ECLI:NL:RBZUT:2012:BV1692

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940065-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Troost
  • A. Schuurman
  • J. Prisse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte voor poging tot tasjesroof en afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte uit Winterswijk. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, een leerstraf van 35 uur en een taakstraf van 120 uur. De veroordeling is het gevolg van meerdere strafbare feiten, waaronder een poging tot tasjesroof en afpersing in Oeding, Duitsland, en diefstal uit een cafetaria in Winterswijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 januari 2011 samen met anderen heeft geprobeerd een handtas van een slachtoffer te stelen, waarbij geweld is gebruikt. Daarnaast heeft hij op 17 en 20 oktober 2010 in Duitsland slachtoffers onder bedreiging met een mes gedwongen tot afgifte van geld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportage, waaruit blijkt dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het opleggen van de straf. De verdachte heeft zich in de schorsingsperiode goed gedragen en er is hulpverlening opgestart voor hem en zijn ouders. De rechtbank heeft de ouders van de verdachte ook veroordeeld tot schadevergoeding aan een benadeelde partij, in verband met de diefstal van frisdrank.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer voor jeugdzaken
Parketnummer: 06/940065-11
Uitspraak d.d.: 24 januari 2012
Tegenspraak /
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, geboortedatum]
wonende te [adres, plaats, Duitsland]
Raadsman mr. T. Geerdink te Enschede.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 10 januari 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij
op of omstreeks 18 januari 2011
in de gemeente Winterswijk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (hand)tas,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer G], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer G], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s),
althans alleen die [slachtoffer G] van achteren is/zijn genaderd en/of heeft/hebben
getracht die (hand)tas uit de hand(en) van die [slachtoffer G] te rukken en/of te
trekken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 1, pag. 1)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op of omstreeks 17 oktober 2010
te Oeding, Bondrepubliek Duitsland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffe[slachtoffer I] heeft gedwongen tot de afgifte
van Euro 20,--, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan die[slachtoffer I]] in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s) op korte afstand van die [slachtoffer I] is/zijn gaan staan en/of
bij die [slachtoffer I] een/twee mes(sen), althans scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en)
tegen de hals/keel heeft/hebben gedrukt/gezet, althans die [slachtoffer I] een/twee
mes(sen), althans scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond
en/of die [slachtoffer I] daarbij (in de Duitse taal) heeft/hebben toegevoegd: Geld,
geld, geld";
(incident 14, pag. 400)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij
op of omstreeks 20 oktober 2010
te Oeding, Bondsrepubliek Duitsland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte
van geld en/of goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer A] gevolgd
en/of de (fietsendrager van de) fiets van die [slachtoffer A] vastgepakt en/of is/zijn
verdachte en/of zijn mededader(s) op korte afstand voor/van die [slachtoffer A] gaan
staan en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer A] een
mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp getoond en/of die [slachtoffer A]
daarbij (in de Duitse taal) toegevoegd:"Geld, geld, geld",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 15, pag. 429)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 december 2010
tot en met 3 januari 2011
in de gemeente Winterswijk
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
cafetaria / viswinkel, althans een (bedrijfs)pand (op/aan de [adres])
heeft weggenomen tien, althans een of meer blikje(s)/fles(sen) (fris)drank
en/of een treetje, althans een hoeveelheid bier, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan cafetaria [naam] en/of [slachtoffer B], in elk
geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
(incident 2, pag. 51)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bevoegdheid rechtbank
Door de raadsman is aangevoerd dat de rechtbank niet bevoegd is inzake de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, nu het gaat om feiten die niet in het arrondissement Zutphen, maar in Duitsland zijn gepleegd.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Ingevolge artikel 5, eerste lid, sub 2, van het Wetboek van Strafrecht kan een feit, door een Nederlander in het buitenland gepleegd, in Nederland worden vervolgd indien het gaat om een misdrijf en op het feit ook in het land waar het is begaan, straf is gesteld. Aan deze voorwaarden voldoen de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zij bevoegd is.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
Door de raadsman is voorts bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard inzake de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Allereerst heeft de raadsman hiertoe aangevoerd dat er geen sprake is van feiten waarvoor verdachte in Duitsland vervolgd kan worden, nu verdachte ten tijde van het plegen van de feiten nog geen 14 jaar oud was en de minimumleeftijd voor vervolging in Duitsland 14 jaar is. Ten tweede heeft de raadsman aangevoerd dat hij in het dossier enkel een rechtshulpverzoek met betrekking tot het overdragen van stukken heeft gezien, hetgeen naar zijn mening onvoldoende is voor overdracht van de strafzaken aan Nederland. Het rechtshulpverzoek voldoet naar zijn mening dan ook niet aan de daaraan gestelde eisen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het eerste punt dat door de raadsman is aangevoerd, dat het criterium voor de mogelijkheid tot vervolging van het strafbare feit in Nederland is of het gaat om een misdrijf waarop in het land waar het feit is gepleegd een straf is gesteld. Dit is het geval, zodat het Openbaar Ministerie bevoegd was de zaken aan te brengen en eveneens ontvankelijk is in de vervolging. Het feit dat verdachte, gelet op zijn leeftijd, in Duitsland niet vervolgd had kunnen worden, is geen omstandigheid die aan vervolging in Nederland in de weg staat.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het tweede punt dat door de raadsman is aangevoerd als volgt. In deze zaak doet zich voor de situatie dat de EU-rechtshulpovereenkomst de mogelijkheid biedt het verzoek rechtstreeks bij de justitiële autoriteiten van de staat die partij is bij de overeenkomst in te dienen. De toepasselijke verdragsregels zijn genoemd in het ingediende rechtshulpverzoek1.
Gelet op het bovenstaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs2
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven welke bewijsmiddelen daartoe per feit voorhanden zijn.
B. Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de feiten 1 tot en met 4.
C. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig én overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde.
Aangezien verdachte de feiten duidelijk en ondubbelzinnig ter terechtzitting heeft bekend, is hierna volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Feit 1:
- de aangifte door [slachtoffer G]3;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte G]4;
- de bekennende verklaring van verdachte5, welke verklaring hij ter terechtzitting heeft bevestigd;
Feit 2:
- proces-verbaal van politie, waaruit blijkt dat aangever[slachtoffer I] in Duitsland aangifte heeft gedaan6;
- een ondertekende verklaring van aangever7;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte B]8;
- de bekennende verklaring van verdachte9, welke verklaring hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Feit 3:
- proces-verbaal van politie, waaruit blijkt dat door [slachto[slachtoffer A] in Duitsland aangifte is gedaan10;
- een ondertekende verklaring van aangever11;
- een stamproces-verbaal van de Duitse politie12, waaruit blijkt dat de poging tot afpersing heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2010;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte B]13;
- de bekennende verklaring van verdachte14, welke verklaring hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Feit 4:
- de aangifte door [slachtoffer B]15;
- de bekennende verklaring van verdachte16, welke verklaring hij ter terechtzitting heeft bevestigd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 18 januari 2011 in de gemeente Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een handtas, toebehorende aan [slach[slachtoffer G],
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer G], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, met zijn mededaders,
die [slachtoffer G] van achteren is genaderd en heeft getracht die handtas uit de hand(en) van die [slachtoffer G] te trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 17 oktober 2010 te Oeding, Bondrepubliek Duitsland tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld [slachtoffe[slachtoffer I] heeft gedwongen tot de afgifte van Euro 20,--, toebehorende aan die [slachtoff[slachtoffer I]] welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en zijn mededader op korte afstand van die [slachtoffer I] zijn gaan staan en die [slachtoffer I] twee
messen hebben getoond en die [slachtoffer I] daarbij in de Duitse taal hebben toegevoegd: Geld,
geld, geld";
3.
hij op 20 oktober 2010 te Oeding, Bondsrepubliek Duitsland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachto[slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan die [slachtoffer A], immers hebben verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer A] gevolgd en zijn verdachte en zijn mededaders op korte afstand van die [slachtoffer A] gaan staan en heeft zijn mededader die [slachtoffer A] een mes getoond en die [slachtoffer A] daarbij in de Duitse taal toegevoegd:"Geld, geld, geld", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in de periode van 24 december 2010 tot en met 3 januari 2011 in de gemeente Winterswijk tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een cafetaria / viswinkel op/aan de [adres] heeft weggenomen blikjes/flessen frisdrank en een treetje bier toebehorende aan cafetaria [naam] en/of [slachtoffer B],
waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: poging tot diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 3: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte is een rapport d.d. 14 juni 2011 opgemaakt door drs. R.M. Mulder, GZ-psycholoog. Uit dit rapport komt, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren.
Bij verdachte is geen sprake van een ziekelijke stoornis. Wel is sprake van ouder-kind problematiek en anti-sociaal gedrag bij een adolescent en van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een gedragsstoornis NAO. Verdachte heeft moeite zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Ook is hij onvoldoende in staat gevoelens hierover met ouders te delen. Zijn vriendengroep speelde daardoor een te grote rol. Verdachte kan onvoldoende nee zeggen. Ook is sprake van een zekere spanningsbehoefte. Er is geen sprake van een sterk verstoorde gewetensontwikkeling. Verdachte kon zijn wil op grond van de gedragsstoornis echter niet overeenkomstig zijn meegekregen normen en waarden bepalen. Geadviseerd wordt hem in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog, te weten dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten was ten tijde van het plegen van de delicten, over en maakt deze tot de hare.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot de leerstraf Tools4U (35 uur, subsidiair 17 dagen jeugddetentie), een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie en een jeugddetentie van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering houdt.
De raadsman heeft gewezen op het feit dat er sinds het plegen van de feiten al veel is gebeurd. Door de vader van verdachte is aan slachtoffer [slachtoffer I] het weggenomen geld vergoed. Ook heeft verdachte excuusbrieven geschreven. Het gaat goed met verdachte. Hij werd ten tijde van de feiten onder druk gezet door een oudere jongen, hetgeen veel impact heeft gehad. Er moet ook rekening worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de te grote invloed van de vriendengroep. Er is hulpverlening opgestart voor verdachte en zijn ouders. De te volgen leerstraf is zwaar. Ook zal een zware straf gevolgen kunnen hebben doordat deze op de documentatie van verdachte komt te staan. Bepleit wordt een voorwaardelijke taakstraf op te leggen naast de leerstraf Tools4U.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot tasjesroof, een afpersing en een poging daartoe, gepleegd in Oeding met een of twee andere jongens en met bedreiging met messen en diefstal van frisdrank en bier uit een viswinkel, gepleegd met andere jongens. Met name de eerste drie feiten zijn zeer ernstig. Dergelijke feiten dragen bij aan het gevoel van onveiligheid op straat, met name bij degene die het overkomt, maar ook bij de mensen die later over het feit horen. De slachtoffers hebben ook aangegeven dat het gebeuren indruk op hen heeft gemaakt. Het slachtoffer van de afpersing in Oeding heeft aangegeven bang te zijn geweest toen het mes hem voorgehouden werd en het slachtoffer van de poging tot afpersing in Oeding geeft in zijn verklaring aan van streek te zijn geweest door het gebeuren.
Ook het vierde feit is kwalijk en getuigt van weinig respect voor het eigendom van anderen.
Ten voordele van verdachte spreekt het uittreksel uit de Justitiële Documentatie17, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts bij de strafoplegging rekening gehouden met eerdergenoemd psychologisch rapport, waarin wordt geadviseerd een taakstraf op te leggen en de voorwaarde te stellen dat verdachte zich gedurende het komende jaar houdt aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering. Onderdeel van de aanwijzingen zal moeten zijn dat gezinsbegeleiding wordt voortgezet en dat verdachte een taakstraf volgt waarbij aandacht wordt besteed aan slachtoffers en sociale vaardigheden.
De rechtbank heeft ook gelet op het rapport van de Jeugdreclassering d.d. 22 december 2011, waaruit, zakelijk weergegeven, blijkt dat verdachte zich in schorsingsperiode goed heeft gedragen en opengesteld. Thuis gaat het beter nadat hulpverlening vanuit Lindenhout is opgestart, waarbij wordt gewerkt aan de onderlinge relatie tussen verdachte en ouders. Veel doelen zijn inmiddels (deels) behaald. Het is van belang dat hulpverlening in het gezin blijft bestaan. Geadviseerd wordt de leerstraf Tools4U (lange variant met ouders), alsmede een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen met de maximale proeftijd en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven akkoord te gaan met het advies van de Jeugdreclassering.
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat er op verdachte druk werd uitgeoefend om strafbare feiten te plegen door een oudere jongen. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de zeer jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Ook heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte reeds zeer lange tijd in een schorsing van de voorlopige hechtenis loopt, gedurende welke schorsing hij en zijn ouders begeleiding hebben gekregen van de Jeugdreclassering, waaraan verdachte goed meegewerkt.
Alles afwegende, de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank aan verdachte de leerstraf Tools4U (lange variant met ouders) opleggen, een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie met aftrek van voorarrest en een jeugddetentie van 2 maanden. Deze jeugddetentie zal de rechtbank geheel voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt. Aan deze voorwaardelijke straf zal de bijzondere voorwaarde worden gekoppeld dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren.
Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer B], [plaats, adres] (rekeningnummer [cijfers]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 130,- gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Er is reeds € 450,- uitgekeerd aan glasschade en van de overige schade is geen bewijs overgelegd. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering met betrekking tot het glas dient te worden afgewezen, nu de glasschade niet is veroorzaakt door verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden in verband met de weggenomen blikjes frisdrank. De rechtbank schat de schade op € 20,-. Nu verdachte ten tijde van dat handelen de leeftijd van veertien jaren nog niet had bereikt, wordt de vordering - ingevolge het bepaalde in artikel 51g, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering - geacht te zijn gericht tegen zijn ouders, [ouders]g, wonende te [adres, plaats] (Duitsland) aan de [adres]. Deze zijn gehouden tot vergoeding van die schade, zodat de vordering, voor zover betrekking hebbende op de weggenomen blikjes frisdrank, tegen hen zal worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan derhalve het resterende deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1: poging tot diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 3: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 2 maanden;
* bepaalt, dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg, afdeling Jeugdreclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een leerstraf (de leerstraf Tools4U, lange variant met ouders) gedurende 35 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* veroordeelt, ingevolge artikel 51g, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de ouders van verdachte, [ouders]g, wonende te [adres, plaats] (Duitsland) aan de [adres] ten aanzien van feit 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], [plaats, adres] (rekeningnummer [cijfers]), van een bedrag van € 20,-, vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, tevens kinderrechter Schuurman en Prisse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Oosten-Boksem, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2012.
-----
1 Zaaksdossier 3, bijlage D
2 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0646 2011009615, Regio Noord- en Oost Gelderland, Team Winterswijk, gesloten en ondertekend op 23 juni 2011.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slach[slachtoffer G], p. 4-5
4 Proces-verbaal verklaring [medeverdachte G], p. 25-26 en 29
5 Proces-verbaal verklaring verdachte, p. 33-34
6 Proces-verbaal p. 404
7 Verklaring aangever, map 3, p. 11 van de bijlagen
8 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte B], p. 417
9 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 421
10 Proces-verbaal p. 432
11 Verklaring aangever, map 3, p. 23 van de bijlagen
12 zakendossier 3, bladzijde 2 van de bijlage
13 Proces-verbaal verhoor [medeverdachte B], p. 439-440
14 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 449
15 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 52
16 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 76
17 Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 november 2011