ECLI:NL:RBZUT:2012:BV1601

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/925041-11 en 06/925066-11 (gevoegd ter terechtzitting)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Lookeren Campagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van directielid van chemiebedrijf wegens overtredingen van milieuvergunningvoorschriften

In deze zaak heeft de economische politierechter van de Rechtbank Zutphen op 23 januari 2012 uitspraak gedaan tegen een directielid van een chemiebedrijf in Apeldoorn. De verdachte werd beschuldigd van het leidinggeven aan een bedrijf dat herhaaldelijk de voorschriften van de milieuvergunning overtrad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks herhaalde waarschuwingen van het gemeentebestuur, onvoldoende maatregelen had genomen om verdere overtredingen te voorkomen. De overtredingen betroffen onder andere de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals LPG-wisselreservoirs en natriumdithioniet, op een manier die in strijd was met de geldende vergunningvoorschriften. De rechtbank stelde vast dat het bedrijf een hardnekkige recidivist was en dat de verdachte als enig directielid verantwoordelijk was voor de naleving van de voorschriften.

De economische politierechter legde een geldboete op van €7.500,-, waarvan €2.500,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechter benadrukte het belang van zorgvuldigheid bij het werken met gevaarlijke stoffen en de noodzaak om milieuvergunningen strikt na te leven. De verdachte had een blanco strafblad en de rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de overtredingen waren begaan, maar vond dat de ernst van de overtredingen een stevige straf rechtvaardigde. De uitspraak is een duidelijke waarschuwing voor andere bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken en de noodzaak om milieuvoorschriften serieus te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
economische politierechter
parketnummers: 06/925041-11 en 06/925066-11 (gevoegd ter terechtzitting)
datum uitspraak: 23 januari 2012
(tegenspraak op grond van artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering/nip)
Raadsman: mr. Van Barneveld, advocaat te Arnhem.
VONNIS (verkort)
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962, plaats],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2012.
Ter terechtzitting gegeven beslissing
De economische politierechter zal op 23 januari 2012 om 13.30 uur schriftelijk vonnis wijzen.
Tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd (zie: cursief) is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
06/925041-11
verdachte op of omstreeks 5 april 2011, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en
in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet
opzettelijk, in strijd met een (of meer) voorschrift(en) van een
omgevingsvergunning heeft gehandeld dat betrekking had op activiteiten als
bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht, immers heeft verdachte toen aldaar
- in strijd met voorschrift 5.7.1 van de bij beslissing(en) van 16 juli 2008
en/of 25 mei 2010 door het college van burgemeester en wethouders van
Apeldoorn gewijzigde vergunning ingevolge de Wet milieubeheer 24 flessen (elk)
met 22 kilogram LPG-wisselreservoirs (elk) ADR klasse 2, opgeslagen in de
zoutloods en/of
- in strijd met voorschrift 5.7.1 van de bij beslissing(en) van 16 juli 2008
en/of 25 mei 2010 door het college van burgemeester en wethouders van
Apeldoorn gewijzigde vergunning ingevolge de Wet milieubeheer 34 drums,
althans een aantal drums, van/inhoudende 25 kg Natriumdithioniet, (elk) ADR
klasse 4, opgeslagen in de zoutloods en/of
- in strijd met voorschrift 5.1.1. onder b van de bij beslissing(en) van 16
juli 2008 en/of 25 mei 2010 door het college van burgemeester en wethouders
van Apeldoorn gewijzigde vergunning ingevolge de Wet milieubeheer niet
voldaan aan de verplichting de locaties 2a, 2b, 2c, 2d en de opslag van lege
emballage op een duidelijke wijze op het terrein te markeren met een rode of
groene belijning, zoals weergegeven op overzichtsfoto 2 bij/onder bedoeld
voorschrift 5.1.1. onder b;
art 2.3 ahf/sub a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
art 2.3 ahf/sub b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
ALTHANS[bedrijf] B.V. op of omstreeks 5 april 2011, in de gemeente
Apeldoorn, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
al dan niet opzettelijk, in strijd met een (of meer) voorschrift(en) van een
omgevingsvergunning heeft gehandeld dat betrekking had op activiteiten als
bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht, immers heeft/[bedrijf] B.V. en/of haar mededader(s) toen aldaar
- in strijd met voorschrift 5.7.1 van de bij beslissing(en) van 16 juli 2008
en/of 25 mei 2010 door het college van burgemeester en wethouders van
Apeldoorn gewijzigde vergunning ingevolge de Wet milieubeheer 24 flessen (elk)
met 22 kilogram LPG-wisselreservoirs (elk) ADR klasse 2, opgeslagen in de
zoutloods en/of
- in strijd met voorschrift 5.7.1 van de bij beslissing(en) van 16 juli 2008
en/of 25 mei 2010 door het college van burgemeester en wethouders van
Apeldoorn gewijzigde vergunning ingevolge de Wet milieubeheer 34 drums,
althans een aantal drums, van/inhoudende 25 kg Natriumdithioniet, (elk) ADR
klasse 4, opgeslagen in de zoutloods en/of
- in strijd met voorschrift 5.1.1. onder b van de bij beslissing(en) van 16
juli 2008 en/of 25 mei 2010 door het college van burgemeester en wethouders
van Apeldoorn gewijzigde vergunning ingevolge de Wet milieubeheer niet
voldaan aan de verplichting de locaties 2a, 2b, 2c, 2d en de opslag van lege
emballage op een duidelijke wijze op het terrein te markeren met een rode of
groene belijning, zoals weergegeven op overzichtsfoto 2 bij/onder bedoeld
voorschrift 5.1.1. onder b,
zulks terwijl zij, verdachte, aan deze verboden gedraging(en) feitelijke
leiding heeft gegeven en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
(art. 2.3 ahf/sub a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht i.v.m. art. 51
Wetboek van Strafrecht)
art 2.3 ahf/sub c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
06/925066-11
verdachte op of omstreeks 11 november 2011, althans in de maand november 2011,
in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen, al dan niet opzettelijk, handelingen als bedoeld in artikel 2,
eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien
van gevaarlijke stoffen en/of met vervoermiddelen, die zijn aangewezen
ingevolge artikel 3, onderdeel b van genoemde wet, anders dan met inachtneming
van de in dat onderdeel bedoelde regels, immers heeft verdachte toen aldaar -
zakelijk weergegeven - in strijd met Hoofdstuk 8.4 van het ADR (met daarin
voorschriften betreffende het toezicht op voertuigen) een vervoermiddel
(oplegger met het kenteken [kenteken]) waarin zich gevaarlijke stoffen ADR
klasse 5.1 bevonden, waaronder 250 zakken Oxiper UN 3378 en/of 7 vaten Oxyplus
UN 3149, geparkeerd/laten staan op de openbare weg Curacao of Saba ;
art 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen
ALTHANS[bedrijf] B.V. op of omstreeks 11 november 2011, althans in de
maand november 2011, in de gemeente Apeldoorn, al dan niet opzettelijk,
handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer
gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en/of
met vervoermiddelen, die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b van
genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde
regels, immers[bedrijf] B.V. toen aldaar - zakelijk
weergegeven - in strijd met Hoofdstuk 8.4 van het ADR (met daarin
voorschriften betreffende het toezicht op voertuigen) een vervoermiddel
(oplegger met het kenteken [kenteken]) waarin zich gevaarlijke stoffen ADR
klasse 5.1 bevonden, waaronder 250 zakken Oxiper UN 3378 en/of 7 vaten Oxyplus
UN 3149, geparkeerd/laten staan op de openbare weg Curacao of Saba,
zulks terwijl zij, verdachte, aan deze verboden gedraging(en) feitelijke
leiding heeft gegeven en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
(art. 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen jo. art. 51 Wetboek van Strafrecht)
art 4 Wet vervoer gevaarlijke stoffen
Verweer partiële nietigheid van de dagvaarding inzake 06/925041-11
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding met parketnummer 06/925041-11 onvoldoende duidelijk is en niet voldoet aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering aan een dagvaarding stelt. Onduidelijk is of de verdachte wordt verweten dat zij in strijd met de voorwaarden van de omgevingsvergunning of dat zij zonder geldige vergunning zou hebben gehandeld. Daarnaast blijkt uit de tenlastelegging niet in strijd met welke vergunning de verdachte gehandeld zou hebben: die van het besluit van 16 juli 2008 of die van het besluit 25 mei 2010.
Aan de verdachte is bij besluit van 9 juli 1997 door het bevoegde gezag een vergunning krachtens de Wet milieubeheer verleend. Ter bescherming van het milieu zijn daaraan voorschriften verbonden. Bij besluit van 16 juli 2008 zijn de vergunningvoorschriften geactualiseerd en bij besluit van 15 mei 2010 zijn de voorschriften gedeeltelijk aangepast. Sinds 1 oktober 2010 is een vergunning krachtens de Wet milieubeheer van rechtswege gelijkgesteld met een omgevingsvergunning in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Gezien de (ten tijde van de ten laste gelegde feiten) voor het in werking zijn van [bedrijf] geldende milieuvergunningvoorschriften en mede gelet op de inhoud van de (overige) processtukken, kan naar het oordeel van de economische politierechter niet worden gezegd dat de tenlastelegging onvoldoende duidelijk maakt wat de verdachte wordt verweten. Het verweer wordt daarom verworpen.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De milieu-inspectie van de gemeente Apeldoorn heeft controles op de naleving van (milieu)vergunningvoorschriften in de inrichting(en) van [bedrijf] uitgevoerd en daarbij proces-verbaal opgemaakt van de in de tenlasteleggingen weergegeven overtredingen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de aan die conclusie ten grondslag liggende bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de onderliggende processen-verbaal niet kan worden opgemaakt dat er sprake is geweest van het medeplegen van de tenlastegelegde verboden gedragingen. Dat de verdachte als gevolmachtigde van [bedrijf] in het handelsregister staat ingeschreven en bevoegd is om haar in rechte te vertegenwoordigen, is onvoldoende om van een voldoende bewuste en nauwe samenwerking te kunnen spreken en kan ook niet dienen als bewijs dat de verdachte opdracht heeft gegeven tot strafbare gedragingen van [bedrijf]. De raadsman heeft verder aangevoerd dat [bedrijf] niet opzettelijk heeft gehandeld. Men heeft gehandeld zoals men gewend was onder de oorspronkelijke vergunning, voordat diverse revisies plaatsvonden. Bij wijziging van de vergunningvoorschriften zijn op een aantal punten onnodige of onjuiste beperkingen in de bedrijfsactiviteiten aangebracht. De in de tenlastelegging vermelde ADR-klasse 2 LPG-wisselreservoirs zijn gasflessen met brandstof voor binnen de inrichting gebruikte vorkheftrucks. Ingevolge artikel 4.1 onder 6 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer is het voorhanden hebben daarvan voor dat doel toegestaan. Onder 6.2 van PGS 15 staat aangegeven dat er bovendien uitzonderingen gelden voor gasflessen met een gezamenlijke inhoud van niet meer dan 125 l en voor werkvoorraden gasflessen. De raadsman concludeert tot vrijspraak voor de opslag van dergelijke gasflessen nu in de tenlastelegging noch in het proces-verbaal het aantal liters is vermeld. Dezelfde conclusie geldt volgens de raadsman voor de tenlastegelegde opslag van stoffen van ADR-klasse 4.2. Volgens de bij besluit van 11 oktober 2011 gewijzigde vergunningvoorschriften is de opslag van ADR-klasse 4.2 stoffen inmiddels zodanig uitgebreid dat de destijds aangetroffen situatie nu is gelegaliseerd.
De economische politierechter is van oordeel dat het bewijs voor de verdachte als medepleger van de ten laste gelegde gedragingen, ontbreekt. In het dossier is geen bewijs voorhanden dat de verdachte de ten laste gelegde gedragingen zelf zou hebben verricht of daarbij dusdanig nauw en bewust met anderen zou hebben samengewerkt dat die gedragingen, ondanks het ontbreken van een gezamenlijke uitvoering, aan haar als medepleger zouden kunnen worden toegerekend. De verdachte dient daarom van het onder parketnummer 06/925041-11 primair tenlastegelegde en het onder parketnummer 06/925066-11 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Er is wel bewijs dat de verdachte, die de directie voert over [bedrijf] en die bekend was met de uitkomst van eerdere milieucontroles waarbij diverse (vergelijkbare) overtredingen waren geconstateerd, feitelijk leiding heeft gegeven aan bedoelde verboden gedragingen.
Naar het oordeel van de economische politierechter moet uitgegaan worden van de vergunningvoorschriften zoals die luidden ten tijde van de bewuste controles en van het onherroepelijk zijn van de besluiten waarbij die voorschriften aan het in werking zijn van verdachtes inrichting zijn verbonden. Aan de gestelde omstandigheid dat de huidige vergunningsvoorschriften ruimere mogelijkheden bieden voor de opslag van stoffen van ADR-klasse 4.2 kan daarom niet die betekenis worden verbonden die de raadsman eraan gehecht wil zien.
Het kan naar het oordeel van de economische politierechter redelijkerwijs niet anders, gezien het soortgelijk gewicht van het gas(mengsel) (van propaan en butaan) waarmee zij waren gevuld, dan dat de aangetroffen LPG-wisselreservoirs een gezamenlijke hoeveelheid van meer dan 125 l vertegenwoordigde. Het verweer over de uitzonderingen voor gasflessen met een dergelijke maximale gezamenlijke inhoud - voor zover de aangetroffen LPG-wisselreservoirs inderdaad alleen zijn gevuld met brandstof voor binnen de inrichting te gebruiken vorkheftrucks - kan daarom niet slagen. Bovendien staat in dezen vast dat de opslag van LPG-wisselreservoirs in de zoutloods niet overeenkomstig PGS 15 was uitgevoerd.
Bewezenverklaring1
Naar het oordeel van de economische politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zowel ten aanzien van parketnummer 06/925041-11 als ten aanzien van parketnummer 06/925066-11 het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
(parketnummer 06/92504[bedrijf] BV op 5 april 2011 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk in strijd met voorschriften van een omgevingsvergunning heeft gehandeld, dat betrekking had op activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, immers[bedrijf] BV toen aldaar:
- in strijd met voorschrift 5.7.1 van de bij beslissingen van 16 juli 2008 en 25 mei 2010 door het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn gewijzigde vergunning ingevolge de Wet milieubeheer 24 flessen elk met 22 kg LPG-wisselreservoirs, elk ADR-klasse 2, opgeslagen in de zoutloods en
- in strijd met voorschrift 5.7.1 van de bij beslissingen van 16 juli 2008 en 25 mei 2010 door het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn gewijzigde vergunning ingevolge de Wet milieubeheer 34 drums, van/inhoudende 25 kg natriumdithioniet, elk ADR-klasse 4, opgeslagen in de zoutloods en
- in strijd met voorschrift 5.1.1. onder b van de bij beslissingen van 16 juli 2008 en 25 mei 2010 door het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn gewijzigde vergunning ingevolge de Wet milieubeheer niet voldaan aan de verplichting de locaties 2a, 2b, 2c, 2d en de opslag van lege emballage op een duidelijke wijze op het terrein te markeren met een rode of groene belijning, zoals weergegeven op overzichtsfoto 2 bij/onder bedoeld voorschrift 5.1.1. onder b,
terwijl zij, de verdachte, aan deze verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven;
(parketnummer 06/92506[bedrijf] BV op 11 november 2011 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en met een vervoermiddel, die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b, van die wet, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels, immers[bedrijf] BV toen aldaar, zakelijk weergegeven, in strijd met hoofdstuk 8.4 van het ADR (met daarin voorschriften betreffende het toezicht op voertuigen) een vervoermiddel, een oplegger met het kenteken [kenteken], waarin zich gevaarlijke stoffen ADR-klasse 5.1 bevonden, waaronder 250 zakken Oxiper UN 3378 en 7 vaten Oxyplus UN 3149, geparkeerd laten staan op de openbare weg Curaçao of Saba, terwijl zij, de verdachte, aan deze verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
(parketnummer 06/925041-11)
het subsidiaire feit: Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.3, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, opzettelijk meermalen begaan door een rechtspersoon, terwijl zij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
(parketnummer 06/925066-11)
het subsidiaire feit: Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl zij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten wordt veroordeeld tot een geldboete van € 7.500,-, waarvan € 2.500,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft betoogd dat [bedrijf] en de verdachte zich hebben ingespannen om alle geconstateerde overtredingen zo spoedig mogelijk te verhelpen. [bedrijf] is een redelijk grote onderneming en het merendeel van de bedrijfsactiviteiten hebben betrekking op bulkopslag en op leveringen vanuit grote containers. De verdachte is first offender en zij is de afgelopen jaren met een aantal persoonlijke en zakelijke tegenslagen geconfronteerd, waaronder een onderzoek door de NMA betrekking hebbend op de periode vóór haar betrokkenheid bij de onderneming. Daarnaast hebben de plannen voor de nieuwbouw vertraging opgelopen door onvoorziene problemen met het bestemmingsplan. Het streven is nu om het bedrijf eind 2012 naar een geschiktere locatie te verplaatsen, waarbij de te bouwen loods en de opslag van stoffen geheel zullen voldoen aan alle redelijkerwijs te stellen eisen. Voor zover aan oplegging van straf wordt toegekomen, bepleit de raadsman de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
De economische politierechter heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de omstandigheden van de verdachte zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De economische politierechter heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. [bedrijf] werkt in haar inrichtingen met gevaarlijke en voor het milieu schadelijke stoffen. Vanwege de gevaren die aan het werken met dergelijke stoffen zijn verbonden moet bij die werkzaamheden uiterste zorgvuldigheid in acht nemen, wat betekent dat de milieuvergunningvoorschriften (strikt) nageleefd dienen te worden. Het niet naleven van die voorschriften kan voor personen gevaarlijke en voor het milieu schadelijke situaties doen ontstaan. In het oog springt dat de verdachte een oplegger met gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 5.1 zonder toezicht of voorzorgsmaatregelen op de openbare weg geparkeerd liet staan, welke situatie een gevaar voor mens en milieu in het leven heeft geroepen. De economische politierechter rekent het de verdachte aan dat zij als enig directielid van [bedrijf], terwijl zij door het gemeentebestuur voortdurend is gewezen op de overtredingen, kennelijk te weinig heeft ondernomen om verdere overtredingen te voorkomen. In het voordeel van de verdachte neemt de economische politierechter in aanmerking, dat zij een blanco strafblad heeft. De economische politierechter ziet al met al geen reden om van de door de officier van justitie geëiste geldboete af te wijken en zal de verdachte conform de eis veroordelen tot de na te melden straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 51, 57, en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
1a, 2, 6 van de Wet op de economische delicten;
2.1, 2.3 aanhef en onder a en b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
De economische politierechter:
* verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 06/925041-11 primair tenlastegelegde en het onder parketnummer 06/925066-11 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte hiervan vrij;
* verklaart bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 06/925041-11 subsidiair tenlastegelegde en het onder parketnummer 06/925066-11 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen wat de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
(parketnummer 06/925041-11)
het subsidiaire feit: Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.3 aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, opzettelijk meermalen begaan door een rechtspersoon, terwijl zij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
(parketnummer 06/925066-11)
het subsidiaire feit: Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl zij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen;
* verklaart de verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 7.500,- (vijfenzeventighonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 72 dagen hechtenis;
bepaalt, dat van deze geldboete een gedeelte groot € 2.500,- (vijfentwintighonderd euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Aldus gewezen door mr. Van Lookeren Campagne, economische politierechter, in tegenwoordigheid van De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2012.
Eindnoten
1 Ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 06/925041-11 wordt verwezen naar de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 0504119333, van de milieu-inspectie van de gemeente Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 4 mei 2011, en ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 06/925066-11 wordt verwezen naar de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummers 1111114656 en 1111119333, van de milieu-inspectie van de gemeente Apeldoorn, beide gesloten en ondertekend op 29 november 2011.