ECLI:NL:RBZUT:2012:BV1741

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-940420-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • A. Ouweneel
  • J. Aufderhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op winkel met geweld en bedreiging

Op 24 januari 2012 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man, die op 3 oktober 2011 samen met medeverdachten een gewapende overval heeft gepleegd op een winkel in Apeldoorn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, met gezichtsbedekkende kleding en een mes, de medewerkster van de winkel heeft bedreigd en gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer € 3.200,00. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de overval in scène gezet, waarbij de medeverdachte, die als filiaalmanager werkte, een cruciale rol speelde. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging met geweld en de aanwezigheid van een mes voldoende waren om te concluderen dat de medewerkster onder dwang heeft gehandeld. De verdachte heeft verklaard dat hij de overval heeft gepleegd om zijn schulden te betalen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om een schadevergoeding van € 1.000,00 aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de overval. De rechtbank heeft ook enkele in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940420-11
Uitspraak d.d. 24 januari 2012
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats, 1991],
wonende te [adres]
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Karelskamp te Almelo, Bornsestraat 333.
Raadsman: mr. G. Tuenter, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2012.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 oktober 2011 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] en/of [verdachte B] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer EURO 3.200,00), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] B.V., in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij -verdachte- en/of zijn mededader(s)
-met gezichtsbedekkende kleding (capuchon en/of zakdoek) het pand van [winkel] is/zijn binnengedrongen/binnengegaan en/of
-(vervolgens) tegen die [slachtoffer] en/of die [verdachte B] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld" en/of "Dit is een overval" en/of
-(vervolgens/daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op die [slachtoffer] en/of die [verdachte B] heeft/hebben gericht en/of aan die [slachtoffer] en/of die [verdachte B] heeft/hebben getoond;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS
hij op of omstreeks 03 oktober 2011 te Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer EURO 3.200,00), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [winkel] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en/of[verdachte B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij -verdachte- en/of zijn mededader(s)
-met gezichtsbedekkende kleding (capuchon en/of zakdoek) het pand van [winkel] is/zijn binnengedrongen/binnengegaan en/of
-(vervolgens) tegen die [slachtoffer] en/of die [verdachte B] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld" en/of "Dit is een overval" en/of
-(vervolgens/daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op die [slachtoffer] en/of die [verdachte B] heeft/hebben gericht en/of aan die [slachtoffer] en/of die [verdachte B] heeft/hebben getoond;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 03 oktober 2011 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op die [slachtoffer] gericht en/of aan die [slachtoffer] getoond, althans handelingen van gelijke dreigende aard of strekking;
artikel 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 03 oktober 2011 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer EURO 3.200,00), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
artikel 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 03 oktober 2011 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op die [slachtoffer] gericht en/of aan die [slachtoffer] getoond,
althans handelingen van gelijke dreigende aard of strekking;
artikel 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 3 oktober 2011, omstreeks 18.15 uur, vond er bij de [winkel], gevestigd aan het [adres] te Apeldoorn een overval plaats, waarbij de daders twee personeelsleden met messen hadden bedreigd en hen daarmee dwong tot afgifte van geld. De daders waren weggereden met een zwarte Peugeot. Naar aanleiding van de overval werd door meerdere surveillance-eenheden uitgekeken naar de daders en hun voertuig. Omstreeks 18.15 uur zag een politieagent de zwarte Peugeot met twee inzittenden in Apeldoorn rijden. De inzittenden, verdachte en medeverdachte [verdachte C], werden staande gehouden en in het voertuig werd een tas aangetroffen met daarin (zo wees later onderzoek uit) het weggenomen geld, twee messen en vermommingen, die bij de overval waren gebruikt. Hierop werden verdachte en medeverdachte [verdachte C] aangehouden.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft (primair) geconcludeerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde afpersing. Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer] en de verklaringen van verdachte en medeverdachten [verdachte B] en [verdachte C]. [slachtoffer] heeft het geld niet zelf afgegeven, maar het afgeven kan ook bestaan uit het gedogen dat iets wordt afgenomen. De officier van justitie heeft daartoe verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad, vindplaats NJ 1995, 46. Door de bedreiging met geweld heeft [slachtoffer] gedoogd dat het geld aan verdachte werd afgegeven, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde afpersing, nu dit niet kan worden bewezen. Er was sprake van een in scene gezette overval, waarbij medeverdachte [verdachte B] (en niet) [slachtoffer] het geld uit vrije wil zou overhandigen aan verdachte en medeverdachte [verdachte C]. Er wordt niet voldaan aan het bestanddeel 'dwingen tot afgifte', aldus de raadsman.
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit van de subsidiair ten laste gelegde diefstal. De handelingen van verdachte medeverdachte [verdachte C] zijn mogelijkerwijs slechts te duiden als medeplegen van verduistering, omdat -zo begrijpt de rechtbank het verweer- een van de daders, [verdachte B], het geld al uit hoofde van zijn functie rechtmatig onder zich had, maar dat is niet tenlastegelegd.
De meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging kan bewezen worden, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het dossier blijkt van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft op 4 oktober 2011 bij de politie onder meer het volgende verklaard.
Hij is op 3 oktober 2011 met medeverdachte [verdachte C] naar de [winkel] in Apeldoorn gereden. De auto werd geparkeerd op de parkeerplaats voor de achterdeur van de [winkel]. Tussen 18.10 uur en 18.15 uur ging de achterdeur open en de medewerkster van de [winkel] wilde naar buiten.3 Verdachte en [verdachte C] droegen een vest met een capuchon en hadden een rode zakdoek voor de mond. [verdachte C] had zijn capuchon op. Zij hadden beiden een mes bij zich. Het waren uitklapmessen met een legerprint. Verdachte had het mes van [verdachte C] gekregen. [verdachte C] en verdachte hadden de messen uitgeklapt. Verdachte hield het mes schuin voor zich, duidelijk zichtbaar voor de medewerkster van de [winkel]. Toen zij binnen waren, begon de medewerkster te schreeuwen en te duwen. Zij hielden haar tegen en verdachte deed de deur dicht.4 [verdachte C] zei dat zij geld wilden hebben. In het hok waar de kluis staat, ging de medewerkster op de stoel zitten en medeverdachte [verdachte B] deed de kluis open. Verdachte had de tas al aan [verdachte B] gegeven en die deed het geld in de tas en gaf de tas terug aan verdachte. Verdachte had één of twee keer gezegd: "geld". [verdachte B] had gezegd dat het ongeveer € 500,= per persoon zou zijn.5
Op 5 oktober 2011 heeft verdachte onder meer verklaard dat hij het mes pakte op het moment dat zij naar het hok liepen waar de kluis staat.6 7
Verdachte heeft ter terechtzitting voorts verklaard dat hij bij zijn verklaringen blijft die hij bij de politie heeft afgelegd. Voorts heeft hij verklaard dat zijn gezicht en dat van [verdachte C] bedekt waren. Toen de medewerkster rustiger werd, pakte hij zijn mes om dreigend over te komen. Hij had zijn mes in zijn hand en dit was opengeklapt. [verdachte C] schreeuwde naar de medewerkster. In het kantoor had zij haar hand onder het bureau. Toen [verdachte C] tegen haar schreeuwde, ging haar hand weer naar boven. [verdachte B] deed de kluis open en hij deed het geld in de tas.
Aangeefster [slachtoffer] heeft op 3 oktober 2011 bij de politie onder meer het volgende verklaard. Op 3 oktober 2011 omstreeks 18.15 uur zag aangeefster dat [verdachte B] buiten bezig was met de container. Zij zag dat achter hem twee jongens uit de auto stapten. Eén jongen had een capuchon op en hij trok een rood/witte zakdoek voor zijn mond en neus. Toen [verdachte B] binnenkwam, liepen de twee jongens eerst naar de muur van de winkel en daarna kwamen zij de deur van de [winkel] binnen. Aangeefster duwde de jongens weg, maar zij pakten haar vast om haar aan de kant te zetten. Zij had heel vaak gezegd dat zij eruit moesten. De jongens maakten haar duidelijk dat zij geld wilden hebben. [verdachte B] zei dat de jongens messen hadden. Daarop zag aangeefster dat beide jongens een mes in hun handen hadden.8
Voor het geld moesten zij naar het kantoor. Zij ging op een stoel zitten en probeerde de overvalknop in te drukken, maar dat lukte niet. [verdachte B] pakte het geld. Terwijl aangeefster de overvalknop zocht, vroeg de jongen met het donkere haar wat zij met haar hand deed en hij wees gelijk met het mes naar haar. De jongen met het blonde haar was samen met [verdachte B] met het geld bezig. [verdachte B] moest de kluis openmaken om bij het geld te komen. Hij pakte een sealbag. In die sealbag zat nog een sealbag, waarin € 2.700,-- zat. Die had [verdachte B] meegegeven. Nadat de jongens het geld hadden, moest aangeefster in het kantoor blijven. Zij deden de deur van het kantoor dicht. Zij bleef zitten omdat zij ook bang was dat zij haar dan wel met het mes zouden steken.9
Op 5 oktober 2011 heeft aangeefster bij de politie nog verklaard dat zij zich tijdens de overval veel had verzet. Zij probeerde de jongens de winkel uit te zetten. Als de jongen geen mes in zijn handen had gehad en niet met dat mes in haar richting had gewezen, dan had zij het alarm ingedrukt. Omdat de beide jongens een mes bij zich hadden en daarmee haar ook bedreigden besloot aangeefster om mee te werken aan de overval. Zij heeft [verdachte B] het geld laten afgeven. Naast de sealbag met € 2.700,= heeft [verdachte B] een bakje met daarin € 500,= meegegeven.10
Medeverdachte [verdachte B] heeft op 5 oktober 2011 bij de politie onder meer verklaard dat hij samen met aangeefster [slachtoffer] sedert een maand de winkel de [winkel] in Apeldoorn runde.11
Op 6 oktober 2011 heeft [verdachte B] bij de politie onder meer verklaard dat hij aan verdachte en medeverdachte [verdachte C] informatie van binnenuit over de winkel, de [winkel], en messen had gegeven. [verdachte B] werkte op 3 oktober 2011 bij de [winkel] in Apeldoorn. Om 18.10 uur deed hij de deur open en terwijl hij de kliko van buiten ophaalde, stapten verdachte en [verdachte C] uit de auto. [verdachte B] zette de kliko binnen en verdachte en [verdachte C] kwamen ook binnen. Zijn collega, [slachtoffer], begon één van de jongens te duwen en de andere jongen stond gelijk met het mes naar [verdachte B] toe. Zij liepen naar het kantoor waar de kluis stond en [slachtoffer] ging op de stoel zitten. [verdachte B] heeft de kluis geopend en het geld in de tas gedaan. Daarna hebben verdachte en [verdachte C] de deur dicht gedaan en zijn weggegaan. Hij had € 2.700,-- en het wisselgeldbakje met € 500,-- in de tas gedaan.12
Verdachte, [verdachte C] en [verdachte B] hadden afspraken gemaakt over het geld.13 [verdachte C] wilde € 500,-- hebben. [verdachte B] had gezegd dat hij het niet voor minder dan € 1.000,-- zou doen. [verdachte C] en verdachte zouden ieder € 500,= en [verdachte B] € 1.000,= krijgen.14
Medeverdachte [verdachte C] heeft op 4 oktober 2010 bij de politie onder meer het volgende verklaard.
[verdachte C] heeft op 3 oktober 2010 de winkel, de [winkel] in Apeldoorn overvallen. Hij en verdachte wilden geld hebben. Medeverdachte [verdachte B] kwam met het plan om de winkel te overvallen en [verdachte C] en verdachte hebben hiermee ingestemd.15 Hij en verdachte zouden ieder € 500,-- krijgen. [verdachte B] wilde meer omdat hij als filiaalmanager van de [winkel] tussen de € 500,-- en € 1.000,-- eigen risico zou moeten betalen.16
Tijdens de overval droegen [verdachte C] en verdachte een vest met een capuchon en zij hadden een bandana voor hun mond en neus.17 Zij hadden ook allebei een mes bij zich. Het waren messen met een legerprint. Met de messen in hun hand, gingen [verdachte C] en verdachte de winkel binnen via de deur die openstond. De medewerkster van de [winkel] werd naar achteren gewerkt. Zij was agressief en begon te duwen. [verdachte C] en verdachte zeiden dat zij rustig moest worden. Zij deden het licht aan en zij liepen allemaal naar de kluis. Verdachte zei iets van: "Geld nu" of woorden van gelijke strekking. Hij herhaalde het een aantal keren. [verdachte C] had het mes opengeklapt toen de achterdeur van de winkel dicht was. Verdachte klapte zijn mes toen ook open. Toen werd de medewerkster rustig. Zij lieten het mes zien en hielden het voor zich, een beetje omhoog.
[verdachte B] opende de kluis.18 In het kantoortje ging de medewerkster op een stoel zitten. Op een gegeven moment zag [verdachte C] dat zij met haar arm onder het bureau zat. Hij dacht dat zij de alarmknop had ingedrukt. Hij vroeg aan haar wat zij met haar arm deed. Toen haalde zij haar arm onder het bureau vandaan. [verdachte C] had al die tijd zijn mes in zijn hand. [verdachte B] deed een trommeltje in de tas die aan hem was gegeven. [verdachte C] en verdachte zeiden dat [verdachte B] en de medewerkster in het kamertje bij de kluis moesten blijven. [verdachte C] sloot toen de deur. Verdachte had de tas bij zich en in de auto gaf hij deze aan [verdachte C].19
Op 5 oktober 2010 heeft [verdachte C] nog verklaard dat zij het mes hadden meegenomen omdat het dan makkelijker zou gaan en dat zij wat dreigender zouden overkomen. In de winkel pakte [verdachte C] zijn mes uit zijn zak. Toen de medewerkster het mes zag, werd zij rustiger. De medewerkster duwde en schreeuwde dat zij weg moesten gaan. Daarna pakte [verdachte C] het mes.20
Door [naam], rayonmanager van de winkelketen [winkel] , is op 6 oktober 2011 desgevraagd telefonisch verklaard namens de benadeelde [winkel] B.V., gevestigd [adres] te Apeldoorn, aangifte te willen doen in aanvulling op de aangifteverklaring van [slachtoffer] en dat het weggenomen geldbedrag geheel in eigendom toebehoort aan [winkel] B.V..21
Anders dan de raadsman komt de rechtbank op grond van vorenstaande bewijsmiddelen tot de
conclusie dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
Nadat aangeefster [slachtoffer] zich verbaal en fysiek had verzet tegen de binnenkomst van
verdachte en diens medeverdachte [verdachte C], zag zij dat verdachte en diens medeverdachte een mes bij zich hadden. Voorts heeft medeverdachte [verdachte C] in het kantoor waar de kluis stond met diens mes in haar richting gewezen, toen zij haar hand onder tafel had om de alarmknop in te drukken. Beide situaties waren voor aangeefster aanleiding om geen verdere actie te ondernemen en de afgifte van het geld te gedogen. Onder deze omstandigheden is van afpersing, van dwingen tot afgifte, sprake. Dat conform het plan, zoals door verdachte tegenover de politie verklaard22, niet [slachtoffer] maar [verdachte B], die (als 'uitlokker' van de overval) in het complot zat, het geld feitelijk heeft afgegeven, maakt dat niet anders. Het verweer van de raadsman wordt aldus verworpen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Primair:
hij op 03 oktober 2011 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (EURO 3.200,00), toebehorende aan [winkel] B.V.
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
hij -verdachte- en zijn mededader
-met gezichtsbedekkende kleding (capuchon en/of zakdoek) het pand van [winkel] zijn binnengegaan en
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer] en [verdachte B] hebben geroepen/gezegd: "Geld" en
-(vervolgens/daarbij) een mes op die [slachtoffer] hebben gericht en aan die [slachtoffer] en die [verdachte B] hebben getoond.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Primair: Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met twee strafverzwarende omstandigheden, te weten dat zij de overval met z'n tweeën hebben gepleegd en dat zij vermomd waren. Voorts heeft zij rekening gehouden met het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt en waarin wordt geadviseerd om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen als stok achter de deur voor verdachte om zich niet opnieuw aan een dergelijk feit schuldig te maken. Ten voordele heeft de officier van justitie rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte, het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest en met de rol die hij heeft gespeeld ten opzichte van de medeverdachten. Hij is niet de initiator geweest. Wel heeft hij zonder aarzelen 'ja' gezegd en het vervoer, de auto van zijn vader, geregeld.
De raadsman heeft bepleit verdachte een forse werkstraf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, mede gelet op de rol van verdachte in deze strafzaak. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf brengt met zich dat hij zijn studie niet kan voortzetten en hij een extra jaar studieschuld zal opbouwen. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat een elektronisch toezicht zou kunnen worden opgelegd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich samen met medeverdachte [verdachte C] schuldig heeft gemaakt aan een overval op de [winkel] in Apeldoorn, waar een andere medeverdachte, [verdachte B], werkzaam was. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de overval in scène gezet. Door bedreiging met geweld hebben verdachte en medeverdachte [verdachte C] een medewerkster van de winkel gedwongen tot afgifte van geld. Verdachte en medeverdachte [verdachte C] hebben daarbij van huis meegenomen messen gebruikt.
Verdachte heeft het feit gepleegd, omdat hij naar eigen zeggen een schuld (van € 400,=) had openstaan bij zijn ouders en hij de beschikking over meer geld wilde hebben. Hoewel er diverse momenten zijn geweest, waarop hij van (verdere) deelname aan de overval had kunnen afzien, heeft hij met zijn medeverdachten hun plan geheel uitgevoerd. Kwalijk is daarbij dat zelfs niet het geplande gebruik van een mes om dreigend over te komen een rem voor verdachte is geweest. Voorts heeft hij gezorgd voor vervoer, de auto van zijn vader, en voor een andere kentekenplaat kennelijk om herkenning te voorkomen.
Verdachte heeft met zijn handelwijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Een dergelijke overval behoort tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maakt op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen daarvan veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich laten leiden door hun zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van hun handelen voor het slachtoffer. Op een dergelijk feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met diens jeugdige leeftijd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte een first offender is.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de over verdachte opgemaakte rapporten van de Reclassering. In het rapport van de reclassering van 21 december 2011 is vermeld dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag en wordt geadviseerd om een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden geen bijzondere voorwaarden geadviseerd. Een voorwaardelijke gevangenisstraf kan als stok achter de deur dienen om zich niet opnieuw aan een dergelijk strafbaar feit schuldig te maken.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk opleggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan de voorwaarden wordt een proeftijd van twee jaren gekoppeld.
De op te leggen straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank heeft bij haar straftoemeting als uitgangspunt genomen de LOVS-oriëntatiepunten: het oriëntatiepunt met betrekking tot een overval van een winkel met licht geweld/bedreiging is twee jaar gevangenisstraf onvoorwaardelijk. De hierboven genoemde omstandigheden ten voordele van verdachte wegen voor de rechtbank dusdanig zwaar dat zij daarin voorts in het bijzonder aanleiding ziet om tot oplegging van voormelde straf te komen.
In beslag genomen voorwerpen
Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de rechtbank over de volgende in beslag genomen goederen dient te beslissen, te weten 1 tas, 2 messen, 1 boerenzakdoek en een baseballcap (nrs. 1 tot en met 4 op de beslaglijst).
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze in beslag genomen voorwerpen het volgende gevorderd:
- verbeurdverklaring van 1 tas, 1 boerenzakdoek en een baseballcap (nrs. 1, 3 en 4 op de
beslaglijst);
- onttrekking aan het verkeer van 2 messen (nr. 2 op de beslaglijst).
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het primair bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank heeft hierbij, mede gezien het verhandelde ter terechtzitting, gelet op het bepaalde in artikel 33a, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met behulp waarvan het primair bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,-- (immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, gevoegd in het strafproces ten aanzien van tenlastegelegde.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte -hoofdelijk- naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is derhalve tot een bedrag van € 1.000,-- voor toewijzing vatbaar. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 3 oktober 2011.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 2 messen (nr. 2 op de beslaglijst);
* verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een tas (nr. 1 op de beslaglijst);
- een boerenzakdoek (nr. 3 op de beslaglijst) en
- een baseballcap (nr. 4 op de beslaglijst).
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], bankrekeningnummer [nummer] van een bedrag van € 1.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2011 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 1.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2011, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Ouweneel en Aufderhaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2012.
Mrs. Van der Hooft en Aufderhaar zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0620 2011 139 427, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, Regionale recherche, gesloten en ondertekend op 27 oktober 2011 door P.W. Krassenburg.
2 (Stam)proces-verbaal, p. 6.
3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 63.
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 65.
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 65 en 66.
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 69.
8 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 114 en 115.
9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 116.
10 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 120.
11 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte B], p, 91.
12 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte B], p, 98.
13 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte B], p, 98
14 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte B], p, 99
15 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte C], p. 78.
16 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte C], p. 79.
17 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte C], p. 79.
18 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte C], p. 80.
19 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte C], p. 81.
20 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte C], p. 84
21 Proces-verbaal van bevindingen, p. 172 en 173
22 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p, 64.