesneden dat levensgevaarlijke bloedingen aan de hals zouden kunnen ontstaan. Met betrekking tot het snijletsel is bovendien door de arts verklaard dat niet duidelijk is of littekens achter zullen blijven.
Ten aanzien van feit 2 geldt het volgende. Er is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel. Uit de letselverklaring blijkt immers niet of de hand van aangever gebroken is, althans dat is niet duidelijk. Er blijkt voorts niet dat er sprake is van een schedelbarst of –breuk. Ten aanzien van de sneeën in de hals en het gezicht geldt dat onvoldoende duidelijkheid is over (volledige) genezing en de duur van dat proces.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman – onder meer –
aangevoerd dat verdachte alleen dan als medepleger kan worden aangemerkt als hij op zijn minst de wetenschap had dat het opzet van [verdachte A] mede was gericht op het verkrijgen van het bankpasje van het slachtoffer. Dit is niet gebleken, zodat er voor het onder 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de raadsman, onder verwijzing naar andere uitspraken, aangevoerd dat verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht. Bovendien is niet duidelijk of verdachte op de hoogte was van het plan van [verdachte A] en [verdachte C] om de woning van [slachtoffer A] in brand te steken. Ook al was verdachte daarvan op de hoogte, dan kan geen veroordeling voor medeplegen van brandstichting volgen, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 3 en 4:
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 3 primair en subsidiair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 geldt daarbij dat hoewel aangever heeft verklaard dat verdachte en zijn medeverdachten hem hebben gedwongen tot afgifte van zijn bankpas, de aangifte op dit onderdeel niet door enig ander bewijsmiddel ondersteund.
Ten aanzien van feit 4 geldt daartoe het volgende. Verdachte ontkent bij de brandstichting betrokken te zijn geweest. Uit de zich in het dossier bevindende verklaringen kan worden opgemaakt dat de twee medeverdachten het plan hebben opgevat om brand te stichten in de woning van aangever en dat zij hun plan ook hebben uitgevoerd. Er is geen bewijsmiddel voorhanden dat uitwijst dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de brandstichting.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
De verklaringen van de aangever [slachtoffer A]
[slachtoffer A] heeft aangifte2 gedaan. Vervolgens heeft hij nog een aantal keren aanvullende verklaringen afgelegd3. Uit die aangifte en zijn verklaringen komt, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren.
Op 16 januari 2011 kwamen [verdachte A], [verdachte C] en [verdachte B] om ongeveer 04.00 uur in zijn woning aan de [adres] te Silvolde, de onderwoning van een appartementencomplex. [verdachte C] en [verdachte B] waren erg opgefokt. In zijn slaapkamer heeft [verdachte A] hem een aantal harde klappen in het gezicht gegeven. Het kwam hard aan en het was pijnlijk. Daarna zijn zij met zijn allen naar buiten gegaan. Hij wilde niet mee, maar hij moest mee. [verdachte A] wilde hem met een mes gaan snijden en [verdachte B] en [verdachte C] vonden dat een goed idee. Bij het verlaten van de woning hebben [verdachte A] en [verdachte B] ieder een stanleymes uit de keukenla meegenomen. [verdachte B] heeft een riem van een tas gehaald en hem die riem om de hals gedaan, zodat hij hen als een hondje moest volgen. Hij is ook met een mes bedreigd dat hij mee moest lopen. Bij een speeltuintje heeft [verdachte B] geprobeerd hem vast te binden en heeft [verdachte A] hem meerdere keren met een stanleymes in het gezicht gesneden. Hij was bang dat zij hem dood zouden maken. Nadat zij waren verder gelopen, hebben zij geprobeerd hem met de riem aan een boom vast te binden. Toen dat niet lukte, heeft [verdachte B] hem de riem om de hals gedaan en de riem aangetrokken. Hij kon wel ademen, maar het deed wel pijn. De anderen stookten elkaar op en bedachten van alles om hem wat aan te doen. Er werd gezegd: dan zijn we van hem af. Op een gegeven moment is hij met iets hards geslagen waardoor hij op de grond is gevallen. [verdachte C] wilde hem een steen op het hoofd gooien. Hij heeft geprobeerd de steen af te weren, maar kreeg deze toch tegen het hoofd. Terwijl hij op de grond lag, heeft [verdachte B] hem tegen het linker bovenbeen geschopt en in de linkerzij getrapt. [verdachte A] heeft hem vervolgens met het stanleymes in de keel gesneden en in het gezicht gesneden, terwijl [verdachte B] en [verdachte C] hem aan de armen vasthielden. Hij was bang dat hem de keel doorgesneden zou worden. Hij heeft daarom geprobeerd te vluchten en het lukte hem weg te rennen. Toen hij bij zijn woning kwam, zag hij de brandweer. De woning stond in brand. Hij wist direct dat [verdachte B], [verdachte A] en [verdachte C] daar verantwoordelijk voor waren. In het bos had hij hen daar al over horen praten dat zij dat van plan waren. Hij hoorde dat zij er in het bos over hadden om hem dood te maken. Hij heeft hen meerdere keren gevraagd op te houden, maar zij gingen gewoon door, aldus aangever.
Bevindingen betreffende het letsel van de aangever
Uit de medische verklaring d.d. 21 januari 2011 van de arts van het ziekenhuis4 blijkt dat er onder meer het volgende letsel is waargenomen:
- verwondingen aan het hoofd, neusrug en aangezicht;
- fracturen van de linkerhand;
- neusfractuur;
- hersenschudding.
Omtrent het letsel van aangever [slachtoffer A] is voorts een letselverklaring opgemaakt door een arts forensische geneeskunde, verbonden aan de GGD Gelre-IJssel5. Daaruit komen onder meer de volgende bevindingen naar voren:
- (Foto 1): rode verkleuring op zijn rechter bovenarm en de paars-rode verkleuring rond het rechter oog;
- (Foto 2): vanaf 1 centimeter boven de linker wenkbrauw loopt over een lengte van 4 centimeter een rode streepvormige verkleuring. Vanaf het rechter bovenooglid tot over de neusrug, lopend tot in de linker wenkbrauw, is een rode lijn zichtbaar. De huid is onderbroken. Deze huidonderbreking is centraal op de neusrug en 1 centimeter naar links, gehecht. Voor beide ogen geldt dat het onderooglid gezwollen is en oranje-paars verkleurd. Op het rechter jukbeen loopt de paarse verkleuring aan de onderzijde uit in grijs-groen. Het bovenooglid is eveneens gezwollen en donkerrood-paars gekleurd. Op de linker neusvleugel zijn twee streepvormige rode verkleuringen zichtbaar. Een lijn loopt vanaf het linker neusgat naar boven op de neusvleugel en is 1 centimeter lang. Vervolgens een onderbreking van 0,5 centimeter en het tweede deel loopt vanaf de neusrug naar de binnenste linker ooghoek en is 1,5 centimeter lang. De neusrug is gezwollen en geel verkleurd;
- (Foto 3): vanaf de linker mondhoek is, over een lengte van 12 centimeter, een rode streepvormige verkleuring zichtbaar die doorloopt over de linker wang tot aan het oor. Vanaf 2 centimeter onder het linker oog loopt een rode lijn-vormige verkleuring over 7 centimeter over de wang richting slaap. Halverwege is de huid over 1 centimeter naar beneden onderbroken en is donker-roodblauw gekleurd. Vanuit dit uiteinde lopen 2 rode lijnen naar links en rechts schuin omhoog en vormen zo een driehoek met de lijn vanaf onder het linker oog. Boven deze lijn zijn op 3, 3,5, en 6 centimeter rode strepen zichtbaar met alle 3 een voor-achter richting. Drie centimeter voor het linker oor, op de haargrens, is over 4 centimeter een zwarte verkleuring zichtbaar welke op de huid zit;
- (Foto 4): vanaf 2 centimeter onder de onderlip loopt een rode streepvormige lijn horizontaal over 7 centimeter richting het oor. Vanaf 4 centimeter onder de kin, in het midden van de hals, loopt een iets gezwollen streep over 4,5 centimeter horizontaal over de huid. Over de hele lijn is korstvorming zichtbaar en van binnen naar buiten is de huid eerst onderbroken en geel-rood gekleurd, vervolgens donkerrood en daarna lichtrood gekleurd. De huid aan weerszijden van de lijn is wat gezwollen en lichtrood gekleurd;
- (Foto 6): op de behaarde hoofdhuid, op het midden van het hoofd, is de huid onderbroken over een lengte van 1 centimeter. Het weefsel is lichtrood gekleurd;
- (Foto 7): rond de hals is een vage blauwe bandvormige verkleuring zichtbaar vanaf het kuiltje boven het borstbeen aan de voorzijde tot aan de rechter haargrens in de nek (foto 8). De nek zelf is huidkleurig en de blauwe verkleuring begint weer aan de buitenzijde links in de nek (foto 8) en loopt links in de hals weer naar de voorzijde (foto 9). Centraal aan de voorzijde is de verkleuring breed uitlopend en vaag begrensd (foto 10);
- (Foto 13): de rechterhand zit in het verband waarbij het uiteinde van het verband lichtoranje gekleurd is. Om het laatste gewricht van de ringvinger en op het middelste en laatste gewricht van de middelvinger, is de huid blauw-grijs gekleurd. Vlak onder het verband is een donkerrode verkleuring zichtbaar van 1 bij 0,5 centimeter.
Beoordeling:
De beschreven verwondingen kunnen goed passen bij recent toegebracht letsel; het verband dat verkleurd is, de huid die op diverse plaatsen gezwollen is en de roodheid van de strepen wat past bij een ontstekingsreactie als herstelmechanisme van het lichaam.
De rode strepen links in het gezicht en in de hals en op de kin kunnen passen bij het verhaal van meneer dat de verwondingen zijn toegebracht met een stanleymes. De lijnen zijn scherp, niet rafelig met een lichte ontstekingsreactie erom heen. De genezing zal 4-6 weken duren en het is niet mogelijk om te zeggen of er wel of geen littekens zullen blijven bestaan. Mocht dit wel zo zijn dan zal dat in het gelaat ontsierend zijn en direct zichtbaar voor degenen in zijn buurt. De blauwe verkleuring in hals/nek is een bloeduitstorting die kan passen bij grote druk rond de hals waarbij de nek is ontzien. De d-vormige uitsparing rechts en de scherp verkleuring links hoog op de borstkas laten zeer waarschijnlijk de afdruk van een voorwerp zien. De letsel van ogen en arm passen bij bloeduitstortingen zoals vaak gezien wordt na een stomp. De handen zijn gekneusd en zitten in het verband. Hoewel over de littekens geen uitspraak gedaan kan worden, is het redelijk te verwachten dat alle letsels goed zullen genezen en dat dat geen beperkingen tot gevolg zal hebben.
De rechtbank zal ook de schriftelijke slachtofferverklaring ex artikel 344, eerste lid en onder 5 Sv. voor het bewijs bezigen6. Uit die verklaring7, die op 9 mei 2011 is opgesteld, blijkt dat, deels in aanvulling op bovenvermelde bevindingen betreffende het letsel, het middenhandsbeentje van aangever gebroken is geweest, waarvoor hij ook is geopereerd. Voorts is de neus van aangever gebroken geweest. Na een opname van drie dagen in het ziekenhuis heeft aangever voorts een maand doorgebracht op de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis. Op het hoofd van aangever bevinden zich kale plekken op de plaatsen waar de wonden zaten, terwijl er zich op het gezicht meerdere littekens bevinden en in de hals ook een groot litteken.
De verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten
De verdachte heeft ter terechtzitting van 11 oktober 2011 verklaard8 dat er op 16 januari 2011 iets verschrikkelijks is gebeurd waar hij bij is geweest. Hij heeft verklaard dat hij twee of drie “stoten” aan [slachtoffer A] heeft uitgedeeld. Bij woning van [slachtoffer A] heeft hij een sjaal om diens nek gedaan en heeft hij hem meegenomen als een hondje. Terwijl zij liepen heeft hij een paar keer aan de sjaal getrokken, waardoor [slachtoffer A] stil kwam te staan. Het zou kunnen dat daardoor letsel bij [slachtoffer A] is ontstaan. [verdachte A] heeft een paar keer met een mes over het gezicht van [slachtoffer A] gehaald. Ook hebben zij geprobeerd [slachtoffer A] aan een boom vast te binden. Ook heeft hij [slachtoffer A] getrapt. De sfeer waarin dit gebeurde, was geen vriendelijke sfeer. Hij heeft gezien dat [verdachte A] [slachtoffer A] met een mes snijwonden heeft toegebracht. Hij hoorde [slachtoffer A] toen schreeuwen. Ook heeft hij gezien dat [verdachte A] [slachtoffer A] met een baksteen sloeg.
Verdachte heeft ook bij de politie meerdere verklaringen9 afgelegd. Uit die verklaringen komt, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren. Hij is op 16 januari 2011 om 04.00 uur met [verdachte A] en [verdachte C] naar de woning van [slachtoffer A] gegaan. [verdachte A] sloeg [slachtoffer A] een aantal keren met flinke kracht tussen zijn wenkbrauw en zijn linker oog. [slachtoffer A] is vervolgens onder dwang mee naar buiten genomen. Ook heeft hij de sjaal met een lus om de nek gedaan en tijdens het lopen een paar keer keihard naar achteren getrokken. Het hoofd van [slachtoffer A] ging daarbij naar achteren en hij viel op de grond. Op de eerste plek waar zij zijn gestopt heeft iedereen [slachtoffer A] geslagen. Hijzelf heeft [slachtoffer A] meerdere harde klappen in het gezicht gegeven. [verdachte A] is meerdere keren met een mes over het gezicht van [slachtoffer A] gegaan. Hijzelf heeft geprobeerd [slachtoffer A] met een sjaal vast te binden. [verdachte A] heeft [slachtoffer A] met een baksteen zeker twee keer geslagen, boven op het hoofd. [slachtoffer A] probeerde de klappen tegen te houden, maar werd op zijn handen en hoofd geraakt. De steen ketste terug. Hij heeft [slachtoffer A] een aantal keren geschopt toen deze op de grond lag. Hij heeft hem in de linkerzij en op het linker bovenbeen geraakt. [verdachte A] heeft in het begin al gezegd: “laten wij hem afmaken”, zodat [slachtoffer A] hen niet bij de politie zou aangeven. Zowel hij als [verdachte C] hebben niet ingegrepen. Zij wilden van [slachtoffer A] af zijn, een einde aan hem maken zodat hij niet naar de politie zou gaan. Met een einde aan hem maken bedoelt hij: dood maken. [verdachte A] wilde [slachtoffer A] dood maken. Hijzelf heeft er niets aan gedaan om [verdachte A] tegen te houden, aldus verdachte.
Bij de politie heeft de verdachte [verdachte A] meerdere verklaringen10 afgelegd. Uit die verklaringen van verdachte komt, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren. In de woning heeft hij [slachtoffer A] meerdere klappen gegeven. Vervolgens zij zijn naar buiten gegaan, waarbij [verdachte B] een riem om de nek van [slachtoffer A] heeft gedaan. Iedereen heeft [slachtoffer A] een keer met een steen tegen het hoofd gegooid of geslagen. Hij heeft zelf meerdere keren met de steen geslagen. [slachtoffer A] is ook met de messen aangevallen in zijn gezicht. Op een gegeven moment leek het of hij dood was. Tussendoor heeft hij meerdere klappen van iedereen gehad. Toen [verdachte B] een riem bij [slachtoffer A] om de nek deed viel [slachtoffer A] even weg, aldus [verdachte A].
[verdachte C] heeft bij de politie meerdere verklaringen11 afgelegd. Uit die ver klaringen komt, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren. Hij is op 16 januari 2011 om 04.00 uur met [verdachte A] en [verdachte B] naar de woning van [slachtoffer A] gegaan. [verdachte A] was agressief en heeft [slachtoffer A] een aantal keren geslagen. [verdachte A] wilde met [slachtoffer A] gaan lopen. Hij heeft vooraf in de woning gehoord dat [verdachte A] zei dat hij [slachtoffer A] koud wilde maken. Hijzelf wist wat er ging gebeuren en is meegegaan. [slachtoffer A] wilde niet mee, maar moest van [verdachte A] mee. Bij het verlaten van de woning heeft [verdachte A] een stanleymes meegenomen. [slachtoffer A] werd door hen drieën gedwongen mee te lopen. [verdachte B] heeft hem een riempje om de nek gedaan. [verdachte A] sloeg [slachtoffer A] in het gezicht en sneed hem met een mes in het gezicht. Nadat zij verder waren gelopen heeft [verdachte A] nog een aantal keren met het mes in het gezicht van [slachtoffer A] gesneden. Hij zette [slachtoffer A] tegen een boom. Hij en [verdachte B] hebben [slachtoffer A] vastgehouden, zodat [verdachte A] kon doorgaan met wat hij deed. [verdachte A] duwde het hoofd van [slachtoffer A] omhoog en zette het mes op de keel van [slachtoffer A]. Vervolgens wilde [verdachte A] [slachtoffer A] knock-out slaan. Terwijl [slachtoffer A] werd vastgehouden sloeg [verdachte A] hem een aantal keren met een steen op het hoofd. Hij heeft die steen aan [verdachte A] gegeven. [slachtoffer A] lag op de grond en bewoog niet meer. [verdachte B] heeft geprobeerd [slachtoffer A] vast te binden met een riem om zijn nek, aldus [verdachte C].
Samenvattende overwegingen van de rechtbank
Uit voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd, kan worden opgemaakt dat op 16 januari 2011:
- een riem om de keel van [slachtoffer A] is gedaan en dat deze met kracht is aangetrokken;
- [slachtoffer A] meerdere keren met kracht met een steen/kei op het hoofd is geslagen en dat er meerdere keren met kracht een steen /kei naar [slachtoffer A] is gegooid/geworpen, die hij heeft geprobeerd af te weren;
- [slachtoffer A] meerdere keren met een stanleymes in het gezicht en één maal met een stanleymes in de hals is gesneden;
- [slachtoffer A] meerdere keren met kracht in het gezicht en op het bovenlichaam is gestompt en/of geslagen;
- [slachtoffer A] meerdere keren met kracht tegen de zijkant van het bovenlichaam en het linker bovenbeen is geschopt en/of getrapt
- meerdere keren is geprobeerd [slachtoffer A] vast te binden;
waardoor [slachtoffer A] het bij hem vastgestelde letsel heeft opgelopen.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring kan worden opgemaakt, dat ruim drie maanden na het gebeurde delen van het letsel, alsmede de littekens op het gezicht en in de hals nog goed zichtbaar zijn.
Aan de verklaring van verdachte dat hij aangever (slechts) een gewone sjaal om diens nek heeft gedaan, en geen leren riem, hecht de rechtbank gelet op de voor verdachte op dit punt belastende verklaringen van aangever en de medeverdachten volstrekt geen geloof.
De rechtbank is van oordeel dat de aard van het handelen van verdachte en zijn medeverdachten redelijkerwijs geen andere conclusie toelaat dan dat zij zich ten minste willens en wetens hebben blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer ten gevolge hiervan zou komen te overlijden. Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen bij feit 1 onder ieder afzonderlijk gedachtestreepje vermelde en toegepaste geweld op zich al voldoende voor aanname van een poging tot doodslag, en des te sterker geldt dit wanneer de geweldshandelingen tezamen worden genomen. Het is algemeen bekend dat het menselijk hoofd erg kwetsbaar is en het met een steen/kei hard slaan daarop al snel kan leiden tot ernstige schade, met als gevolg het overlijden. Dit geldt ook voor het snijden met een mes in de hals en het met kracht aantrekken van een riem om een keel. Het is ook algemeen bekend dat in de nek en hals belangrijke en veel dicht aan de oppervlakte liggende (slag)aderen liggen en dat hier ook de luchtweg dicht aan de oppervlakte ligt, waarvan beschadiging/snoeren snel kan leiden tot ernstige schade (doodbloeden/stikken), met als gevolg het overlijden.
Er zijn geen bewijsmiddelen voorhanden waaruit blijkt dat het slachtoffer een barst of breuk in zijn schedel heeft opgelopen. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van het onder 2 ten laste gelegde feit vrijspreken. De overige letsels zijn op zich en in samenhang gezien, naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 primair en 2 cumulatief ten laste gelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden. Ook is zij van oordeel dat er ten aanzien van die feiten sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, aangezien hetzelfde feitelijke handelen van feit 1 tevens (deels) de onder 2 bewezen verklaarde feiten oplevert.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 16 januari 2011 te Silvolde, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer A]
-met een (leren) riem de keel hebben dichtgeknepen door voornoemde riem krachtig aan te trekken/snoeren om de keel van die [slachtoffer A] en
-meermalen met kracht met een (grote) steen/kei op/tegen het hoofd hebben geslagen en
-met een stanleymes in de hals/keel hebben gesneden;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 16 januari 2011 te Silvolde tezamen en in vereniging met anderen, aan [slachtoffer A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, een gebroken hand en sneeën/krassen in het gezicht en een snee in de hals/keel), hebben toegebracht, door deze opzettelijk
-meermalen met een Stanleymes, in het gezicht te snijden en/of te krassen en eenmaal in de hals/keel te snijden en
-meermalen met een steen/kei tegen het hoofd en de handen te slaan, althans voornoemd voorwerp met kracht op/tegen het hoofd of de handen van die [slachtoffer A] te gooien/werpen;
en
hij op 16 januari 2011 te Silvolde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A]
- meermalen met een Stanleymes in het gezicht te snijden en/of te krassen en eenmaal in de hals/keel te snijden en
- meermalen met een steen/kei tegen het hoofd en de handen te slaan, althans voornoemd voorwerp met kracht op/tegen het hoofd of de handen van die [slachtoffer A] te gooien/werpen en
- meerdere malen met kracht in/op het gezicht en het (boven)lichaam hebben gestompt/geslagen en
- meerdere malen met kracht tegen de zijkant van het (boven)lichaam en het (linker)bovenbeen hebben geschopt en/of getrapt en
- meerdere malen hebben getracht die [slachtoffer A] vast te binden, waardoor voornoemde [slachtoffer A] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1. primair: medeplegen van poging tot doodslag;
in eendaadse samenloop gepleegd met:
2. medeplegen van zware mishandeling;
en
medeplegen van mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is multidisciplinaire rapportage opgemaakt door T. Schram, GZ-psycholoog, en D. Matser, kinder- en jeugdpsychiater, beiden verbonden aan Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim, d.d. 27 juni 2011.
De conclusie van de rapportage is dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis. In diagnostische zin is dit te omschrijven als afhankelijkheid van cannabis in gedwongen vroege remissie, misbruik van alcohol in gedwongen vroege remissie en misbruik van amfetamine in gedwongen remissie. Differentiaal diagnostisch gezien is er sprake van ADD dan wel een dysthyme stoornis. In diagnostische zin is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling, in de zin van een vertraging van zijn identiteitsontwikkeling. Ondanks zijn leeftijd imponeert verdachte als een niet uitgerijpte jongen die beschikt over een laag zelfbeeld en die beheerst wordt door onzekerheid, angst en sombere gevoelens. Hij beschikt over weinig copingsvaardigheden. Het is in diagnostische zin te omschrijven als een identiteitsprobleem. Daarnaast functioneert verdachte in cognitief opzicht op het grensvlak tussen benedengemiddeld en zwakbegaafd niveau. Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde delicten was hier ook sprake van, met dien verstande dat de afhankelijkheid van middelen en het misbruik van alcohol op dat moment niet in remissie waren. De invloed van een combinatie van middelen heeft versterkend gewerkt op het effect van de aanwezige stoornissen en op verdachtes’ cognitief functioneren. Het niet kunnen overzien wat er gebeurt, vanwege de laaggemiddelde tot aan zwakbegaafdheid grenzende verstandelijke vermogens, de verlaagde weerstand tegen groepsdruk en de intoxicatie van verschillende middelen zijn van grote invloed geweest. Op grond daarvan wordt geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Met de conclusie van deze rapportage kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Toepassing minderjarigen strafrecht
In voornoemde rapportage is voorts vermeld dat er argumenten zijn die aanleiding geven het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Gelet op de verstandelijke vermogens en verdachtes weinig uitgerijpte ego-ontwikkeling, wordt het meerderjarigenstrafrecht minder van toepassing geacht, ondanks de leeftijd van verdachte. Verdachte zou nog kunnen profiteren van een aanpak waarin pedagogische aspecten verankerd zijn, omdat hij nog volop in ontwikkeling is. Het gaat daarbij niet zozeer om gedragsverandering als gevolg van scheefgroei, als wel om gedragsverandering als gevolg van verdere ontwikkeling en aanleren van nieuwe vaardigheden.
Hoewel de verdachte ten tijde van het begaan van de hierboven tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten de leeftijd van achttien jaren reeds had bereikt, vindt de rechtbank - mede gelet op de inhoud van het over verdachte opgemaakte multidisciplinair rapport en het verhandelde ter terechtzitting - grond recht te doen overeenkomstig de bepalingen voor minderjarigen.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte – met toepassing van het minderjarigenstrafrecht - wordt veroordeeld tot de oplegging van de maximale jeugddetentie van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat aangever die nacht in een nachtmerrie heeft geleefd en doodsangsten heeft uitgestaan. Hij is zodanig ernstig toegetakeld door verdachte en zijn mededaders, dat dit tot zijn dood had kunnen leiden.
De raadsman heeft met betrekking tot de strafmaat aangevoerd dat de eis van de officier van justitie gelijk staat aan 36 maanden gevangenisstraf voor een volwassene, en daarmee veel te hoog. Hij heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, namelijk 9 maanden. Daarnaast zou er een voorwaardelijke straf opgelegd kunnen worden, waaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld kunnen worden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige en naar sadisme neigende feiten. Zij zijn in opgefokte stemming naar de woning van het slachtoffer [slachtoffer A] gegaan. Zij waren daar tot dan toe altijd welkom en [slachtoffer A] beschouwde hen als zijn vrienden. Zonder dat er enig motief is gebleken, hebben verdachte en zijn medeverdachten grof geweld tegen [slachtoffer A] gebruikt. Hij is in zijn woning een aantal keren hard geslagen en vervolgens onder dwang meegenomen naar buiten. Op diverse plekken in Silvolde hebben zij het slachtoffer toegetakeld. Het slachtoffer is meerdere keren hard met een steen geslagen, onder andere op zijn hoofd. Ook is zijn gezicht diverse keren met een stanleymes bewerkt en is er met een stanleymes een snijdende beweging door de hals gemaakt. [slachtoffer A] was bang dat hem de keel doorgesneden zou worden. Hij heeft diverse keren verzet geboden, maar is vastgehouden en ook is geprobeerd hem vast te binden met een riem. Toen dat een keer niet lukte, is die riem om zijn hals gedaan en hard aangetrokken. Ook is het slachtoffer meerdere keren hard geschopt en geslagen. In plaats van zich op enig moment van bezinnen en op te houden met hun handelen, hebben verdachte en zijn medeverdachten elkaar tijdens dat gebeuren verder opgefokt en tegen elkaar gezegd dat er een einde aan moest komen, waarmee bedoeld werd een einde aan het leven van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft gehoord dat dit meerdere keren is gezegd en hij heeft ook mede daarom doodsangsten uitgestaan. Hij heeft de verdachte en zijn medeverdachten verzocht op te houden, maar daar trokken zij zich niets van aan. Dat verdachte op enig moment kans heeft gezien te ontsnappen is zijn geluk geweest, waardoor hij het gebeurde heeft overleefd, althans dat is de stellige overtuiging van de rechtbank.
Het agressieve optreden van verdachte verdient zeer scherpe afkeuring. Dit wordt verdachte dan ook erg zwaar aangerekend en rechtvaardigt oplegging van een langdurige vrijheidsstraf, ondanks verdachtes nog jeugdige leeftijd.
Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat de rol van verdachte ten opzichte van die van medeverdachte [verdachte A] in het toepassen van het geweld wat kleiner is geweest. Niet uit te vlakken valt evenwel hierbij, dat verdachte niet alleen zelf geweld heeft toegepast, maar ook heeft gefaciliteerd dat [verdachte A] geweld kon uitoefenen.
Ook houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Over verdachte is een multidisciplinaire rapportage opgemaakt alsook rapportage door de reclassering. De reclassering heeft een plan van aanpak opgesteld dat meer is geënt op het volwassenenstrafrecht. De multidisciplinaire rapportage adviseert toepassing van het minderjarigenstrafrecht en de daarin opgenomen adviezen zijn daarop geënt.
Aangezien de rechtbank recht doet overeenkomstig de bepalingen voor strafrechtelijk minderjarigen, zal de rechtbank zich richten op de adviezen, opgenomen in de multidisciplinaire rapportage en de daarop nadien gekomen toelichting d.d. 23 december 2011. In die rapportages wordt ter voorkoming van recidive en om een zo gunstig mogelijke ontwikkeling te bevorderen gedacht aan een behandeling die is gericht op egoversterking, namelijk egoversterkende psychotherapie. GGNet kan een dergelijk aanbod realiseren. Daarnaast dient expliciet aandacht besteed te worden aan het middelengebruik, waarbij verdachte begeleiding moet krijgen om afhankelijkheid van middelen te voorkomen. Tactus beschikt over een forensische polikliniek waarin de geadviseerde behandelvormen aanwezig zijn en geboden kunnen worden.
De rechtbank zal dit advies opvolgen door een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden. Hoewel op zich de maximale jeugddetentie van twee jaren, zoals gevorderd door de officier van justitie, op zijn plaats zou zijn, komt de rechtbank tot een oplegging van een iets lagere straf, om aldus in het kader van een voorwaardelijk strafdeel oplegging van enkele bijzondere voorwaarden mogelijk te maken. Die voorwaarden maken dat verdachte enkele ambulante behandelingen dient te ondergaan. Daar zijn uiteindelijk zowel verdachte als de maatschappij meer bij gebaat, dan de enkele opsluiting van verdachte.
De rechtbank zal overeenkomstig artikel 77v Sr. adviseren de jeugddetentie ten uitvoer te leggen in een justitiële jeugdinrichting, ondanks de meerderjarigheid van verdachte. De officier van justitie heeft ter terechtzitting ook aangegeven zich hier bij de executie sterk voor te zullen maken. Binnen de jeugddetentie zijn, zoals verwoord in de nadere rapportage van de deskundigen, immers ook reeds enkele gedragsinterventies mogelijk.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.780,36 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van de schadedatum. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer A] met betrekking tot kosten in relatie tot de brandstichting niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer A] met betrekking de post “stortkosten en huur“ niet-ontvankelijk in diens vordering verklaren, aangezien deze kosten betrekking hebben op de brandstichting. Verdachte wordt van dit feit (4) vrijgesproken.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 3.248,-- en dit deel van de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering tot dit bedrag worden toegewezen. De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van de pleegdatum van de feiten, namelijk 16 januari 2011.
De benadeelde partij [woningstichting] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 33.7176,44 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, reeds nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van voornoemde benadeelde partij.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 36f, 45, 55, 63, 77a, 77c, 77g, 77h, 77i, 77v, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 287, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 primair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 cumulatief ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1. primair: medeplegen van poging tot doodslag;
in eendaadse samenloop gepleegd met:
2. medeplegen van zware mishandeling;
en
medeplegen van mishandeling;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
* adviseert dat de jeugddetentie ten uitvoer gelegd zal worden in een justitiële jeugdinrichting;
* bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens de (jeugd)reclassering, zolang als de reclassering zulks nodig oordeelt, ook als dat inhoudt dat veroordeelde een (egoversterkende psychotherapeutische) behandeling bij GGNet of een soortgelijke instelling dient te volgen en dat veroordeelde een behandeling bij de forensische polikliniek van Tactus of een soortgelijke instelling dient te volgen. Veroordeelde zal zich in dat geval ook houden aan de regels die door of namens de leiding van GGNet of soortgelijke instelling en door Tactus of soortgelijke instelling zullen worden gegeven. Veroordeelde dient zich binnen twee dagen volgend op zijn invrijheidstelling te melden bij (jeugd)reclassering te Doetinchem of Zutphen (afhankelijk van zijn woonplaats). Hierna moet veroordeelde zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden, zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres], van een bedrag van € 3.248,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2011, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer A] voor het overige niet-ontvankelijk in diens vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] een bedrag te betalen van € 3.248,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2011, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 (tweeënveertig) dagen jeugddetentie;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
* verklaart de benadeelde partij [woningstichting] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen, met veroordeling van deze benadeelde partij in de proceskosten door verdachte gemaakt, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Van der Hooft en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2012.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2011007118, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district/team recherche Achterhoek, gesloten en ondertekend op 8 maart 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], pag. 362-367
3 Processen-verbaal van verhoor van [slachtoffer A], pag. 400-415
4 Geneeskundige verklaring d.d. 21 januari 2011 van Dr. F.M. van Lammeren, chirurg, verbonden aan de Slingeland ziekenhuis te Doetinchem, pag. 374
5 Medische informatie van GGD Gelre-IJssel d.d. 17 februari 2011, pag. 377-399
6 Vgl. Hoge Raad 11 oktober 2011, NJ 2011, 558
7 Slachtofferverklaring van [slachtoffer A] d.d. 9 mei 2011
8 Proces-verbaal van de terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2011
9 Processen-verbaal van verhoor van [verdachte B], pag. 158-212
10 Processen-verbaal van verhoor van [verdachte A], pag. 48-101
11 Processen-verbaal van verhoor van [verdachte C], pag. 248-290